TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Spiegelmoeders - Een verzwegen familiegeschiedenis

Titel:Spiegelmoeders - Een verzwegen familiegeschiedenis
Schrijver:Wel, J. van der
Uitgever:Querido
Uitgebracht:2019
Pagina's:452
ISBN:9789021415499
Omschrijving:

"Niemand in het dorp mag het weten van de oude tweeling. Willen ze niet, zeggen ze. We schamen ons, dat is het erge dat we er niet voor durven uit te komen." Zo begint "Spiegelmoeders" van Judith van der Wel (1984). Een waargebeurd verhaal over een generatie Joodse vrouwen, een grootmoeder, een moeder en een dochter. De schrijfster behaalde haar bachelors psychologie en theologie aan de Rijkuniversiteit Groningen. Hierna combineerde zij deze studies in een onderzoeksmaster religiestudies aan de Universiteit van Amsterdam. Ze onderzocht daar de (religieus-) Joodse identiteit van drie generaties vrouwen aan de hand van hun levensverhalen. In 2010 won ze een essaywedstrijd bij het Vlaams-Nederlands Huis deBuren. Ze publiceerde artikelen en essays in Ons Erfdeel en Trouw. In 2015 verscheen haar debuutboek "Stemmen".

In de herfst 2010 ging de schrijfster naar een pedicuresalon in Amsterdam. Tijdens de pedicurebehandelingen die volgden, vertelde zij nietsvermoedend over haar afstudeerscriptie voor religiestudies; over wat Joods zijn betekent voor mensen van verschillende generaties en hoe die betekenis in de loop van hun leven veranderd is. Toevallig blijkt de pedicure, Fia genaamd, van Joodse afkomst. Ze stemde toe met een interview met haar en haar dochter. Haar moeder (de helft van een tweeling) had in negen concentratiekampen gezeten en zevenentwintig familieleden verloren en wilde over haar verleden eigenlijk nooit praten. Fia beloofde aan haar moeder en haar moeders tweelingzus te vragen of ze nu wel wilden mee werken, waarop de vrouwen instemden met een interview. Jaren na het voltooien van haar scriptie zocht de schrijfster de tweeling weer op en merkte ze dat de tweelingzussen steeds makkelijker over het verleden spraken.

Schaamte voor hun afkomst was al vroeg meegegeven door de grootvader van de tweeling. Opa Aaron Waagenaar was geboren in Uilenburg, een zeer arme Jodenbuurt in Amsterdam. Hier bevonden zich negenendertig eenkamerwoningen waar in totaal meer dan driehonderd mensen leefden. De bewoners hadden geen keuken, badkamer of zelfs maar stromend water. Gekookt werd er op de kachel en hun behoefte deden ze op een emmer. De armelui leefden tussen de ratten en muizen. Grootvader Waagenaar wilde hogerop komen in de samenleving en dat betekende dat hij zich moest aanpassen als hij wilde wonen tussen het gewone volk (Gojim). Hij ging daarom niet meer naar de synagoge, hoewel hij zijn gelovige achtergrond nooit helemaal zou loslaten. Hij hield zich enkel aan tradities maar had niets op met rabbijnen.

In de jaren 70 van de 19e eeuw kwam de diamantindustrie tot bloei, dankzij de grote toevoer van diamanten uit Afrika. Opa Waagenaar was vastbesloten het te gaan maken in dit vak. Zijn vrouw Sara, die al in het vak zat, wees hem de weg. Van sappelaar veranderde hij in een respectabele diamantbewerker. Door de steeds wisselende werkgelegenheid in de diamantindustrie en regelmatige werkloosheid, besloot hij in oktober 1908 naar Antwerpen te vertrekken. Zijn gezin volgde tweeënhalve maand later, nadat hij in de diamantindustrie voldoende had verdiend om een grotere woning te betrekken. In augustus 1914 viel Duitsland België binnen. Alle buitenlanders moesten vertrekken, zo ook opa Waageneer met zijn gezin. Ze keerden terug naar Amsterdam en trokken in bij zijn ouders. Opnieuw leefden ze in armoede. Opa schaamde zich hiervoor maar het was niet anders. Enkele jaren later overleed zijn echtgenote na een lang ziekbed in juni 1919, de spil van het gezin was weg. Opa werd bitter en keerde in zichzelf. Zo heeft de tweeling hem leren kennen.

De moeder van de tweeling was ongehuwd en woonde in bij haar vader. Het geheim wie de vader van de tweeling was, heeft ze mee het graf ingenomen. Judith en Sara (Selly) werden in 1927 geboren, het duurde twee weken totdat hun grootvader ze in zijn hart sloot. De meisjes werden veel gepest in hun kinderjaren, ze waren de enige Jodenkinderen in hun buurt en ook nog eens zonder vader. Vriendjes hadden ze niet, alleen elkaar. In oktober 1936 verhuisden ze naar de Transvaalkade, waar 80% bestond uit leden van de Joodse gemeenschap. De tweeling leefde op. Opa ging naar de markt en verkocht vis om in hun onderhoud te kunnen voorzien.

