TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

De Bristol Blenheim bommenwerper werd ontwikkeld vanuit een ontwerp voor een verkeersvliegtuig, Bristol Type 142. De lichte bommenwerper kwam vanaf 1937 in dienst bij de Royal Air Force. Naast gebruik als lichte bommenwerper, werd het toestel ingezet als lange afstand jachtvliegtuig en maritiem patrouille vliegtuig. Naast Groot-Brittannië bouwden ook Joegoslavië en Finland het toestel in licentie en gebruikten een groot aantal landen het toestel voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.


Blenheim Mark IV, No. 254 Squadron Bron: Imperial War Museum CH 2992

Ontwikkeling

In 1934 ontwierp de Bristol Aeroplane Company een revolutionair, geheel metalen, verkeersvliegtuig met een capaciteit van 6 tot 8 passagiers en twee bemanningsleden. Het door F. Barnwell ontworpen toestel kon in december van dat jaar op de Parijse luchtvaartshow worden gepresenteerd als Type 135. Dit exemplaar was echter nog maar een model op ware grootte en doordat het interessant genoeg gevonden werd door Lord Rothermere, een krantenuitgever, werd een versie ontwikkeld dat geheel aan zijn wensen voldeed, Type 142. Er werd slechts één toestel gebouwd, speciaal voor de Lord. Hij noemde het "Britain First".


K7557, Type 142 Britain First Bron: Public Domain (onbekend)

Het toestel werd voortgestuwd door twee Bristol Mercury VI motoren met elk een vermogen van 640 pk en vloog voor het eerst op 12 april 1935. Het bleek een uitstekend toestel te zijn dat al snel de aandacht trok van het Britse Luchtvaartministerie. Het bleek namelijk met zo'n 494 km/u een stuk sneller te zijn dan de zojuist in productie genomen Gloster Gladiator. De defensiestaf vroeg aan Lord Rothermere of zij het toestel mochten uittesten en de vrijgevige Lord gaf het vliegtuig aan de RAF cadeau.

Ondertussen was ook bij Bristol de militaire belangstelling niet ontgaan en ontwerper F. Barnwell ontwikkelde de Type 142M, een militaire versie. Waar de 142 nog een laagdekker was, had men bij de militaire versie gekozen voor een middendekker om zodoende ruimte te maken voor een intern bommenruim. Uiteindelijk vaardigde het luchtvaartministerie specificatie 28/35 uit voor het toestel.


Prototype K7033 Bron: Imperial War Museum ATP 8266B

Het militaire prototype vloog op 25 juni 1936 voor het eerst en was gelijk het eerste productiemodel.

Typenoverzicht

Bristol Type 142M
Prototype K7033 (1e Mk I)
1 (van 1.552)
Bristol Blenheim Mk I
Lichte bommenwerper met 2x Bristol Mercury VIII motoren
1.552
Bristol Blenheim Mk IF
Nachtjagerversie van de Mk I
200 (ex Mk I)
Bristol Blenheim Mk II
Lange afstandsverkenner
1
Bristol Blenheim Mk III
Lichte bommenwerper met verlengde neus
1
Bristol Blenheim Mk IV
Productieversie met verlengde neus en verbeterde bepantsering
3.307
Bristol Blenheim Mk IVF
Lange afstands jager variant Mk IV
60 (ex Mk IV)
Bristol Blenheim Mk V
Grondaanvalstoestel
942

Blenheim Mk I / Mk IF

Van de eerste versie werden 150 toestellen in 1935 besteld. Een opmerkelijk gegeven, wanneer we weten dat het prototype pas op 25 juni 1936 haar eerste vlucht ondernam. Deze eerste 150 toestellen werden dus rechtstreeks van de tekentafel door het Britse luchtvaartministerie besteld. Men was duidelijk onder de indruk van het vliegtuigtype. Het eerste productietoestel zou hierdoor gelijk als prototype dienen.

Doordat naast de Bristol fabriek ook de fabrieken van A.V. Roe en Rootes werden ingeschakeld, kon men in 1937 al zo'n 24 toestellen per maand gaan afleveren. De Blenheim Mk I zoals deze versie later zou worden genoemd, werd aangedreven door twee Bristol Mercury VIII motoren met elk een vermogen van 840 pk. Voor de eigen verdediging had de drie koppige bemanning de beschikking over een 7,7 mm Browning mitrailleur in de linkervleugel en een 7,7 mm Vickers K mitrailleur in de rugkoepel. Als offensieve bewapening kon het toestel 454 kg aan bomlading meedragen. Het was een geheel metalen vliegtuig. Kenmerkend voor de Blenheim Mk I was de stompe glazen neus.


