TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Vertaald uit het Engels
    Hoofdpersoon: George Morrison Daily
    Eenheid: The Black Watch, 3rd Battalion, Royal Regiment of Scotland
    Plaats van handeling: Groot-Brittannië en Frankrijk
    Datum van handeling:1939 - 1946
    Datum van eerste publicatie:18 januari 2005

    George Morrison Daily, die diende in The Black Watch gedurende de Tweede Wereldoorlog, is op 14 november 2002 overleden op 84-jarige leeftijd. Een jaar of vier eerder was hij door zijn nicht overgehaald om zijn om zijn herinneringen aan die periode eens op te schrijven. Ze werden afgedrukt voor eigen gebruik en werden daarna aan de People’s War-site van de BBC afgestaan door iemand die in hetzelfde bataljon diende en die enige data (tussen haakjes) heeft geplaatst om de chronologie duidelijker te maken; alles met toestemming van zijn weduwe, Maisie.

    Definitielijst

    Regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Afbeeldingen

    George Daily in Griekenland 1945. Bron: WW2 People's War.

    Deel 1

    Het was 1939 en ik was bezig met mijn laatste jaar als leerling-scheepsinterieurbouwer en twintig jaar oud, toen de regering in haar onuitsprekelijke wijsheid besloot dat jonge mannen van mijn leeftijd opgeroepen moesten worden om zes maanden militaire dienstplicht te vervullen. Dreigende oorlogsluchten pakten zich samen boven Europa! Tot mijn geluk werd ik geplaatst in Maryhill Barracks, het hoofdkwartier van de Highland Light Infantry oftewel LHI. Ik zei ‘tot mijn geluk’, want het was niet al te ver van huis.

    Onze training begon onmiddellijk door een Regular Sergeant en een Corporal om ons eens in de militaire vorm te kneden. Zij hielden blijkbaar nogal van hun vak en waren vast besloten om van ons modelsoldaten te maken. Na een paar weken met oefeningen beweerde de sergeant dat we eruit zagen alsof we aan het mestkruien waren hetgeen ons een nogal bedremmelde reactie ontlokte. De volgende stap in ons opleidingsprogramma was het exerceren op de binnenplaats van onze kazerne; een arme rekruut kon niet in de pas blijven lopen met de rest waarop de sergeant de troep halt liet houden. “Was jij bij een vrouw gisteravond?” vroeg hij de arme drommel. Toen de knaap zijn hoofd schudde voor een overduidelijk “nee” gaf de sergeant hem als goede raad: “om die avond de zaak maar eens goed door te spoelen, omdat zijn marcheerpas daarvan flink zou opknappen.” Dit was dezelfde sergeant die ons in het gelid zette en met zijn rug naar ons toegekeerd waarschuwde hij ons op luide toon dat hij toch wel kon zien wat we in de zin hadden, ook al keek hij recht vooruit. Zonder verdere poespas gooide hij zijn kilt over zijn hoofd en daar stond een kanjer van een oog getatoeëerd op zijn bil. Wat een kerel!

    Daarna kregen we geweer- en bajonetoefeningen. We kregen allemaal een geweer met de bajonet erop gestoken en we kregen de opdracht om een zak gevuld met stro aan te vallen en de bajonet zo ver als we konden in de zak te steken terwijl we zo hard mogelijk gilden. Het idee hierachter was dat de vijand, als die me zo zag komen aanrennen terwijl ik de longen uit mijn lijf schreeuwde, zo bang zou worden dat hij zijn wapen zou neergooien en weg zou lopen. De legerleiding had blijkbaar alles vergeten wat te maken had met machinegeweren en handgranaten. We waren wat fortuinlijker op de schietbaan, tenminste de meesten van ons. We lagen op de grond voor een lage galerij, achter onze geweren met onze ogen gericht op de doelen. “Welaan,” sprak de sergeant, “verknoei maar een paar rondjes voordat je werkelijk begint.” Dus een jonge knaap, die naast me lag pakte twee patronen en smeet die in het water. Ik zal maar niet zeggen wat de reactie van de sergeant was.

    Ondanks al deze grappen en grollen werd het leven langzamerhand toch weer routine en we mochten ’s avonds de kazerne verlaten, hetgeen mij wel goed uitkwam want voor mij was het ongeveer een half uur en ik was thuis waar ik me omkleedde in mijn burgerkloffie en vertrok naar de ‘Wee Burgh Dance Hall’. [in Glasgow. Red.] Op een zaterdagavond was de entree een duppie en drie dubbeltjes voor een glas limonade tijdens de pauze halverwege – dat was nog eens een luxe leventje. De band was de befaamde ‘Barnstormers’ en we moesten in de rij staan om binnen te komen. Na afloop moesten we ons Byres Road op haasten om op tijd terug te zijn in de kazerne. Bij één van die gelegenheden hing er zo’n dichte mist dat mijn maat tegen een lantaarnpaal aanliep en twee ouwe bakvissen die ook op straat liepen, uitriepen: “Kijk aan, onze verdedigers!”

    Ik herinner me nog goed dat ik wacht moest lopen in de kazerne. Ik liep wacht buiten de kantine die op de eerste verdieping lag. Eens stond ik op een koude nacht onder het raam van de kantine met de bajonet bovenop mijn geweerloop en het gebeurde wel, dat er een hand uit het raam gestoken werd en er een vers, warm pasteitje aan vastgeprikt werd. Ik zocht dan een rustig hoekje op om te genieten van een warme versnapering op een koude avond.

    Een paar weken later werd de oorlog verklaard aan Duitsland en de kazernepoort ging voor ons op slot terwijl de sergeant zo hard als hij kon schreeuwde: “Jullie zijn onder de wapenen nu, naar huis gaan en naar je mammie is er nou níet meer bij!” Ons verblijf op de Maryhill-kazerne werd beëindigd en we werden overgebracht naar Albufera Barracks in Aldershot ergens ver weg in Engeland. Ik was nog nooit eerder zover van huis geweest. Ik werd aangesteld als Private G M Daily 3316733 in de 6th Black Watch en hiermee begon mijn opleiding pas in alle ernst.

    Na een paar maanden werden we overgeplaatst naar een stad in het zuiden van Engeland waar we werden toegevoegd aan de 51st Highland Division en spoedig bevonden we ons op weg naar Frankrijk met de British Expeditionary Force [het Britse Expeditieleger. Red.] Het was de winter van 1939.

    Het was een verschrikkelijke winter met een ijskoude wind en sneeuw ver weg van huis en met heel weinig comfort. Na het Kanaal overgestoken te zijn, reisden we verder in beestenwagens over het spoor naar onze eerste halteplaats, een klein dorpje Faubly Begametz genaamd. We verdreven de tijd, en hielden ons tegelijkertijd warm met het vrijmaken van de straten en stoepen van ijs en sneeuw. We leenden de schuivers en bezems van de plaatselijke winkelier en van de cafébazen en werden daarvoor beloond met echte koffie of een glas wijn. De meeste van ons hadden zoiets nog nooit eerder geproefd.

