TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Middagzitting 28-04

De PRESIDENT: Ja, raadsman voor beklaagde Streicher, Dr. Marx, gaat u verder.
Dr. HANNS MARX (raadsman van beklaagde Streicher): Met toestemming van het Tribunaal, Meneer de President, roep ik nu beklaagde Julius Streicher naar de beklaagdenbank.
(Beklaagde Streicher gaat naar de beklaagdenbank).
De PRESIDENT: Wilt u uw volledige naam noemen?
JULIUS STREICHER (Beklaagde): Julius Streicher.
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen: Ik zweer bij God, de Almachtige en Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken, niets zal achterhouden en niets zal toevoegen.
(de beklaagde herhaalt de eed in het Duits)
De PRESIDENT: Neemt u plaats.
Dr. MARX: Beklaagde, wilt u eerst voor het Tribunaal kort uw loopbaan beschrijven?
STREICHER: Ik zou het Tribunaal willen verzoeken een korte verklaring te mogen afleggen met betrekking tot mijn verdediging. Allereerst ......
De PRESIDENT: U moet alleen die vragen beantwoorden die u worden gesteld.
STREICHER: Edelachtbare, mijn verdediger kan niet zeggen wat ik nu te zeggen heb. Ik zou toestemming willen vragen – in het kort: mijn raadsman was niet in een positie mijn verdediging te voeren op de manier zoals ik dat wilde, heeft dat ook niet gedaan en ik zou dit voor het Tribunaal willen verklaren.
De PRESIDENT: Beklaagde, u begrijpt dat het Tribunaal geen tijd wenst te verdoen met onbelangrijke zaken. Wij hebben er geen bezwaar tegen dat u meldt wat noodzakelijk is of dat u het zonodig voorleest. Wij hopen dat u het zo kort mogelijk zult houden.
STREICHER: Ik noem slechts feiten, vier feiten.
Ten eerste, het Handvest dat voor dit Internationale Militaire Tribunaal is opgesteld garandeert voor iedere beklaagde het recht op een ongestoorde en correcte verdediging.
Ten tweede, voordat dit Tribunaal begon kregen de beklaagden een lijst met namen van advocaten waaruit de beklaagde zijn raadsman kon kiezen. Omdat de advocaat uit München die ik voor mijn verdediging had uitgekozen, niet langer tot mijn beschikking gesteld kon worden, heb ik het Militaire Tribunaal verzocht om mij de Neurenbergse advocaat Dr. Marx. toe te wijzen. Dat is gebeurd.
Ten derde, toen ik mijn raadsman voor het eerst ontmoette heb ik hem gezegd dat hij als mijn raadsman moest verwachten dat hij in het openbaar zou worden aangevallen. Kort daarna werd er een aanval gedaan door een Communistische krant die in de Russische zone van Berlijn verschijnt. Het Internationaal Tribunaal was gedwongen in het openbaar een verklaring af te leggen waarin de aanval door die krant werd veroordeeld en mijn raadsman werd verzekerd van de uitdrukkelijke bescherming door het Militaire Tribunaal.
Ten vierde, hoewel de verklaring van het Internationaal Militair Tribunaal geen twijfel liet bestaan aan het feit dat het een ongestoorde verdediging van de beklaagden wenste, vond er een nieuwe aanval plaats, dit keer op de radio. De omroeper zei: "Er bevinden zich verborgen Nazi's en anti-Semieten onder de raadslieden van beklaagden." Dat deze terreuraanvallen werden gedaan met de bedoeling, de raadslieden van beklaagden te intimideren is duidelijk. Deze terreuraanvallen kunnen eraan hebben bijgedragen – die indruk heb ik – dat mijn eigen raadsman heeft geweigerd een groot aantal bewijsstukken die ik belangrijk vond, bij het Tribunaal in te dienen.
Ten vijfde wil ik stellen dat mij niet de gelegenheid is gegeven een ongestoorde en correcte verdediging voor dit Internationale Militaire Tribunaal te voeren.
De PRESIDENT: U kunt ervan verzkerd zijn dat het Tribunaal erop zal toezien dat alles wat naar de mening van het Tribunaal te maken heeft met uw zaak, relevant is voor uw zaak of op enigerlei wijze belangrijk is voor uw zaak zal worden voorgebracht en dat u de meest eerlijke gelegenheid zal worden gegeven voor uw verdediging.
STREICHER: Ik dank u. Uit mijn leven ......