Bristol Blenheim Mk I, L1295 Bron: Imperial War Museum CH 655

RAF No 114 Squadron kreeg op Wyton in 1937 de eer om als eerste te worden uitgerust met de Blenheim. Het toestel werd echter al snel als verouderd bestempeld en een nieuwe versie werd noodzakelijk. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939, was bij de RAF de Blenheim Mk I dan ook al voor een groot deel vervangen door de Blenheim Mk IV. Een groot aantal Mk I toestellen werd toen omgebouwd tot nachtjagerversie als Blenheim Mk IF. Hiertoe werd onder de romp een houder aangebracht met in totaal vier 7,7 mm Browning mitrailleurs. Vanaf 1938 werden zo'n 200 toestellen verbouwd tot nachtjager.

Een aantal van deze toestellen is uitgerust geweest met de A.I. Mk III luchtradar. Door de hoge snelheid van het toestel dacht men het in eerste instantie als jager voor overdag te kunnen inzetten. De Blenheim was echter in deze vorm geen partij voor de snelle Duitse jagers. Meer succes had het bij de inzet als nachtjager, waarbij voor het eerst een nieuwe radarversie voor vliegtuigen werd gebruikt. De eerste eenheid die werd uitgerust met de Blenheim Mk IF werd No 600 Squadron te Hendon in september 1938. Vanaf 1939 tot circa 1941 vormde deze toestellen in zo'n 24 RAF-squadrons het overgrote deel van de nachtjagerinzet van de RAF.

Voor trainingsdoeleinden werden 16 Mk I toestellen overgedragen aan de Fleet Air Arm (FAA) van de Royal Navy. De eerste hiervan kwam in januari 1941 in dienst bij No 771 squadron. De laatste Blenheim verliet de FAA in november 1944.

Ook andere luchtmachten hebben de Blenheim Mk I in gebruik genomen. De Finse luchtmacht kocht 18 exemplaren en bouwde er 55 in licentie. Joegoslavië kocht er twee en nam een optie op 50 licentietoestellen. Bij de Duitse inval in 1941 waren er hiervan 16 klaar en had men nog eens 20 toestellen overgenomen van de RAF. Griekenland had 6 overtollige RAF-toestellen aangeschaft, Turkije 40 en Roemenië 13. Ook Kroatië heeft van dit type gebruik gemaakt.

Finland kocht haar eerste serie (Serie I) van 18 Blenheim Mk I toestellen al in 1936. Ze werden in de jaren 1937 en 1938 geleverd en in dienst gesteld met de registraties BL-104 t/m BL-121. In april 1939 bestelde de Finse luchtmacht een tweede serie (Serie II) Mk I's bij de Finse Staatsfabriek (registraties BL-146 t/m BL-160) die de toestellen in licentie ging bouwen. Door het uitbreken van de Winteroorlog in 1939 had men echter hard vliegtuigen nodig en een serie Mk IV(zie aldaar) en nogmaals een serie van 12 Mk I's (Serie IV) werden overgenomen van de RAF. De serie IV werd hierdoor eerder (evenals de Serie III van 12 Mk IV's) eerder in dienst genomen dan de licentietoestellen van Serie II. Serie IV kreeg de registraties BL-134 t/m BL-145.


Finse Bristol Blenheim Mk I, LeLv42-BL139, januari 1940 Bron: Asisbiz

Na de Winteroorlog kwamen de productietoestellen uit de Finse fabrieken. Serie II werd in 1941 en 1942 afgeleverd onder de registratie BL-146 t/m BL-160. In 1943 werden nogmaals 30 Mk I's (Serie V) afgeleverd uit eigen fabriek (registratie BL-161 t/m BL190). De bewapening was nagenoeg gelijk aan de Britse RAF-toestellen, alhoewel het type machinegeweer nog wel eens verschilde. De Series I en IV konden in de vleugel wel eens een Vickers in plaats van de Browning huisvesten, terwijl dit in de koepel wel andersom voorkwam. De Series II en V hadden twee 7,7mm Browning machinegeweren in de vleugel in plaats van de gebruikelijke enkele. Serie V kreeg Bristol Mercury XV motoren met een vermogen van 920 pk. Deze motoren (evenals de Mercury VIII motoren) konden overigens ook in licentie gebouwde Tampella motoren zijn.