    Ons verblijf was maar van korte duur en spoedig waren we weer op weg, deze keer te voet. Onze bestemming was Noord Frankrijk, dit was het industriële gebied van het land en we marcheerden richting Lille. Onderweg wisselden we van plaats met het 2nd Batallion Black Watch en we namen hun plaats in bij de British 4th Division (4 maart 1940). Dus het was zeg maar dag-met-je-handje tegen de Highland Division-strijdkrachten. We keken ze met een brok in de keel na toen de tonen van de doedelzakken langzaam in de verte verstierven. Tot ziens en succes Black Watch.

    Uiteindelijk bereikten we onze bestemming aan de Frans-Belgische grens. Een rijtje kazematten en wat prikkeldraad, niet bijzonder veel bescherming tegen de tanks van de Duitsers. We waren er pas een paar dagen toen het grote Duitse offensief over Nederland en België losbarstte.

    Onze orders waren om de grens met België weer over te steken en de plaatselijke bevolking overspoelde ons met bloemen en omhelzingen en moedigde ons aan onderweg. We bereikten de buitenwijken van Brussel en stelden ons op in een verdedigingslinie. Het peloton waar ik deel van uitmaakte vond een onbewoonde flat waar we introkken. We moesten echter nogal rap vertrekken toen de Belgische strijdkrachten besloten hadden naar huis te gaan, waardoor ze enorme leemtes in onze verdedigingslinie achterlieten. We ontvingen orders om naar Frankrijk terug te keren. Voor we werden afgesneden smeten dezelfde mensen die ons eerder hadden verwelkomd, nu de bloemen in ons gezicht, want ze waren maar al te blij nu om ons te zien vertrekken, ze waren zich aan het voorbereiden om de Duitsers te verwelkomen. Kun je nagaan: één burger probeerde ons water te verkopen! Kun je je voorstellen, wij op de terugtocht, lopend, en deze klootzak die de gore moed had ons water proberen te verkópen? De sergeant bracht hem snel op ander gedachten toen we hem tegen een muur opstelden en dreigden hem dood te schieten (alleen voor de grap natuurlijk). Hij veranderde van mening en bereidwillig vulde hij al gauw al onze veldflessen en canteen cups.

    Op onze weg terug naar Frankrijk leden we ons eerste verlies in deze oorlog. We zaten in een open truc, toen een granaat achter ons ontplofte en die arme Pat Murphy, een goeie kerel uit Ierland, werd getroffen. Een scherf raakte zijn voorhoofd en hij stierf ter plekke recht voor onze ogen. We begroeven hem aan de kant van de weg met een merkpaal om hem te identificeren. De lange weg naar Duinkerken was begonnen. We arriveerden veilig in de buitenwijken van Duinkerken, we zochten onze weg naar de kust waar duizenden kerels van allerlei regimenten wachtten in de hoop op een oversteek van het Kanaal.

    De Duitse vliegtuigen bleven maar duikvluchten uitvoeren terwijl ze ons beschoten en wij dekking zochten in de duinen om aan de kogelregens te ontkomen. Het zou een pandemonium geworden zijn in onze sector, ware het niet voor de inspanningen van een jonge Britse officier die onverschrokken op het strand op en neer reed op een groot wit paard om te proberen de dingen in het gareel te krijgen. Ik weet niet wie hij was maar hij moet zeker een V.C. verdiend hebben. [V.C. = Victoria Cross, de hoogste Britse militaire onderscheiding voor moed. Red.] Ik zal dat paard met die jonge ruiter midden in die gigantische chaos mijn leven lang niet meer vergeten.

    Ik was niet zo heel erg blij met de hele situatie en besloot samen met een ander lid van mijn peloton, een Glaswegian [Inwoner van Glasgow. Red.] net zoals ikzelf, een eindje verder het strand op te gaan. En na een kort tijdje kwamen we aan bij een strekdam waar een behoorlijk groot schip manschappen aan het inladen was. We besloten dat het misschien het beste was als we achteraan de rij aansloten in de beste Engelse traditie.

    We hadden een lange, lange tijd staan wachten, toen ik bij toeval eens over de rand van de pier keek en een klein vissersbootje zag liggen onderaan het eind van een ijzeren ladder. Ik liep terug naar waar mijn maat zat te wachten en ik nam hem onopvallend mee naar de ladder. Ik vroeg de schipper van de boot of hij ons mee wilde nemen. Hij kon wel manschappen meenemen maar geen uitrustingstukken, dus we moesten al onze barang over de muur gooien en stel je eens voor dat daar ook mijn mondharmonica in zat; ik placht erop te spelen waar en wanneer ook maar mogelijk voor mijn maten in het peloton. We scharrelden de metalen ladder af naar de vissersboot die gereed was om af te duwen. De boot behoorde toe aan een visser en zijn zoon en hij had zijn thuishaven in Weymouth aan de kust van Dorset. Toen we aan boord stapten gaf hij ons ieder een deken en zei: “kom op jongens je bent nu veilig.” Ik wikkelde mezelf in de deken en ging liggen om wat te slapen. Mijn maat zei: “Je kunt toch zeker nooit slapen onder deze omstandigheden?” Ik antwoordde: “Als ik moet sneuvelen wil ik niet zien hoe dat gebeurt.” Hij gaf me gelijk en deed hetzelfde. Het grote schip waarvoor we in de rij hadden gestaan werd geraakt door duikbommenwerpers en iedereen aan boord werd in het water gesmeten. Een Duits vliegtuig volgde ons een tijdje maar ik vermoed dat hij ons niet de moeite waard vond om zijn munitie aan te verspillen, niet waar er grotere en belangrijkere doelen te over waren. In elk geval, godzijdank liet hij ons met rust.

    Het weer tijdens de oversteek was prachtig, het water zo vlak als een vijvertje. Er was iemand of iets die aan onze kant stond alsof een hogere macht over ons waakte. Ik keek omhoog naar de blauwe lucht en in de stralende zon en viel in slaap. Toen we wakker werden waren we hoog en droog in de haven van Dover. Kan iemand zich onze opluchting voorstellen: het heerlijke gevoel om je veilig terug in je eigen land te voelen. Onderweg hadden we een Franse soldaat opgevist, hij was blijkbaar bezig het Kanaal over te zwemmen op weg naar de veiligheid en onze schipper had zich wel verplicht gevoeld om hem op te pikken.

    Nadat we ontscheept waren gaven WVS dames [WVS = Women's Voluntary Service. Red.] aan de kade ons een kop thee en postkaarten om naar huis te sturen. Journalisten deelden afbeeldingen uit met een soldaat in gevechtstenue, met rugzak en helm, die voor een kruisbeeld geknield zat. De tekst onder de plaat was: “We knielen voor U.” Dit mochten we naar onze geliefden sturen om hen te laten weten dat we in veiligheid waren. Ik stuurde de mijne naar Maisie Logan. Ik had haar in Glasgow ontmoet voor de oorlog, maar ze woonde nu in Birmingham in Engeland.

