TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    ‘Volgepropt met nazi-ideeën, vriend van alles wat Duits was’

    In de nacht van 17 op 18 juni 1943 ontstond er een brand in het gemeentehuis van Exloo (Drenthe). Het was een poging van een plaatselijke verzetsgroep – Knokploeg De Hondsrug – om het complete bevolkingsregister te vernietigen. De aanslag liep op alle mogelijke manieren verkeerd en het beoogde resultaat werd vooral door het actieve ingrijpen van de plaatselijke brandweer niet gehaald. De Duitsers, met de fanatieke nationaalsocialiste boer Pier Nobach als tipgever, gids en chauffeur, arresteerden een maand later vijf mannen en beschuldigden hen van ‘terrorisme’. Ze werden vastgezet in het Huis van Bewaring in Assen. Na een periode van gewelddadige verhoren werden ze op 20 september 1943 gefusilleerd. Hun nabestaanden moesten in de krant lezen dat de vijf mannen waren doodgeschoten. Formeel werden zij nooit geïnformeerd.

    Wie was die Pier Nobach eigenlijk? Waarom werd een boer uit Doezum een fanatieke Duitsgezinde handlanger van de bezetters? Aan welke misdrijven maakte hij zich schuldig? Wie waren zijn slachtoffers? Werd hij na de oorlog gestraft voor zijn gedrag tijdens de bezetting?

    Dit artikel is een verkorte versie van een hoofdstuk uit het boek "In dienst van de nazi's" van Paul van de Water.


    Portretfoto van Nobach. Bron: BeeldbankWO2, beeldnummer 126685

    Definitielijst

    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.

    Levensloop

    Jeugd en vooroorlogse jaren

    Pier Nobach werd op 11 september 1882 geboren in Opende, gemeente Grootegast (Westerkwartier, provincie Groningen). Hij was het vierde kind van Hermanus Nobach en Martje Folkerts Bijma. Zijn vader was handelaar in matten en zijn moeder runde het gezin dat uiteindelijk tien kinderen telde. Zoals vrijwel iedereen in Opende leefde de familie Nobach in uiterst armoedige omstandigheden. Het gezin was belijdend lid van de gereformeerde kerk. Pier genoot net als de meeste van zijn dorpsgenoten weinig tot geen opleiding. Onderwijs werd als onbelangrijk beschouwd en Pier had ook helemaal geen zin om naar school te gaan. Na een paar maanden lager onderwijs, hield hij het voor gezien. Hij ging liever werken bij de boer. Aangezien er weinig werk was voor boerenknechten ging hij vanaf zijn veertiende vaak naar Duitsland om daar als melkknecht te werken.


    Het soort huis waarin Nobach woonde. Bron: Groninger Archieven, fotograaf P.B. Kramer. Beeldnummer 818_12035

    Nobach stond bekend als agressief, driftig en als iemand met losse handen. Zijn repertoire van scheldwoorden was welhaast legendarisch. Hij werd in 1898 wegens mishandeling veroordeeld tot twee dagen hechtenis. Daarna stond hij zowel in Nederland als in Duitsland nog verschillende keren voor de rechter. Het ging telkens om geweldpleging en bedreiging. Zijn zwaarste straf was zes maanden hechtenis.

    In Opende waren overmatig drankgebruik en vechtpartijen niet uitzonderlijk, het behoorde in zekere zin tot de plaatselijke cultuur. Dat stevige drinken gold in ieder geval ook voor Pier Nobach. Daarnaast was hij een beruchte vechtersbaas en een vermaard ‘bekkensnijder’. Dat is een soort van vechtsport die vooral populair was op het Groningse platteland. Het is een gevecht tussen twee mannen gewapend met messen zonder punt. De bedoeling van het bekkensnijden was om het gezicht van de tegenstander toe te takelen. Het werd vaak gebruikt om geschillen op te lossen. Een door littekens ontsierd gezicht dwong respect af. Het was bewijs dat iemand het gevecht niet uit de weg ging.

    In een naoorlogs rapport over illegale activiteiten in Doezum tijdens de bezetting staat de volgende uitspraak over Nobach:

    ‘Van jongs af aan stond Pier Nobach in Opende, zijn ouderlijke woonplaats, bekend als bekkensnijder en kroegloper, de schrik van het dorp. (...) Hij gapte alles wat hij bij elkaar kon krijgen (...)’

    Tijdens een werkperiode in Duitsland leerde Nobach zijn toekomstige vrouw Elisabeth Borgards kennen. Zij werkte in Osterath als fabrieksarbeidster. Zijn moeder hoopte dat Pier snel zou trouwen, want dan zou hij rust vinden en niet meer met Justitie in aanraking komen. Ze trouwden in 1907 in Grootegast en daarna brak een periode aan van afwisselend werken in Duitsland en Nederland. Ze kregen twee kinderen, Johann (1907) en Herman (1916). Meteen na het huwelijk gingen Pier en zijn vrouw terug naar Duitsland.