De Joegoslavische luchtmacht bezat vier bommenwerper regimenten, waarvan er twee volledig waren uitgerust met Blenheim Mk I toestellen. Deze zijn bij de Duitse invasie volop in actie geweest, maar moesten ook hier het onderspit delven tegenover de veel modernere Luftwaffe.

Roemenië voorzag dat haar Blenheims verouderd zouden zijn voor de inzet aan het Oostfront in de oorlog met de Sovjetunie. De toestellen bleken echter nog zeer goed bruikbaar voor verkenningsdoeleinden. De Roemeense luchtmacht heeft ze daarvoor nog tot voorjaar 1943 ingezet.

In de beginperiode van de oorlog bleek het, ondanks de veroudering, een bruikbaar toestel. Vooral in de woestijnoorlog werd haar bruikbaarheid bewezen. Zware verliezen werden echter geleden bij de inzet in Frankrijk in mei 1940 en de uitbraak van de oorlog in december 1941 in Malakka. Het grootste voordeel dat de Blenheim als jager had was het grote bereik, waardoor de toestellen tot ver boven vijandelijk gebied konden opereren. Het was echter al lang niet meer het snelste vliegtuig en door de zwakke verdediging, was het geen partij voor de vijandelijke jagers. Als nachtjager was het echter wel een succesvol type. Hierdoor zou het ten tijde van de Slag om Engeland de ruggengraat gaan vormen van de nachtjagers binnen RAF Fighter Command.

Tijdens de Duitse invasie van Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk in Mei 1940, zijn de Blenheims noodgedwongen ingezet (zowel de Mk I als de Mk IV). Naast de intensieve steun van de Fransen in Zeeland was de inzet van de RAF de voornaamste geallieerde steun aan Nederland. Op 10 mei al vielen Blenheim Mk IF jagers en Blenheim Mk I bommenwerpers onder andere de vliegvelden Waalhaven en Ypenburg aan bij de ondersteuning van de Nederlandse troepen om deze vliegvelden te heroveren (wat bij beide Ypenburg uiteindelijk ook is gelukt). De bommenwerperrol was echter in het begin van de oorlog nog niet uitgespeeld. Voordat de Duitse Luftwaffe zich ging mengen in de oorlog in Noord-Afrika en het Middellandse Zeegebied, had de RAF voornamelijk te maken met de Italiaanse luchtmacht. De Italiaanse jagers in dit gebied waren in die periode verre van modern en alhier kon de Blenheim toch nog met enig succes worden ingezet, alhoewel hier ook deze rol voornamelijk door de nieuwere Blenheim Mk IV werd ondernomen.

Bij het uitbreken van de oorlog in het Verre Oosten was de Blenheim Mk I nog steeds de voornaamste Blenheim-versie in dienst bij de RAF. Ook hier bleken de toestellen totaal niet opgewassen tegen de Japanse vliegtuigen.


Blenheim Mk IF op Palembang, Sumatra, No. 27 Squadron, eind 1941 Bron: Public Domain (onbekend)

De Finse toestellen zijn intensief ingezet tijdens de Winteroorlog en de daarop volgende Vervolgoorlog tegen de Sovjetunie. Ook nadat Finland zich tegen Duitsland keerde aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, zijn de overgebleven Blenheims sporadisch ingezet. De laatste Finse Blenheims gingen overigens pas in 1958 buiten dienst.

Definitielijst

invasie
Gewapende inval.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
mitrailleur
Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.

