TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Hoe een lid van een Groningse verzetsgroep de oorlog overleefde

    De tekst van dit artikel is van de hand van Jakob-Jan jr. Medendorp, de kleinzoon van Jan Medendorp.

    De paragrafen getiteld De arrestatie van de verzetsgroep te Usquert, Actie tegen de NBS op komst en Start van 'Aktion Sommernacht' zijn echter van de hand van Kees Ploegman (met enige toevoegingen van Jakob-Jan jr. Medendorp). Voor de eerste twee paragrafen heeft Kees Ploegman zich gebaseerd op informatie uit het hoofdstuk "Het oprollen van de OD" uit het boek "Het Scholtenshuis 1940-1945, deel 1 Daden" van G.J. Brinks.

    Kees Ploegman is de zoon van Annie Blink, weduwe van Harco van Oosten, en haar tweede echtgenoot Anno Ploegman.[1]

    De aanloop

    Jan Medendorp (1908-1989), winkelier in manufacturen in het Groningse Usquert, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gaandeweg actief in het verzet. Hij was in 1942 getuige geweest van de wegvoering van zijn buurtgenoot, de Joodse veehandelaar Sam van der Hal. Dat was misschien niet de directe aanleiding, maar toch min of meer waardoor Jan in het verzet was gerold. Hij werd kort voor de bevrijding opgepakt door de Duitsers maar ontliep de doodstraf, mede wellicht dankzij een NSB-burgemeester.

    Op een zomerdag eind juni 1942 was Jan bezig een klant te bedienen in zijn winkel in Usquert, toen ze beiden werden opgeschrikt door een verschrikkelijk gebrul. Het geluid, een soort geloei, later beschreven door Jan als dat van een dier in doodsangst, was afkomstig van Sam van der Hal die op dat moment door onder anderen politieman Gils werd gearresteerd en uit zijn huis gesleept. Sam ging echter niet vrijwillig mee, maar verzette zich hevig en kroop daarbij onder een auto. Jan, die dit alles zag, was hier zodanig van streek van ("Onze Van der Hal die zomaar gearresteerd wordt, dat kan toch zeker niet!") dat hij op het punt stond zich ermee te bemoeien. Hij werd hiervan echter weerhouden door zijn klant, de vrouw van het Usquerder schoolhoofd Van der Veen, die hem erop wees dat er ook Duitsers bij de arrestatie aanwezig waren en dat het niet verstandig zou zijn zich ermee te bemoeien.

    Sam werd na zijn arrestatie overgebracht naar het politiebureau van Winsum waar hij zich nog dezelfde nacht, 1 juli 1942, van het leven beroofde. De verontwaardiging over het vreselijke voorval en zijn machteloosheid hadden Jan Medendorp zeer aangegrepen.


    Links Carla Sophie Hildesheim, kleindochter van Samuel van der Hal en Kaatje Cohen. Carla werd samen met haar moeder Grietje van der Hal en grootmoeder Kaatje Cohen te Auschwitz op 15 oktober 1942 vermoord. De foto is waarschijnlijk in de zomer van 1941 gemaakt voor de winkel van Jan Medendorp te Usquert. In de kinderwagen Nella Gerharda Medendorp, geboren in januari 1941. Carla woonde met haar ouders in de stad Groningen. De familie Van der Hal was in het dorp Usquert nog de enige Joodse familie. Hun wortels in Usquert gingen terug tot 1800. In dat jaar namelijk kochten de stamouders een huis aan de Torenstraat. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    Onderduikadressen regelen

    Jan, die te Usquert eerst helemaal alleen opereerde, zorgde er via een contactpersoon onder andere voor dat vele jonge Usquerder mannen die te werk waren gesteld in Duitsland een onderduikplaats kregen, eerst vaak tijdelijk bij hemzelf thuis op zolder maar veelal ook meteen op andere plaatsen, zoals in de Noordoostpolder. Een grote hulp hierbij was ‘Appie’ Cohen, die heel goed persoonsbewijzen kon vervalsen. Joseph oftewel 'Appie' Cohen[2] zat later een halfjaar lang ondergedoken bij de familie Rijskamp te Groningen.

    De contactpersoon was Henk Rolsema, medewerker van de illegale krant Het Parool en buurman van Jans zwager Pieter Rijskamp. Rolsema kende Jan Medendorp nog uit de Groningse AJC-tijd.

    Zo werden Jan Medendorp en ook zijn buurman Harco van Oosten lid van de Orde Dienst (OD). (Later ging deze afdeling op in de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten, afgekort NBS (later ook BS), niet te verwarren met de NSB!)

    Een hachelijke zaak werd het toen de Arbeidsdienst zijn intrek nam in de schuur van Jan Medendorp. Bij de Arbeidsdienst zat een nieuwsgierig aagje dat geïnteresseerd was in hoe het pand en vooral het dak en de zolders in elkaar zaten. Jan had in het begin van de oorlog de verenzolder leeggehaald en schoongemaakt. Hier begon hij van lieverlee goederen en stoffen op te bergen. Toen hij hiermee klaar was, werd de toegang dichtgetimmerd en hermetisch afgesloten. Dat gebeurde vanwege de toen heersende schaarste aan goederen. Zo kon Jan gedurende de oorlogsjaren af en toe toch nog iets verkopen en was niet meteen door zijn voorraad heen.

    De voornaamste reden was echter dat hij zo zelf kon bepalen aan wie hij de goederen kon verkopen, en dat ze terechtkwamen bij mensen die ze echt nodig hadden. Als er dan bijvoorbeeld een klant kwam voor een pak vertelde Jan hem dat hij eerst zou gaan kijken of er nog iets geschiktst was. Dan werd de toegang naar de bewuste zolder weer opengemaakt en een rol oude kostuumstof opgehaald. Door een kleermaker werd dan later het pak gemaakt.