    Nobach met zijn vrouw Elisabeth Borgards. Bron: Privé-archief Jasper Keizer

    Als melkknecht verdiende Nobach veel geld in Duitsland, maar door de economische crisis van 1923 had het Duitse geld niet veel waarde meer. Aangezien de economische situatie in Duitsland en Nederland steeds slechter werd, vertrok Nobach in 1924 met zijn vrouw en zijn jongste zoon naar Amerika. Zijn emigratie betaalde hij door een lening bij zijn oudere broer Folkert af te sluiten. Hij werd daar boer en dat deed hij niet zonder succes. Hij pachtte twee boerderijen in Lynden (Washington) en groeide daar naar eigen zeggen uit tot ‘the biggest farmer around’. In 1936 kwam het gezin Nobach om onbekende redenen terug naar Nederland. Er circuleerden wel vage geruchten dat hij in Amerika misdrijven had gepleegd en dat hij daarom weg moest, maar daar is nooit bewijs voor gevonden.

    In Amerika was het Nobach niet slecht gegaan, want hij had geld genoeg om de schulden bij zijn broer af te betalen en om een dure Amerikaanse auto mee te nemen naar Nederland. Het gezin ging eerst in Kornwerd wonen maar op 19 mei 1937 kocht Nobach een boerderij in Doezum. Daar leefde hij met vrouw en kinderen een teruggetrokken en onopvallend bestaan. De armoede van zijn jeugd had hij definitief achter zich gelaten. Hij vond het meer dan prettig om iedereen te laten zien dat hij geld genoeg had en dat hij het zich kon veroorloven om in een grote Amerikaanse auto te rijden. Met zorgvuldig gespeelde onverschilligheid liet hij ook aan iedereen zien dat hij een aantal gouden tanden in zijn gebit had laten zetten. Deze snoeverij maakte hem in de lokale gemeenschap niet echt populair.

    Mede onder invloed van zijn vrouw en zijn Duitse schoonfamilie ontwikkelde Nobach steeds meer sympathie voor Duitsland en in het bijzonder voor Adolf Hitler en het nationaalsocialisme. Hij werd via zijn broer Folkert al vroegtijdig lid van de NSB. Nobach droeg zijn nationaalsocialistische overtuiging ook over aan zijn kinderen. Zo meldde zijn oudste zoon Johann zich kort na de Duitse inval aan bij de Waffen-SS om aan het Oostfront te vechten.

    Fanatieke nazi

    Pas toen de Duitsers Nederland binnenvielen, trad Nobach naar buiten als een fanatieke nazi die ervan overtuigd was dat het nationaalsocialisme voor Nederland en haar inwoners het beste was. De Nederlandse samenleving moest volgens Nobach ingericht worden naar Duits model. Hij bleek ook een vurig voorstander te zijn van de samenvoeging van Nederland, Luxemburg en Vlaanderen als onderdeel van het Groot-Germaanse Rijk. Wie het nationaalsocialisme in de weg stond was een vijand van het Duitse rijk en moest hardhandig gestraft worden. In een naoorlogs rapport van het plaatselijk verzet in Doezum werd in dit verband het volgende over Nobach geschreven:

    ‘Een eerzuchtig mens, volgepropt met nazi-ideeën, vriend van alles wat Duits was. Vijand van alle goed gereformeerden (...) want hij zag in het gereformeerde volksdeel het felste verzet tegen hun [bedoeld wordt de nationaalsocialisten, PvdW] heidense beginselen.’

    De broer van zijn echtgenote werd Ortskommandant in Groningen en daardoor kreeg Nobach een steeds betere relatie met de Duitsers en vooral met de Sicherheitsdienst (SD). Hij was min of meer bevriend met Robert Lehnhoff, hoofd van de Sicherheitspolizei in Groningen. Medewerkers van de SD kwamen zelfs regelmatig bij hem thuis. De drank vloeide dan rijkelijk. Hij werd een nuttige informant van de SD en hij hielp bij arrestaties. Hierdoor kreeg hij invloed op en macht over zijn omgeving, maar werd hij ook steeds meer gehaat. Na de oorlog verklaarde SD-medewerker Zacharias Sleijfer dat Nobach in het Scholtenhuis arrestanten hardhandig verhoorde. Hij voegde hieraan toe:

    ‘Nobach is een man, die als een dolle hond door zijn omgeving rende om slachtoffers te maken. Hij moet als zeer gevaarlijk worden gekwalificeerd.’

    Overigens stond Zacharias Sleijfer bekend als een leugenaar met kilo’s boter op zijn hoofd en als een man die er alle belang bij had andere collaborateurs zo ongunstig mogelijk af te schilderen en wel zodanig dat hij er zelf onschuldiger door leek.