Technische gegevens Bristol Blenheim Mk I / Mk IF

 Type: Bristol Blenheim Mk I / Mk IF
 Taak:
Lichte Bommenwerper
 Bemanning:
3
 Spanwijdte:
17,17 meter
 Vleugeloppervlakte:
43,60 m2
 Lengte:
12,12 meter
 Hoogte:
3, 91 meter
 Gewicht:
Leeggewicht: 3.682 kg / 4.100 kg
Max. Gewicht: 5.682 kg / 5.534 kg
 Motor:
2x Bristol Mercury VIII
840 pk elk
 Snelheid:
Max. snelheid: 459 km/u / 423 km/u
Kruissnelheid: 322 km/u / 346 km/u
 Bereik:
1.811 km / 1.690 km
 Plafond:
8.315 m / 7.498 m
 Bewapening:
1x 7,7 mm Browning machinegeweer in de linkervleugel
1x 7,7 mm Vickers K mitrailleur in de rugkoepel
454 kg bommen
Mk IF droeg geen bommenlast, maar had op het bommenluik een houder met 4x 7,7 mm Browning mitrailleur
 Productie:
1.552 / 200

Definitielijst

mitrailleur
Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.

Bristol Blenheim Mk II

In een poging de Mk I te verbeteren, werd een Blenheim Mk I omgebouwd tot verkenner, met een verhoogde brandstofcapaciteit en een versterkte romp. Van deze Blenheim Mk II, werd maar één exemplaar gebouwd. Ondertussen was men het ontwerp al aan het verbeteren.

Bristol Blenheim Mk III

In 1937 werd een Blenheim Mk I verbouwd door de neus met een meter te verlengen. Dit toestel maakte op 24 september 1937 haar eerste vlucht. Het doel was om een beter zicht voor de bemanning te creëren. Een productieversie zou de aanduiding Blenheim Mk III gaan voeren, maar tot productie is het nooit gekomen. Voordat het verbouwde toestel vloog had men al besloten de cockpit weer naar achter te verplaatsen en de neus voor de cockpit verlaagd uit te voeren.

Bristol Blenheim Mk IV / Fairchild Bolingbroke Mk IV

De nieuwe productieversie zou de Bristol Blenheim Mk IV worden, de voornaamste productie versie. Naast een verhoging van het aantal mitrailleurs voor de zelfverdediging, was het voornaamste verschil met de Mk I, de eveneens karakteristieke asymmetrische neus, waarmee men trachtte de piloot een beter zicht te verschaffen.


Blenheim Mk IV, nog met de kenmerkende "kinmitrailleur" die later verwijderd werden. Bron: Imperial War Museum CH 781

De Canadese Fairchild Aircraft Ltd nam deze versie in productie als de Bristol Bolingbroke. Het was, met zijn goede uitzicht en grote actieradius een uitstekend vliegtuig voor de door de Canadese luchtmacht gewenste patrouille doeleinden. De Canadese Bolingbrokes waren in staat om ski's in plaats van wielen mee te dragen en waren standaard uitgerust met een rubberen opblaas dinghy-boot.

De eerste versie van de Fairchild Bolingbroke, de Bolingbroke Mk I, was in feite een Blenheim Mk IV. Er werden 18 toestellen gebouwd van bij Bristol geproduceerde onderdelen. Als proef werd een Bolingbroke Mk I omgebouwd met Amerikaanse uitrusting en instrumenten. Van deze Bolingbroke Mk II bleef het bij dit ene exemplaar. Eveneens één Bolingbroke Mk I werd voorzien van drijvers en gepresenteerd als Bolingbroke Mk III. Deze toepassing bleek geen succes en het toestel werd later weer omgebouwd tot landbommenwerper.

De belangrijkste Canadese productieversie, werd de Bolingbroke Mk IV. Als standaard werd gekozen voor de ombouw van de Mk II. Hiervan werden totaal 151 exemplaren gebouwd, die allen in staat waren om wielen of ski's te dragen als landingsstel en waarvan de vleugels waren voorzien van een ont-ijs systeem. Toen bleek dat Bristol geen motoren meer kon leveren, werd overgestapt op Amerikaanse motoren. In totaal 15 Mk IV's werden voorzien van Pratt & Whitney Twin Wasp SB4G motoren en aangeduid als Bolingbroke Mk IV-W. Om te trachten de prestaties te verbeteren werd een Mk IV toestel uitgerust met Wright Cyclone G3B motoren. Dit toestel kreeg de aanduiding Bolingbroke Mk IV-C. Tot productie kwam het echter niet. De volgende, en tevens laatste, versie werd de Bolingbroke IV-T. Er werden totaal 457 exemplaren van deze navigatie en geschutstrainer geproduceert, welke waren uitgerust met Bristol Mercury XV of XX motoren.


