TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Jagdpanzer IV

Let op: dit artikel is aan herziening toe. Wilt u ons helpen met het (her)schrijven van dit artikel, neem dan contact op met de redactie.

Ontwikkeling.
Ondanks dat de Jagdpanzer IV een zeer succesvolle vinding was, was Heinz Guderan als inspecteur van de pantsertroepen fel gekant tegen dit project. Hij was één van de weinigen die al in een vroeg stadium inzag dat de alsmaar groeiende diversiteit aan voertuigen een te zware belasting voor de oorlogsindustrie van Duitsland zou vormen. Omdat de Jagdpanzer IV gebaseerd was op het chassis van de PzKpfw IV zouden er dus minder voertuigen van dat laatste type geproduceerd kunnen worden. Guderian was een voorstander van het produceren van zoveel mogelijk tanks van 1 type.

Desalniettemin werd er door het Waffenamt (het wapenbureau) van de Wehrmacht in december 1942 een tankjager besteld die aan de volgende specificaties moest voldoen:

- 100 mm frontpantser.
- 4 man bemanning.
- Een laag profiel.
- Als hoofdbewapening het 75mm L70 kanon (dat ook op de PzKpfw V Panther zou worden geplaatst).

Het moest een voertuig worden dat de Nashorn en andere tankjagers kon vervangen. Deze voertuigen waren niet voldoende gepantserd en konden geen enkele weerstand bieden aan een echte tegenaanval. De Jagdpanzer IV kon dit wel. De eerste reeks voertuigen had twee MG 42 machinegeweren en het was de eerste tankjager die aan alle kanten volledig bepantserd was. De machine moest dekking kunnen bieden aan oprukkende infanterie maar ook zelfstandig een tegenaanval met tanks af kunnen slaan.

De Jagdpanzer IV droeg in eerste instantie de naam "Sturmgeschütz neuer Art mit 75mm PaK L/48 auf Fahrgestell PzKpfw IV (Sd.Kfz.162)", maar dit werd later de Jagdpanzer VI. Wegens een tekort aan L70 kanonnen werden de eerste voertuigen met het L48 of L43 kanon uitgevoerd. Deze iets minder krachtige wapens vinden we ook terug op de Pzkfw IV. De Jagdpanzers zouden de rol van de Sturmgeschütz moeten overnemen als voertuig ter bescherming van infanterie tegen tanks of als onafhankelijke tankjagers. De Stug III had zijn sporen inmiddels verdiend, maar bleek niet langer opgewassen tegen de tanks die door de geallieerden werden ingezet. Zo ontbrak het de Stug aan het van de T34/76 afgekeken hellende pantser en voldeed het PzKpfw III chassis ook niet langer.

In dit stadium van de oorlog bemoeide Adolf Hitler zich met de ontwikkeling van zo'n beetje al het oorlogsmaterieel en daarom was hij in oktober van 1943 persoonlijk aanwezig bij de presentatie van het eerste prototype en hij was onder de indruk van deze tankjager. In december 1943 begon Vomag de productie van de Jagdpanzer IV.

De allereerste serie had afgeronde hoeken aan het frontpantser en herbergde het 75 mm L43 kanon. In januari 1944 begon de productie op gang te komen met het L48 kanon, terwijl hard werd doorgewerkt aan het ontwerp met het L70 kanon. Ook zorgden de noodzaak tot kleine aanpassingen in het ontwerp voor een vertraging van de productie. Daarom werd het bovenwerk van de Sturmgeschutz III op het chassis van de PzKpfw IV geplaatst om toch het grote aantal voertuigen dat benodigd was te kunnen produceren. Dit werd de Sturmgeschütz IV en nog meer diversiteit in het wagenpark van de Wehrmacht was het gevolg.

Tijdens de zomer van 1944 was men eindelijk zover dat het L70 kanon in de Jagdpanzer IV geplaatst kon worden. In totaal werden er tussen januari en november 1944 zo'n 770 Jagdpanzer IV's geproduceerd met de L48 en L43 kanonnen. Vanaf augustus 1944 werden zowel bij Vomag als bij Alkett Jagdpanzers gemaakt. Beiden met het 75mm L70 kanon. Vandaar dat bij de aanduiding de letters 'A' en 'V' de respectievelijke fabrieken aanduiden. Bij Vomag kwamen 935 en bij Alkett 280 Jagdpanzers van de lopende band rollen. Een goed voorbeeld van de soms belachelijke interventies van Hitler in de oorlogseconomie was zijn order in augustus 1944 om aan het einde van het jaar te stoppen met de productie van de Panzerkampfwagen IV tank en deze productiecapaciteit te gebruiken voor het maken van Jagdpanzer IV's. Guderian gebruikte zijn invloed als inspecteur van het pantserwapen om hier een stokje voor te steken. De productieaantallen van de Jagdpanzer IV kwamen dan ook nooit aan de 800 stuks per maand die Hitler had bevolen.

Er waren enige verschillen tussen de A en V varianten. Zo was de door Alkett gemaakte Jagdpanzer 50 cm hoger (1.85 m tegen 2.35 m) omdat een onaangepaste versie van het chassis van de PzKpfw IV Ausf. H / J gebruikt werd. Ook de verticale elevatie van het kanon was in deze variant beperkt door het gebruik van een onaangepast chassis. De productie verliep wel iets sneller bij Alkett en ook de munitiecapaciteit lag maar liefst 30 granaten hoger. Ook van de Jagdpanzer IV werd een "Befehlswagen" gemaakt, een variant met 5 bemanningsleden, één meer voor de bediening van de extra radio apparatuur die in de machine was bijgeplaatst.

Jagdpanzer IV in aktie
De Jagdpanzer IV kreeg als bijnaam "Guderians eend". Deze niet echt flatterende bijnaam was te danken aan het feit dat de Jagdpanzer IV in open terrein moeilijk te besturen was. Het gewicht aan de voorkant was hier debet aan, het zware kanon en de dikke frontale pantserplaat maakte het manoeuvreren met het voertuig erg moeilijk. Door het uitzonderlijk lage profiel voor die tijd kwam men zelfs voor het probleem te staan dat het kanon af en toe in de grond bleef steken wanneer een heuvel werd opgereden. De vlammendemper aan het uiteinde van het kanon vormde een ander probleem: deze zat zo dicht bij de grond dat een enorme stofwolk het gevolg was van elk salvo. Deze problemen werden verholpen door plaatsing van volledig metalen wielen aan de voorzijde, een speciale beugel op het kanon tijdens manoeuvres en het weglaten van de vlammendemper.

De vuurdoop van de Jagdpanzer IV's was in Italie als onderdeel van de Herman Göring pantserdivisie en ze voldeden aan de verwachtingen. In een defensieve strijd die relatief traag verloopt is de Panzerjager IV in zijn element, zeker als er veel bebossingen zijn om zich te verschuilen en te wachten tot een vijandelijke tank zijn flank of achterkant laat zien om dan toe te slaan. Het grote probleem van alle Jagd- en Sturm-varianten ten opzichte van de panzers was dat ze een koepel als op een echte tank ontbeerden. Een tank kan heel snel naar elke gewenste richting schieten, maar een voertuig als de Jagdpanzer kan slechts een heel klein beetje het kanon heen en weer zwenken om te richten. Verder draaien kan alleen door het complete voertuig in beweging te zetten. Maar Duitsland had in 1944 hoofdzakelijk behoefte aan heel veel voertuigen die tanks zoals de T34/76 en de M4 Sherman konden uitschakelen. En voor elke twee tanks die werden geproduceerd konden drie zelfrijdende kanonnen zoals de Jagdpanzers en de Sturmgeschützen gemaakt worden. Dit zou niet gelden voor de dure en zware tankjagervarianten op de PzKpfw VI Tiger en PzKpfw V Panther.

Ook aan het Oosfront werd de Jagdpanzer IV ingezet: de 5e en 6e pantserdivisie kregen hem toegewezen. En in Normandie waren zo'n 60 Jagdpanzer IV's als onderdeel van de 9e, de "Panzer Lehr" en de "Hitlerjugend" pantserdivisies in aktie. Tijdens het Ardennenoffensief werden 137 van deze voertuigen ingezet. Toen bleek dat deze machines ongeschikt waren voor de aanval. In het open terrein en bij snel wijzigende posities waren ze geen partij voor echte tanks. De Jagdpanzer haalde nooit de vereiste 100 mm bepantsering: daar was het chassis te licht voor, zeker in combinatie met het zware L70 kanon. Wel werd een groot probleem opgelost dat bij de Sturmgeschütz III sterk naar voren kwam. De nieuwe affuit van het kanon werd de Saukopf (varkenskop) genoemd. Het is het punt voorop de tank waar het kanon aan de romp bevestigd is en waar relatief vaak vijandelijke schoten inslaan. Deze Saukopf-affuit was helemaal afgerond en leek inderdaad op een varkenskop, granaten ketsten er dan ook heel gemakkelijk van af.

Andere heel bekende pantserjagers die door Duitsland werden ontwikkeld, waren de zware Jagdpanther en Jagdtiger maar ook de lichte Hetzer op het PzKpfw 38(t) chassis was bijzonder effectief. Het probleem met de Jagdpanzers, op welke tank dan ook gebaseerd, was dat er te weinig van geproduceerd konden worden. Daarom is hun rol dan ook vrij beperkt gebleven.

Technische gegevens Jagdpanzer IV:

Jagdpanzer IV (standaard) Jagdpanzer IV L70 (A/V)
24.000 kg 25.800 kg
4 man 4 man
Maybach HL 120 TRM Maybach HL 120 TRM
weg:40 km/u
terrein:18 km/u
weg:35 km/u
terrein:18 km/u
weg: 210 km
terrein:130 km
weg: 210 km
terrein:130 km
Lengte: 6.85 m
Breedte: 3.17 m
Hoogte: 1.85 m
Lengte: 8.50 m
Breedte: 3.17 m
Hoogte: 2.35 m / 1.85 m
75 mm L43 / L48 + 2 MG42 75 mm L70 + 1 MG42
max. 90 x 75mm + 1200 MG max. 60 x 75mm + 1200 MG
max. 60mm max. 80mm

Definitielijst

geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
infanterie
Het voetvolk van een leger (infanterist).
kanon
ook bekend als Kanone (Du) en Gun (En). Wordt vaak gebruikt om allerlei geschut aan te duiden. Eigenlijk slaat de term op vlakbaan geschut. Wordt gekenmerkt door een langere loop en grotere dracht.

Afbeeldingen

Jagdpanzer IV/L48
Jagdpanzer IV/L48
Jagdpanzer IV/L70