    Persoonsbewijs van Jan Medendorp. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    Rode en witte armbanden

    Harco van Oosten werd te Usquert geboren op 6 augustus 1915. Hij was van beroep automonteur en werkte bij de Bedumer Machinefabriek. Op 2 mei 1942 trouwde hij met Anje (Annie) Blink, geboren te Rottum. Na hun huwelijk gingen ze wonen in Usquert, in een afzonderlijk woongedeelte achter in het pand van de manufacturenzaak van Jan Medendorp. Dit werd ook gehuurd van Harmen de Jong. In januari 1944 werd hun eerste kind, dochter Hanneke, geboren.

    In 1943 maakte de Orde Dienst-groep uit Usquert deel uit van district 4: het Hogeland. Landbouwer Allert Elema uit Usquert was destijds de tweede man in het district met de rang van luitenant. Later werd hij districtscommandant van de BS.

    Allert Elema vertelde op een avond tijdens een bijeenkomst thuis dat hij graag zag dat Jan Medendorp commandant van de afdeling BS te Usquert werd. Jan sloeg dat echter af, onder meer omdat hij ook met wapens en munitie zou moeten omgaan waar hij geen enkele ervaring mee had. Van Oosten die ondergedoken zat (in zijn eigen huis!) en die toen ook aanwezig was, was tijdens zijn militaire diensttijd sergeant geworden en had zodoende wel ervaring met wapens. Zo werd besloten dat Harco van Oosten commandant van de plaatselijke BS werd, met Jan als tweede man. Aan Jan Medendorp werd als textielkoopman nog de opdracht gegeven 1.100 armbanden in rode en witte kleur te vervaardigen met daarop de letters BS, voor gebruik na de oorlog in de provincie Groningen. Jan Medendorp bewaarde deze in eerste instantie ook, zij het nogal nonchalant verstopt in een gat in de etalage met daarop een kinderwagen. Harco van Oosten wilde twintig armbanden[3] voor gebruik in het dorp Usquert echter zelf bewaren en verstopte ze in een kamer achter een kistbalk bij het plafond.

    Op de bevrijdingsfilm van Usquert is overigens te zien dat verschillende mensen banden droegen met de opdruk ‘Oranje’.

    De arrestatie van de verzetsgroep te Usquert

    In september 1944 stuurde de Groningse advocaat Simon Redeker een anonieme brief naar het Scholtenshuis in de stad met daarin de namen van reserveofficieren van de OD, met het verzoek deze personen te arresteren. Redeker had al eerder verraad gepleegd, in 1941. Hem werd toen gevraagd kwartiercommandant van de OD (het verzet) in de stad te worden. Redeker was echter loslippig tegenover zijn collega-advocaat Hendrik Rademaker, NSB’er en tipgever van de SD in Groningen. Een aantal OD’ers in de stad, onder wie Redeker, werden daarop gearresteerd. Redeker ging toen samenwerken met de Duitsers en daardoor werd bijna de gehele Groningse OD opgerold. Als beloning werd Redeker door de Duitsers vrijgelaten.

    In de betreffende anonieme brief van Redeker had hij zichzelf ook op de lijst met namen gezet maar hij meldde zich nog dezelfde dag als schrijver van de brief op het Scholtenshuis in Groningen. Eerst werden de mensen die Redeker had genoemd gearresteerd, gevolgd door mensen die werden genoemd in de verhoren. De SD kwam toen ook naar de Noordpolder van Usquert om Allert Elema te arresteren maar hij was toen echter al ondergedoken in Uithuizen.

    De zwaarste en laatste slag die de Groningse OD te verwerken kreeg, was het gevolg van het oprollen van hun radiozender in Uithuizermeeden. Als gevolg van de arrestatiegolf van september 1944 moest de zender, die tot dan onderdak vond in de Atlanta Puddingfabriek aan de Hoge der Aa in Groningen, elders worden ondergebracht. Half oktober 1944 verhuisde deze naar de boerderij van Bene Westerdijk in Uithuizermeeden.

    Als gevolg van verraad of door het onderscheppen van berichten wisten de Duitsers dat in Uithuizermeeden een zender actief was. De zender werd toen uitgepeild en op 6 februari 1945 deed de SD op de boerderij van Westerdijk een inval. Op dat moment waren er naast Westerdijk nog vier mannen van de OD aanwezig op de boerderij, onder wie Gerrit Bakker en Pieter van Dijk. In zeer korte tijd werd de boerderij omsingeld door zo’n dertig Duitse soldaten. Westerdijk, Bakker en Van Dijk gingen al schietend op de vlucht. De eerste twee werden door Duitse kogels geraakt en bleven zwaargewond liggen. Pieter van Dijk bereikte de eendenkooi maar werd daar omsingeld en doodgeschoten. Westerdijk en Bakker werden afgevoerd naar Groningen. Begin april 1945 werden ze te Norg gefusilleerd.

    De boerderij van Westerdijk werd onderzocht waarbij informatie werd gevonden over de verblijfplaats van de topman van de Groningse OD, Pieter Meindert Schreuder. Waarschijnlijk was dit informatie die stond in de berichten die door een van de gearresteerden, Hendrik Jan Zuidhof uit Middelstum, naar Uithuizermeeden waren gebracht. Hendrik Jan Zuidhof was de vader van Albert Zuidhof, de commandant van de Radiodienst van de Groningse OD. Zuidhof was in plaats van zijn zoon, die ziek op bed lag, naar Uithuizermeeden gegaan.