Fairchild Bollingbroke Mk III, experimenteel toestel met drijvers Bron: Public Domain (onbekend)

De Canadese Bolingbroke werd in Groot Brittannië zelf in productie genomen als Blenheim Mk IV. Het Britse luchtvaartministerie had hiervoor specificatie 11/36 uitgevaardigd. Ook de FAA van de Royal Navy vloog met de Blenheim Mk IV. Totaal werden 55 exemplaren ontvangen.

In een poging de zwakke punten van de Mk I te verbeteren, werd later in de rugkoepel een tweede mitrailleur aangebracht. Toen het toestel in 1939 in dienst kwam, was het de snelste bommenwerper ter wereld. Ook hier bleek echter al snel dat het vliegtuig verouderde. Gaandeweg de oorlog werd verscheidene malen getracht de slagkracht te verbeteren door toevoeging van extra mitrailleurs onder andere in een koepel onder de neus, de verliezen bleven echter aan de hoge kant.

De Blenheim Mk IVF werd de nachtjager versie van de Mk IV. De wijziging die werd aangebracht, was gelijk als bij de Mk I. Aan het bommenluik, werd een gondel aangebracht met vier 7,7 mm Browning machinegeweren of twee 20 mm Hispano kanonnen. Het is onbekend hoeveel er hiervan zijn verbouwd. Wel is bekend dat er totaal 1375 gondels zijn geproduceerd.


Bristol Blenheim Mk IVF, No. 254 Squadron Bron: Imperial War Museum CH 2992

Ook de Mk IV heeft bij andere luchtmachten dienstgedaan. Finland nam er 24 over van de RAF en bouwde er 15 in licentie. Griekenland had er 12 aangeschaft en Portugal 15. Finland ontving in 1940 een zending (Serie III) van 12 Mk IV's met registratie BL-122 t/m BL-133, gevolgd door een tweede groep van 10 Mk IV's werd in licentie gebouwd (Serie VI, registratie BL-196 t/m BL-205) en geleverd in 1944. Een vervolgorder van vijf Mk IV's werd in 1944 geschrapt vanwege de wapenstilstand met de Sovjet-Unie. De laatste Blenheim ging bij de Finse luchtmacht pas in 1958 buiten dienst.

De Blenheim Mk IV is voor vele doeleinden ingezet. We kennen inzet als bommenwerper, jager, nachtjager, verkenner en grondondersteuningsjager. Ondanks de veelzijdige inzet was de Mk IV net zoals de Mk I niet opgewassen tegen vijandelijke jagers. De verdedigingsmiddelen waren ontoereikend. De meeste Blenheims in Engeland waren rond augustus 1942 vervangen door Bristol Beaufighter, Douglas Boston of de Havilland Mosquito. In totaal zijn zo'n 70 RAF squadrons uitgerust geweest met de Mk IV. Alhoewel de Mk IV in de squadrons in Engeland rond 1942 in de meeste gevallen al waren vervangen, bleef het toestel in het Midden Oosten en Verre Oosten tot aan het einde van de oorlog in dienst.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had de Mk IV bij de meeste squadrons de Mk I vervangen. De Blenheim Mk IV heeft de eer om de eerste gevechtsvlucht boven Duits grondgebied te maken. Op 3 september 1939 maakte RAF No 139 squadron een fotovlucht over een deel van de Duitse vloot. Ook de Mk IV heeft volop dienst gedaan in de oorlog in Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk in Mei/Juni 1940. Onder andere zijn Mk IV toestellen ingezet bij een bombardement op Duitse transportvliegtuigen op het strand bij Scheveningen. Deze Junkers Ju 52/3m toestellen hadden moeten uitwijken naar het strand omdat het bij Den Haag gelegen vliegveld Ypenburg, mede na een bombardement door Blenheim Mk I bommenwerpers, weer in Nederlandse handen was gevallen.

De RCAF Bolingbrokes zijn voor het eerst in actie geweest, samen met USAAF vliegtuigen, bij de Japanse invasie van de Aleoeten. De RCAF gebruikt het toestel voor kustpatrouilles aan de Oost- en Westkust.

Definitielijst

invasie
Gewapende inval.
mitrailleur
Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.
Sovjet-Unie
Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.

Technische gegevens Bristol Blenheim Mk IV / Fairchild Bolingbroke Mk IV

 Type: Bristol Blenheim Mk IV / Fairchild Bollingbroke Mk IV
 Taak:
Lichte Bommenwerper / Patrouillevliegtuig
 Bemanning:
3
 Spanwijdte:
17,17 meter
 Vleugeloppervlakte:
43,60 m2
 Lengte:
13,03 meter
 Hoogte:
3, 91 meter
 Gewicht:
Leeggewicht: 4.465 kg / 4.470 kg
Max. Gewicht: 6.818 kg / 6.591 kg
 Motor:
2x Bristol Mercury XV
905 pk elk
 Snelheid:
Max. snelheid: 428 km/u / 464 km/u
 Bereik:
2351 km / 2995 km
 Plafond:
9.601 m
 Bewapening:
1x 7,7 mm Browning machinegeweer in de linkervleugel
2x 7,7 mm Vickers K mitrailleurs in de rugkoepel
bomlading van 436 kg.
Mk IVF op het bommenluik een houder met 4x 7,7 mm Browning mitrailleurs
of 2x 20 mm Hispano kanonnen.
 Productie:
3.307 / 60

Bristol Bisley / Bristol Blenheim Mk V

De Blenheim Mk V werd ontwikkeld in 1940 als Type 160 en zou eigenlijk de benaming Bisley krijgen. Het zou de laatste productieversie worden. De rol als bommenwerper was uitgespeeld en in een poging de Blenheim voor andere doelen te gebruiken, werd een aanvalsvliegtuig ontwikkeld. Het toestel had een dichte neus waarin vier 7,6 mm mitrailleurs waren aangebracht. Voor de motoren viel de keuze op de Bristol Mercury XXX met een vermogen van 950 pk. In feite was het een verbeterde versie van de Blenheim Mk IVF. Naast de mogelijkheid om de dichte neus te vervangen door een navigatiepositie, was het toestel extra versterkt en uitgevoerd met verzwaarde bepantsering voor de bemanning.


Bisley/Blenheim V met dichte neus Bron: BAE Systems

De Blenheim Mk V heeft maar korte tijd dienst gedaan en is voornamelijk ingezet in het Verre Oosten en het Middellandse Zee gebied. De Portugese luchtmacht heeft verscheidene toestellen van dit type gebruikt, die gedwongen waren om op Portugees grondgebied te landen na schending van de neutraliteit.


Bisley/Blenheim V met waarnemerskoepel en kinmitrailleurs Bron: BAE Systems

Definitielijst

neutraliteit
Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.

Technische gegevens Bristol Bisley / Bristol Blenheim Mk V

 Type: Bristol Bisley / Bristol Blenheim Mk V (type160)
 Taak:
Grondondersteuningsvliegtuig
 Bemanning:
3
 Spanwijdte:
17,09 meter
 Vleugeloppervlakte:
43,60 m2
 Lengte:
13,39 meter
 Hoogte:
3, 91 meter
 Gewicht:
Leeggewicht: 5.000 kg
Max. Gewicht: 7.727 kg
 Motor:
2x Bristol Mercury XXV of XXX
950 pk elk
 Snelheid:
Max. snelheid: 419 km/u
 Bereik:
2.576 km
 Plafond:
9.449 m
 Bewapening:
4x 7,7 mm Browning machinegeweer in de neus
2x of 1x 7,7 mm Vickers K mitrailleurs in de rugkoepel
2x of 1x 7,7 mm naar achter vurend onder de neus (optioneel)
bomlading van 454 kg.
 Productie:
942

Informatie

Artikel door:
Wilco Vermeer
Geplaatst op:
13-02-2003
Laatst gewijzigd:
20-09-2021
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Nieuws

Gedenksteen ter ere van bemanning neergehaalde Britse bommenwerper

mei2019

Gedenksteen ter ere van bemanning neergehaalde Britse bommenwerper

In de nacht van 11 op 12 mei 1940, nu bijna 80 jaar geleden, werd boven Kanne een Britse bommenwerper, een Bristol Blenheim, neergehaald door Duits afweergeschut. Aan boord zat naast de piloot ook een schutter en een observant. Ze overleefden het vijandelijk geschut niet. Het toestel stortte neer Op de Pruis, meer bepaald in een weiland achter het kerkhof van Kanne bij Riemst.

Lees meer

Gerelateerde bezienswaardigheden

Gerelateerde personen

Gerelateerde bezienswaardigheden