    We werden naar het station gebracht en vandaar naar Yeovil Camp hetgeen een opvangcentrum was voor ontheemden. Ze probeerden ons weer in verbinding te brengen met ons eigen regiment waar dat mogelijk was.

    Het bataljon van de Black Watch, waar we in Frankrijk afscheid van hadden genomen, had zich ingegraven bij St. Valery. Ze hadden geen schijn van kans! Het was de eerste keer in de hele geschiedenis van het Regiment dat de “Jocks” van de Highland Division met de handen omhoog hadden gestaan. De meeste waren gesneuveld, de rest gevangengenomen en die brachten de rest van die lange oorlog door, opgehokt in een Stalag-krijgsgevangenenkamp.

    Ze waren verbitterd om zo in de steek gelaten te zijn, er waren geen schepen verschenen in St. Valery omdat alle vaartuigen naar Duinkerken waren gedirigeerd. Ik vernam dit alles via een bandopname van een Highlander van de 2nd Black Watch die na zijn vrijlating naar Canada was geëmigreerd. Hij bezwoer dat hij nooit meer naar Engeland zou terugkomen. Echter op dit moment is hij op tournee met zijn doedelzakband die als huismelodie speelt: “Het verdriet van St. Valery.”

    De koning, George VI, gaf ons 24 uur verlof om naar onze familie te gaan. Het zou me 12 uur kosten om vanaf het zuiden van Engeland naar Glasgow te reizen en 12 uur terug, dus wat had dat nou voor zin? De maat die met me samen uit Duinkerken ontsnapte woonde in Govan, dus die bevond zich in dezelfde positie als ik. We besloten om extra verlof te nemen in Glasgow en iedere dag, nadat we dat met elkaar hadden afgestemd, besloten we nog een dag vast te plakken aan ons verblijf. Dat resulteerde in een weekje extra voordat we ons terugmeldden bij de kazerne. En we waren waarlijk niet de enigen, we sloten aan bij een lange rij van ongeoorloofde afwezigen. Ik zat op een muurtje aan het eind van die lange rij toen een sergeant me in de gaten kreeg en me aanzegde “op te houden met dat gelummel en op te donderen of anders zou er wat zwaaien.” Ik maakte me uit de voeten, terwijl alle anderen twee weken CB kregen [CB= confined to barracks, d.w.z. geen verlof de kazerne te verlaten of huisarrest. Red.]. We keerden terug naar Yeovil, en na twee weken in tijdelijke onderkomens bevonden we ons op het eiland Wight, samen met de rest van het bataljon die hadden weten weg te komen van het strand van Duinkerken. Het was een hele belevenis om elkaar weer tegen te komen na alles wat we hadden doorgemaakt.

    Definitielijst

    bajonet
    Steekwapen dat voor man-tot-man gevechten op het geweer geplaatst kan worden.
    offensief
    Aanval in kleinere of grote schaal.
    regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Deel 2

    Het was de zomer van 1940 en we waren gestationeerd op het eiland Wight. De lokale bewoners waren doodsbenauwd toen ze hoorden dat de Black Watch onderweg was naar hun stadje; ze dachten dat we allemaal bronstige roodharige Schotten waren die niets aanhadden onder hun kilt. Nou ja, ze hadden voor de helft wel gelijk! Echter, toen we het eiland verlieten waren er toch wel een paar die in tranen waren. We liepen wacht op het uiteinde van Seaview Pier die nogal gammel was bij stormachtig weer.

    De sergeant vertelde ons dat Duitse vliegtuigen boven de Solent vlogen op de terugweg naar hun bases in Frankrijk, na de schepen in de haven van Porthmouth gebombardeerd te hebben. Het idee was dat we op hen vuurden als ze laag over het eiland kwamen aanvliegen. De Luftwaffe-piloten vlogen vlak over ons hoofd en wanneer we onze geweren op hen richtten maakten de piloten het “V” teken (ook zij hadden een gevoel voor het belachelijke hiervan.) [Waarschijnlijker is dat de Duitse piloten hen ‘de twee vingers’ gaven, waarvan de betekenis hetzelfde is als de opgeheven middelvinger. Red.] We raakten er nooit één, het was een verspilling van tijd en van ammunitie en ik zag zelfs een piloot die me uitlachte.

    Ik moet ook nog even Lord Haw Haw noemen! [Lord Haw Haw was een Brit die op een Duitse zender die in het Engels uitzond, zo genoemd door de Britten om zijn brallerige toon. Red.] We waren op een bijzonder geheime oefening langs de zuidkust van Engeland. Op een nacht in onze schuilplaats draaide één van de jongens de radio aan, en we hoorden het volgende: “Duitsland roept… Duitsland roept…. Duitsland roept… Groetjes van Duitsland aan de soldaten van de Black Watch, die ronddolen in New Forest.” We bestierven het bijna terplekke. Wel een groot een geheim, dat wij moesten bewaren!

    Jammer genoeg lieten we het eiland Wight achter ons (november 1940) en begaven ons naar Camberley in Surrey (december 1940, na enige maanden training in het gebied van Newbury en Stockport), thuisbasis voor het Officiers Opleidingscentrum [Sandhurst. Red.] en nu dus voor de 6th Black Watch. Ons peloton vond een leegstaand huisje en al gauw hadden we onszelf geïnstalleerd.

    De ‘parade’ naar de kerk was werkelijk steeds een indrukwekkende aangelegenheid: het voltallige 6th Black Watch Batallion, voorafgegaan door onze doedelzakpijpers en marcherend door het stadje op de tonen van “Heilan Laddie.” [de knaap uit de Hooglanden. Red.] De lokale bevolking genoot ervan en stond elke keer weer langs de kant van de weg. Het was de gewoonte om op zondag naar de Sandhurst Chapel te marcheren voor de ‘kerkparade’. Het bataljon werd aangevuld met een aantal nieuwelingen terwijl de dingen intussen zo hun gangetje gingen; ons peloton kreeg twee nieuwe leden. Eén ervan was Willie McCartney een plaatsgenoot uit Glasgow en Johnny Anderson uit Dundee wiens vader een café had in die stad. Willie was een typische droge, bijdehandte, Glaswegian: zat altijd zonder geld, altijd aan het schooieren voor een sigaret, terwijl Johnny en ik een vriendschap smeedden die tot het einde van de oorlog zou duren. We maakten er een gewoonte van in de buurt te gaan dansen met de vrouwelijke chauffeurs van de Military Lorry Unit in Camberley. [militaire voertuigenafdeling. Red.]. Dat was nog eens een ruig stel (ik gebruik de term ‘dames’ met grote reserves). De leidster van hun groep was een reusachtige vrouw die “de hamerwerper” werd genoemd en die alleen maar pinten bier dronk en de eerste de beste man in haar buurt vastgreep om met haar te dansen. En je haalde het niet in je hoofd om dat te weigeren! Jammer voor de eerste de beste.