    Liquidatie

    Nobachs uitstekende relatie met de bezetter en de daaraan verbonden informele machtspositie leidde ertoe dat hij min of meer vrij spel had. Hij terroriseerde zijn omgeving door mensen te bedreigen, te intimideren, te mishandelen en te arresteren. Het plaatselijk verzet vond hem een groot gevaar. De lokale verzetsgroep van Drachten en Sneek kreeg van de regionale verzetsleiding de opdracht om Nobach te liquideren. Aanvankelijk was het de bedoeling om hem uit zijn huis te ontvoeren en dan dood te schieten. Zijn boerderij lag echter afgelegen en was goed beveiligd, waardoor het onmogelijk was om ongemerkt het huis te benaderen. Bovendien stond Nobach bekend als een schietgrage man die bij het vermoeden van onraad al begon te schieten. Verschillende pogingen om hem op een andere locatie dood te schieten mislukten. De verzetsgroep ontdekte door observaties dat Nobach elke morgen naar een nabijgelegen weiland ging om zijn koeien te melken. Uiteindelijk werd besloten om hem daar op 30 oktober 1943 's ochtends vroeg te doden. Ook die poging mislukte. Op de betreffende dag melkte namelijk zijn jongste zoon Herman de koeien. Het moordcommando had dat in de gaten en wilde daarom vertrekken. Ze werden echter gezien door Herman. Er ontstond een handgemeen en daarbij werd de jongste zoon van Nobach doodgeschoten. De verzetsbeweging zou een zware prijs betalen voor deze mislukte aanslag.


    Overlijdensadvertentie van Herman Nobach uit de Volk en Vaderland van 5 november 1943.

    Nobach was diep getroffen door de dood van zijn zoon. Diezelfde dag ontspoorde hij volledig: hij schoot in het wilde weg met zijn pistool op voetgangers en de streekbus. Blijkbaar was Nobach geen goede schutter want er raakte niemand gewond. Hij bedreigde ook twee politiemannen. Van de SD kreeg de politie opdracht om Nobach tot rust te manen, maar ze kregen geen toestemming om hem te ontwapenen. Vanwege zijn bizarre gedrag na de liquidatie en om de plaatselijke rust te herstellen werd Nobach door de SD 'geïnterneerd' in Sint-Michielsgestel. Hij mocht daar wel vrij rondlopen en zijn vrouw was in die periode meer wel dan niet bij hem. Na twee weken mocht hij weer naar huis. Het leek de bevelvoerders van de SD in Groningen verstandig om een adjudant dan wel lijfwacht aan Nobach te koppelen. In eerste instantie was dat de Duitse SD-medewerker Julius Nachbauer en later werd ook de landwachter Tjipke de Boer aan Nobach toegevoegd. Zij moesten Nobach beschermen en assisteren bij diens werk als SD-medewerker. Tegelijkertijd moesten zij er ook voor zorgen dat Nobach niet ontspoorde. Die kans was niet denkbeeldig, want Nobach was zwaar aan de drank geraakt. Na de oorlog vertelde zijn vrouw daarover aan de psychiater die Nobach in opdracht van zijn advocaten onderzocht:

    ‘Als mijn man drank op heeft, is het net of de duivel in hem zit, in de oorlog is hij daar mee begonnen, en toen Herman dood was, was het verschrikkelijk.’

    De periode na Dolle Dinsdag

    Kort na Dolle Dinsdag (5 september 1944) vluchtte Nobach met zijn vrouw naar Duitsland, naar Osterath (Klefeld). Ze konden daar terecht bij de familie van zijn vrouw. Zijn bezittingen in Doezum had hij verkocht, met uitzondering van het woongedeelte van zijn boerderij. In november 1944 kwamen Nobach en zijn vrouw terug naar Nederland. Ze gingen weer wonen in hun boerderij. In een naoorlogs rapport van de voormalige verzetsgroep Doezum staat geschreven dat hij bij zijn terugkomst

    ‘(...) een rede [hield] van knetterende vloeken en o.a. wijzend op zijn revolver: ik zal maken, dat jullie die mijn zoon hebt doodgeschoten, allemaal naast hem op het kerkhof komt.’

    Hij hield zich verder wel rustig, althans er zijn nauwelijks voorbeelden van misdrijven die hij in die periode beging. Het is aannemelijk dat hij zich terughoudend opstelde uit vrees voor de gevolgen van een Duitse nederlaag. Op 15 april 1945 werd hij in de omgeving van Achtkarspelen gevangen genomen door de Binnenlandse Strijdkrachten, nadat zij getipt waren dat Nobach daar was ondergedoken bij een NSB'er. Na zijn arrestatie werd hij in afwachting van zijn rechtszaak geïnterneerd in verschillende kampen en gevangenissen.

    Definitielijst

    liquideren
    Uitschakelen, uit de weg ruimen.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
    Sicherheitsdienst (SD)
    De nationaal-socialistische inlichtingen en (contra)spionagedienst van de SS.

    De rechtsgang

    Arrestatie

    De rechtsgang van Nobach begon met zijn arrestatie in april 1945. Zijn eerste rechtszaak was pas in 1949. Hij zat dus al vier jaar vast voor hij zich bij de rechter moest verantwoorden. Zijn internering was vooral een tijd van nietsdoen met af en toe de afwisseling van gedwongen arbeid, een verhoor en het bezoek van zijn vrouw en zoon.