    Op dinsdag 7 februari, een dag na de overval in Uithuizermeeden, gingen Robert Willem Lehnhof, de Nederlandse SD’ers Pieter Schaap en Jan Ale Visser en de politierechercheur Pieter Luchtenberg naar Hoogkerk om een inval te doen op het adres dat genoemd was in de stukken die in Uithuizermeeden waren gevonden. Op dit adres woonde de vleeswarenfabrikant Ate Eilander. Hij was ook de officier van de chef-staf van de Groningse OD’er Piet Meindert Schreuder.

    Eilander noemde onder bedreiging met een revolver de plaats waar Schreuder was ondergedoken. Dit was een paar huizen verderop bij de bloemenkweker Cornelis Antoons. Antoons werd door Lehnhof doodgeschoten en Schreuder gearresteerd. Toen de SD het huis doorzocht, werd de aktetas van Schreuder gevonden met daarin een vrijwel volledig overzicht van de organisatie van de Groningse OD. Op dit overzicht stond ook de naam van Jan Medendorp uit Usquert!

    Actie tegen de NBS op komst

    In de week van 19 tot en met 25 maart kreeg Robert Willem Lehnhof van Artür Thomsen[4], die op dat moment de leiding had op het Scholtenshuis te Groningen, te horen dat er binnen afzienbare tijd een grote actie tegen de NBS zou worden uitgevoerd, waarbij ook gebruik van vuurwapens moest worden gemaakt.

    Het werd door de Duitsers een preventieve actie genoemd omdat ze bang waren dat de geallieerden opdracht zouden geven een opstand te beginnen. Om de leden van de NBS bang te maken, zouden alle bekende leden van de NBS of hun verbindings- of contactpunten worden gearresteerd. Als de opstand zou beginnen dan konden deze arrestanten worden doodgeschoten. De actie zou starten als van de Befehlhaber der Sicherheitspolizei und des SD hiertoe opdracht zou worden gegeven door middel van het codewoord ‘Aktion Sommernacht’.

    Lehnhof kreeg de opdracht de lijst van arrestanten samen te stellen. De totale lijst bevatte de namen van circa vijftig verzetsmensen. Deze namen waren ze te weten gekomen uit de documenten in de tas van Schreuder en uit verhoren van eerder gearresteerde verzetsmensen. Samen met Thomson heeft Lehnhof een lijst gemaakt met de namen van twaalf personen die bij hun arrestatie moesten worden doodgeschoten.

    Op 26 maart werd Allert Elema op zijn onderduikadres te Uithuizen gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Groningen. Hij werd op het Scholtenshuis ondervraagd en gemarteld.

    Start van ‘Aktion Sommernacht’

    Op zaterdag 31 maart kwam op het Scholtenshuis het codewoord ‘Aktion Sommernacht’ binnen en kreeg Lehnhof de leiding over de actie. Hij stelde vijf commando’s samen. De leiders van de commando’s kregen de lijst met namen van de te arresteren en te vermoorden personen.

    Een van de commando’s stond onder leiding van Arnold Afferbach. De samenstelling van dat commando is niet geheel bekend. Duidelijk is wel dat Jan Ale Visser erbij was en dat Tjakko Jacob Jager als chauffeur mee was geweest. Het commando van Afferbach had de opdracht in Usquert, Baflo, Pieterburen, Kloosterburen, Leens en Aduard mensen te arresteren en of te vermoorden.

    Anje (Annie) Blink, weduwe van Harco van Oosten, verklaarde later zowel in de aangifte als in het proces-verbaal van verhoring dat twee personen bij de arrestatie van haar man aanwezig waren die Gronings met elkaar spraken. Een van hen was de chauffeur Tjakko Jager, geboren in Meeden en wonende te Groningen. De tweede Groninger was waarschijnlijk politieagent Pieter Luchtenberg.

    Het commando van Afferbach moest te Aduard de broer van de gewestelijke commandant Marten van Til arresteren maar hij was niet thuis. Ook de personen die in Baflo en Pieterburen moesten worden opgepakt, werden niet gevonden. Uit Usquert stond onder anderen Harco van Oosten, de plaatselijke leider van de BS, op de lijst. De Duitsers wisten dat hij armbanden met ‘Oranje’ erop in huis verborg of dat had gedaan.

    Ver na middernacht kwam het commando van Afferbach in Usquert aan. Ze gingen eerst naar de Grenzaufsichtstelle 3 (Gast Drei of Gast 3). Deze was gevestigd in de villa van de weduwe van Hendrik Elema, Wadwerderweg 6. Vanwege de grensbewaking waren er naar verhouding veel Duitsers in Usquert gevestigd.

    De leider van de Gast te Usquert was Bohle, die hen de weg wees in Usquert. Eerst werd de NSB-burgemeester Willem Dijk uit bed gebeld. Bohle deed het woord en vroeg aan Dijk of die wist waar Van Oosten woonde. Toen Dijk zei dat hij Van Oosten niet kende, zei Bohle dat Van Oosten in hetzelfde huis moest wonen als een zekere Medendorp. Burgemeester Dijk wist wel waar Medendorp woonde en hij legde dat precies uit aan de Duitsers. Omdat Medendorp een bekende manufacturenwinkel in Usquert had, sprak Dijk zijn verbazing erover uit dat Bohle dat niet wist. Het commando reed naar het aangegeven adres, Usquert nr. 131, en de auto werd naast de kerk geparkeerd. Het was ongeveer vier uur in de ochtend van paaszondag 1 april toen er met geweld op de deuren en ramen van het huis van Harco van Oosten werd gebonsd. Er werd geroepen: "Woont Medendorp hier?" Toen Harco zei dat hij er woonde, kreeg hij als antwoord: "Daar moeten wij ook zijn." Toen Harco in nachtkleding bij de deur kwam, hadden de Duitsers het raam in de deur al vernield. Bohle deed eerst het woord en vroeg aan Van Oosten of er ook Duitsers, evacués of vluchtelingen in huis waren. Toen de vrouw van Harco, die in verwachting was, uit de slaapkamer kwam, kreeg ze in het Nederlands toegebeten: "Ga jij maar weer in je nest."