    De volgende gebeurtenis die zich voordeed was de aankomst van de eerste Canadian Division in de omstreken van Camberley, die de eerste golf vormde van Canadezen die naar Engeland kwamen. [Het is hier niet duidelijk of het de First Canadian Infantry Division betreft of de eerste Canadese divisie die arriveerde. Red.] De zaken gingen van kwaad tot erger en onze kroegtochten werden een gevaarlijke onderneming, met groepjes Canadezen die stonden te wachten bij onze onderkomens om een ongelukkige pelotonsmakker ‘op te knappen’ die naar de pub ging om een pint te pakken. We organiseerden een geheime krijgsraad en onze korporaal besloot dat we hun uitdaging moesten aannemen. Geen lid van de Black Watch zou zich laten intimideren door een Canadees. Dus de korporaal stelde ons op in het gelid en met zijn Brengun aan zijn schouder, zonder magazijn, en hij marcheerde ons naar de kroeg voor een drankje. Hij beval de kroegbaas om zijn jongens te laven en waarschuwde de rebellen dat hij zijn magazijn op hen zou ledigen als er ook maar één van zijn jongens zou worden lastig gevallen. We genoten allemaal van onze onderbreking, maar de droevige ironie van dit verhaal is dat deze zelfde Canadezen ingezet werden bij de commandoraid op St. Nazaire in bezet Frankrijk en dat ze bij bosjes werden neergemaaid! Slechts een paar werden er gevangen genomen.

    Ons verblijf in Camberley liep ten eind, en naast alle gebruikelijke geruchten die de ronde deden was de waarheid dat we met vervoer terug naar Schotland gingen via Catterick Camp in Yorkshire en dan verder via een lange, harde tocht te voet helemaal naar de grens met het zuidelijke gebied van Schotland. Eigenlijk had de divisiecommandant van de Black Watch het hele eind willen laten marcheren van Camberley tot aan Schotland, maar blijkbaar was er zo’n gedoe over, dat hij besloot de mannen tot aan Yorkshire transport te geven. Hij herinnerde de mannen er wel aan dat ze hem over een paar maanden dankbaar zouden zijn voor hun gehardheid en voor hun geoefende voeten. De hele weg reed hij natuurlijk mee in zijn ruime, luxe stafauto.

    Een paar maanden later (april 1942) en een paar blaren rijker staken we de grens met Schotland over, begeleid door de yells en vreugdekreten van de Schotten en het gekreun van de Engelse troepen in onze brigade, dat waren voornamelijk de Royal Fuseliers en de Royal West Kents, allebei afdelingen uit Londen. De Engelse knapen konden er uiteindelijk het hardst om lachen want zij werden ondergebracht in Hawick en Selkirk terwijl wij ons vastliepen in een voormalig krijgsgevangenenkamp uit de Eerste Wereldoorlog. Het oord was vergeven van de ratten en wat erger was: kilométers van de stad Hawick af, de stad van de “Braw Lassies.” [Letterlijk vertaald: van de kijvende wijven. Ironisch. Red.]

    De lokale bevolking had het echter goed met ons voor. Het was niets bijzonders als, wanneer we op oefening waren in de heuvels, de vrouw van de boer naar buiten kwam met pannen vol melk en versgebakken kadetjes om ons bij te voeren, tot grote afschuw van onze sergeant. “Dit is geen padvindersuitje”, placht hij te zeggen. De boerin negeerde hem volkomen. Ze had waarschijnlijk ook naaste familie in het leger.

    Na een paar maanden in kamp Stobs zeiden we gedag tegen de ratten en verhuisden we naar een mooie schone nissenhut [dolfplaten, halfronde hut/opslagplaats. Red.] bij het nabijgelegen Selkirk. (februari 1943). We kregen ook een nieuwe pelotonscommandant die juist was opgeroepen, hij was nog niet zo oud, zo’n beetje dezelfde leeftijd als de meeste van ons. Zijn eerste actie was om mij een streep erbij te geven, hetgeen ik weigerde, maar hij dreigde me weg te halen bij mijn maten en naar een ander peloton over te plaatsen, dus werd ik Lance Corporal! Jazeker: Lance Corporal Daily… onbetaald en ongewenst! Om het af te leren werd ik de eerste dag van mijn promotie op rapport geslingerd omdat één van mijn makkers zijn bed niet netjes had opgemaakt. Dit kwam uit bij een hutinspectie.

    We kregen gauw de routine te pakken van ons nieuwe onderkomen, afgewisseld met oefeningen of stappen in Selkirk. We bezochten alle plaatselijke danspartijtjes, ofschoon het enigszins verraderlijk was om een langzame foxtrot te dansen in bespijkerde legerkistjes. Er waren wel een paar gewonde tenen tussen de Selkirk schonen, én een paar gebroken harten toen we weer wegtrokken.

    Om klaar te worden gestoomd voor onze volgende onderneming bestond een deel van onze opleiding uit het oversteken van Loch Fyne in een landingsvaartuig. Tot onze verbazing stelden we vast dat er Yanks zaten in Inverary, allemaal verkleed met oude Keltische helmen en in kurassen, terwijl ze aan de oever van het meer zaten bij wat vaten vol met bier en ze een geweldige pret hadden. Zij riepen ons erbij, terwijl we met volle bepakking liepen te sjouwen, om erbij te komen zitten en een biertje met hen te drinken. Ongelukkigerwijze moest de Black Watch het meer nog eens oversteken om langs de overkant weer naar de grens te marcheren.

    De geruchtenmolen kwam weer eens op gang, er werd gegokt op Dunoon of Rothesay on the Clyde, of the Isle of Man. De werkelijkheid was… NOORD AFRIKA! We zouden ons bij de 1st Army voegen onder General Anderson en na een lange spoorreis en een nog veel langere zeereis landden we bij Algiers (23 maart 1943). We werden tot de volgende dag vastgehouden op het haventerrein tot we ingescheept werden op een destroyer van de marine [onderzeebootjager. Red.] om verderop aan de kust naar Tunesië en dichter bij de frontlijn gebracht te worden. Na een urenlange mars bereikten we onze bestemming en gingen in stelling naast een Amerikaanse artilleriebatterij, waar een enorme zwarte soldaat de ene na de andere granaat in het sluitstuk van zijn kanon schoof terwijl hij riep: “Hitler… tel je mannetjes af.”

    We konden alleen maar met open monden staren naar de klassecatering van de Yanks. Hotdogs en ijsmachines volgden hen overal waar ze maar naartoe gingen en wij kregen niets anders dan harde beschuit en blikken “bully beef”. [scheepsbeschuit en een soort hachée. Red.] Geen wonder dat het gezegde luidt dat een leger marcheert op zijn maag. De vijand in Noord Afrika bestond voornamelijk uit Italianen, met Duitsers van het Afrikakorps om hen te ondersteunen.