    Nobach tijdens zijn arrestatie. Bron: BeeldbankWO2, beeldnummer 127946

    Kort na de bevrijding werd Nobach gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten. Na een tip werd hij op 15 april 1945 gevonden in Surhuizumermiede (Achtkarspelen). Hij zat daar samen met zijn vrouw en zoon ondergedoken bij een partijgenoot. Degene die hem arresteerde, schreef later in een herdenkingsboek over de bevrijding van Blauwverlaat dat Nobachs gedrag nogal grillig was.

    ‘Toen Nobach uit zijn schuilplaats kroop, onder de spinnenwebben, tastte hij in zijn beurs, bood ons veel geld, als we hem ter plekke wilden doodschieten.’

    Geld had hij in ruime hoeveelheden bij zich. In een rapport van de Binnenlandse Strijdkrachten staat vermeld dat Nobach bij zijn arrestatie ruim tienduizend gulden bij zich droeg.

    Na zijn arrestatie had hij last van stemmingswisselingen. Het ene moment bad hij hardop dat hij toch zo veel goed werk had gedaan en even later vervloekte hij zijn begeleiders hardgrondig. Toen er even niet op hem gelet werd, sprong hij bij Blauwverlaat (vlak bij Achtkarspelen) in het Kolonelsdiep. Deze poging tot zelfdoding mislukte: leden van de Binnenlandse Strijdkrachten haalden hem uit het kanaal. Vervolgens werd hij overgebracht naar een tot interneringskamp getransformeerde loods in Blauwverlaat. Ook daar had hij nog een duidelijke doodswens. Na een lang gebed vroeg hij zijn bewaker: ‘(...) om hem dood te schieten, want zijn leven had nu geen waarde meer.’ De bewaker weigerde.

    Verhoren

    Na zijn arrestatie werd Nobach in afwachting van zijn proces vastgezet in verschillende interneringskampen. Over zijn tijd daar is niets bekend, behalve dan dat hij er verschillende malen werd verhoord. Dat leverde op zich niet zo veel op. Hij wist zich vrijwel niets te herinneren en dat wat hij nog wel wist, waren sterk afgezwakte versies van de verhalen van de ooggetuigen en de nabestaanden van zijn slachtoffers. Hij ontkende zelfs ooit voor de SD gewerkt te hebben of in een andere rol onderduikers te hebben aangebracht. Hij bleef consequent volhouden dat hij juist goed werk had gedaan door veel arrestanten van de SD vrij te krijgen. Hij had ook mensen gewaarschuwd voor een razzia, zodat ze tijdig konden onderduiken. Dat kon hij doen juist doordat hij zo'n goede relatie met de SD had, zo stelde hij. Het is natuurlijk wel opmerkelijk dat hij zich de misdrijven niet kon herinneren maar dat er in het geval van goede daden geen sprake was van geheugenverlies.

    Uiteraard werden er ook verklaringen opgenomen van slachtoffers (of van hun nabestaanden) en ooggetuigen. Het dossier van de PRA Groningen bevat vele tientallen van die verklaringen. Ze hebben betrekking op beledigende uitspraken, intimidatie, bedreigingen, arrestaties, mishandeling, uitlevering aan de SD of moord. Als reactie op die verklaringen betuigde Nobach zijn diepe spijt maar bijna een jaar later verklaarde hij in een volgend verhoor door dezelfde PRA dat de beschuldigingen niet klopten en dat hij er geen herinneringen meer aan had. Een spijtbetuiging bleef nu achterwege.

    De rechtszaak

    De belangstelling voor Nobachs rechtszaak was groot. Bij de eerste zitting van het Bijzonder Gerechtshof Leeuwarden (3 januari 1949) zat de publieke tribune stampvol, niet in de laatste plaats omdat nogal wat inwoners van Grootegast en omgeving een autobus hadden gehuurd om hen naar de rechtszaal in Groningen te brengen. Wie hem daar in de rechtszaal zag, zou in hem niet de man herkennen die tijdens de bezetting bekend stond als ‘de duivel van het Westerkwartier’. Hij leek mentaal aangeslagen en lichamelijk verzwakt. In een verslag van Nobachs rechtszaak in Het Vrije Volk van 4 januari 1949 werd hij zelfs ‘een armetierig oud mannetje’ genoemd. Van zijn fanatisme, zijn bravoure, zijn drift, zijn extreme scheldkanonnades, zijn vechtersmentaliteit en zijn snoeverij leek in ieder geval weinig over te zijn. Op zich was dat niet zo vreemd, want hij was al ruim drieënhalf jaar geïnterneerd in kampen en gevangenissen in zijn eigen regio. Het is aannemelijk dat hij het daar niet makkelijk heeft gehad. Het kampleven was zwaar en dat gold sterker voor degenen die vast werden gezet in de omgeving waar zij hun misdaden hadden gepleegd.

    Nobach werd beschuldigd van hulpverlening aan de vijand, mishandeling, zware mishandeling en het opzettelijk blootstellen van personen aan vervolging, vrijheidsberoving, en of straffen die vrijheidsberoving en de dood tot gevolg hadden. In tegenstelling tot veel andere gewelddadige collaborateurs kreeg Nobach geen raadsman toegewezen. Hij had namelijk geld genoeg om zelf een raadsman te betalen. Uit de verslagen over de rechtszaak wordt niet duidelijk welke rol de raadsman heeft gespeeld. Hij liet wel drie getuigen à decharge oproepen, namelijk Nobachs voormalige lijfwacht Julius Nachbauer, Friedrich Bellmer (Hauptsturmführer bij de SD te Groningen) en B. Lanting (luitenant van de Staatspolitie en eveneens werkzaam op het Scholtenhuis). Overigens waren deze drie getuigen ten gunste van Nobach net als hij geïnterneerd.

    De rechtszaak duurde ruim tien uur. In die tijd werden negenenvijftig getuigen gehoord: drie à decharge en zesenvijftig a charge. Afgezien van de vraag of het een goede zet was om verdachte personen getuigenissen ten gunste van Nobach te laten afleggen, vielen deze verklaringen à decharge weg tegen het grote aantal verklaringen over intimidaties, bedreigingen, arrestaties, mishandelingen, uitleveringen aan de SD en pogingen tot moord.

    Misdrijven

    Tijdens Nobachs rechtszaak kwamen vele tientallen slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers aan het woord. Alle afgelegde verklaringen hadden betrekking op arrestaties met uitlevering aan de SD, mishandeling, intimidatie, doodslag, verraad en bedreigingen. Het ging niet alleen om zware delicten, maar ook om relatief kleine misdrijven die echter voor de betrokkenen zelf een grote impact hadden en ook veelbetekenend waren voor de lokale gemeenschap en daardoor fungeerden als een soort startpunt voor het schrikbewind van Nobach. Het eerste slachtoffer van Nobach was de bejaarde ex-onderwijzer meester Veenstra. Hij verwoordde in het openbaar zijn kritiek op Hitler en tegelijkertijd gaf hij ook aan dat hij de beledigende uitspraken van Nobach over het koningshuis zeer verwerpelijk vond.

    Nobach liet hem daarop arresteren en de bejaarde man werd veroordeeld tot een paar weken gevangenisstraf. Er zijn nog vele andere voorbeelden van dit soort relatief kleine acties die bepalend waren voor de sfeer van angst die Nobach veroorzaakte. Zo liet Nobach op 25 januari 1941 de kapper van Doezum arresteren omdat hij weigerde om hem te scheren. De kapper zou gezegd hebben: ‘Ga maar naar Hitler toe, die scheert alle mensen, oude rotmof.’ De man werd veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf.

    [In het boek waaruit deze voorpublicatie komt staan vele voorbeelden van door Nobacht gepleegde misdrijven. Hier geven we twee voorbeelden van misdrijven die kenmerkend zijn voor Nobach.]

    In november 1943 drong Nobach samen met zijn oudste zoon Johann het huis van de familie Tuinstra in Grootegast binnen. Er was daar een bruiloft aan de gang en Nobach vermoedde dat de onderduiker P. Brouwer daar aanwezig was. Dat bleek een juiste veronderstelling. Brouwer werd gearresteerd en zwaar mishandeld door Nobach. Vervolgens werd hij gedeporteerd naar een concentratiekamp in Duitsland. Daar is hij overleden. Na de oorlog verklaarden verschillende getuigen voor de rechtbank dat Nobach zich bij de arrestatie van Brouwer had gedragen als een 'beestmens'.

    Na de dood van zijn zoon Herman was Pier Nobach extra bezorgd over de veiligheid van zijn gezin. Zijn oudste zoon - Johann - had als SS'er aan het front gevochten en was na de dood van Herman bij zijn ouders ingetrokken. Hij hielp zijn vader op de boerderij maar ook bij het arresteren van onderduikers. Toen Johann op de avond van 24 juli 1944 niet thuiskwam, was Pier bang dat zijn zoon door het verzet was ontvoerd. Hij ging zijn zoon zoeken. Onderweg kwam hij twee agenten tegen: de wachtmeesters Willem Groothuis en Willem de Boer. Ze hielden Nobach aan en vroegen naar zijn legitimatie. Nobach zwaaide met zijn pistool waarop de beide wachtmeesters hem lieten gaan. Zijn zoon kon hij echter niet vinden. Op de terugweg naar huis kwam hij beide wachtmeesters weer tegen. Hij vroeg hen of ze pro of contra Duitsland waren. Ze antwoordden niet en vervolgens schoot hij beiden rücksichtslos neer. De Boer raakte daardoor blijvend invalide. Groothuis raakte zwaar gewond maar overleefde het zonder ernstige consequenties

    Nobach zelf wist zich tijdens de rechtszaak niet veel te herinneren. Zo wist hij niet meer dat hij na de dood van zijn zoon mensen bij de SD had aangegeven en dat die vervolgens vermoord waren. Ook het neerschieten van de twee wachtmeesters was geheel uit zijn geheugen verdwenen, maar hij verklaarde wel bereid te zijn om de twee slachtoffers ieder 5000 gulden schadevergoeding te betalen. Overigens had wachtmeester De Boer 20.000 gulden gevraagd. Het is niet bekend of hij deze schadeloosstelling heeft ontvangen.

