TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Middagzitting 1 13-03-1946

Dr. OTTO STAHMER (raadsman van Hermann Göring): Als het Tribunaal mij dat toestaat zou ik de voormalige Reichsmarschall, beklaagde Hermann Göring op willen roepen.
(Beklaagde Göring gaat naar de beklaagdenbank.)
De PRESIDENT: Wilt u alstublieft uw naam zeggen?
HERMANN WILHELM GORING (Beklaagde): Hermann Goring.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken, niets zal achterhouden en niets zal toevoegen.
(de beklaagde herhaalt de eed in het Duits)
De PRESIDENT: Neemt u plaats als u dat wilt.
Dr. STAHMER: Wanneer bent u geboren en waar?
GOERING: Ik ben op 12 januari 1893 geboren in Rosenheim in Beieren.
Dr. STAHMER: Wilt u het Tribunaal een kort relaas doen over uw levensloop tot aan de Eerste Wereldoorlog, maar kort graag.
GOERING: Normale opvoeding, eerst een leraar aan huis, daarna kadettenopleiding, daarna officier in actieve dienst. Een paar punten die van belang zijn voor mijn latere ontwikkeling: De positie van mijn vader als eerste Gouverneur van Zuidwest-Afrika, zijn betrekkingen uit die tijd, in het bijzonder met twee Britse staatslieden, Cecil Rhodes en de oude Chamberlain. Dan de sterke binding tussen mijn vader en Bismarck; de ervaringen van mijn jeugd die ik voor de helft doorbracht in Oostenrijk waarmee ik al een sterke binding voelde, als met een broedervolk. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was ik luitenant in een infanterieregiment.
Dr. STAHMER: In welke rang nam u deel aan de Eerste Wereldoorlog?
GOERING: Zoals ik net zei, eerst luitenant bij een infanterieregiment tijdens de zogenaamde grensgevechten. Vanaf oktober 1914 was ik luchtwaarnemer. In juni 1915 werd ik piloot, eerst van een verkenningsvliegtuig, dan voor een korte tijd van een bommenwerper en in de herfst van 1915 werd ik jachtvlieger. Ik raakte bij een luchtgevecht ernstig gewond. Na mijn herstel werd ik commandant van een jagersquadron en nadat Von Richthofen was gesneuveld werd ik commandant van het toen zeer bekende Von Richthofen squadron.
Dr. STAHMER: Welke onderscheidingen ontving u?
GOERING: Allereerst het Ijzeren Kruis Tweede Klas EK II, daarna het EK I, dan de Zahring Leeuw met Zwaarden – de Orde van Karl Friedrich, de Orde van Hohenzollern met Zwaarden derde klas en tenslotte de Pour le Mérite, de hoogst mogelijke onderscheiding.
Dr. STAHMER: Vertelt u het Tribunaal wanneer en onder welke omstandigheden u Hitler leerde kennen.?
GOERING: Ik zou allereerst een principieel feit willen noemen. Na de ineenstorting in de Eerste Wereldoorlog moest ik mijn squadron demobiliseren. Ik wees de uitnodiging, mij bij de Reichswehr aan te sluiten af omdat ik vanaf het begin in alle opzichten tegen de republiek was, die door de revolutie aan de macht was gekomen. Ik kon dat niet in overeenstemming brengen met mijn overtuiging. Kort daarna ging ik naar het buitenland om daar een baan te zoeken. Maar na een paar jaar verlangde ik ernaar, naar mijn eigen land terug te gaan. Allereerst verbleef ik enige tijd in een jachthut in de bergen en studeerde daar. Op een of andere manier wilde ik delen in het lot van mijn land. Omdat ik dat niet kon en wilde doen als officier, om bovengenoemde redenen, moest ik allereerst de noodzakelijke basis leggen en ik ging naar de universiteit van München om geschiedenis en politieke wetenschappen te studeren. Ik vestigde mij in de omgeving van München en kocht daar een huis voor mijn vrouw. Toen op een dag, op een zondag in oktober of november 1922, omdat door de Entente alweer de eis was gesteld tot uitlevering van onze militaire leiders, tijdens een protestdemonstratie in München, ging ik als toeschouwer naar die demonstratie, zonder er enige binding mee te hebben. Diverse sprekers van partijen en organisaties voerden er het woord. Tegen het einde werd ook Hitler aangekondigd. Ik had zijn naam een keer eerder kort horen noemen en wilde horen wat hij te zeggen had. Hij weigerde te spreken en het was bij puur toevel dat ik dicht bij hem stond en de reden voor zijn weigering hoorde. Hij wilde de eenheid van de demonstratie niet verstoren; hij kon zich niet, zoals hij zelf zei, zien spreken tot deze tamme bourgoisie piraten. Hij vond het zinloos protesten te lanceren zonder dat er gewicht achter zat. Dit maakte een diepe indruk op mij; ik had dezelfde mening.
Ik deed navraag en ontdekte dat ik de volgende maandagavond Hitler kon horen spreken omdat hij elke maandagavond een vergadering hield. Ik ging erheen en daar sprak Hitler, in verband met die demonstratie, over Versailles, het Verdrag van Versailles en het verwerpen van het Verdrag van Versailles.
Hij zei dat zulke holle protesten als die van zondag geen enkele zin hadden – men zou die gewoon voor kennisgeving aannemen – dat een protest pas succes heeft als het gesteund wordt door een kracht die er gewicht aan geeft. Totdat Duitsland sterk was geworden had dit geen enkel doel.
Deze overtuiging kwam als het ware woord voor woord uit mijn eigen hart. Op een van de volgende dagen ging ik naar het kantoor van de NSDAP. Destijds wist ik niets van het programma van de NSDAP en alleen maar dat het een kleine partij was. Ik had ook andere partijen bestudeerd. Toen de Nationale Assemblée werd gekozen., met toen een totaal a-politieke houding, had ik zelfs op de democraten gestemd. Daarna, toen ik zag wie ik had gekozen, wendde ik mij enige tijd af van de politiek. Nu zag ik hier eindelijk een man die een helder en duidelijk doel voor ogen had. Ik wilde hem eerst alleen maar spreken om te zien of ik hem op enige wijze kon helpen. Hij ontving mij direct en nadat ik mij had voorgesteld zei hij dat het een buitengewone speling van het lot was dat wij elkaar moesten ontmoetten. We spraken meteen over de dingen die ons na aan het hart lagen – de nederlaag van ons vaderland en dat men het daar niet bij moest laten zitten.
Het belangrijkste gespreksthema was weer Versailles. Ik zei hem dat ik met heel mijn wezen en al mijn bezittingen volledig tot zijn beschikking stond voor deze, naar mijn mening meest essentiële en meest beslissende kwestie: de strijd tegen het Verdrag van Versailles.
Het tweede punt dat destijds een sterke indruk op mij maakte, dat ik zeer sterk voelde en echt een basisvoorwaarde vond, was het feit dat hij mij uitvoerig uitlegde dat het onder de destijds heersende condities niet mogelijk was, in samenwerking met dat element dat zichzelf destijds nog nationalistisch vond – of het nou de politieke zogenaamde nationalistische partijen waren of degenen die zich nog nationalistisch noemden, de toen bestaande verenigingen, gevechtseenheden, het Freikorps etcetera – met die mensen alleen was het niet mogelijk tot een hervorming te komen met het doel een sterke nationalistische wil onder het Duitse volk te kweken, zolang de Duitse arbeidersmassa tegen dit idee was. Men kon Duitsland slechts weer opbouwen als men de Duitse arbeidersmassa achter zich zou krijgen. Dit kon alleen maar worden bereikt als de wil om de ondraaglijke ketenen van het Verdrag van Versailles te verbreken echt gevoeld werd door de grote volksmassa en dat zou alleen maar mogelijk zijn door het nationalistische concept te combineren met een asociaal doel.
Hij gaf mij bij die gelegenheid voor het eerst een zeer mooie en diepzinnige uitleg van het concept Nationaalsocialisme; de eenwording van de twee concepten van nationalisme aan de ene kant en socialisme aan de andere kant, die van zichzelf de absolute aanhangers van het nationalisme zowel als van het socialisme zouden blijken te zijn – het nationalisme, als ik dat zo mag zeggen van de bourgoisie wereld en het socialisme van de Marxistische wereld. We moeten deze concepten weer verduidelijken en door de samenvoeging van deze twee ideën een nieuw draagvlak voor deze nieuwe gedachten scheppen.
We gingen toen verder met de practische kant, waarvoor hij mij vroeg hem boven alles op één punt te steunen. Binnen de partij, klein als die was, had hij een keuze gemaakt uit die mensen die overtuigde volgelingen waren en die op ieder moment bereid waren zich volledig en onvoorwaardelijk in te zetten voor de verspreiding van ons idee.
Hij zei dat ik zelf wist hoe sterk destijds het Marxisme en het Communisme overal waren en dat hij zich in feite had kunnen laten horen op bijeenkomsten pas nadat hij weerstand had geboden aan een fysieke macht die de bijeenkomst wilde verstoren met een andere fysieke macht die de bijeenkomst moest beschermen; tot dat doel had hij de SA opgericht. De leiders van destijds waren te jong en hij had lang uitgekeken naar een leider die zich in de laatste oorlog, nog slechts een paar jaar geleden, op een of andere manier had onderscheiden, zodat er het nodige gezag zou ontstaan. Hij had altijd geprobeerd een vlieger of een onderzeebootman met de Pour le Mérite voor dit doel te vinden en het leek hem nu bijzonder gelukkig dat juist ik, de laatste commandant van het Von Richthofen squadron, mij tot zijn beschikking zou stellen. Ik zei hem dat het op zich niet erg prettig voor mij zou zijn om vanaf het begin een leidende positie in te nemen omdat het erop zou kunnen lijken dat ik mij alleen vanwege die positie had aangesloten. We maakten uiteindelijk de afspraak dat ik de eerste 1 of 2 maanden officieel op de achtergrond zou blijven om daarna pas de leiding op mij te nemen maar in werkelijkheid moest ik mijn invloed onmiddellijk laten gelden. Ik stemde hierin toe en op die manier sloot ik me bij Adolf Hitler aan.