De tweeling was 13 toen de oorlog begon en 15 toen ze uit huis werden weggehaald. Augustus 1940 werden anti-Joodse maatregelen ingesteld. De wereld van de meisjes werd alsmaar kleiner. Ze mochten niet meer naar school en hun moeder vond het buiten te gevaarlijk. Ze besloten daarom maar te gaan werken en kwamen terecht in een dekenfabriek. Judy en Selly kregen een Sperre, een stempel in hun persoonsbewijs die moest aantonen dat ze van belang waren voor de oorlogsindustrie en daarom tot nadere order niet mochten worden weggevoerd. Toen de razzia’s begonnen bleken ook Joden met een Sperre niet altijd veilig. Zo werden in de confectiefabriek waar hun tante werkte alle Joden weggevoerd, waaronder de familieleden van de tweeling. Op 18 november 1942 was hun opa aan de beurt. De tweeling zelf en hun moeder waren veilig tot 18 januari 1943, toen werd de Transvaalkade afgezet en werden ze door Nederlandse politieagenten uit huis gehaald. Ze kwamen terecht in de Hollandsche Schouwburg. De volgende ochtend probeerden twee Duitsers, die op hun werk voor de Duitse zakenwaarnemer werkten, hen vrij te pleiten, maar hun stempel was niets meer waard.

Judy en Selly kwamen met hun moeder achtereenvolgens in negen kampen terecht, waar ze vele gruwelen hebben moeten doorstaan. Welke kampen het exact waren kunnen ze zich niet meer herinneren, maar in elk geval kamp Vught en Auschwitz worden uitvoerig beschreven. Uiteindelijk belandden ze in Denemarken, ze hadden het gered! Door de zwakte van beide meisjes, als gevolg van pleuritis, werden ze enkele malen in diverse sanatoriums opgenomen, opnamen van telkens minimaal twee jaar. Na de oorlog trouwden de zussen, Judy twee keer. Uit Judy’s eerste huwelijk met een niet-Joodse man kwam dochter Fia (1960) voort, de moeder van de pedicure van de schrijfster. De Joodse identiteit van de tweelingzussen verdween naar de achtergrond. Niemand hoefde hiervan te weten na alles wat gebeurd was – "Dat is van ons." Wel hielden ze alles bij wat in de kranten stond over de oorlog en knipten artikelen uit, maar erover praten deden ze liever niet. De samenleving toonde zich tot de jaren zeventig vijandig en onverschillig ten opzichte van de Joden.

De tweede man van Judy was van Joodse afkomst en ook haar dochter Fia trouwde met een Joodse man. Zo ging de Joodse identiteit toch weer een rol spelen binnen de familie. Zowel Fia’s stiefvader als schoonvader kampten met psychische problemen als gevolg van de oorlog. Het drong tot Fia door hoe diep de sporen waren die de oorlog had achtergelaten. Toen ze zelf 40 werd ging ze in therapie. Ze ontkende dat ze tweede generatie was en dat ook haar leven beïnvloed werd door wat haar moeder meegemaakt had. Haar moeder en tweelingzus vertelden tijdens het eten zonder emoties over hun ervaringen en dit gaf Fia ook een bepaalde hardheid. Na haar therapie speet het haar dat ze deze houding ook weer aan haar kinderen had overgegeven. Haar kinderen, Rosalie en Guus, gingen naar een Joodse school, maar thuis werd er minder aan het geloof gedaan dan bij klasgenoten thuis. In de puberteit had Rosalie het er moeilijk mee, want omdat zij niet zo streng religieus was opgevoed voelde ze zich een buitenstaander. Zo bleef de Joodse identiteit als een rode draad door hun levens lopen.

"Spiegelmoeders" is een uitgebreid geschreven verhaal over drie generaties. Religie en de omstandigheden per tijdperk zijn uitvoerig en beeldend beschreven, evenals de kampverhalen van de hoofdpersonen. Het wel of niet Joods zijn en hoe uiting te geven aan deze identiteit spelen een belangrijke rol. De gevolgen van levenservaringen en de overlevering van religie, alsmede het tijdperk waarin men leefde, heeft de schrijfster goed verwoord. Ze heeft veel informatie gehaald uit gesprekken met de hoofdpersonen, alsook uit interviews met andere personen en naslagwerken. Dit goed gedocumenteerde werk is aan te bevelen voor volwassen lezers met affiniteit met de (nasleep van de) Tweede Wereldoorlog en het Jodendom.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Ilona Lüderitz-Rademacher
Geplaatst op:
10-03-2019
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen