TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Opgeëist voor verplichte tewerkstelling

    Bij het verschijnen van de Duitse verordening van 6 oktober 1942 werden alle Belgische jongemannen van 19 tot 28 jaar opgevorderd om in de Duitse oorlogsindustrie te gaan werken om de Duitse opgeroepenen voor het leger te vervangen.

    Half januari 1943 kreeg ik mijn eerste oproep van de Werbestelle van Brussel om mij aan te melden en naar Duitsland te gaan werken. Vijf dergelijke oproepen heb ik ontvangen, maar geen enkele keer heb ik daaraan gevolg gegeven. Hierdoor werd mijn Belgische werkgever, de firma Sulzer uit Brussel, verplicht mij te ontslaan. Daar werkte ik aan de verwarmingsinstallatie als stoker in een hotel dat door de Wehrmacht werd bezet. Om toch enige bron van inkomsten te hebben, zag ik mij genoodzaakt "in het zwart" bij een kleine aannemer te gaan werken. Ik zocht slaapgelegenheid, afwisselend bij buren of familie. Dit deed ik tot op de morgen van 7 mei 1943.

    Op de morgen van 7 mei 1943 was ik na een nacht bij familie te hebben doorgebracht naar huis gekomen om eten te halen. Voor ik naar mijn clandestiene job vertrok, diende ik nog even naar het toilet te gaan. Daardoor zag ik nog net een wagen op de steenweg Brussel-Ninove stoppen. Er sprongen drie mannen uit die onze woning omsingelden. Met mijn broek in de hand trachtte ik via de achterliggende velden te ontsnappen, doch ik was te laat en botste op een Gestapo-agent. Onder bedreiging van zijn wapen bracht hij me tot staan. Ik moest mijn identiteitskaart laten zien. "Juist, u bent degene die we moeten hebben," zei hij.

    Ik kreeg de gelegenheid andere kleren aan te trekken en enkele boterhammen mee te nemen, waarbij de Gestapo me voortdurend volgde, zodat ik niet kon vluchten. "Probeer niet te vluchten, want ik zal u neerschieten," zei één van hen. Mijn rantsoenkaart en paspoort werden in beslag genomen en ik werd in hun wagen geduwd. In dezelfde wagen zat ook nog de reeds aangehouden veldwachter van Pamel, de heer Domien De Coen. We werden naar de gevangenis van Sint-Gillis gebracht. Daar werd ik opgesloten in een cel met vijf andere personen, zodat we ons met moeite konden neerleggen om te slapen.

    Na enkele dagen werd ik overgeplaatst naar een houten barak, waar zich nog vele lotgenoten bevonden. We werden daar streng behandeld, werden uitgescholden en moesten meerdere malen per dag openluchtoefeningen doen onder leiding van een adjudant die ons wilde zin doen krijgen om te werken. Wij waren namelijk luieriken in hun ogen.

    Op 22 mei 1943, na vijftien dagen opsluiting, werden we met vrachtwagens naar het station van Schaarbeek gebracht om daar over te stappen op een klaarstaande trein die ons naar Duitsland zou brengen. Onze familie was uitgenodigd om afscheid te nemen en ons nog de meest noodzakelijke kleding te bezorgen. Dit alles gebeurde onder strenge bewaking van het station. Echter, ik had pech. Voor mij was er niemand aanwezig. Ik stond daar alleen met de kleren die ik droeg.

    Plots zag ik door de omheining van het station een tram stopppen. Daaruit sprongen mijn broer Theo en mijn zussen Margareta en Leonie. Ik deed teken dat ze binnen moesten komen, maar de tijd die we met de familie mochten doorbrengen, was voorbij. We dienden naar het perron te gaan om te vertrekken. Bij uitzondering werd mijn familie op het perron toegelaten om afscheid te nemen.

    Afbeeldingen

    Jozef De Dobbeleer centraal, samen met Albert De Block (rechts) en Frans De Bolle (links) Bron: Gerd Van der Auwera.
    Jozef De Dobbeleer, uiterst rechts samen met zijn kampgenoten voor hun Lager in Leipzig Bron: Gerd Van der Auwera.

    Aan het werk in Duitsland

    Rond 11 uur vertrok de trein richting Duitsland. Na een tocht van ongeveer 25 uur kwamen we aan in Leipzig, waar we op zondagmiddag aankwamen. We werden opgewacht door agenten van het Arbeitsamt en ondergebracht in hun lokaal. Daar werden we op maandagmorgen afgehaald door de werkgever aan wie we waren toegewezen.

    Ik alleen werd toegewezen aan Karl Donath, een kleine ijzerbewerker in het zuiden van Leipzig. Daar heb ik gewerkt tot het einde van de oorlog. Tijdens mijn tijd in Leipzig verbleef ik het Lager in de Burgeauenstrasse, vanwaar ik twee trams moest nemen om naar mijn werk te gaan. Dit was een verplaatsing van ongeveer dertig minuten

    Wat mijn patroon betrof, deze is steeds vriendelijk en begrijpend voor mij geweest en heeft me heel voorzichtig en met veel geduld aan mijn nieuwe werk- en leefomgeving laten aanpassen. Wij maakten er ijzeren onderdelen, die waarschijnlijk naar een grotere fabriek vertrokken om daar te worden samengevoegd. Ik kreeg de techniek van het lassen aangeleerd en ben hoofdzakelijk als dusdanig werkzaam geweest tot het einde van de oorlog.

    Wat het eten betrof, dit was aanvankelijk tamelijk goed, maar na enkele maanden, naar gelang de bombardementen toenamen en de oorlog vorderde, begon dit te verslechteren tot heel slecht en veel te weinig. De arbeidsprestaties werden opgedreven tot 72 uur per week, hetgeen ons ten zeerste uitputte. Daarbij kwam dan nog de talrijker wordende luchtalarmen 's nachts, waardoor onze rust tot een minimum was beperkt. Weliswaar kregen we een extra rantsoen als "zwaararbeider", doch dit was wel nodig om ons nog recht te kunnen houden. 's Morgens om 5 uur diende ik op te staan, zodat ik om zes uur kon beginnen werken. We werkten tot 19 uur 's avonds.

    Menige keer gebeurde het dat bij de terugkeer van het werk luchtalarm werd gegeven, waardoor alle verkeer werd stilgelegd en de stroom werd afgesneden. In volle stad moesten we dan naar een schuilkelder zoeken. Als buitenlander kregen we echter zelden toegang tot zo'n schuilkelder, omdat de Duitsers voorrang kregen. Toch moesten we een schuilplaats vinden. Wie tijdens een luchtalarm op straat werd aangetroffen, werd beschouwd als seingever voor de vliegtuigen en kon in de gevangenis worden opgesloten.

    Na het luchtalarm werden de trams bestormd, want iedereen wilde zo snel mogelijk thuis zijn. Zo gebeurde het menigmaal dat ik pas om 21 uur in het Lager aankwam, waar de etenstijd al verstreken was. Met een lege maag - het was van 's middags geleden dat ik gegeten had - moest ik dan naar bed. Bijna elke nacht moesten we enkele keren naar de schuilkelder gaan zitten om dan om 5 uur alweer aan een nieuwe werkdag te beginnen.

    Op 4 december 1943 beleefde Leipzig om 4 uur 's morgens de zwaarste luchtaanval van de oorlog. Een derde van de stad werd vernield, de branden waren zo verschrikkelijk dat men aan het einde van de wereld zou denken. Acht dagen later brandde het nog steeds. Bij gebrek aan water stond de brandweer machteloos. Twee dagen lang bleef het duister boven de stad.

    Toen de moeilijkheden aan het oostfront begonnen, werd ik meermaals in moeilijkheden gebracht en onder druk gezet door het Vlaams Legioen van Oostfrontstrijders. Wij moesten verplicht naar de propagandavergaderingen gaan die voor Vlaamse arbeiders in Duitsland werden georganiseerd. Wanneer we daar voor de tweede keer naartoe moesten, besloot ik me samen met een kameraad te verschuilen in het stadspark. Na de vergadering voegden we ons doodgewoon bij onze kameraden om samen in het Lager aan te komen. Een paar dagen later moesten we beiden voor de kampleider verschijnen daar onze houding ter zijner ore was gekomen. Ik durf u te zeggen dat deze ontmoeting nare gevolgen heeft gehad. Hij verweet ons gebrek aan begrip voor de goede zaak van de Duitsland en ons volk dat na de nazi-overwinning in het Grootduitse Rijk zou worden opgenomen.

    Als straf kregen we twee maanden bijkomende karweien te vervullen in het kamp en we werden voor drie maanden beroofd van ons rookrantsoen. Dat betekende heel wat, daar we sigaretten konden gebruiken om ons voedselrantsoen aan te vullen. Ze werden namelijk geruild voor brood en andere etenswaren.

    Op een gegeven moment werd ik door een oproepingsbevel ervan op de hoogte gebracht dat ik mij diende aan te melden om ingelijfd te worden als oostfrontstrijder. Ik ging hier niet op in, maar toen de datum van mijn oproepingsbevel verstreken was, kreeg ik het bezoek van twee leden van het Vlaams Legioen. Zij poogden me ervan te overtuigen me aan te sluiten in hun rangen, want er waren veel strijders nodig om de kansen op de overwinning mogelijk te maken en alzo hun ideaal te verwezenlijken. Na mijn weigerachtige houding begonnen ze me onder druk te zetten door te dreigen, want zij konden me doen opsluiten door valse beschuldigingen te formuleren. Gelukkig is hiervan niets in huis gekomen. Dat ik op zulke momenten niet echt gerust was, mag duidelijk zijn. Angst en onzekerheid maakten zich van mij meester.

    In april 1944 beleefde ik een pijnlijke emotie, toen op 29 april mij een telegram uit België bereikte waarin stond dat mijn moeder was overleden en op 1 mei zou begraven worden. Na de nodige aanvraag van verlof bij mijn Lagerführer te hebben gedaan, werd dit door hem afgewezen met het argument dat ik niet zou terugkeren. Ook op het Arbeitsamt werd mij verlof geweigerd, zodat ik niet aanwezig kon zijn op de uitvaart van mijn moeder.

    Op 17 april 1945 werd Leipzig ingenomen door de Amerikaanse troepen. Wij waren overgelukkig omdat er eindelijk een einde zou komen aan ons lijden. Wij hebben echter nog moeilijke dagen gekend, omdat de voedselvoorziening helemaal ontregeld was. We waren aangewezen op plunderingen om niet van de honger om te komen. Daarna heeft het Amerikaans leger ons aan het nodige voedsel geholpen. Het duurde nog enige dagen vooraleer alles een beetje geregeld was en men kon gaan denken aan onze repatriëring.

    Na aanklacht bij onze bevrijders werd de heer Muller, onze Lagerführer, aangehouden en gestraft, want deze was een nazi-partijlid die ons veel doen lijden heeft. Wij mochten zijn woning plunderen en vernielen onder hun toezicht.

    Na in een repatriëringscentrum te zijn ondergebracht kwam ik voor terugkeer naar België in aanmerking op 25 mei 1945. Onze reis verliep in open goederenwagons tot in Neufchâteau, waar we controle kregen. Op 28 mei 1945 kwamen we eindelijk aan te Brussel Luxemburgstation.

    Definitielijst

    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.

    Afbeeldingen

    "De lustige arbeiders" uit Lager Augustenburg vieren Kerstmis in 1943. Bron: Gerd Van der Auwera.
    Tijdens één zijn schaarse vrije dagen bezocht Jozef De Dobbeleer de zoo van Leipzig (1944). Bron: Gerd Van der Auwera.
    Karl Donath, bij wie Jozef De Dobbeleer was tewerkgesteld. Bron: Gerd Van der Auwera.

    Informatie

    Geplaatst door:
    Gerd Van der Auwera
    Geplaatst op:
    02-04-2008
    Laatst gewijzigd:
    03-07-2013
    Feedback?
    Stuur het in!

    Bronnen

    - Geschreven door Jozef De Dobbeleer zelf