Dr. STAHMER: En wanneer was dat?
GOERING: Eind oktober of begin november 1922.
Dr. STAHMER: Eind oktober?
GOERING: Ofwel eind oktober of begin november 1922.
Dr. STAHMER: En toen werd u officieel lid van de partij?
GOERING: Ja, dat was op dezelfde datum. Een paar dagen later schreef ik mij in.
Dr. STAHMER: Welke taken gaf Hitler u toen, tot laten we zeggen november 1923?
GOERING: De taken kwamen voort uit mijn positie die destijds de titel “Commandant van de SA” had. Allereerst was het belangrijk de SA tot een stabiele organisatie te smeden, hen orde bij te brengen en er een volledig betrouwbare eenheid van te maken die de bevelen moest uitvoeren die ik of Adolf Hitler aan hen gaven. Tot op dat moment was het slechts een club geweest die zeer actief was geweest maar de noodzakelijke samenhang en discipline nog miste.
Ik streefde er vanaf het begin naar die partijleden in de SA op te nemen die jong en idealistisch genoeg waren om hun vrije tijd en hun totale energie eraan te besteden. Want in die tijd waren de zaken voor die goede mannen zeer moeilijk. We waren klein in aantal en onze tegenstanders waren veel talrijker. Zelfs in die dagen stonden deze mannen bloot aan aanzienlijke irritaties en hadden van veel dingen te lijden.
Op de tweede plaats probeerde ik rekruten te vinden onder de arbeiders, want ik wist dat ik in het bijzonder onder de arbeiders veel leden voor de SA moest werven.
Tegelijkertijd moesten we er natuurlijk voor zorgen dat de Partijbijeenkomsten, die destijds over het algemeen waren beperkt tot München, Oberbayern en Frankenland op een ordelijke manier konden worden gehouden en verstoringen konden worden voorkomen. In de meeste gevallen slaagden we daarin. Maar soms was er een grote groep van onze tegenstanders aanwezig. Een van beide kanten had nog de wapens uit de oorlog, soms ontstonden er kritieke situaties en in sommige gevallen moesten we de SA ter versterking naar andere plaatsen sturen.
In de loop van 1923 werden de tegenstellingen tussen Beieren en het Reich steeds groter. Men kon zien dat de Beierse regering van die tijd een andere weg wilde inslaan dan de Reichsregierung. De Reichsregierung werd sterk beïnvloed door het Marxisme maar de Beierse regering was daar vrij van, zij was bourgois.
Toen werd de Beierse regering ineens ingrijpend gewijzigd toen er een gouverneur-generaal – ik denk dat hij zo werd genoemd – voor Beieren werd benoemd. Hij heette Von Kahr, de Beierse regering was ondergeschikt aan hem en droeg alle bevoegdheden aan hem over. Spoedig daarna ontstond het conflict met de Reichswehr. De 7. Reichswehrdivision, die in Beieren gelegerd was, werd ontheven van haar eed aan het Reich, die zij op het Reichsgrundgesetz had gezworen – de naam weet ik niet meer – dat wil zeggen op Von Kahr. Dit leidde tot het conflict tussen de generaals Von Seeckt en Lossow. Hetzelfde gebeurde met de Beierse politie.
De Beierse regering probeerde op hetzelfde moment in de gunst van de zogenaamde nationalistische bewegingen te komen die deels naar militair of semi-militair voorbeeld waren georganiseerd en ook wapens bezaten. Het geheel was tegen Berlijn gericht en tegen, zoals wij het uitdrukten, de “November republiek.” We konden het tot op dat punt eens worden.
Op zondag, voor de 9de november, was er een grote parade in München. De hele Beierse regering was aanwezig. De Reichswehr, de politie en de Vaterlandverbände – en wij ook - marcheerden voorbij. Bij die gelegenheid zagen we opeens dat de figuur op de voorgrond niet langer de heer Von Kahr was maar Kroonprins Rupprecht van Beieren. Daar waren we erg door geschokt. De verdenking kwam bij ons op dat Beieren een koers wenste te volgen die mogelijke zou leiden tot een aanzienlijke versnippering en Beieren zou zich kunnen afscheiden van het Reich. Maar niets was verder van onze gedachten dan zoiets toe te staan. Wij wilden een sterk Reich, een verenigd Reich en we wilden het gezuiverd hebben van bepaalde partijen en gezagsdragers die het nu regeerden.
We waren wantrouwig geworden tegenover de zogenaamde Mars naar Berlijn. Toen dit een zekerheid werd en de heer Von Kahr de bekende bijeenkomst in de Bürgerbräukeller bijeen had geroepen, was het de hoogste tijd om die plannen te dwarsbomen en de hele onderneming in de richting te sturen van het idee “Grossdeutschland.” De gebeurtenissen van 9 november 1923 ontwikkelden zich dus in een erg korte tijd. Maar voor zover het mij persoonlijk aanging was ik – en daar heb ik nooit een geheim van gemaakt – vanaf het begin bereid om aan elke revolutie tegen de zogenaamde November republiek deel te nemen, ongeacht waar en door wie die ontstond. tenzij die ontstond bij Links en voor die taken had ik altijd al mijn diensten aangeboden.
Toen raakte ik ernstig gewond bij de Feldherrenhalle – de gebeurtenissen zijn algemeen bekend - en met dit incident sluit ik het eerste hoofdstuk af.
Dr. STAHMER: Wanneer kwam u na die tijd Hitler weer tegen?
GOERING: Eerst lag ik in een ziekenhuis in Oostenrijk. Er vond een rechtszaak plaats voor het Beierse Volksgerichtshof naar aanleiding van de 9de november.
Dr. STAHMER: Wie waren er aangeklaagd?
GOERING: Hitler werd allereerst aangeklaagd en met hem natuurlijk al diegenen die erbij waren geweest en opgepakt. Ik was een paar dagen in Oberbayern in een ernstig gewonde toestand en werd toen naar de grens gebracht, werd daar gearresteerd en toen bracht de Beierse politie mij naar een andere plek over. Ik vroeg Hitler toen of ik voor het gerecht moest verschijnen. Hij verzocht mij dringend dat niet te doen en dat was een goede zaak. Op deze manier kon het proces niet achter gesloten deuren worden behandeld. want ik had verklaard dat wanneer dat wel zou gebeuren, ik van mijn kant in het openbaar een passende verklaring zou afleggen betreffende die rechtszaak.
Na mijn herstel verbleef ik ongeveer een jaar in Italië, daarna elders in het buitenland. In 1926 of 1927 was er een algemene amnestie voor al die mensen die aan al die illegale – als ik ze zo moet noemen – incidenten deel hadden genomen die tot dan toe hadden plaats gevonden, niet alleen voor ons maar ook voor de Linksen en de boeren en daarom kon ik terug naar Duitsland.
Ik ontmoette Hitler pas weer in 1927, bij een nogal korte bijeenkomst in Berlijn waar hij aanwezig was. Ik was toen niet actief in de Partij; ik wilde eerst mijzelf nogmaals bewijzen in een onafhankelijke positie. Daarna had ik maanden lang geen contact met Hitler. Kort voor de Rijksdagverkiezingen in mei 1928 belde Hitler mij op en zei me dat hij iemand naar voren wilde schuiven als eerste kandidaat van de Nationaalsocialistische partij voor de Reichstag en vroeg me of bereid was en ik zei ja, en ook of mijn activiteiten binnen de Partij .....
Dr. STAHMER: Een vraag. Had u zich intussen bij de SA aangesloten?
GOERING: Nee, destijds had ik niets meer met de SA te maken. In de tussentijd waren er nieuwe mensen benoemd in de SA en de nieuwe leider van de SA, Von Pfeffer, wilde natuurlijk zijn baan houden en zou mij niet graag gezien hebben in nauw contact met de SA.
Dr. STAHMER: Na 1923 bekleedde u dus geen ambt of positie binnen de SA?
GOERING: Na 1923 eindigde mijn actieve dienst in de SA. Pas na de machtsovername, op een later tijdstip toen de zogenaamde erefuncties werden gecreërd kreeg ik, als honoraire functie, de hoogste rang binnen de SA. Maar om terug te gaan, in 1928 werd ik in de Reichstag gekozen en vanaf die tijd reisde ik het land door als woordvoerder voor de Partij.
De SA was, ik weet niet meer in welk jaar, opnieuw opgericht en was niet meer beperkt tot Beieren maar was uitgebreid over het hele Reich.
Dr. STAHMER: Werd de SA na 1923 verboden?
GOERING: Na 1923 werd die tijdelijk verboden.
Dr. STAHMER: Wanneer werd dat verbod opgeheven?
GOERING: Ik kan niet precies zeggen wanneer, in ieder geval op een tijdstip waarop ik nog niet naar Duitsland was teruggekeerd. Maar in ieder geval was die over heel Duitsland uitgebreid en was nu dringend nodig. De partijen van toen, de grotere, hadden allemaal hun zogenaamde knokploegen. Bijzonder actief was, herinner ik me, het Rotfront, een verzameling knokploegen van de Communisten, onze grootste tegenstanders waarmee we herhaaldelijk strubbelingen hadden en die probeerden onze bijeenkomsten te verstoren. Daarnaast was er de Reichsbanner, de organisatie van de Sociaal Democraten, de Democratische partij. Dan was er de Stahlhelm, een rechtse nationalistische organisatie. En dan was er onze SA, die in datzelfde verband genoemd moet worden.
Ik zou willen benadrukken dat destijds de SA vaak veel te lijden had. Vele SA mannen kwamen uit de grote massa; het waren lagere werknemers, arbeiders, mannen die er alleen maar om idealistische redenen aan deelnamen en die dag en nacht hun diensten moesten verlenen zonder er iets van betaling voor terug te krijgen en die dat alleen maar deden vanuit hun oprechte trouw aan het vaderland. Ze raakten vaak zeer ernstig gewond en velen van hen werden tijdens gevechten neergeschoten. Ze werden dooor de regering vervolgd. Ze konden geen ambtenaar worden, een ambtenaar kon geen lid worden van de SA. Ze stonden onder enorme druk. Ik zou willen benadrukken dat ik het hoogste respect en waardering had voor deze mannen, deze SA mannen die niet zo vastberaden waren als hier is geschilderd, gewoon om iets wreeeds te doen, maar het waren eerder mannen die zich vrijwillig bloot stelden aan de grootste ergernissen en irritaties vanwege hun idealisme en hun doelen en die vele dingen afzwoeren om hun idealen te verwezenlijken.
Dr. STAHMER: Wat was uw positie binnen de Partei in de periode vanaf 1928 tot aan de machtsovername?
GOERING: Ik had geen functie binnen de Partei. Ik was nooit een politiek leider in de Partei – dat klinkt misschien vreemd – ook niet in het Reichsparteidirektorat of ergens anders. Ik was ten eerste, zoals ik al zei, lid van de Reichstag en dus lid van de Rijksdagfractie van de Partei. Tegelijk was ik spreker voor de Partei, met andere woorden, ik reisde van stad tot stad en probeerde te doen wat ik kon om de Partei uit te breiden, te versterken, nieuwe leden te werven en over te halen en in het bijzonder aanhangers van het Communisme en Marxisme aan onze kant te krijgen om een breed draagvlak onder het volk te scheppen en niet alleen met rechtse kringen te blijven zitten, die van zich zelf nationalistisch waren.
Vanaf midden 1932, nadat we talloze verkiezingen hadden meegemaakt en bij al die verkiezingen hadden moeten deelnemen aan de campagnes door het houden van toespraken, vaak drie op een avond, vaak de hele nacht lang; werd ik, als lid van de Partei of liever gezegd omdat onze Partei de sterkste vertegenwoordigigng in de Reichstag had, gekozen tot President van de Reichstag en daarmee nam ik een algemene politieke taak op mij.
Kort daarvoor, eind 1931 toen ik zag dat de Partei sterk was gegroeid en nog groeide, zei de Führer tegen mij dat hij graag een directe vertegenwoordiger zou willen hebben die niet was gebonden aan een partijfunctie en die politiek overleg kon voeren. Deze persoon zou niet gebonden moeten zijn aan enige partijfunctie. Hij vroeg me of ik deze post wilde aanvaarden, in het bijzonder omdat ik toch al in de hoofdstad van het Reich woonde.
Ik nam deze functie op mij, het was geen ambt maar eerder een functie van algemene aard. In een paar zinnen gaf hij mij de vrijheid om met alle partijen, vanaf de Communisten tot extreem rechts te onderhandelen om, laten we zeggen, gezamenlijke gerichte acties in de Reichstag te ondernemen of andere passende politeke stappen te zetten. Natuurlijk kreeg ik in dit verband ook de taak om onze idealen in alle kringen uit te dragen. Tot deze kringen behoorden, zoals al eerder genoemd, industriële en intellectuele groeperingen. Omdat ik betrekkingen had met en toegang tot die kringen was het heel normaal dat de Führer mij bijzonder geschikt achtte voor die taak omdat hij mij in dit opzicht absoluut kon vertrouwen en wist dat ik alles zou doen wat in mijn macht lag om onze ideën uit te dragen
Toen ik Reichstagpräsident werd, werd mijn taak in dit opzicht zeer vergemakkelijkt want ik had nu. om het maar zo te zeggen, de wettelijke bevoegdheid en zelfs de plicht aan politieke gebeurtenissen deel te nemen. Als bijvoorbeeld een regering zich terugtrok uit de Reichstag of ten val kwam na een motie van wantrouwen, was het mijn plicht als Reichstagpräsident, na onderhandeling met de diverse partijen, aan de Reichspräsident voorstellen te doen voor wat naar mijn mening de mogelijkheden waren voor een nieuwe coalitieregering. De Reichspräsident was dit opzicht dus altijd verplicht mij te ontvangen met betrekking tot deze kwesties. Ik was dus in staat een nauwe relatie op te bouwen tussen de Reichspräsident en mijzelf. Maar ik zou willen benadrukken dat deze relatie al eerder bestond; het sprak voor zich dat Feldmarschall Von Hindenburg mij altijd ontving wanneer ik daar om vroeg omdat hij mij kende uit de Eerste Wereldoorlog.
Dr. STAHMER: Welke rol speelde u bij de benoeming van Hitler tot Reichskanzler?
GOERING: Ik zou eerst even willen uitleggen dat toen ik zei dat ik geen functie binnen de Partei had, geen politieke functie, mijn positie niettemin steeds sterker werd, in het bijzonder vanaf eind 1931, toen ik steeds nauwer ging samenwerken met de Führer en beschouwd werd als zijn bijzondere vertegenwoordiger maar alleen op basis van een normaal en natuurlijk gezag dat sterk groeide na de machtsovername.
Wat mijn aandeel in de benoeming van Hitler betreft: als ik dat aan het Tribunaal moet uitleggen moet ik eerst in het kort de toestand beschrijven. Het evenwicht tussen de partijen in het parlement was eind 1931 of begin 1932 al verstoord. De zaken gingen slecht in Duitsland en er kon geen blijvende parlementaire meerderheid worden gevormd, door de Noodwet die toen van kracht was, was de Grondwet al gedeeltelijk buiten werking gesteld. Ik roep het kabinet Brüning in herinnering dat in grote mate met de Noodwet moest werken en dat destijds ook sterk betrokken was bij Artikl 48 van de Grondwet. Toen volgde het kabinet van Von Papen dat ook geen parlementaire basis had, of een blijvende of sterkere basis kon krijgen. De heer Von Papen probeerde dat destijds mogelijk te maken en om die basis in het parlement te krijgen vroeg hij de Nationaalsocialisten, de sterkste partij van toen, die basis samen met de andere partijen te vormen.
Er was sprake van – Von Papen’s naam was aan de Reichspräsident genoemd als kandidaat voor het Rijkskanselierschap - dat Hitler vice-kanselier in dat kabinet zou worden. Ik herinner me dat ik de heer Von Papen destijds vertelde dat Hitler van alles kon worden, behalve vice-kanselier. Als hij voor iets zou moeten worden benoemd dan moest dat natuurlijk op de hoogste positie zijn en het zou ondraaglijk en ondenkbaar zijn onze Führer de tweede viool te laten spelen. We hadden dan de rol van regeerder moeten spelen, maar mogelijk niet volgens onze inzichten en Hitler, als vertegenwoordiger van de grootste partij, zou voor die zaken verantwoordelijk moeten zijn. Dat wezen wij pertinent af. Ik benadruk dat niet omdat de heer Van Papen toevallig samen met mij hier zit. Hij weet dat wij hem als persoon altijd respecteerden maar ik vertelde hem, nadat zijn poging op niets was uitgelopen, dat we hem niet alleen niet zouden steunen maar in de Reichstag ook de sterkste oppositie tegen zijn kabinet zouden voeren, net zoals wij stelselmatig ieder kabinet zouden bestrijden dat ons geen leidende invloed in de kanselarij zou geven.
Toen kwam – ik weet niet precies hoe lang de heer Von Papen de teugels in handen had – de bekende botsing tussen hem en mij, hij als Reichskanzler, ik als Reichstagpräsident waarbij het mijn bedoeling was zijn kabinet ten val te brengen en ik wist dat er een motie van wantrouwen van de Communisten kwam die door vrijwel iedereen zou worden gesteund. Deze motie van wantrouwen moest onder alle omstandigheden worden aangenomen om aan de Reichspräsident duidelijk te maken dat men met dergelijke kabinetten niet kon regeren zonder een of andere sterke reserve. Ik zag de “rode map” liggen en ik wist dat het bevel tot ontbinding daarin stond maar liet eerst de stemming doorgaan. Er werden 32 stemmen voor Von Papen uitgebracht en ongeveer 500 tegen hem. Het kabinet Von Papen trad af.
Tot op dat moment hadden alle partijen kabinetten gevormd, afgezien van die enkele kleine splinterpartijen. Alle mensen die beschikbaar waren waren op een of ander moment al aan de leden voorgesteld. Tegen het einde had Reichsverteidigungsminister Von Schleicher, de politieke figuur achter de schermen, een steeds belangrijker rol gespeeld. Er bestonden dus maar twee mogelijkheden: Ofwel er zou rekening worden gehouden met de feitelijke machtsverhouding en de leider van de grootste partij zou, zoals over het algemeen gebruikelijk is, de onderhandelingen voeren en de macht worden toevertrouwd, of anders zou de man die achter de schermen werkte, de enig overgebleven mogelijkheid, naar voren worden geschoven. En dat gebeurde. De heer Von Schleicher nam zelf het kanselierschap op zich in combinatie met – en dit is belangrijk – de post van Rijksminister van Defensie. Het was ons duidelijk, en niet alleen voor ons maar ook voor de andere partijen, omdat de heer Von Schleicher veel minder persoonlijke sympathisanten had dan de heer Von Papen en geen meerderheid kon verkrijgen, dat het uiteindelijke doel van Von Schleicher een militaire dictatuur was. Ik voerde gesprekken met de heer Von Schleicher en vertelde hem dat het zelfs op dat moment mogelijk zou zijn een parlementaire meerderheid te vormen.
Door onderhandelingen was ik erin geslaagd de Duitse Nationalisten, de Nationaalsocialisten, het Centrum, de Duitse Volkspartij en kleinere ondersteunende groepen bijeen te brengen in een meerderheid. Het was mij duidelijk dat een dergelijke meerderheid slechts tijdelijk kon zijn omdat de tegenstelling in belangen te groot was. Maar het liet me onverschillig of ik onze Partei op deze of een andere manier aan de macht bracht – door middel van parlementaire onderhandelingen, prima; op bevel van de Reichspräsident, des te beter.
Deze onderhandelingen werden door de heer Von Schleicher afgewezen omdat hij wist dat hij dan geen kanselier kon blijven. Toen volgden er weer noodwetten en noodmaatregelen. Het parlement was dus min of meer buiten spel gezet, zelfs al voor onze machtsovername.
In de Reichstag daagde ik de heer Von Schleicher onmiddellijk op dezelfde manier uit, met veel meer nadruk dan eerst bij de heer Von Papen. In de tussentijd had een presidentsverkiezing plaats gevonden en daarna een verkiezing voor de Reichstag waarbij wij, na het aftreden van het kabinet van Von Papen, diverse zetels verloren. We gingen terug van 232 naar 196 zetels. Toen in januari waren er weer verkiezingen die een buitengewone stijging vertoonden ten gunste van de Partei en bewezen dat de korte crisis was overwonnen en dat de Partei nog sterker op de weg naar boven was dan ooit eerder.
Op zondag 22 januari 1933 – de 30ste was een maandag – was ik in Dresden op een grote politieke bijeenkomst toen de Führer mij ‘s ochtends verzocht onmiddellijk naar Berlijn te komen. Ik kwam die middag aan en hij vertelde mij, wat ik al wist, dat de Reichspräsident niet langer tevreden was met Von Schleicher en dat de politieke toestand op die manier niet kon voortduren; er was niets bereikt – de Reichspräsident was zelf tot de conclusie gekomen dat op de een of andere manier de verantwoordelijkheid aan de sterkste partij moest worden gegeven. Voor die tijd was er op een knappe manier een verkeerde indruk van de Führer in het brein van de oude heer ontstaan en hij was bevooroordeeld – hij maakte blijkbaar bezwaar tegen het woord socialisme want hij verstond daar iets anders onder.
In het kort onthulde Hitler mij die dag dat ik ‘s avonds, bij de heer Von Ribbentrop thuis, moest spreken met de zoon van de Feldmarschall. Ik meen dat de heer Von Papen daar ook aanwezig moest zijn en ook – maar daar ben ik niet zeker van – Meissner, de staatssecretaris van de Reichspräsident. De zoon van de Feldmarschall wilde namens zijn vader informeren wat de mogelijkheden waren voor Hitler als kanselier en het verlenen van de verantwoordelijkheid aan de Partei. In een nogal lang gesprek zei ik de zoon dat hij aan zijn vader moest vertellen dat Von Schleicher ons hoe dan ook naar de ondergang zou leiden. Ik legde hem de nieuwe principiële toestand uit voor het vormen van een nieuwe regering en hoe ik nu had gehoord over de bereidheid van de Feldmarschall, Hitler het kanselierschap toe te vertrouwen, daarbij de Partei beschouwend als de basis voor een toekomstige parlementaire meerderheid als Adolf Hitler er bij deze gelegenheid ook in zou slagen de Duitse Nationalisten en de Stahlhelm erin te betrekken – want hij wilde een solide nationale basis. De Stahlhelm was geen politieke partij maar had veel aanhangers. De Duitse Nationalisten onder Hugenberg waren een politieke partij.
We bespraken die avond niet veel meer. Ik vertelde Von Hindenburg’s zoon dat ik een en ander ongetwijfeld zou bereiken en de Führer gaf mij opdracht gedurende de komende week onderhandelingen te beginnen met deze partijen aan de ene en met de Reichspräsident aan de andere kant. Er rezen hier en daar moeilijkheden. Ik ontdekte dat onze ....
De PRESIDENT: Dit lijkt me een goed moment voor een schorsing.
(de zitting wordt geschorst)

Definitielijst

Communisme
Politieke stroming, ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (het proletariaat) en de bourgeoisie. Volgens Marx zouden de arbeiders via een revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar een ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijk eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis = gemeenschappelijk).
dictatuur
Staatsvorm waarbij de macht in een land in de handen is van één persoon, de dictator. Oorspronkelijk een Romeinse staatsvorm voor tijden van nood, waarbij de totale macht 6 maanden in de handen lag van één persoon om de crisis het hoofd te bieden.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Freikorps
Duitse paramilitaire groepen die vlak na de Eerste Wereldoorlog opgericht werden vanuit voormalige frontsoldaten. Deze groepen werden veelal vernoemd naar hun commandant. Freikorpsen vormden de basis voor de latere Sturmabteilung (SA).
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Ijzeren Kruis
Duitse militaire onderscheiding, vertaling vanuit het Duits. Zie: Eisernes Kreuz.
nationalisme
Streven van een volk staatkundig onafhankelijk te worden of die onafhankelijkheid veilig te stellen.
Reichswehr
Duitse leger in de tijd van de Weimarrepubliek.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
socialisme
Politieke ideologie die streeft naar geen of geringe klassenverschillen. Produktiemiddelen zijn in handen van de staat. Ontstaan als reactie op het kapitalisme. Karl Marx probeerde het socialisme wetenschappelijk te onderbouwen.
Stahlhelm
Benaming voor de helm die Duitse militairen droegen gedurende WO II. Daarnaast was Stahlhelm een bond voor Duitse frontsoldaten uit WO I.

Afbeeldingen

Hermann Göring

Middagzitting 2

Dr. STAHMER: U had het over uw betrokkenheid bij de benoeming van Hitler tot Reichskanzler. Wilt u verder gaan?
GOERING: Ik ben bij de laatste beslissende periode gekomen. De onderhandelingen waren wat moeilijk geworden. De Feldmarschall, Reichspräsident Von Hindenburg die tot op dat moment de Führer alleen maar kende van twee gesprekken en die zijn wantrouwen jegens hem nog niet had overwonnen – een wantrouwen dat hem was ingeprent en vele jaren gevoed door een verscheidenheid aan invloeden, alleen maar omdat hij hem niet kende – had destijds strenge beperkingen geëist zodat wij, de sterkste en nu de leidende partij die voor toekomstige maatregelen verantwoording aan het volk verschuldigd zou zijn, betrekkelijk beperkt waren en in vergelijking met onze sterkte, zwak vertegenwoordigd in de regering.
Men moet niet vergeten dat Duitsland in die tijd het laagste punt van de neerwaartse spiraal had bereikt. Er waren 8 miljoen werklozen; alle beleid had gefaald; vertrouwen in partijen bestond niet meer; er was een sterke opkomst van de kant van revolutionair links en politieke onzekerheid. Daarom waren die maatregelen noodzakelijk die het volk van ons verwachtte, als wij in de regering zaten en waar we voor stonden. Het was dus een hele zware last, een dergelijke verantwoordelijkheid op ons te nemen met zulke strenge politieke voorwaarden die ons waren opgelegd.
De eerste voorwaarde: de Reichspräsident wenste onder alle omstandigheden dat de heer Von Papen vice-kanselier in dit kabinet werd. Afgezien van zijn sympathieke persoonlijkheid bracht de heer Von Papen ons niets omdat hij geen partij achter zich had. Maar de Reichspräsident eiste daarnaast dat de heer Von Papen aanwezig zou zijn bij de presentatie van de verslagen die de Führer, als hij eenmaal tot Reichskanzler was benoemd, aan de Reichspräsident moest uitbrengen. Maar hier werd al zeer snel een eind aan gemaakt en wel door de Reichspräsident zelf.
Ten tweede wenste de Reichspräsident dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onafhankelijk van alle partijen, in handen van de heer Von Neurath zou komen. De heer Von Neurath bracht ons, afgezien van zijn kennis en vaardigheden ook niets in de zin van politieke macht. Ten derde, de post van Eerste Minister van Pruisen, die na de rijkskanselier in Duitsland altijd de belangrijkste was in de periode na de Wereldoorlog, moest eveneens worden bezet door de heer Von Papen. Voor de oorlog waren, zoals bekend de functies van Reichskanzler en die van Eerste Minister van Pruissen om die reden altijd in dezelfde persoon verenigd.
Ten vierde eiste de Reichspräsident dat de post van Reichsverteidigungsminister ook in handen zou komen van een onafhankelijk persoon, een militair; en hij koos hem zelf, zonder dat wij iets in te brengen hadden, namelijk Generaal Von Blomberg die op dat moment de Ontwapeningsconferentie in Genève bijwoonde. Destijds was de heer Von Blomberg mij persoonlijk noch de Führer bekend.
Hoewel de meest essentiële en zeker de belangrijkste posten in het kabinet dus al gevuld werden met personen op de keuze waarvan we geen invloed hadden gehad, werden er in de loop van die week nog meer eisen gesteld. De eis werd gesteld dat het Ministerie van Financiën in handen zou komen van Graaf Schwerin von Krosigk, alweer iemand zonder politieke ruggensteun. Het Ministerie van Transport moest onder de heer Von Eltz komen, voor wie hetzelfde gold. De leider van de Stahlhelm, Seldte, moest in het kabinet worden opgenomen. Zeker, de Stahlhelm was een grote en uitgebreide beweging, maar niet politiek en had geen enkele vertegenwoordiger in de Reichstag.
Dan bleef alleen over, als echte politieke partij, de Duitse Nationalistische partij, met 36 zetels onze enige parlementaire bondgenoot, om het zo maar te zeggen. Hier werden ook buitengewone eisen gesteld die niet in een juiste verhouding stonden tot de omvang van de partij.
Uiteindelijk kregen wij als de grootste partij destijds met 232 zetels, slechts het volgende, voor zover ik mij herinner: De post van Reichskanzler natuurlijk, dan Dr. Frick als Reichsinnenminister in het kabinet; en ik als derde in het Reichskabinett met een aanstelling als Reichsluftfahrtkomissar, een kleine ondergeschikte afdeling, een onbetekenende tak van een kleine Luchtvaartafdeling binnen het Ministerie van Transport maar geen ministerie op zich. Maar daarna slaagde ik erin, zonder dat daar voorwaarden aan waren verbonden, Minister van Binnenlandse Zaken van Pruissen te worden en dus een politiek minister van de grootste Duitse deelstaat. want uiteindelijk was Pruissen de plaats waar de klim naar de interne macht feitelijk begon.
Tot zover was het een uitzonderlijk moeilijke kwestie. Op het laatste moment dreigde de vorming van het kabinet te mislukken om twee redenen. De Führer had de onvoorwaardelijke eis gesteld dat er kort na de benoeming van het nieuwe kabinet een nieuwe verkiezing voor de Reichstag moest plaatsvinden, heel goed wetend dat de Partei daardoor enorm versterkt zou worden en mogelijk op zichzelf een meerderheid zou kunnen vormen en zich dus in een positie bevinden om de basis voor de regering met parlementaire middelen te vormen.
Hugenberg, als leider van de Duitse Nationalistische partij was hier fel op tegen, wetende dat zijn partij bij deze verkiezingen min of meer van de kaart geveegd zou worden. Zelfs nog 5 minuten voor het bijeenkomen van het kabinet dreigde het gevaar dat het daardoor uiteen zou vallen. Het was puur toeval dat juist op dat moment de Reichspräsident bij de nieuwe ministers de eed afnam en zo werd het kabinet gevormd.
Het tweede gevaar dreigde van Von Schleicher die via zijn vertrouweling het volgende voorstel deed aan mij en de Führer: Hij wilde benadrukken dat de Reichspräsident geen stabiele factor was waar het het nieuwe kabinet betrof; het zou het doel beter dienen als hij – hoewel hij zich de dag ervoor zelfs had teruggetrokken - zich bij ons aan zou sluiten om een regering te vormen die duidelijk niet op enige parlementaire leest geschoeid was, maar eerder op basis van een geheel nieuwe situatie: een coalitie tussen de Reichswehr en de NSDAP.
De Führer weigerde, erkennend dat dit onmogelijk was en dat de bedoelingen niet eerlijk waren. Toen de heer Von Blomberg op maandagmorgen uit Genève op het station aankwam, werden hem twee bevelen gegeven, een van de heer Von Hammerstein, Chef van het Opperbevel van het Leger en zijn meerdere, om direct naar hem toe te komen; het andere was van Von Hindenburg, zijn opperbevelhebber, om direct bij hem te komen. Er dreigde destijds, slechts bij weinigen bekend, het gevaar van een Putsch door Schleicher en Von Hammerstein met het garnizoen van Potsdam.
Op de zondagavond vertelde ik dat aan Reichspräsident Von Hindenburg en dat is de reden waarom, twee uur eerder dan de rest van het kabinet, de heer Von Blomberg werd benoemd tot Minister van Oorlog of zoals dat toen heette, Reichsverteidigungsminister, om verkeerde acties van de Reichswehr te voorkomen. Op de 30ste, om 11 uur in de morgen werd het kabinet geformeerd en Hitler benoemd tot Reichskanzler.
Dr. STAHMER: Was de partij naar uw mening op legale wijze aan de macht gekomen?
GOERING: Natuurlijk was de partij op volkomen legale wijze aan de macht gekomen omdat de Partei daartoe geroepen was door de Reichspräsident, geheel volgens de Grondwet en volgens de destijds geldende principes had de Partei veel eerder daartoe geroepen moeten zijn. De Partei won aan kracht en kwam aan de macht, alleen maar door normale verkiezingen en de wetten die toen golden.
Dr. STAHMER: Welke maatregelen werden er genomen om deze macht uit te breiden na de benoeming van Hitler?
GOERING: Het was voor ons vanzelfsprekend dat toen we eenmaal aan de macht waren, we vastbesloten waren om die macht onder alle omstandigheden te behouden. We wilden geen macht en regeringsbevoegdheid om de macht alleen maar we hadden de macht en de regeringsbevoegdheid nodig om Duitsland weer vrij en groot te maken. We wilden dit niet langer aan het toeval, aan verkiezingen en parlementaire meerderheden overlaten maar we wilden de taak uitvoeren waartoe we ons geroepen voelden.
Om die macht te consolideren was het nodig de politieke machtsverhoudingen te herschikken. Dat gebeurde op zo’n manier dat kort na de greep naar de regeringsverantwoordelijkheid in het Reich en in Pruissen, de andere staten automatisch volgden en er werden overal min of meer sterke Nationaalsocialistische regeringen gevormd.
Ten tweede moesten de zogenaamde politieke ambtenaren, die volgens de Rijksgrondwet op ieder moment konden worden teruggeroepen of ontslagen, natuurlijk volgens gebruik worden vervangen door mensen van de grootstse partij.
Waar het rechtmatigheid betreft, de mening dat wij wettig aan de macht kwamen, zou ik twee dingen in het bijzonder willen benadrukken.
Ten eerste: tussen 1925 en 1932 vonden er in Duitsland niet minder dan 30 verkiezingen voor de Reichstag, de Landtag en de president plaats. Het simpele feit dat dat 37 partijen bij een Rijksdagverkiezing alleen al kandidaten hadden geeft een duidelijk beeld van hoe het gebeurde dat een sterke coalitie de zogenaamde regeringsmeerderheid vormde terwijl een andere sterke groepering oppositie voerde, elk met totaal verschillende opvattingen. Stel je een oppositie voor, gezamenlijk gevormd door Communisten en Nationaalsocialisten bijvoorbeeld en het feit dat een kleine partij met maar acht vertegenwoordigers de beslissende factor vormt en in twee stemmingen over een wet, in het bijzondere over een belangrijke – over elke wet moest drie keer worden gestemd – tegen de regering stemt en dan voldoende politieke steun en voordeel heeft om de wet in derde en laatste termijn er voor de regering door te drukken. Dit mag een beeld schetsen van de omstandigheden.
Het tweede punt met betrekking tot hoe wij rechtmatig aan de macht kwamen dat ik bijzonder wil benadrukken is het volgende:
Zou het democratische kiesstelsel van Engelend of de Verenigde Staten in Duitsland hebben bestaan dan zou de NSDAP eind 1931 al zonder uitzondering alle zetels in de Reichstag rechtmatig in haar bezit hebben gehad. Want destijds was in ieder kiesdistrict in Duitsland, of uiterlijk begin 1932 – ik benadruk dit nogmaals – de NSDAP de grootste partij; met andere woorden, gegeven het kiesstelsel zoals dat in Engeland of Verenigde Staten bestaat, zouden al deze zwakkere partijen geen zetels hebben kunnen winnen en vanaf dat moment zouden we alleen maar Nationaalsocialisten in het Reich hebben, op volkomen legale wijze volgens de democratische principes van deze twee grote democratieën.
Voor de verdere machtsovername waren de belangrijkste politieke functies nu bezet door nieuwe mensen, zoals ook het geval is in andere landen wanneer daar een wiseling van de macht tussen politieke partijen heeft plaatsgevonden. Naast de ministers waren dat allereerst – ik neem Pruissen als voorbeeld – de bestuurlijke hoofden van de provincies, de officiële hoofden van de bestuurlijke districten, de commissarissen van politie en de "Landrate." Bovendien was er nog een groep – ik geloof tot aan de directies van de ministeries - die beschouwd werden als politieke ambtenaren. Openbare aanklagers werden als politiek ambtenaar beschouwd. Dit beschrijft ruwweg het aantal posten dat opnieuw werd bezet wanneer er een verandering van politieke macht had plaatsgevonden en waarover van te voren was onderhandeld door de partijen die de meerderheid bezaten. Het ging niet zover als in andere landen – helemaal tot de postbode aan toe. Er vond wel een wisseling van posten plaats maar alleen van de meest belangrijke.
Ondanks dat deden we eerst zeer weinig in deze richting. Allereerst verzocht ik de heer Von Papen, de post van Eerste Minister van Pruissen aan mij over te dragen want omdat hij geen partij achter zich had kon hij deze herverdeling moeilijk zelf uitvoeren maar dat eerder ik, of iemand van ons dat zou doen. We waren het direct eens. Daarop zette ik Nationaalsocialisten op een relatief klein deel van de hoogste Pruissisiche bestuursfuncties. Tegelijkertijd stond ik de Sociaal Democraten welwillend toe nog vele weken op hun posten te blijven. Ik zette op een paar belangrijke provinciale functies vooraanstaande katholieke personen die veel dichter bij het Centrum stonden dan wij. Maar geleidelijk werden in de loop van de tijd deze bestuurlijke sleutelposities ingenomen door Nationaalsocialisten – dat had in de loop van de verdere machtswisseling nauwelijks anders gekund – omdat deze posten tevens overeenkwamen met de politieke districten. Zelfs tot aan het einde bleven de districtshoofden gedeeltelijk Nationaalsocialist, gedeeltelijk echter gewoon ambtenaar. Het zelfde gold voor de Landrat. Wat de commissarissen van politie betreft, zou ik voor het Tribunaal willen benadrukken dat die commissarissen in eerste instantie niets met de Gestapo te maken hadden. Een commissaris in de grote steden had dezelfde functie als een Landrat op het platteland, tenminste voor een deel. Deze posten waren tot aan de machtsovername altijd bezet geweest door de grootste partijen. Dus vond ik Sociaal Democraten op deze posten die met de beste bedoelingen niet konden aanblijven omdat ze tot op dat moment altijd onze tegenstanders waren geweest. Dat zou absurd geweest zijn. Ik zette op deze commissarisposten Nationaalsocialisten maar gedeeltelijk ook mensen die los stonden van de partij. Ik herinner me dat ik dat ik op de meest belangrijke politiepost in het Duitse Reich, die in Berlijn, Admiraal Von Levetzow benoemde, gepensioneerd, die geen lid van de partij was. In sommige functies benoemde ik voormalige SA leiders.
Met het doel de macht te consolideren, dat niet alleen voor mij belangrijk leek maar voor ons allemaal omdat dat de basisvoorwaarde voor ons verdere werk zou vormen, kwam er een nog sterkere invloed in het Reichskabinett. Nieuwe Nationaalsocialisten kregen functies als minister. Er werden nieuwe ministeries gevormd. Bovendien kwam er een aantal nieuwe basiswetten.
Het was inderdaad duidelijk voor iedereen die zich met Duitse toestanden had bezig gehouden, in het buitenland of in het bijzonder in Duitsland, dat we zo snel mogelijk een einde zouden maken aan de Communistische partij. Het was een absoluut noodzakelijke consequentie dat die verboden zou moeten worden. We waren ervan overtuigd dat wanneer de Communistische partij, die na ons de grootste was, erin geslaagd zou zijn aan de macht te komen beslist geen enkele Nationaalsocialist in haar kabinet zou hebben opgenomen of op andere plaaatsen gedoogd. We waren ons ervan bewust dat we op een totaal andere manier zouden zijn uitgeschakeld.
Een ander punt bij het consolideren van de macht was het tot op zekere hoogte buiten spel zetten van de Reichstag als parlement, tenminste voor een korte periode tijdens de reorganisatie, omdat tot op dat moment de invloed van de Reichstag toenam. Dat was echter gebeurd vanwege het feit dat wij na de verkiezing de absolute meerderheid in de Reichstag hadden. In sommige gevallen stelden wij de voormalige partijen voor zich op te heffen omdat ze niet langer van nut waren en die partijen die zichzelf niet konden opheffen werden door ons ontbonden. Ik had het over de Communisitische Partij en de Sociaal Democratische Partij. Daarnaast wilden we uiteindelijk een diep gekoesterde wens van het Duitse volk vervullen door niet alleen te doen alsof het Reich een structuur had maar uiteindelijk een verenigd Deutsches Reich te worden. Dit streven werd ondersteund door het idee van het Reich en de macht van het Reich stevig te doen postvatten in de talloze staatjes en provincies. Als het voor een verwoed Duits patriot voor de Eerste Wereldoorlog al moeilijk was geweest om te kunnen gaan met een hoop ijdele prinsen, voor diegenen die hun plaatsen innamen was het nog veel moeilijker want in de plaats van een enkele, verschenen er nu de meest diverse, partijgebonden ambtenaren. In het Reich was er een meerderheid, gebaseerd op een ding, in Pruissen op iets anders, in Beieren op weer iets anders en in Hessen op iets totaal verschillends. Het was op die manier onmogelijk om de onafhankelijkheid van het Reich te vestigen en een Reich te stichten dat weer groots kon zijn.
Daarom stelde ik aan de Führer voor dat uit principe de staatsparlementen zouden moeten worden ontbonden en terzijde geschoven.
In Pruissen begon ik met het opheffen van de staatsparlementen die ik totaal overbodig vond, om de eenvoudige reden dat het principe: "overheersing door het Reich, geen staatsgezag" al van toepassing was. Ik zag geen reden waarom er zoveel verschillende autoriteiten zouden moeten zijn die met hun onnodige wrijvingen en geschillen constructieve arbeid alleen maar in de weg stonden. Echter, hoe graag ik het Reich ook structureel verenigd wilde zien, ik en vooral de Führer steunden altijd het idee dat binnen de Duitse staten en provincies het culturele leven veelzijdig zou blijven en gebonden blijven aan plaatselijke tradities met andere woorden, al die oude centra van cultuur die, zoals bekend ontstaan waren rond München, Dresden, Weimar en zo moesten blijven bestaan en gesteund worden.
Voor het verder consolideren van onze macht werden wetten ingevoerd die allereerst alle obstakels op de weg naar vooruitgang zouden doen verdwijnen, met andere woorden, op basis van paragraaf 48 werden de zogenaamde vrijheden afgeschaft. Het concept van deze vrijheden is een zaak van tegenstrijdigheden. De "Wet op de Bescherming van Volk en Staat" werd opgesteld, een wet die dringend noodzakelijk was. In de afgelopen jaren was er veel verboden dat patriotische activiteiten had kunnen bevorderen, het Duitse volk was zinloos belasterd, haar historie, de Duitse Staat; al die symbolen en zaken die uiteindelijk heilig zijn voor een patriot en die werden op geen enkele wijze beschermd.
Het spreekt vanzelf dat met betrekking tot het concept van conformiteit, dat destijds opkwam, er vele onnodige en buitensporige dingen werden gedaan want na de machtsovername ontwikkelde de hele beweging zich langs revolutionaire lijnen, hoewel niet op de manier van revoluties zoals die tot dan toe uit de geschiedenis bekend waren, zoals de Franse revolutie of de grote Bolsjevistische revolutie, dat wil zeggen niet met grote conflicten en grote veranderingen, revolutionaire tribunalen die honderdduizenden mensen terechtstelden – maar steeds met een sterk revolutionair "streven in de richting van een eenheid van Staat, Partij en het Nationaalsocialisme als basis voor het leiderschap en voor de ideologie."
Deze conformiteit die ik zo juist heb genoemd werd toen tot in detail uitgevoerd maar, zoals ik al heb gezegd, bij gelegenheid van zulke ingrijpende politieke veranderingen zullen er altijd mensen zijn die hier en daar te ver gaan. Persoonlijk vond ik het niet nodig dat iedere organisatie nu ineens Nationaalsocialistisch moest worden of dat – ik druk me nogal fors uit – iedere vereniging of overeenkomstige organisatie beslist een Nationaalsocialistische voorzitter moet hebben. Maar in zaken van beslissend politiek belang, en in principiële zaken moesten onze ideeën en onze ideologie steeds meer ingang vinden, want dat was de basisvoorwaarde voor de wederopbouw, de vorming en de versterking van het Reich.
Een bijkomende versterking, die pas in 1934 kwam na de dood van Reichspräsident Von Hindenburg was de samenvoeging van de functies van staatshoofd en die van Reichskanzler in een persoon. Ik zou hieraan willen toevoegen dat ik bij deze gelegenheid een lang onderhoud met de Führer had. Direct vanaf het begin hadden we erover gedebatteerd of Hitler de positie van staatshoofd moest en zou overnemen en of ik het kanseliersschap op mij moest nemen. Gezien het temperament en de houding van de Führer, zittend op een troon boven het politieke gekrakeel, zou het ondenkbaar zijn dat hij slechts als staatshoofd zou optreden. Hij was beslist een politiek leider en dus de leider van een regering. Ook de gedachte aan het inzetten van een marionet als staatshoofd vonden wij niet passen bij de situatie.
De Führer vertelde me toen dat het het eenvoudigst zou zijn, de Verenigde Staten als voorbeeld te nemen waar het staatshoofd tegelijkertijd ook het hoofd van de regering is. Dus, het voorbeeld van de Verenigde Staten volgend, combineerden we de positie van het staatshoofd met die van de regeringsleider en hij noemde zich: "Führer und Reichskanzler des Deutschen Reiches."
Dat hij daarbij automatisch opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten werd, geheel volgens de Grondwet en ook volgens de vorige Grondwet, net als dat ook in andere landen het geval is, volgt als vanzelfsprekend.
Zo was de situatie, in het algemeen gesteld, afgezien van een aantal ontwikkelingen die vermoedelijk later tijdens mijn getuigenis moeten worden genoemd – zoals bijvoorbeeld het opzetten van een politiemacht, het basiselement van de consolidatie van de macht en zo.
Ter afsluiting zou ik willen zeggen:
1 Het is juist dat ik – en ik kan alleen voor mijzelf spreken – dat ik alles heb gedaan wat binnen mijn persoonlijke vermogen lag om de Nationaalsocialistische beweging te versterken, haar uit te breiden en er onvermoeibaar aan heb gewerkt haar onder alle omstandigheden aan de macht te brengen als de enige autoriteit.
2 Ik heb er alles aan gedaan om de Führer te verzekeren van zijn positie als Reichskanzler die hem rechtmatig toekwam.
3 Terugkijkend geloof ik niet dat ik gefaald heb, alles te doen om onze macht te consolideren tot een mate waarin die niet hoefde te buigen voor de willekeur van het politieke spel of gewelddadige acties maar eerder, in het verder verloop van de wederopbouw de enige machtsfactor zou worden die het Reich zou leiden en naar wij hoopten, zou leiden naar een grootse ontwikkeling.
Dr. STAHMER: Welke functies bekleedde u na de machtsovername?
GOERING: Eerst was ik, net als daarvoor, President van de Reichstag en dat bleef ik tot aan het einde. In het Reichskabinett kreeg ik eerst de functie van Reichsminister en Reichsluftfahrtkommissar, niet van de Luftwaffe. Even tussen haakjes, ik zou willen zeggen dat het mij vanaf het begin duidelijk was dat wij een luchtmacht moesten oprichten.
In Pruissen kreeg ik de functie Minister van Binnenlandse Zaken, daarna, op 20 april 1933 de functie van Eerste Minister.
Het Reichsluftfahrtkommissariat was hiervoor al, ik denk al in maart 1933 het Reichsluftfahrtministerium geworden.
Dan waren er nog een aantal niet erg belangrijke functies, President van de Staatsraad en zo. Belangrijk destijds waren de twee functies van Eerste Minister van Pruissen aan de ene kant en Minister van Luchtvaart aan de andere kant. De functie Minister van Binnenlandse Zaken droeg ik begin 1934 over aan de Reichsinnenminister omdat dat een onderdeel van de consolidatie van de macht was en boven alles, een noodzakelijke verduidelijking van het gezag van de regering in het Reich dat de Pruissisiche ministeries samengevoegd zouden worden met die van het Reich. Alleen op deze manier was het voor de Rijksministeries mogelijk praktische informatie te krijgen over het dagelijkse politieke werk en voor mij over het werk van de ministeries. Dat was alleen met deze combinatie mogelijk.
Dr. STAHMER: Hebt u in uw hoedanigheid van Pruissisch Minister van Binnenlandse Zaken de Gestapo opgericht en de concentratiekampen die hier al zo vaak zijn genoemd? Wanneer en met welk doel werden die opgericht?
GOERING: Ik heb al gezegd dat voor consolidatie van de macht de eerste vereiste was het langs nieuwe lijnen vormen van dat instrument dat in alle tijden en in alle landen altijd het interne instrument van de macht is, namelijk de politie. Er bestond geen rijkspolitie, alleen provinciale politie. De belangrijkste was de Pruissische politie. Die was door onze voorgangers, de voormalige partijen, al gevuld met hun eigen mensen, volgens hun politieke opvattingen. Ik heb het bezetten van de posten van commissarissen van politie en de hoofden van de belangrijkste politiebureau’s binnen het Pruissische Ministerie van Binnenlandse Zaken al genoemd. Zo kwam het dus dat onze tegenstanders, onze felste tegenstanders die ons tot op dat moment met hun politiemacht de grootste tegenstand hadden geboden, nog steeds in de plaatselijke bureau’s zaten. Er was een lichte versoepeling opgetreden voordat ik aan het hoofd kwam, in de periode toen de regering Braun-Severing vervangen werd door de regering van de heer Von Papen. Toen werden ook de felste tegenstanders uit de politie verwijderd. Niettemin waren de meest belangrijke functies nog in handen van vastberaden politieke tegenstanders. Ik kon niet echt verwachten dat degenen die tot gisteren bereid waren de politie met bijzondere strengheid tegen ons in te zetten, vandaag dezelfde trouw aan de nieuwe staat zouden tonen.
Voor onze tijd bestond er al een politieke politie in Pruissen. Dat was Polizeiabteilung 1a en haar taak bestond allereerst uit het toezicht op en de bestrijding van Nationaalsocialisten en ook gedeeltelijk Communisten.
Nu had ik gewoon nieuwe mensen in die politieke politie kunnen benoemen en die langs de oude lijnen kunnen laten doorgaan. Maar de situatie was gewijzigd vanwege onze machtsovername want destijds, zoals ik al eerder heb genoemd, was de Communistische partij bijzonder sterk. Zij had meer dan 6 miljoen kiezers en in haar "Rotfront" had zij een krachtig revolutionair machtselement. Het was de Communistische partij volkomen duidelijk dat wanneer wij voor langere tijd aan de macht zouden blijven, zij uiteindelijk haar macht zou verliezen.
Terugkijkend bestond destijds, in die periode van politieke spanning en een sfeer van conflicten, wel degelijk het gevaar dat er wellicht revolutionaire acties konden worden gepleegd van de zijde van de Communisten, in het bijzonder omdat zelfs nadat wij aan de macht kwamen politieke moorden en terechtstellingen van Nationaalsocialisten en politiemensen door die partij niet ophielden maar soms zelfs toenamen. De informatie die ik destijds kreeg was ook zodanig dat ik zeer bang was voor een plotselinge ommezwaai in die richting. Daarom kon ik, met het departement zijnde zoals het was, dat gevaar niet afwenden. Ik had een betrouwbare politieke politie nodig, niet alleen op het hoofdbureau maar ook in de bijkantoren. Ik moest dit instrument dus uitbreiden.
Om het vanaf het begin duidelijk te maken dat het de taak van deze politie was, de Staat veilig te maken, noemde ik die de Geheime Staatspolizei en gelijkertijd zette ik bijkantoren van deze politie op. Ik benoemde een groot aantal politieke anbtenaren met ervaring en in het begin benoemde ik minder mensen uit partijkringen omdat ik voorlopig belang moest hechten aan professionele bekwaamheden.
Ik wilde ook dat deze politie zich uitsluitend bezig ging houden met de bescherming van de Staat, allereerst tegen haar vijanden. En de leider die ik voor deze politiemacht uitkoos kwam niet uit de partij maar uit de voormalige politie. Hij, Diels, was toen al Oberregierungsrat en later Ministerialrat en evenzo waren de belangrijkste hoofden van de Gestapo ambtenaren die niet uit de partij afkomstig waren.
Later drong de invloed van de Partei steeds verder door bij de politie. Hun missie was in eerste instantie het zo snel mogelijk vormen van bescherming tegen elke mogelijke actie van links. Ik weet – en later werd dat bewezen- dat het hoofdkwartier van de Communisten in Berlijn, Huize Liebknecht, zwaar versterkt was en dat er veel wapens waren; we hadden op dat tijdstip ook sterke bindingen aan het licht gebracht tussen de Russische handelsdelegatie en de Duitse Communistische partij. Zelfs als ik in een klap duizenden Communistische functionarissen arresteerde – wat ik ook deed – zodat een dreigend gevaar in de kiem werd gesmoord, dan was het gevaar als zodanig zeker nog niet geweken. Het was nu nodig de geheime contacten bloot te leggen, het netwerk van deze geheime contacten en ze voortdurend in de gaten te houden. Tot dat doel moest er een politieleiding ontstaan. De Sociaal Democratische partij scheen me als geheel lang niet zo gevaarlijk, zeker waar het de leden betrof, maar natuurlijk waren zij ook verklaarde tegenstanders van onze nieuwe Staat. Een deel van hun functionarissen was radicaal, en ander deel wat minder radicaal. De meest radicalen plaatste ik ook onder observatie terwijl een groot aantal voormalige SociaalDemocratische ministers, hoofden van Pruissische provincies en hogere ambtenaren, zoals ik al eerder zei, stilletjes werden ontslagen, hun pensioen kregen en verder werd er niets tegen hen ondernomen. Natuurlijk waren er ook andere functionarissen van de SociaalDemocratische partij die we scherp in de gaten moesten houden. Daarom werd de Gestapo door mij voor deze taken opgericht, allereerst in Pruissen omdat ik destijds met andere staten niets te maken had. De organisatie van de rest van de politie is hier niet van zoveel belang.
DR. STAHMER: De concentratiekampen?
GOERING: Toen de noodzaak duidelijk werd om allereerst orde te scheppen en de gevaarlijkste elementen onder onze tegenstanders te verwijderen, besloot ik om alle Communistische functionarissen en leiders tegelijk te laten arresteren. Tot dat doel liet ik een lijst opstellen en het was me duidelijk dat zelfs wanneer ik alleen de belangrijkste en meest gevaarlijke van die functionarissen arresteerde, het nog steeds om enkele duizenden zou gaan want het was niet alleen noodzakelijk de partijfunctionarissen te laten arresteren maar ook de leden van het "Rotfront" daar de Communisten ook zusterorganisaties hadden. Deze arrestaties waren in overeenstemming met regels van noodzakelijkheid en voor Staatsveiligheid. Het ging erom een gevaar uit te schakelen. Er bestond hier maar een mogelijkheid, die van preventieve hechtenis; met andere woorden, of nu bewezen kon worden dat deze mensen betrokken waren bij acties van verraad of acties vijandig jegens de staat, of men wel of niet een dergelijke actie van hen kon verwachten, dergelijke acties moesten worden voorkomen en de mogelijkheid daartoe worden weggenomen door middel van preventieve hechtenis. Dat was niets nieuws en het was ook geen Nationaalsocialistische uitvinding. Al eerder waren dergelijke maatregelen van preventieve hechtenis genomen, gedeeltelijk tegen de Communisten maar hoofdzakelijk tegen ons, Nationaalsocialisten. De gevangenissen waren hiervoor niet beschikbaar en ik wil er ook van af het begin de nadruk op leggen dat dit een politieke daad was ter bescherming van de Staat. Daarom zei ik dat deze mannen allereerst samen moesten worden gebracht in kampen – er lagen destijds voorstellen voor twee kampen – omdat ik niet kon zeggen hoelang de opsluiting van deze mensen nodig zou zijn of hoever het aantal zou toenemen door het verder blootleggen van de hele Communistische beweging. Toen we het Karl Liebknecht Huis bezetten, vonden we zoveel wapens, materiaal en plannen voor een burgeroorlog dat men, zoals ik al zei, het geheel niet meer kon overzien. Ik heb al aangegeven, dat mag duidelijk zijn, dat gezien de grote politieke spanningen die tussen de extreme vleugels van deze politieke tegenstanders heersten, en gezien de felheid van de oppositie, veroorzaakt door de voortdurende straatgevechten, de onderlinge spanning en dergelijke, ontstaan uit de politieke strijd, de situatie voor de gevangenen niet al te plezierig zou zijn. Om deze reden gaf ik opdracht dat de bewaking, zo mogelijk voor een groot deel, uit politiemensen zou bestaan; slechts wanneer die niet voldoende bleken konden aanvullende troepen worden opgeroepen. Ik heb mijn mening met betrekking tot concentratiekampen gegeven en ik zou erop willen wijzen dat die naam niet door ons is verzonnen maar dat die in de buitenlandse pers verscheen en daarna werd overgenomen. Waar de naam vandaan kwam is een historische zaak. Eind 1933 heb ik in een boek, dat eerst op verzoek van een uitgever in het Engels verscheen en dat al door de Aanklager als bewijsmateriaal is ingediend, heel openlijk mijn visie op deze kwestie gegeven – dat was eind 1933. Ik wijs er nogmaals op dat het voor het buitenland bestemd was, Engelssprekende landen. Destijds stelde ik het volgende heel openlijk: Natuurlijk waren er in het begin excessen; natuurlijk raakten onschuldige mannen hier of daar ook gewond; natuurlijk vonden er hier en daar ranselpartijen plaats en werden er wreedheden begaan; maar vergeleken met alles dat in het verleden heeft plaats gevonden en wat deze gebeurtenissen betreft, is deze Duitse vrijheidsstrijd de minst bloedige van allemaal en de meest ordelijke van alle revoluties uit de geschiedenis.
Dr. STAHMER: Hield u toezicht op de behandeling van de gevangenen?
GOERING: Natuurlijk gaf ik opdracht dat dergelijke dingen niet mochten gebeuren. Dat ze wel gebeurden en overal in mindere of meerdere mate gebeurden heb ik net al gezegd. Ik heb er altijd op gewezen dat deze dingen niet mochten gebeuren want het was belangrijk voor mij, sommige van die mensen naar onze kant over te halen en hen opnieuw op te voeden.
Dr. STAHMER: Deed u iets aan misstanden waarvan u hoorde?
GOERING: Ik toonde persoonlijk interesse in de kampen tot aan het voorjaar van 1934. Destijds waren er twee of drie kampen in Pruissen.
Getuige Korner heeft het geval Thalman al genoemd. Ik zou er in het kort iets over willen zeggen want dit was het meest opvallende geval omdat Thalman de leider van de Communistische partij was. Ik zou vandaag niet kunnen zeggen wie het was die mij influisterde dat Thalman was mishandeld.
Ik liet hem direct op mijn kantoor komen, zonder de hogere autoriteiten in te lichten en ondervroeg hem streng. Hij vertelde me dat hij tijdens en in het bijzonder bij het begin van de ondervraging mishandeld was. Daarop, zoals de getuige die erbij was, al gezegd heeft, zei ik Thalman dat het mij speet. Tegelijkertijd zei ik hem: "Beste Thalman, als u aan de macht was gekomen zou ik vermoedelijk niet mishandeld zijn, maar u had vast mijn hoofd onmiddellijk afgehakt." En daar was hij het mee eens. Daarna zei ik hem dat hij in de toekomst zo vrij kon zijn, mij te laten weten of er iets dergelijks met hem of anderen gebeurde. Ik kon er niet altijd zijn maar ik wilde niet dat er enige daad van wreedheid tegen hen gepleegd zou worden.
Alleen maar als demonstratie van dit geval, dat voor mij niet onbelangrijk was, wil ik benadrukken dat Thalman’s vrouw zich later tot mij wendde voor hulp en dat ik haar brief direct beantwoord heb.
Destijds – en dat kan ik met documenten bewijzen - heb ik voor zover nodig de gezinnen van de gevangenen financieel geholpen.
Bij deze gelegenheid zou ik ook iets willen zeggen over de onofficiële kampen die hier zijn genoemd, die tot doel hadden het afschaffen van wantoestanden. Eerst wist ik daar niets van maar toen kwam ik iets te weten over zo’n kamp bij Stettin. Het was opgezet door Karpfenstein, destijds Gauleiter van Pommeren. Ik heb dit kamp direct laten sluiten – mijn raadsman zal zich herinneren dat hij, onafhankelijk van mij, hierover tijdens dit proces informatie kreeg van een gevangene die ik helemaal niet ken – en heb de schuldigen die daar wreedheden hebben begaan voor een rechtbank gedaagd en laten vervolgen door de Openbaar Aanklager, iets dat ook kan worden bewezen. Karpfenstein werd uit de partij gezet.
Een tweede kamp van dat soort werd aangetroffen in Breslau, dat door Heines was opgezet. Ik herinner me nu niet meer wat daar gebeurde. In ieder geval was het geen kamp dat door mij was goedgekeurd. Dit sloot ik ook direct en liet het ontruimen. Heiness was een van de naaste medewerkers van Röhm, waarover ik het later zal hebben.
Zover ik me kan herinneren- ik kan de exacte plaats niet meer noemen – was er dicht bij Berlijn nog een onofficieel kamp dat in het geheim was opgezet door Ernst, de SA leider in Berlijn die ik altijd al had verdacht van wreedheden. Dat werd ook gesloten. Ernst behoorde tot die kwalijke figuren die tijdens de Röhm Putsch uit de weg werden geruimd. Het is mogelijk om personen te ondervragen die destijds, 1933 en begin 1934 in die kampen gevangen zaten of er in die tijd iets gebeurde dat ook zelfs maar benaderde wat er later gebeurde.
Dr. STAHMER: Liet u na de machtsovername ooit op grote schaal gevangenen vrij en wanneer deed u dat?
GOERING: Met Kerstmis 1933 gaf ik bevel de lichtere gevallen vrij te laten, de minder gevaarlijke gevallen en die gevallen waarvan men de indruk had dat de mensen zich bij de toestand hadden neergelegd; dat waren ongeveer 5.000 mensen. Ik herhaalde dat in november 1934 voor 2.000 gevangenen. Ik benadruk nogmaals dat het hier alleen om Pruissen ging. Destijds, voor zover ik mij herinner – ik kan niet precies zeggen wanneer – werd er een kamp opgeheven of tenminste tijdelijk gesloten. Dat was op een tijdstip waarop niemand eraan dacht dat het ooit nog eens onderwerp van onderzoek voor een internationaal Tribunaal zou worden.
Dr. STAHMER: Hoe lang stond u aan het hoofd van de Gestapo en de concentratiekampen en tot aan welke datum?
GOERING: Feitelijk had ik de leiding tot begin 1934, dat wil zeggen, begin 1934 stond Diels aan het hoofd en hij deed me regelmatig verslag over de Gestapo en de concentratiekampen.
Intussen had er buiten Pruissen een reorganisatie van de politie plaatsgevonden met als resultaat dat Himmler de leiding had over de politie in alle provincies van Duitsland, behalve Pruissen. Waarschijnlijk het voorbeeld van mijn maatregelen volgend had hij daar de Gestapo geïnstalleerd, want destijds was de politie nog steeds een zaak van de deelstaten. Er was de Beierse politie, die van Würtenberg, Baden, Hessen, Saksen enzovoorts.
Hij was de leider geworden van al die politietroepen en natuurlijk probeerde hij natuurlijk ook de leiding over de politie in Pruissen te krijgen. Ik was destijds zeer tevreden met Diels en zag geen reden om iets te laten veranderen.
Deze pogingen begonnen meen ik al in de nazomer van 1933. Kort nadat ik het Pruissische Innenministerium had overgedragen aan het Reichsinnenministerium drong Himmler er bij de Führer nog sterker op aan, dat neem ik tenminste aan, hem ook de leiding over de Pruissische politie te geven. Destijds was ik daar niet echt op tegen. Ik was het er alleen niet mee eens, ik wilde mijn politie zelf besturen. Toen de Führer mij echter vroeg dit te doen en zei dat het de juiste en raadzame stap was en dat het noodzakelijk was gebleken de vijanden van de Staat in de hele Staat op overeenkomstige wijze te bestrijden, droeg ik feitelijk de politie over aan Himmler die er Heydrich de leiding over gaf. Maar wettelijk behield ik die nog steeds omdat er nog geen rijkspolitie bestond.
De rest van de politie, de staatspolitie – dat is de geüniformeerde politie – droeg ik niet aan hem over omdat ik, zoals ik later zal uitleggen, in Pruissen deze politie in grote lijnen op militaire leest had geschoeid om later in staat te zijn die in het toekomstige herbewapeningsprogramma in te passen. Om deze reden kon en wilde ik de geüniformeerde politie niet aan hem overdragen omdat die getraind was voor puur militaire taken – door mij en op mijn initiatief en onder mijn verantwoordelijkheid – en niets te maken had met de reguliere politie. Die groep werd door mij in 1935 aan de strijdkrachten overgedragen.
In 1936 werd het Reichspolizeigesetz uitgevaardigd en daarmee werd de functie van Hoofd van de Duitse politie gecreëerd. Op grond van deze wet werd de politie toen wettelijk en formeel overgedragen aan de Reichsführer-SS of, zoals hij werd genoemd Chef van de Duitse politie.
Dr. STAHMER: U noemde al eerder de Röhm Putsch. Wie was Röhm en met welke gebeurtenis hield deze Putsch verband?
GOERING: Röhm was de leider geworden van de SA, Chef Staf van de SA.
De PRESIDENT: Ik denk dat we beter kunnen schorsen. Het is al 5 uur.
(de zitting wordt geschorst tot 14 maart 1946 om 10:00 uur)

Zie ook: Verhoor Göring 2, Verhoor Göring 3, Verhoor Göring 4, Verhoor Göring 5.

Definitielijst

democratie
Letterlijk: demos (volk) kratein (regeert). Democratie is een bestuursvorm waar de regering door een meerderheid van het volk gekozen wordt en waarbij het volk de leiders op het rechte pad houdt door de mogelijkheid deze regering weg te sturen als een meerderheid van het volk het niet meer eens is met de regering.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
Reichswehr
Duitse leger in de tijd van de Weimarrepubliek.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
rijkskanselier
Benaming voor het Duitse staatshoofd, vanaf 1933 tot 1945 was Hitler Rijkskanselier van Duitsland
Stahlhelm
Benaming voor de helm die Duitse militairen droegen gedurende WO II. Daarnaast was Stahlhelm een bond voor Duitse frontsoldaten uit WO I.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
09-08-2008
Laatst gewijzigd:
27-12-2018
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.