    Net als bij zijn verhoren gaf hij meer dan eens aan dat de dood van zijn zoon hem diep geschokt had en dat daardoor zijn geheugenstoornis was ontstaan. Zijn internering zou dan de geheugenstoornis hebben verergerd. Op de publieke tribune riep Nobach veel hilariteit op met de uitspraak: ‘ik heb geen ellende veroorzaakt’.

    Aan het einde van de zittingsdag nam het proces een onverwachte wending. De advocaat-fiscaal had namelijk twijfels over de toerekeningsvatbaarheid van Nobach. Hij hield rekening met de mogelijkheid dat de verdachte krankzinnig was. Hij vroeg het Hof om de zaak aan te houden, zodat er een psychiatrisch onderzoek gedaan kon worden. De raadsman van Nobach steunde dat verzoek en het Hof willigde het met tegenzin in. De zaak werd terugverwezen naar de rechter-commissaris en die moest zorgdragen voor een psychiatrisch onderzoek.

    Het psychiatrisch onderzoek werd uitgevoerd door de zenuwarts dr. Hazelhoff. Zijn conclusies waren dat Nobach ondanks een geringe scholing wel een intelligent persoon was en volledig toerekeningsvatbaar.

    ‘Nobach is ijdel, zelfingenomen, hovaardig, op effect berekend en egoïst. Van geheugenstoornis is geen sprake, dit wordt slechts gesimuleerd. Nobach's denken is helder en scherp en hij is in hoge mate een comediant.’

    Op 31 januari 1949 hield de advocaat-fiscaal zijn requisitoir. Hij achtte het ten laste gelegde volledig bewezen. Hij benadrukte dat Nobach een zeer gevaarlijk persoon was. Hij vroeg het Hof om de doodstraf op te leggen. Op 14 februari deed het Hof uitspraak. Het Hof volgde de advocaat-fiscaal niet. De voorzitter van het Hof gaf aan dat de doodstraf eigenlijk de enig mogelijke straf was maar dat het Hof rekening hield met twee verzachtende omstandigheden, namelijk de hoge leeftijd van Nobach en de moordaanslag op zijn zoon. Hij werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en ontzetting uit de kiesrechten. Nadat hij het vonnis had aangehoord, reageerde Nobach met de woorden: ‘It's a long time.’ Nobach kreeg wel het recht van cassatie.

    Cassatie

    Nobach maakte gebruik van zijn cassatierecht. Hij liet zich bijstaan door twee raadslieden. Op 8 maart 1950 diende zijn zaak bij de Bijzondere Raad van Cassatie. Na een kort verhoor maakte de voorzitter bekend dat de Raad twijfelde of Nobach wel vervolgd moest worden. Op grond van de beschikbare gegevens – het rapport van dr. Hazelhoff – over Nobachs toerekeningsvatbaarheid kon de Raad niet uitsluiten dat Nobach krankzinnig was. De zaak werd daarom veertien dagen aangehouden. In die periode moest Nobach opnieuw psychiatrisch onderzocht worden. Het duurde allemaal wat langer dan voorzien. Dit was niet in de laatste plaats omdat de BRvC het nieuwe psychiatrisch rapport met de zenuwarts wilde bespreken, de Raad ook met Nobach zelf wilde praten en de raadslieden van Nobach hem eveneens door een psychiater wilden laten onderzoeken.

    Het nieuwe psychiatrisch onderzoek werd uitgevoerd door dr. Wuite. Hij stelde vast dat bij Nobach sprake was van hysterische psychopathie en van arteriosclerose celibri. In lekentaal: Nobach had een ernstige persoonlijkheidsstoornis en hij was ook nog dement. Bovendien kwalificeerde hij Nobach als een egocentrische, hysterische persoonlijkheid die na de moord op zijn zoon zwaar aan de drank raakte. Verder zette hij Nobach neer als een theatrale persoonlijkheid die altijd uit was op effectbejag. Nobach was volgens dr. Wuite wel geestesziek, maar hij leverde geen gevaar op voor zichzelf en zijn omgeving. Nobach hoorde daarom niet thuis in een krankzinnigengesticht, maar bij een vrijlating vond Wuite een vorm van psychiatrisch toezicht wel noodzakelijk. Verder betoogde de zenuwarts dat Nobach ten gevolge van zijn lichte dementie niet in staat was zichzelf te verdedigen of om vragen van de rechtbank te beantwoorden. Gevangenisstraf zag dr. Wuite als zinloos en bovendien was Nobach ten tijde van zijn misdrijven niet toerekeningsvatbaar.

    In opdracht van Nobachs raadslieden onderzocht de zenuwarts dr. Lindner Nobach nogmaals. Zijn conclusies zijn wat harder en scherper geformuleerd maar ze wijken niet fundamenteel af van wat dr. Wuite te berde bracht. Hij kwalificeerde Nobach als een zeer materialistisch, egocentrische of zelfs narcistische man met een gestoord geheugen bij wie ook het denken ernstig gestoord was. Ook dr. Lindner beschouwde Nobach als een dementerende, hulpbehoevende persoonlijkheid die geen gevaar voor zijn omgeving zou zijn. Hij was in de ogen van dr. Lindner sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Beide zenuwartsen waren van mening dat Nobach niet in de gevangenis moest blijven.