    Het huis van Van Oosten werd doorzocht en achter een luik in het plafond van een alkoof (een uitgebroken bedstee) werden de armbanden met ‘Oranje’ erop gevonden. Zowel Harco als zijn vrouw Anje Blink werd ondervraagd en bedreigd. Uiteindelijk werd Harco afgevoerd. Bij het wegvoeren zei Harco nog tegen de mannen van het commando die hem arresteerden: "Denk om mijn vrouw", waarop hij als antwoord kreeg toegesnauwd: "Denk jij ook om onze vrouwen?"

    Eén persoon van het Duitse commando nam, met pistool in de hand, plaats op het rechterspatbord van de auto waarmee Harco van Oosten werd afgevoerd naar de Gast aan de Wadwerderweg. Daar werd hij waarschijnlijk opnieuw verhoord. Chauffeur Tjakko Jager verklaarde op 18 oktober 1945: "Wij zijn teruggereden naar de Gast waar allen uitstapten en het dienstgebouw binnengingen. Na verloop van tijd kwamen de mensen van onze Dienststelle met hun arrestant terug." Daarop vertrok het commando met Harco van Oosten via Warffum richting Groningen.

    Even voorbij Breede tussen Warffum en Baflo kreeg Tjakko Jager de opdracht te stoppen. Twee mannen, onder wie Jan Ale Visser, liepen met Harco een onverharde weg op. Hier werd Harco van Oosten omstreeks half zes in de ochtend van 1 april 1945 doodgeschoten. Tjakko Jager verklaarde in het verhoor op 18 oktober 1945 het volgende: "Ik heb toen gezien dat Visser met een machinepistool de arrestant neerschoot. Ik heb in het duister twee vuurschoten gezien." Het lichaam van Harco achterlatend vertrok het commando richting Leens.


    Harco van Oosten. Bron: Kees Ploegman

    Of het toeval was dat het commando Harco van Oosten thuis aantrof of dat er sprake was van verraad, is nooit opgehelderd. Toen Harco een oproep kreeg om in Duitsland te gaan werken is hij ondergedoken. Dat hij verstopt zat op de zolder van zijn eigen huis was omdat zijn vrouw in verwachting was. Volgens de weduwe van Harco had Jan Mechiel Faber bij kapper Piet Vos geïnformeerd wanneer Harco thuis was. Landwachter Jan Mechiel Faber was de zoon van caféhouder Faber van hotel ’t Gemeentehuis. Hij woonde in Groningen want hij vond het zelf te onveilig in Usquert.

    De volgende dag kwamen militairen van de Gast bij Annie Blink om uniform, fiets, persoonsbewijs en portemonnee van Harco op te halen. Alleen het uniform en de fiets zijn na de oorlog teruggekomen. Het lichaam van Harco werd ’s middags door zijn zwager Harm van de Meer met de vrachtwagen opgehaald. De toen elfjarige Jakob Medendorp weet zich nog goed te herinneren dat Harco in de vrachtwagen werd thuisgebracht, liggend onder een kleed achter in de bak, zijn voeten eronderuit stekend. Volgens Jakob werd toen aan de weduwe ook de hoed[5] van Harco, met een gat doorboord, teruggegeven.

    Op de lijst van de te arresteren OD’ers uit Usquert stonden ook de namen van Jan Medendorp, Hendrik Jansen en Harm van der Molen.

    Definitielijst

    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    De arrestatie van Jan Medendorp

    Op 1 april 1945 werd ook Jan Medendorp gearresteerd, waarbij ook zijn woning en winkel werden doorzocht. Jan mocht echter thuis nog gebruikmaken van het toilet en kon zo nog belastende papieren doorspoelen. Daarna zal hij ook naar de Gast zijn overgebracht om te worden ondervraagd.

    Melkboer Harm van der Molen werd van huis opgehaald en overgebracht naar de Gast. Op de hoek van de Raadhuisstraat en de Wadwerderweg aangekomen wist hij aan zijn bewakers te ontsnappen. Hij gaf een van de bewakers die met een fiets aan de hand liep zo’n duw dat deze met de fiets boven op de andere bewaker viel waarop Van der Molen kon vluchten. Hij rende zigzaggend over de landerijen achter het gemeentehuis. Zijn bewakers schoten nog maar raakten hem niet. Uiteindelijk kwam hij via de polder terecht bij de familie Vos aan het Lage van de Weg te Uithuizen waar hij bleef ondergedoken tot de bevrijding.

    Hendrik Jansen, die na de oorlog de smederij van Remmert Groendijk overnam, was die bewuste dag, 1 april, niet thuis. Onder bedreiging met een revolver werd de buurman van Jansen, Huizinga, naar de verblijfplaats gevraagd: Jansen was die dag naar zijn schoonouders in Wirdum. Daarop gingen de Duitsers naar Wirdum en daar werd Hendrik Jansen gearresteerd en vervolgens naar de Gast 3 te Usquert afgevoerd. Daarna werd hij overgebracht naar het Scholtenshuis waar hij onder bedreiging en marteling werd ondervraagd. Hij werd opgesloten in het Huis van Bewaring in Groningen.

    Na de arrestaties te Usquert werd Frans Britzel vervangend commandant van de BS te Usquert.