    Een paar weken om ons aan te passen en het was weer terug aan het werk – een nachtaanval op een Duitse stelling. Ze hadden zich ingegraven in een heuvelcomplex dat Sidi-Medienne genoemd werd en het waren de elite soldaten van de Hermann Göring Division. Vier compagnies van het 6th Black Watch, ieder met een doedelzak die voorop liep, trokken op onder dekking van de duisternis (25 april 1943). Toen de pijpers het “Heilan Laddie” inzette, onze huisdeun, stimuleerde dat de animo om op te trekken. Het moet trouwens de angst er flink ingejaagd hebben bij de vijand omdat ze gedacht moeten hebben dat ze door de gehele 51st Highland Division aangevallen werden. Ze bliezen haastig de aftocht, tot onze grote verbazing en opluchting. De dreiging van de doedelzak!

    De dag na de slag waren mijn vriend Andy en ik een beetje aan het rondscharrelen en vonden we twee dode Duitsers in een loopgraaf, rechtop zittend en leunend aan weerszijden van de greppel. Ze hadden allebei een verrekijker om hun nek, maar, en dat is de verruwing van de oorlog, omdat geen van beiden nog enig nut had van deze instrumenten, kaapten Andy en ik ze als overtollige oorlogsbuit!

    We hadden daarna een tamelijk rustige periode waarin we bezoek kregen van een orkest van de Legerontspanningsdienst, die ‘Stars in Battledress’ heette. Mijn favoriet was een knaap die zichzelf “Stina de Strozak van Tunis” noemde. Hij deed een geweldige vertolking van een vrouwelijke rol en iedereen lag dubbel om zijn dubieuze grappen.

    Ook moet ik even een pluim steken op de hoed van de postdienst, die werkelijk een eersteklas klus verzette. Onze luchtpost van huis kregen we werkelijk binnen de kortste tijd en Maisie (God zegen haar) hield me op de hoogte van al het nieuws van thuis, en zond me alle liefs, hetgeen mij niet een heel klein beetje oppepte. Ik schreef haar iedere avond een paar regels, maar het was niet mogelijk brieven te posten als je aan het front zat. Als gevolg kreeg Maisie soms een verzameling brieven, soms wel 14 in één zending. De plaatselijke postbode bezorgde ze in Logan in de Claremont Road nummer 13 met de woorden: “Hij maakt het goed.”

    Aan mijn geluk kwam een einde toen ik malaria opliep en de twee volgende weken in het hospitaal doorbracht in de kustplaats Lausse (tegenwoordig is het een vakantieoord.) Ik werd ontslagen precies op tijd voor “de laatste grote slag” die een eind aan de oorlog in Noord Afrika maakte (13 mei 1943).

    Rommel was op de vlucht geslagen met zijn Afrikakorps, hetgeen ons met duizenden Duitse en Italiaanse krijgsgevangenen opzadelde waar we naar om moesten kijken. We waren belast met vele Italiaanse gevangenen en onze orders hielden in dat ze in groepen van ongeveer dertig man tegelijkertijd in vrachtwagens werden geladen om hen naar het strand te brengen en ze daar een bad in zee te laten nemen. Dat was niet omdat we zo aardig waren, we waren gewoon praktisch om ze zich zo van hun luizen te laten ontdoen en ze enigszins schoon te krijgen. Die krijgsgevangenen waren zó blij dat ze buiten gevecht gesteld waren – de Italianen haatten de Duitsers. Maar hou in de gaten dat die gevoelens wederzijds waren. Toen wij de Italianen bewaakten terwijl ze in de golven spetterden, zij genoten van het koele nat, stond ik daar in het uniform van de Black Watch, vol-tenue Balmoral, had ik behoorlijk medelijden met mezelf. Een van de Italianen bood me zelfs aan om het geweer vast te houden voor mij zodat ik even een bad kon nemen in zee. Ik vertelde hem wat hij kon gaan doen, maar weet je, ik denk dat hij het nog goed bedoelde ook! Ik begon de Italianen te mogen, zij wilden alleen nog maar naar huis, net als wij.

    Het volgende toneel was Egypte waar we in een tentenkamp trokken (met kerst 1943). Hiernaast was een tankregiment gelegerd en bij wijze van grap vroeg ik één van de tankbemanningen of hij Hector Shaw uit Glasgow kende. Hoewel het als een grap bedoeld was, viel ik om van verbazing toen de vent gewoonweg op zoek ging naar Hector, hem opspoorde en hem naar me toe bracht. Hector was mijn zwager, getrouwd met mijn oudere zus Nellie en man, wat een doordrenkte hereniging hadden we in Cairo! Nog jaren later werd het telkens wel weer eens geroemd. Ons Cairo-herenigingsfeest, behoorlijk dronken geweest, terugstrompelend naar ons tentenkamp terwijl we over elke scheerlijn struikelden die we tegenkwamen. We trapten lol tot in het kamp hetgeen een hoop goedgemutst gelach veroorzaakte en hier en daar een enkel scheldwoord. Stel je eens voor – ver weg in de woestijn, duizenden mijlen van huis en ik loop tegen Hector Shaw aan!

    We werden geïnformeerd omtrent het feit dat ons regiment deel zou gaan nemen in Combined Operations (een oefening) aan de Bittermeren. Vóór die tijd echter hadden we de gelegenheid om nog een paar tripjes naar Cairo te maken. Ik heb nooit de kans gekregen om de piramides te bezichtigen, wat dat betreft: ik heb nog geen kameel gezien. Ik kocht een handtas voor Maisie en maakte een doos om hem in te versturen; die doos was bedekt met Egyptische figuren en ze heeft hem nog steeds (geloof ik).

    Daarna werd ik naar een tweeweekse geniecursus in Cairo gestuurd. Ik werd opgeleid om met explosieven om te gaan en om mijnen te ruimen, hetgeen later goed van pas zou komen.

    Definitielijst

    brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    kanon
    ook bekend als Kanone (Du) en Gun (En). Wordt vaak gebruikt om allerlei geschut aan te duiden. Eigenlijk slaat de term op vlakbaan geschut. Wordt gekenmerkt door een langere loop en grotere dracht.
    krijgsraad
    Militair gerechtshof.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Deel 3

    De invasie van Italië was nu goed op gang gekomen, en dat was onze volgende bestemming. We landden bij Napels (6 maart 1944), maar werden verrast met de uitdeling van lange onderbroeken hetgeen ons deed afvragen waar we heen gestuurd zouden worden, want Italië behoorde volgens ons toch een warm land te zijn. We veranderden snel van gedachten toen we iets meer naar het noorden hoog in de besneeuwde bergen terecht kwamen en de lange onderbroeken bleken een godsgeschenk. Het was de koudste winter die we ooit hadden meegemaakt, we moesten slapen in zelf gegraven sleuven in de opgestoven sneeuw. Van zand naar sneeuw!

    Het terrein was dermate ruw en onbegaanbaar dat de bevoorrading van rantsoenen en ammunitie slechts met behulp van muilezels georganiseerd kon worden. De grond was zo hard dat het geen doen was om te proberen loopgraven of mangaten aan te leggen, dus wat ons restte was het bouwen van een zogenaamde ‘sanger’ om ons tegen het granaatvuur te beschermen. Deze ‘sanger’ bestond uit een laag van grote keien, zo’n 60 cm hoog, opgestapeld in een cirkel. Maar alles was nog een graadje erger voor de groepjes partizanen die wij bevoorraadden, die hadden al jaren in de bergen gezeten. Het waren geharde mannen, communisten die Mussolini haatten… en uiteindelijk zouden ze hem dan ook om zeep helpen.

    De strijd bewoog zich voort en we werden tot staan gebracht bij een stadje Cassino genaamd, bezet door de Duitsers, die zich goed ingegraven hadden. De stad werd overschaduwd door een berghelling en bovenop de top stond een heel oud klooster. De Duitsers bezetten het klooster en hadden zodoende een vrij schootsveld in alle richtingen. Ze konden elke beweging van de geallieerden scherp waarnemen. De berg heette Monte Cassino en de gevechten daar behoorden tot de hardste van een harde, wrede oorlog.

    We keken toe vanuit onze ingegraven stellingen rondom het stadje hoe de Britse en Amerikaanse bommenwerpers de stad en het klooster met een ware hagelbui van bommen bestookten – steeds weer opnieuw, totdat alles, maar dan ook alles, in puin lag. De Poolse soldaten boden zich vrijwillig aan om de ruïnes in te trekken, maar werden in eerste instantie met zware verliezen teruggeslagen. Zij waren de dapperste soldaten die ik ooit heb gezien, de dood had geen enkele betekenis voor hen, zij werden gedreven door een fanatieke haat tegen de Duitsers. Zij waren getuige geweest van de vreselijke oorlogsmisdaden die de Duitsers bedreven voordat zij naar Engeland konden ontsnappen en zij wilden wraak. Tragisch genoeg sneuvelden er velen en diegenen die overleefden, kregen naderhand geen kans om naar huis terug te keren. Polen was geheel onder de voet gelopen door de Russen, dus na de oorlog keerden ze of terug naar Engeland of emigreerden naar Amerika.

    Wij waren de volgenden die gereed stonden om de strijd in te gaan, maar zoals zo vaak voorkwam gedurende een veldslag, viel er een plotselinge stilte in het strijdgewoel. Nooit te beroerd om zo’n gelegenheid aan te grijpen, stelde ik voor een pot thee te zetten. Er gaat niets boven een goede mok thee voordat je overhoop geschoten wordt. We begonnen ons vuurtje aan te leggen. Ongelukkigerwijs spetterde de petroleum waarmee we het vuur wilden aanmaken over me heen en vatte ik vlam. Ik rolde me zo vlug als ik kon over de grond om het vuur uit te maken en werd hals over kop naar het veldhospitaal gebracht voor behandeling. Ik keerde snel terug naar mijn peloton waar ik tot mijn afschuw ontdekte dat de drie maten met wie ik in de loopgraaf had gezeten alle drie waren omgekomen. Het gat waarin we verdekt opgesteld hadden gelegen had een voltreffer gekregen van een Duitse granaat. Alle drie liggen ze begraven op het Britse kerkhof in Cassino. Nog maar jongens!

    De bommenwerpers kwamen weer over en keer op keer legden ze hun bommentapijt tegen de berghelling. Ongelukkigerwijs voor ons gooide een Amerikaanse bommenwerper zijn lading af boven het Britse hoofdkwartier. Al onze officieren kwamen om door, wat men tegenwoordig ‘friendly fire’ [eigen vuur. Red.] noemt.

    De 6th Black Watch, 4th Division British Army werd nu om de berg heen gedirigeerd om de Duitse aftocht af te snijden. Jaren later vernam ik uit een krant dat het meest verstandige dat gedaan had moeten worden het omsingelen van die verdomde berg geweest zou zijn. Bedenk eens hoeveel levens dat gespaard zou hebben, maar het Opperbevel dat de belangrijke beslissingen nam, wilde over en dóór en niet om Cassino heen.

    De weg naar voren was nu vrij en we stootten door naar Noord Italië We kwamen door Cassino dat nu een grote puinhoop was. Op de wegsplitsing waar nu Hotel Continental staat had de één of andere joker een bord geplant waarop stond: “Onder nieuw management”. Ik werd altijd weer verrast door het moreel van mijn collega Britse soldaten. Zij leken altijd wel in staat om ergens een glimpje humor te kunnen ontdekken, zelfs in de meest benarde omstandigheden. Ze vertelden de verschrikkelijkste grappen onder de meest afgrijselijke condities. Doordat het puin van de gebombardeerde huizen de straten vrijwel geheel versperde, moest dat eerst geruimd worden vooraleer de tanks en het zware geschut konden oprukken.

    De weg naar Rome lag nu open en de Duitsers hadden de stad onbeschadigd achtergelaten. Ik vermoed dat het feit dat de paus daar verbleef daar iets mee van doen had. Zo ver van huis terwijl plotseling Glasgow zo dicht bij leek te zijn. We liepen in colonne door een Italiaans dorpje toen plotseling en met een vet Glesca accent [= accent van Glasgow. Red.] een stem uitriep: “Motte we je sokkuh wasse?” Het waren Italiaanse vrouwen die het grootste deel van hun leven in Schotland hadden gewoond en, buiten hun schuld, meteen bij de aanvang van de vijandelijkheden waren gerepatrieerd naar Italië. Zij hadden de Black Watch onmiddellijk herkend, waarschijnlijk door de Red Hackle [de rode pluim, of kokarde, op de baret, letterlijk: “hanenkam”. Red.]. Ze waren meer vertrouwd met de Black Watch dan met de zwarthemden van Mussolini. Wat een geweldige vrouwen en ik hoopte maar voor hun dat zij na de oorlog zouden kunnen terugkeren naar Schotland.

    Het was tamelijk rustig en we kwamen in aanmerking voor een weekje verlof in een Militair Vakantieoord (ha ha ha) net buiten Rome. We werden met z’n allen op vrachtwagens geladen, maar we hadden gehoord, dat de trucks, nadat ze ons hadden afgezet, door zouden rijden naar Rome om ons een week later weer op te halen. Wij vroegen onze chauffeur of hij ons in Rome wilde afzetten en een week later daar weer wilde ophalen. Hij sprak dit met ons af en we verbleven bij een ouder Italiaans echtpaar in een keurige flat en hadden tijd genoeg om alles te bekijken in de stad.

    We trokken weer verder en stootten door richting Florence, waar de Duitsers een hardnekkige tegenstand boden. Na alle hevige actie werd onze divisie teruggetrokken van het front voor een rustpauze. Tijdens deze periode introduceerde de regering het systeem van een maand thuis verlof en ik was één van de gelukkigen, ik zou met Kerstmis en Nieuwjaar thuis kunnen zijn. En wat een verlof was dat! Ik ging rechtstreeks naar Smethwick en Maisie Logan. Ik vroeg haar vader mee uit voor een borrel (nou ja in zijn geval een aantal borrels) en vroeg hem om de hand van zijn dochter. Natuurlijk was Alex verheugd en gaf ons zijn toestemming, dus namen we de trein naar Glasgow om het mijn ouders te vertellen en we verloofden ons op Nieuwjaarsdag 1945. We slenterden hand in hand door Glasgow toen ik besloot om een zondagskrant te kopen en daar op de voorpagina stond een foto van Black Watch-soldaten, die gesneuveld op de grond lagen. Doodgeschoten in de straten van Athene in Griekenland, vermoord door de Griekse partizanen ELAS [Ethníkos Laikós Aplevtherikós Stratós = National Popular Liberation Army. Red.] genaamd.

    Er was een burgeroorlog uitgebroken in Griekenland en de Black Watch, die van het front waren teruggetrokken voor een wat rustiger periode waren erheen gestuurd om de vrede te helpen herstellen. Mijn verlof liep snel op zijn eind en eigenlijk wilde ik helemaal niet terug na alles wat ik had doorgemaakt. Maisie en een ouwe makker Roddy Mulgrew moesten me letterlijk de trein induwen op Queen Street Station. Ik kreeg daardoor niet eens de kans om behoorlijk afscheid te nemen. Terwijl de trein langzaam op stoom kwam werden er sergeanten het perron op gesleept, ladderzat. Die hadden een fantastisch overspoeld verlof gehad. Vrouwen stonden te huilen, kinderen schreeuwden: “Ga niet weg pappie!” Het was hartverscheurend. Wij waren echt van mening dat de strijd voorbij was. Desalniettemin propten we ons in de trein en vertrokken uit het station.

    De burgeroorlog was een politieke strijd tussen de Griekse regering en ELAS, dat bestond uit communisten, die vastbesloten waren de monarchie en de regering omver te werpen. We waren diep betrokken bij het opsporen van de partizanen op last van de Griekse regering, zelfs terwijl we meer overeenkomsten hadden met ELAS. Deze mannen en vrouwen hadden oorlog gevoerd met de Duitsers achter de linies, jaren achter elkaar. Zij haatten de Duitse bezetting van hun land. Daarentegen bracht de Griekse koninklijke familie de oorlog door in het Claridges Hotel in London. Omdat zij de strijd geleverd hadden, wilden de communisten een zware stem in de regering, de bovenklasse wilde daar echter niets van weten. In feite hoorde ik dat de grote reders in Griekenland een fortuin vergaarden door brandstof te leveren voor de Duitse onderzeeërs door de U-Boote in het geheim op de Atlantische Oceaan te ontmoeten met hun roestige oude schuiten.

    De Britse troepen waren ‘Churchill’s Army’ gedoopt en zodra we op Griekse bodem aankwamen vluchtten de partizanen de bergen weer in. De Black Watch ging hen natuurlijk achterna, dat was onze opdracht nu eenmaal. Het was echter verbazingwekkend, als we een dorpje naderden, begonnen de kerkklokken te luiden. Dat was de waarschuwing voor de partizanen dat we in de buurt waren en dat ze zich moesten verschuilen. De dorpelingen verborgen hen en wij wilden ze sowieso niet pakken, dus dat werkte allemaal prima. We achtervolgden hen door de bergen tot bij de Albanese grens en raakten hen daar volledig kwijt. Ongelukkigerwijs werd een andere groep partizanen door onze troepen opgepakt, onze officier zei dat ze moesten worden overgedragen aan de autoriteiten. We maakten bezwaar maar dat haalde niets uit. We droegen ze over. Ze werden allen geëxecuteerd!

    Onze volgende klus was een stuk aangenamer! Garnizoensdienst op het eiland Korfu, een Company per toerbeurt. Het was alsof je in de hemel was beland na al die maanden in een hel. Het was alsof je met vakantie was, alleen een beetje beter! De oorlog in Europa was voorbij, en tenslotte konden we allemaal plannen gaan maken voor de toekomst zoals bijvoorbeeld naar huis terugkeren. Tenminste dat deden de meeste van ons, maar er blijft altijd de mogelijkheid van die tragedie die om de hoek loert.

    We waren allemaal zó verheugd dat we het er goed vanaf gebracht hadden en dat we spoedig zouden repatriëren. Het was Oudejaarsavond toen Willie McCartney van ons peloton zich meldde voor wachtdienst. De soldaat die hij afloste, riep hem aan om hem het beste te wensen voor het Nieuwe Jaar. Op de een of andere manier moet hij in zijn opwinding de trekker van zijn Tommygun hebben afgedrukt. Het wapen gaf een vuurstoot, die Willy terplekke ombracht. Kun je je voorstellen, hoe we ons voelden? Het was een ongeluk, een stom toeval, en de man van wie het wapen afging was mijn beste vriend, Johnny Anderson. We waren samen door zoveel heen gekomen, we hadden zulke verschrikkelijke dingen gezien en om op de laatste dag van het jaar Willy op zo’n stomme manier te verliezen, was te erg voor woorden. We draaiden met z’n allen om Andy heen, het was immers niet zijn fout, hij was in een verschrikkelijke staat. Er kwam een officieel onderzoek en hij werd volledig vrijgesproken van alle schuld, maar het legde toch een enorme druk op ons.

    Nu was het wachten alleen nog maar op ons vervoer om ons naar HUIS te brengen. Om de tijd te doden bezochten Andy en ik regelmatig een plaatselijke taveerne in een nabijgelegen dorp. De taveerne bestond uit een bar en een betonnen dansvloer. De enige storende factor werd gevormd door de Griekse mannen die het niet erg waardeerden als je met hun vrouwen danste. Om de vrede te bewaren dansten Andy en ik samen, terwijl hij de rol van de vrouw speelde. In feite was hij zo goed, dat een oudere dronken dorpeling probeerde me af te tikken met een “excuus, nu mij dansen”. Andy echter vond dat te ver gaan en we lagen met zijn allen in een deuk door de situatie waarin hij was beland. Maar aangezien de Grieken nogal overgevoelig waren en bovendien erg vlug met hun mes, besloot Andy uiteindelijk dat hij zich beter kon schikken en maar met de oude kerel mee te spelen. Het had een tango moeten voorstellen, maar het werd meer een tangbeweging!