    Uiteindelijk deed de BRvC op 3 mei 1950 uitspraak. De BRvC besloot tot schorsing van rechtsvervolging maar Nobach moest wel geïnterneerd blijven tot het moment dat vastgesteld werd dat hechtenis niet meer nodig was.

    De raadsman diende al snel verzoeken tot vrijlating in bij de BRvC. Op 5 juli 1950 werd zo'n verzoek gehonoreerd. Nobach werd vrijgelaten en daarmee eindigde zijn rechtsgang. Na zijn vrijlating werd hij datzelfde jaar nog kroegbaas in Den Haag, maar een paar maanden later werd hij herkend door de zoon van één van zijn slachtoffers. Samen met zijn vrouw vertrok hij daarom in 1951 naar Anloo in Drenthe. Daar woonde en werkte hij met zijn vrouw op een klein kippenboerderijtje. Zijn vrouw overleed op 24 december 1955. In 1964 werd Nobach opgenomen in een particulier verzorgingshuis in Zaltbommel. Hij overleed op 3 maart 1965. Hoe berucht en gehaat hij ook geweest was, zijn overlijden haalde nauwelijks nog de media.

    Definitielijst

    onderduiken
    Het verstoppen voor de vijand.
    razzia
    Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.
    SS'er
    Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.

    Slotbeschouwing

    Voor de bezetting had Nobach weinig tot geen vrienden. Hij leefde geïsoleerd met zijn vrouw en twee zonen op een afgelegen boerderij. Alleen al door zijn ijdelheid, zijn opschepperij, zijn lichtgeraaktheid, zijn impulsiviteit en zijn ruziezoekende instelling was hij niet populair in zijn omgeving. Door zijn optreden tijdens de bezettingsjaren drukte hij een zware stempel op zijn omgeving en daardoor werd hij steeds meer gehaat. Als hij al vrienden had, dan waren dat Duitsers en partijgenoten. Je kunt eraan twijfelen of er sprake was van echte vriendschap of dat de bezetter iemand als Nobach gewoon hard nodig had. Hij kende de plaatselijke bevolking en de lokale gebruiken. In die zin was hij een meer dan nuttige informatiebron voor de Duitsers. Het gaat dan te ver om op deze relatie het etiket ‘vriend’ te plakken. Je zou wel kunnen zeggen dat er sprake was van een op wederzijds dienstbetoon gebaseerde relatie waar zowel Nobach als de bezetter profijt van hadden. Na de oorlog en na zijn detentie had hij nog wel vaak contact met zijn oudste zoon, maar verder leefde hij samen met zijn vrouw in afzondering.

    Nobach groeide op in een cultuur waarin het voor jongens gewoon en wenselijk was om veel te drinken en te vechten. Geweld, mentale en fysieke hardheid waren voor een jongen in Opende een manier om zich te handhaven en respect af te dwingen. Dat hij vanaf zijn jongensjaren gewend was aan geweldspleging en intimidatie sloot goed aan op de geweldscultuur van het nationaalsocialisme. Het opgroeien in Opende was zo gezien een goede leerschool voor zijn activiteiten tijdens de bezetting. De drempel om geweld te gebruiken tegen tegenstanders was door de leerschool van de straat (of beter: de leerschool van het platteland) al laag en door zijn drift en impulsiviteit in combinatie met drankmisbruik werd die drempel weggenomen.

    Bij de mentale hardheid hoorde ook een gebrek aan inlevingsvermogen met slachtoffers en tegenstanders. Van empathie had Nobach geen last. Dat blijkt ook uit de rapporten die de psychiaters over hem hebben opgesteld. Hij heeft er nooit blijk van gegeven dat hij oog had voor zijn slachtoffers en hun nabestaanden. Tijdens zijn rechtszaak bij het Bijzonder Gerechtshof zei hij wel dat hij spijt had, maar die spijtbetuiging viel eigenlijk weg tegen de ontkenningen en de goedpraterij. Als het om zijn slachtoffers ging, was Nobach ervan overtuigd dat hij het juiste had gedaan. Het eigenbelang was hier vele malen sterker dan de empathie. Het gebrek aan of het kunnen uitschakelen van empathie speelde ook al in zijn jongensjaren. Als berucht vechter en befaamd bekkensnijder was medeleven met je tegenstander een teken van zwakte en dat stond een overwinning in de weg. Ook wat dit betreft was zijn jeugd een leerschool voor zijn activiteiten tijdens de bezetting.