    Jan Medendorp bracht eerst een nacht door in de cel van het gemeentehuis van Usquert en werd daarna overgebracht naar het Scholtenshuis te Groningen. Hierna werd hij naar het Huis van Bewaring aan de Hereweg gebracht waar hij geducht werd ondervraagd. Jan werd onder handen genomen door een Nederlander, de SD’er Meindert Vonk, die aan één hand twee ringen droeg waarmee hij Jan onder meer een bloedneus sloeg en vervolgens tegen een tafel gooide.

    Jan kwam terecht in een tweepersoonscel samen met nog vijf andere gevangenen. Een celgenoot waar hij het goed mee kon vinden, was Sippe Dijkstra uit Harlingen. Met behulp van een spijkertje uit de schoen van Sippe communiceerden ze via buizen met de andere gevangenen, onder anderen met Theo Bouwman, de commandant van de BS te Uithuizen. Die kon op zijn beurt weer communiceren met de cel waarin Allert Elema zat opgesloten.

    Jan en Sippe oefenden samen hoe ze konden ontsnappen als ze nog eens zouden worden weggevoerd en aan elkaar vastgeketend waren. Sippe, die niets anders aan had dan een hemd en een smerig onderbroekje, had zijn deken zodanig versneden dat hij deze kon dragen als een soort kledingstuk, dit tot grote woede van de cipier. ’s Nachts zaten Sippe en Jan dan dicht tegen elkaar aan om warm te blijven. Sippe en twee anderen werden uiteindelijk uit de cel gehaald en in Bonhagen bij Norg gefusilleerd. Sippe was toen 24 jaar oud.

    De Consi-groep

    De naam van Sippe Dijkstra staat als enige niet op het monument in Bonhagen, omdat er onduidelijkheid was over zijn rol en zijn motieven. Concreet is er echter niets te vinden over Dijkstra wat zou kunnen duiden op een ‘foute’ rol. Volgens Jan Medendorp was Dijkstra niet zozeer een verzetsman maar meer een avonturier, een vrijbuiter. Dat Dijkstra alleen in ondergoed gekleed in de cel zat was volgens Jan het gevolg van het feit dat Dijkstra zich in een gestolen uniform had voorgedaan als iemand van de telefoondienst. Zo kwam hij brutaal bij bijvoorbeeld Duitsers binnen en al prutsend aan de telefoon nam hij bij die gelegenheid sigaren, sigaretten en flessen drank mee.

    Sippe behoorde tot de KP-Groningen maar binnen de Groningse verzetskringen bestond twijfel over zijn vaderlandsliefde. Volgens het Groningse verzetsarchief was Dijkstra lid van de Consi-groep. Deze groep zou zich, al dan niet ten eigen bate, voornamelijk hebben beziggehouden met het plegen van (roof)overvallen. ‘Consi’ (tijdens de oorlog een bekend rookartikel) zou iets met de handel in sigaretten te maken hebben gehad. De groep genoot in ieder geval geen goede reputatie. Op 2 maart 1945 zou Dijkstra zijn opgepakt. Op 8 april werd hij bij Jan Medendorp uit de cel gehaald en met nog tien anderen op een heideveld bij Norg doodgeschoten.

    In de nacht van 7 op 8 april 1945 werd Allert Elema samen met nog negen andere verzetsmensen uit de provincie, onder wie ook Theo Bouwman, uit het Huis van Bewaring naar de bossen van Anloo gebracht. Op 8 april werden de tien mannen doodgeschoten in het Evertsbos, nabij een eerder door de Duitsers ontdekt onderduikershol.

    Op vrijdag 13 april lagen de Canadezen al voor de stad Groningen en de oorlog liep nu snel ten einde. Voor de Duitsers was dit mede de reden om 26 politieke gevangenen, onder wie ook Jan Medendorp, nog over te brengen naar de Van Mesdagkliniek. Vanwege de snelle opmars van de Canadezen en het daarmee gepaard gaande oorlogsgeweld werden de gevangenen in de Van Mesdagkliniek na overleg met de directeur uit veiligheidsoverwegingen weer overgebracht naar een cel in het Huis van Bewaring. Uiteindelijk vrij snel daarna werden op 15 april de celdeuren opengezet en waren ze bevrijd.

    Omdat in de stad hevig gevochten werd, was het niet mogelijk de stad uit te komen. Jan Medendorp bracht toen die eerste nacht door in het thans nog bestaande, zij het verplaatste theehuisje in het Sterrenbos. Dit theekoepeltje, dat dienstdeed als atelier, werd gehuurd door de kunstschilder Willem Bartele Wagenaar[6] die ook met Jan gevangen had gezeten. De tweede nacht werd doorgebracht in een huis aan de Willemstraat waar een collega van zwager Dries Dekens woonde.


    ‘Souvenir’ meegenomen door Jan Medendorp tijdens zijn bevrijding uit het Huis van Bewaring te Groningen. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    De volgende dag begon Jan op een geleende fiets zijn tocht naar het nog bezette Usquert. Omdat er in Winsum nog Duitsers waren, is hij via Garnwerd, waar hij de derde nacht doorbracht, door de polders naar Usquert gefietst. Thuisgekomen heeft hij tot de bevrijding nog een tijdje in zijn eigen huis ondergedoken gezeten, hoewel het hele dorp al wist: "Jaan Med’ndörp is ook weer thoes!"

    Uiteindelijk maakte hij toen op 20 april 1945, in zijn hoedanigheid van commandant van de BS, de bevrijding van Usquert mee. Jan en zijn gezin zijn nog te zien op de door dokterszoon Hans Nicolai gemaakte film van de bevrijding.

    Hendrik Jansen is ook te zien op deze film, zittend op een motor in een lange leren jas met een BS-armband om. Volgens Jan Medendorp eigende hij zich later nog een paar leren laarzen toe, toebehorende aan de NSB-wethouder ‘Dikke Bé’ Westerhuis.

    Het was aan onder anderen Jan Medendorp en Britzel te danken dat het te Usquert geen bijltjesdag werd na de bevrijding. Dit in tegenstelling tot Uithuizen waar onder meer vele vrouwen werden kaalgeschoren omdat werd vermoed dat ze met de vijand hadden geheuld.

    Jan had ook nog bezoek gekregen van een oudere man, een meneer De Jong die kinderrechter was geweest. Deze ging vlak na de bevrijding de dorpen langs om het plaatselijk gezag te waarschuwen niet voor eigen rechter te spelen.

    Op de laatste dag van april 1945 werd dochter Harcola, het tweede kind van Harco van Oosten en Annie Blink geboren, terwijl haar vader op de eerste dag van die maand was gedood.

    Definitielijst

    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    De rol van oud-NSB-burgemeester Sieling

    In een brief zette oud-NSB-burgemeester van Usquert Sieling, die ten tijde van het schrijven van de brief geïnterneerd was te Sellingerbeets, uiteen hoe hij nog een rol had gespeeld bij het ‘zogenaamde’ uitstel van executie van Jan Medendorp. Sieling schreef in het begin van zijn brief aan Jan Medendorp, gedateerd 14 oktober 1945: "Zoals U bekend, hebben mijn vrouw, zoowel als ik meerdere malen tegen U gezegd: ‘als er moeilijkheden zijn, klop dan bij ons aan’."

    Nadat de grossier in feestartikelen Hendrikus Sieling, lid van de NSB en WA, een cursus had gevolgd, werd hij in augustus 1942 eerst burgemeester van Usquert en vanaf januari 1944 van Appingedam. Te Usquert bewoonde de familie Sieling de grote villa ‘Biwema’. Toen tijdens Sint-Maarten 1943 de kleine Jakob Medendorp met zijn lampion bij de familie Sieling op de stoep stond, excuseerde mevrouw Sieling zich voor het feit dat zij alleen maar een cent aan de kinderen kon geven. Volgend jaar met Sint-Maarten zou zij het goed maken bij de kinderen van Usquert door wat meer te geven. Jakob reageerde daarop ad rem door tegen zijn vriendjes te zeggen: "Haha, ze main’n zeker dat ze hier volg’nd jaar nog binn’n!", waarschijnlijk doelend op de aanstaande geallieerde invasie. De verbouwereerde burgemeestersvrouw die dit opving, vertelde dit natuurlijk aan haar man die daags erop Jan Medendorp sommeerde bij hem op het gemeentehuis te komen om uitleg te geven over wat zijn zoon had gezegd.

    Jan Medendorp vertelde hier later over dat het ongelukkige voorval kon worden gladgestreken, onder meer door te zeggen dat zijn zoon altijd op pad was en zo ook van alles te horen kreeg. De burgemeester nam dit uiteindelijk voor waar aan. Hij wilde Medendorp echter ook nog iets anders vragen. Zijn vrouw was in verwachting van hun eerste kind. En nu was het zo dat zij nergens aan een babyuitzet konden komen. Wist Medendorp misschien hoe zij hieraan konden komen? "Natuurlijk!", zei Jan. "Dat heb ik zo voor elkaar, als ik met een babyuitzetvergunning naar de grossier in de stad ga dan heb ik dat zo voor u." Vanaf die tijd stond Jan op goede voet met Sieling.

    Henderikus Sieling, ten tijde van de gevangenneming van Jan Medendorp burgemeester van Appingedam, had volgens zijn schrijven ongeveer een week voor de bevrijding van Groningen een brief gekregen van de vrouw van Jan Medendorp, waarin zij had meegedeeld dat haar man door de SD was gevangengenomen en zij vroeg Sieling om hulp. Daarop was Sieling naar Groningen gegaan waar hij te horen kreeg dat de arrestatie van Jan Medendorp verband hield met zeer ernstige feiten en dat hem en de andere gearresteerden de doodstraf wachtte. Sieling schreef hierover:

    Heer Medendorp, ik heb gepleit alsof het mijn eigen leven betrof en moest ik uiteindelijk een list gebruiken, die wel voor 100% is geslaagd. Ik deelde de heeren n.l. mede dat ik omtrent het geval "Medendorp" zeer interessante mededelingen kon doen, als zij mij even de tijd lieten. Wij moesten immers tijd winnen, aangezien de bevrijding zeer aanstaande was. ’s Woensdags belde ik naar Groningen op en deelde mede dat mijn "gegevens" nog niet geheel volledig waren en dat ik morgen (donderdags) in Gron. dacht te komen. Donderdags ben ik er dan ook geweest met als resultaat dat ze uw zaak "aan zouden houden". Vrijdagmorgen weer naar Gron. en daar hoorde ik dat de doodstraf niet op U zou worden toegepast, deels door mijn pleidooi voor U, deels door mijn nog te verwachten "mededelingen". Ik heb toen direct getracht Uw vrouw op te bellen en haar gerust te doen stellen, maar kreeg helaas geen verbinding meer. Het eerste doel was dus bereikt en kon ik middelen beramen om verdere verlichting of vrijlating te verkrijgen. Het lot heeft het echter gelukkig anders gewild, d.w.z. Uw invrijheidstelling werd door de komst der Canadezen verhaast.

    De door Sieling genoemde vrijdagmorgen moet welhaast vrijdag 13 april 1945 zijn geweest, de dag dat de bevrijding van de stad Groningen begon. De strijd zou uiteindelijk vier dagen duren.