    Het ogenblik van inscheping was aangebroken en het werd tijd om gedag te zeggen tegen alle oude makkers van het 6th Black Watch. Het was behoorlijk moeilijk om afscheid te nemen van Andy omdat we samen zoveel hadden doorgemaakt. We spraken met zijn allen af om elkaar een jaar later weer te ontmoeten in Glasgow. (We zagen elkaar inderdaad weer in 1947, maar het bleef de enige reünie.)

    De andere manschappen uit mijn groep en ikzelf begaven ons op weg naar de haven van Piraeus aan de zuidkust van Griekenland, maar het was een strenge winter met ijzige wind en grote sneeuwverstuivingen. Daardoor raakten we ingesneeuwd in de bergen en misten we de boot. We moesten wachten, verveelden ons een slag in de rondte gedurende een hele week totdat we aan boord van een ander schip konden. Uiteindelijk voeren we naar Taranto in Zuid Italië en vandaar per trein naar de Franse Kanaalhavens.

    De treinreis duurde dagen en er leek geen eind aan te komen. Het rare aan die reis was dat langs de hele route Duitse krijgsgevangenen stonden opgesteld om voedsel uit delen aan de Britse soldaten die langskwamen. Ze hadden een warme hap voor ons klaarstaan op elk station waar we langskwamen! Van de overtreffende trap naar het belachelijke! De reis nam ongeveer drie weken in beslag en we voelden ons alsof we al ons hele leven onderweg waren, maar tenslotte kwamen we aan in Engeland. En wat denk je wat? In het demobilisatiecentrum! Ik sleurde mijn hele uitrusting met me mee, een reusachtige houten kist die ik had gemaakt voor Maisie (een fraai stukje timmerwerk al zeg ik het zelf) en een mooie glazen dienblad met een houten rand eromheen. Op het glas was een perkament geschilderd met de eervolle vermeldingen van het Black Watch Regiment. Het was in groot detail afgebeeld door één van de jongens van het peloton, hij was tekstschilder geweest in het burgerleven. Gedurende de lange, lange reis naar huis had ik het menigmaal bijna overboord gekieperd, maar uiteindelijk had ik het toch meegesleept to aan het bittere eind.

    De demobilisatie verliep gesmeerd. We mochten een pak uitkiezen uit een stapel die er goed uitzag. Ik koos voor een donkerblauw met krijtstreep. Er waren ook een overhemd, schoenen en stropdas bij en afhankelijk van je dienstjaren, een bonus! De mijne liep op tot £ 75. Stel je voor! 1939 – 1946 en ik had een bonus verdiend van £ 75. Onthoud wel, dat onze soldij per week 7 shilling bedroeg. Als timmerman was ik als vakman geklasseerd en ving dus een paar shillings extra.

    Ik zette koers naar Smethwick, buiten Birmingham, aangezien ik op 2 februari 1946 zou gaan trouwen. Het was nu 1 februari en de familie Logan waren al bezig om alle voorbereidingen te annuleren. Maar gelukkig arriveerde ik op het allerlaatste ogenblik.

    Ja, ik kwam op tijd bij de kerk aan en Maisie en ik trouwden in de Waterloo Road Methodist Church voor het oog van beide families, onze vrienden en fantastische buren. Ik werd zelfs voorgesteld aan de postbode die al mijn brieven zo trouw had afgeleverd. Hij leek wel beter te weten waar ik allemaal uitgehangen had dan ikzelf. Ik droeg mijn demobilisatiepak ofschoon Maisie mij liever in mijn uniform had gezien. Maar ik stond erop om mijn trouwdag in burgerkleding te vieren. Ik wilde nooit maar dan helemaal nooit meer bij enig welke groep dan ook horen, nog niet bij een Kerstclubje!

    Naar mijn mening zijn de Schotse Regimenten en de Schotse soldaten de beste, hoewel niet iedereen daar hetzelfde over dacht. Mijn zwager Rally diende bij de Highland Light Infantry, de HLI. Hij bestuurde de auto van de Brigadier en was een verdraaid goede chauffeur. Op een dag werd hij naar een vliegveld in het noorden van Nederland gestuurd om een kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder op te halen. Deze knaap werd de Vliegende Pater genoemd omdat hij de Britse troepen van heinde en verre bezocht om hen een kerkdienst bij te laten wonen en een helpende hand te reiken waar dat nodig was. Rally reed zijn voertuig dichterbij …”Uw koffertje, mijnheer?” vroeg hij, en de pater gaf zijn valies aan. “Een ogenblikje, soldaat” zei de pater “Bij welk regiment behoor je?” “De HLI, mijnheer” antwoordde mijn zwager. “In dat geval zal ik zelf mijn koffer wel dragen, dank je beleefd” zei de Heilige Boon. De gore moed, maar wat een reputatie had die HLI opgebouwd. Rally heeft het helaas niet overleefd. Hij was een goede vriend, een goede soldaat en een geweldige kerel.

    Ik kijk op mijn tijd in het leger terug met gemengde gevoelens. Vreselijke, verschrikkelijke tijden, maar ook menig prettig moment wanneer we onze tijd doorbrachten met lachen en streken uithalen. Ik ben blij dat ik er zonder kleerscheuren vanaf ben gekomen, terwijl zoveel van mijn landgenoten van mijn generatie sneuvelden.

    Mijn nichtje Heather heeft mij overgehaald om mijn herinneringen neer te pennen, maar ik moet zeggen dat nogal wat feiten en data in mijn herinnering vervaagd zijn in de loop van de jaren. Er zijn ook dingen die ik liever vergeet, die ik wegduw, naar een diep hoekje van mijn geest en waar ik liever wil dat ze blijven. Dank de hemel dat jij, Stuart [de zoon van George Daily, Red.], nooit oorlog hebt hoeven mee te maken, dat je veilig en wel kon opgroeien in je eigen huis en omgeving. Ik zou alleen gewenst hebben dat Heather en Ralph hun eigen vader gekend zouden hebben.Het is allemaal zo lang geleden, maar soms, lijkt het wel of het gisteren is gebeurd!

    Definitielijst

    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    invasie
    Gewapende inval.
    oorlogsmisdaden
    Misdaden die in oorlogstijd worden begaan. Vaak betreft het hier misdaden van militairen ten opzichte van burgers.
    Regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
    soldij
    Het loon van een militair.
    zwarthemden
    Bijnaam voor de in het zwart gestoken volgelingen van Mussolini.

    Informatie

    Artikel door:
    George M. Daily
    Vertaald door:
    Fred Bolle
    Geplaatst op:
    09-01-2007
    Laatst gewijzigd:
    31-12-2011
    Feedback?
    Stuur het in!

    Bronnen

    George Morrison Daily , WW2 People's War, George Daily's War.

    WW2 People's War is an online archive of wartime memories contributed by members of the public and gathered by the BBC. The archive can be found at bbc.co.uk/ww2peopleswar.