    Al tijdens zijn jonge jaren had Nobach een slecht gekalibreerd moreel kompas. Eigenlijk liet hij zich bij zijn doen of laten niet belemmeren door morele overwegingen of principes. Hij loog, bedroog, stal en vocht en altijd voor het eigen gewin. ‘Hij was iemand met een oerslecht verleden, tot alles in staat’, aldus verklaarde zijn buurman na de oorlog. Deze lijn trok hij onverminderd door tijdens de bezetting, maar nu werd hij daarbij gesteund door de machtshebbers.

    Nobach is een voorbeeld van wat de Amerikaanse filosoof Eric Hoffer een true believer noemt. Elke massabeweging begint volgens Hoffer met gemarginaliseerde, boze, gefrustreerde en ontevreden mensen die vurig hopen en verwachten dat de massabeweging hen sterker zal maken. Dit speelde ook bij Nobach. Hij was gefrustreerd over zijn positie in de samenleving van voor de bezetting. Hij mocht dan weliswaar een ongeschoolde, bemiddelde boer zijn die een en ander van de wereld had gezien, maar in zijn ogen had hij niet de positie die hij op grond van zijn capaciteiten zou moeten hebben. Hij voelde zich tekortgedaan en als egocentrische persoonlijkheid – wellicht is narcistisch een beter begrip – had hij niet de geestelijke bagage om de oorzaken daarvan ook bij zichzelf te zoeken. Hij dacht wel in oplossingen. Mede onder invloed van zijn voor de NSB actieve broer en zijn Duitse familie raakte Nobach ervan overtuigd dat het nationaalsocialisme hem wel een plaats onder de zon zou brengen. Nobach wilde deel uitmaken van een grote beweging omdat hij dacht dat hij daar zelf ook groter van werd; het nationaalsocialisme zou hem tot iemand maken. Het ging hem om een positie waar hij invloed en macht zou hebben, waar het hem zowel materieel als immaterieel voor de wind zou gaan.

    De nationaalsocialistische overtuiging van Nobach kwam derhalve niet voort uit een idealistische levensinstelling. Integendeel, zijn overtuiging was gebouwd op het fundament van egoïsme en opportunisme. Zijn drijfveer was het eigen gewin. Daarbij liet hij zich niet leiden door een morele afweging en principes stonden hem niet in de weg. Dat hij daarbij mensen mentaal en fysiek kapotmaakte, deerde Nobach niet. In die zin was hij een man die volkomen onverschillig bleef als hij een ander pijn en leed toebracht.

    Nobach is drie keer psychiatrisch onderzocht. De resultaten van die onderzoeken waren niet eenduidig, maar er zijn wel overeenkomsten in de bevindingen van de psychiaters. Ze kwalificeren hem alle drie als een op effectbejag gerichte theatrale persoonlijkheid bij wie het verschil tussen waarheid en leugen doorgaans onduidelijk is.

    De vraag is of hij toneelspeelde en fabuleerde tijdens zijn rechtszaak bij het Bijzonder Gerechtshof en wellicht ook tijdens zijn psychiatrische onderzoeken. Het Hof meende van wel en veroordeelde hem tot levenslang. De BRvC volgde de andere psychiaters, geloofde wel in zijn geestelijke stoornissen en liet hem uiteindelijk vrij. Als Nobach toneelspeelde dan was dat bij de BRvC een succesvolle strategie. Het is echter ook mogelijk dat de leugens en het toneelspelen het directe gevolg waren van zijn door twee psychiaters geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en dementie. In dat licht is het wel opvallend dat hij na zijn vrijlating wel gewoon kon werken als horecaondernemer en later als kippenboer.

    Het zal altijd de vraag blijven of Nobach de mad nazi kaart speelde en op die manier de psychiater en de rechtbank zeer geraffineerd wist te misleiden of dat hij daadwerkelijk ongevaarlijk krankzinnig was. Als dat het geval is, dan heeft de BRvC een verdedigbare beslissing genomen door hem vrij te laten.

    Tot slot mag niet onvermeld blijven dat Nobach een ondernemende man was. Voor een jongen van veertien is het toch wel opmerkelijk om vanuit een klein dorpje in Nederland naar Duitsland te reizen om daar te gaan werken in een geheel vreemde omgeving. Nog opmerkelijker is dat hij met vrouw en kinderen naar Amerika emigreerde en daar een succesvol bestaan als boer wist op te bouwen. Waarom hij terugkeerde is niet bekend, maar hij kwam wel terug als een man die de indruk wilde wekken dat hij zich over geld geen zorgen hoefde te maken en dat ook ostentatief liet zien. Vervolgens maakte hij keuzes die zijn ondergang tot gevolg hadden. Zijn keuzes resulteerden uiteindelijk in een mislukte poging tot zelfdoding, twee verzoeken om hem dood te schieten en een totaal ontwricht gezin. Eigenlijk was Nobach een destructieve en onthechte man die het leven van vele mensen en uiteindelijk ook dat van hemzelf, van zijn vrouw en van zijn kinderen kapotmaakte.

    Definitielijst

    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    Informatie

    Artikel door:
    Paul van de Water
    Geplaatst op:
    14-03-2020
    Laatst gewijzigd:
    22-12-2023
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde bezienswaardigheden

    Gerelateerde boeken

    In dienst van de nazi's