    Dat Grietje Rijskamp om hulp vroeg aan een NSB-burgemeester lijkt misschien vreemd maar men zal zich toch kunnen voorstellen dat zij ten einde raad was omdat zij wel wist dat haar man Jan misschien wel hetzelfde lot te wachten stond als haar buurman Harco van Oosten. De enige van wie zij dan ook nog enige hulp kon verwachten was Sieling omdat hij als burgemeester bij de Duitsers toch wel enige autoriteit bezat. Jan zelf heeft waarschijnlijk Sieling nooit gezien als iemand die een belangrijke rol heeft gespeeld bij zijn bevrijding uit de cel. Dit was volgens hem meer te danken aan de snelle opmars der Canadezen.

    Toch moet niet helemaal worden onderschat wat Sieling uiteindelijk heeft betekend. Ook het feit dat Grietje Rijskamp een brief aan Sieling had geschreven met een vraag om hulp, is toch wel significant. Sieling had als NSB-burgemeester van Appingedam namelijk wel degelijk enige autoriteit bij de Duitsers en heeft zo toch ‘de zaak-Medendorp’ wel enigszins kunnen vertragen, totdat de Canadezen het lot van Jan verder bepaalden.

    Misschien wat kort door de bocht geredeneerd, maar indirect is het aan zoon Jakob te danken dat Jan Medendorp het er nog levend heeft afgebracht. Door zijn toedoen namelijk werd zijn vader in contact gebracht met Sieling.

    Definitielijst

    invasie
    Gewapende inval.
    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
    WA
    Afkorting van Weerafdeling, de knokploegen van de NSB.

    De rol van de gebroeders Faber

    Jan Medendorp had eerst altijd nog het vermoeden dat het onmiddellijk fusilleren van Harco van Oosten misschien ook wel verband hield met een persoonlijke kwestie tussen Harco en Jan Mechiel Faber. Het is namelijk wel merkwaardig dat Harco meteen na zijn arrestatie standrechtelijk werd gefusilleerd, in ogenschouw nemend dat bijvoorbeeld Theo Bouwman, collega-commandant van de BS te Uithuizen, en Allert Elema, districtscommandant, na hun arrestatie beiden eerst nog vastzaten in het Huis van Bewaring. Waarom moest Harco dan meteen worden doodgeschoten?

    Jan Medendorp wist nog te vertellen dat Harco en Jan Mechiel Faber voor de oorlog eens ruzie hadden gekregen over een meisje, in het hotel ’t Gemeentehuis te Usquert, eigendom van de vader van Jan Mechiel. De ruzie was zo hoog opgelopen dat Van Oosten Jan Mechiel van boven van de trap gooide.

    Jan Mechiel werkte net als zijn broer Frederikus Faber in de oorlog voor de SD op het Scholtenshuis in de stad. Zij waren allebei informanten en door hun toedoen werden vele verzetsmensen in de provincie Groningen verraden en vermoord. Jan Medendorp vertelde dat iedereen in Usquert tijdens de oorlog doodsbenauwd voor Jan Mechiel Faber was.

    Tegen Jan Mechiel werd twintig jaar cel geëist, tegen zijn broer Frederikus levenslang. Volgens het rechtbankverslag in de krant werd tijdens de berechting van Jan Mechiel Faber nog speciaal vermeld dat hem niet ten laste werd gelegd het doorgeven van een lijst met namen van illegale werkers aan de NSB-burgemeester Willem Dijk en zo aan de SD. (Dijk was in 1944 de opvolger van Sieling als burgemeester van Usquert en kwam wel bij Jan Medendorp in de winkel om tabak te kopen.)

    Ook werd in de rechtbank door de officier, jonkheer mr. De Ranitz, gezegd dat Faber als ‘zuiver amateur’ werkte zonder enige contraprestatie van de SD, omdat hij dit vuile werk graag deed. Jan Mechiel Faber zat als gevangene later in de gevangenis ‘Achter de Hoven’ in Leeuwarden.

    Een familielid van Harco van Oosten vertelde veel later nog eens aan Jan Medendorp dat men tijdens de huiszoeking bij Van Oosten direct naar de kamer liep waar de verborgen BS-spullen achter een kistbalk lagen verstopt. Die werden toen meteen gevonden. Omdat ze heel goed verstopt lagen, dacht Jan Medendorp dat waarschijnlijk Harco zelf had verteld waar de armbanden lagen verborgen. Ook omdat de woning van Jan Medendorp zelf nauwelijks werd onderzocht.

    Definitielijst

    NSB
    Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

    De oorlogservaringen van acteur Ton Lutz

    Bijzonder is nog het verhaal van Ton Lutz[7] over zijn oorlogservaringen in Groningen. De beroemde Amsterdamse acteur en regisseur zat in Groningen ondergedoken. Lutz werd na een clandestiene voordrachtsavond waaraan hij had meegewerkt van zijn bed gelicht en gearresteerd. Ze sloten hem op in een cel van het Huis van Bewaring, met andere gevangenen. Een van hen was Allert Elema uit de Noordpolder. Toen Elema op 8 april 1945 ’s morgens vroeg werd opgehaald, wilde Ton Lutz mee, omdat hij dacht dat Elema werd vrijgelaten. Hij vroeg aan de Duitse gevangenbewaarder: "Kann ich nicht mit?" Waarop de Duitser hem even somber en zwijgend aankeek en antwoordde: "Besser nicht."

    Toen Ton Lutz later hoorde wat er met Allert Elema was gebeurd, drong de portee van deze reactie van de gevangenbewaarder pas echt tot hem door. Na de bevrijding van Groningen verliet Lutz op 16 april als enige overlevende van zijn celgenoten de gevangenis.

    In 1991 speelde Lutz de hoofdrol in Henry IV van Shakespeare in de schouwburg te Groningen. Overdag maakte hij van de gelegenheid gebruik om de familie Elema op de boerderij in de Noordpolder bij Usquert te bezoeken. Toen kon hij eindelijk zijn persoonlijke verhaal over Allert aan hen vertellen. Hij was toen erg geëmotioneerd.

    Na de oorlog

    Jan Medendorp kreeg na de oorlog als dank voor zijn rol in de BS van de weduwe van Allert Elema een boek, getiteld Geuzenliedboek 1940-1945, en een foto met daarop het portret van haar man. Voor in het boek had zij geschreven: "Aan mijn illegalen vrind Jan Medendorp".


    Bijeenkomst op 13 april 1946 in de ‘Oude Meet’ te Groningen, ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding van de 26 ter dood veroordeelde politieke gevangenen uit de gevangenis van Groningen. De persoon in uniform is reservemajoor der Infanterie S. Camping. Hij was commandant van de Gezagstroepen te Friesland, eerder was hij chef-staf van de BS te Friesland. Ook op de foto staat Herman van der Molen, die ook met Jan in de cel had gezeten. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    Leeuwarder Koerier, 17 april 1946. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    Insigne en brief van prins Bernhard

    Voor de periode 15 april tot en met 31 juli 1945 kreeg Jan Medendorp als commandant van de BS een salaris van 727 gulden en 10 cent. Bij zijn uittreding uit de BS ontving hij van prins Bernhard, in diens hoedanigheid van bevelhebber der Binnenlandsche Strijdkrachten, een herinneringsinsigne en een begeleidende brief waarin Bernhard hem bedankte voor de bewezen diensten ten behoeve van Nederland.


    Bedankbrief van Prins Bernhard waarin Jan Medendorp wordt bedankt voor bewezen diensten. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    In januari 1947 kreeg Jan Medendorp een oorkonde van Volksherstel Hulpactie Roode Kruis vanwege: “hetgeen hij geheel belangeloos, uit zuivere naastenliefde, ter leniging der nooden van oorlogsslachtoffers heeft gedaan”. Bron: Jakob-Jan jr. Medendorp

    Hoewel Usquert niet meteen een nieuwe burgemeester kreeg, werd er op 1 augustus 1945 al wel een noodgemeenteraad gevormd met als waarnemend burgemeester Jan Geerling. Jan Medendorp maakte ook deel uit van de noodraad en vervulde toen de functie van wethouder.

    Noten

    1. Het verscheen als publicatie van de Stichting Historische Kring, Noordelijk Hunsingo, nr. 56, februari 2018.
    2. Joseph Isaäc Cohen was ook bekend onder de naam Appie. De dochter van Piet Rijskamp, zwager van Jan Medendorp, noemde hem als peuter van anderhalf jaar Appie en die naam is toen in de familie Rijskamp de koosnaam van Joseph Cohen geworden. Het oorlogsverhaal van Joseph Cohen werd beschreven in hoofdstuk 1 van het boek "De nadagen van het verzet" onder redactie van Ad. A.J. Mulder en Harm Reinders.
    3. Het verhaal van het vinden van de armbanden in het huis van Harco van Oosten is volgens Kees Ploegman anders dan zoals verwoord door de kleinzoon van Jan Medendorp, Jakob-Jan jr. Volgens Ploegman is waarschijnlijk bij de arrestatie van Schreuder in Hoogkerk bij de Duitsers bekend geworden dat er armbanden in Usquert waren. Waarschijnlijk is toen aangenomen dat ze bij de plaatselijke commandant zouden zijn. Als gevolg daarvan kwam Harco van Oosten op de lijst te staan van de twaalf personen die doodgeschoten moesten worden. Robert Wilhelm Lehnhof, Hauptscharführer Sicherheitspolizei, heeft verklaard dat Artür Thomsen heeft aangegeven welke mensen bij hun arrestatie moesten worden ‘omgelegd’. In het proces-verbaal van Jan Ale Visser staat het volgende: De naam van die man (Harco van Oosten) kan ik mij niet herinneren. Vervolgens hebben wij ons begeven naar de woning van bovengenoemde man. Wij zijn in zijn huis gegaan, waarop hij door Pieter Luchtenberg werd "verhoord". Hij heeft daarbij bekend, dat hij armbanden van de B.S. verborgen had. Bedoelde armbanden hebben wij op de door hem aangewezen plaats inderdaad aangetroffen en mee naar Groningen genomen.
    4. Artür Thomsen was Hauptsturmführer bij de Sicherheitspolizei en stond bekend als de beul van de Veluwezoom. Thomsen kwam pas vlak voor de bevrijding op het Scholtenshuis te Groningen terecht. Hij overleed op 9 juli 1945 onder verdachte omstandigheden in de gevangenis te Scheveningen, net als Ernst Knorr, zijn collega op het Scholtenshuis, die enkele dagen daarvoor ook in Scheveningen overleed.
    5. Kees Ploegman zegt hierover: "Dit is niet bij ons bekend en lijkt mij onwaarschijnlijk. Er zijn spullen van Harco van Oosten bewaard gebleven en daar is geen hoed bij.
    6. Willem Bartele Wagenaar (Groningen, 17 augustus 1907 - 3 januari 1999) was kunstschilder, galeriehouder, tekenleraar en surrealist. Hij begon te Utrecht een kunstacademie die in 1939 verplaatst werd naar Marokko. In 1942 verkaste Wagenaar weer naar Groningen, zette daar een kunstacademie op en was tegelijk actief in het verzet.
    7. Bron: Jan de Boer, Noordpolder 1811-2011 – Dijkrijk, 2011, Welzo Media Productions.