Dr. MARX: Neemt u mij niet kwalijk, Meneer de President; mag ik toestemming verzoeken kort mijn positie te verklaren. Met welnemen van het Tribunaal, toen mij werd gevraagd de verdediging van de heer Streicher over te nemen, koesterde ik natuurlijk ernstige bedenkingen. Ik heb .....
De PRESIDENT: Dr. Marx, ik denk niet dat het echt nodig is dat u in deze fase persoonlijke verklaringen aflegt. Het is heel goed mogelijk dat beklaagde andere ideeën heeft over zijn verdediging. Ik denk dat het beter is, hem zijn eigen verdediging te laten voortzetten.
Dr. MARX: Niettemin zou ik toestemming willen vragen, Meneer de President, het volgende punt ter sprake te brengen: Als advocaat en als verdediger van een beklaagde moet ik voor mijzelf het recht opeisen te beslissen hoe ik de verdediging zal voeren. Als cliënt van mening is dat bepaalde boeken of documenten relevant zijn en de advocaat is van mening dat ze dat niet zijn, ligt daar een verschil van mening tussen advocaat en cliënt.
Als de heer Streicher van mening is dat ik niet langer capabel ben of in een positie verkeer om zijn verdediging te voeren, dan moet hij om een andere raadsman verzoeken. Ik ben me ervan bewust dat het in deze fase van het proces voor mij zeer moeilijk zou zijn, de uiterste consequentie te trekken en te verzoeken ontheven te worden van mijn taak als verdediger. Ik word niet door journalisten geterroriseerd maar het is voor een advocaat een heel andere kwestie als hij het vertrouwen van zijn cliënt verliest; om die reden voel ik mij genoodzaakt het Hof te vragen te beslissen of ik onder deze omstandigheden mijn cliënt moet blijven verdedigen.
De PRESIDENT: Het Tribunaal meent, Dr. Marx dat de uitleg en de verklaring die u zojuist hebt afgelegd passen binnen de tradities van de advocatuur en wij zijn daarom van mening dat de zaak moet worden voortgezet en dat u met de zaak verder moet gaan. Beklaagde, wilt u nu verder gaan?
STREICHER: Over mijn leven: ik ben op 12 februari 1885 geboren in een klein dorp in Beieren, Schwabenland. Ik ben de jongste van negen kinderen. Mijn vader was onderwijzer aan een lagere school. Ik werd ook onderwijzer aan een lagere school. In 1909 werd ik, nadat ik een aantal jaren in mijn geboortestreek had onderwezen werd ik naar de gemeentelijke school in Neurenberg geroepen. Hier had ik de gelegenheid contact te leggen met de gezinnen van arbeiderskinderen in de buitenwijken en sociale tegenstellingen waar te nemen. Deze ervaring leidde in 1911 tot mijn beslissing in de politiek te gaan. Ik werd lid van de Democratische partij.
Als jong democratisch spreker sprak ik bij de verkiezingen voor de Reichstag in 1912. De auto die mij ter beschikking werd gesteld werd betaald door de bank van de firma Kohn. Ik benadruk dit punt omdat ik destijds in de gelegenheid was veel met Joden om te gaan, zelfs binnen de Democratische partij. Ik moet daarom zijn voorbestemd om later schrijver en spreker te worden over rassenpolitiek.
De Wereldoorlog kwam en ook ik ging in het leger, als korporaal bij een infanterieregiment. Daarna werd ik officier bij een mitrailleureenheid. Ik keerde naar huis terug met beide Ijzeren Kruizen, met de Orde van Beieren en het zeldzame Oostenrijkse Kruis van Verdienste toegevoegd aan het Lint voor Moed. Toen ik naar huis terugkeerde had ik geen zin terug te keren in de politiek. Ik was alleen maar van plan in het privéleven te blijven en mij aan mijn beroep te wijden. Toen zag ik de bloedrode aanplakbiljetten van de revolutie in Duitsland en voor het eerst voegde ik mij bij de woedende menigte van destijds. Op een bijeenkomst, toen de spreker was uitgesproken, vroeg ik om als onbekend persoon gehoord te mogen worden. Een innerlijke stem stuurde me naar het spreekgestoelte en ik sprak. Ik mengde me in het debat en sprak over de recente gebeurtenissen in Duitsland. Tijdens de novemberrevolutie van 1918 hadden de Joden en hun vrienden de politeke macht in Duitsland gegrepen. Joden zaten in het Reichskabinett en in alle provinciale besturen. In mijn thuisland Beieren was de Minister President een Poolse Jood, Eisner-Kosmanowski. De reactie onder de middenklasse in Duitsland manifesteerde zich in de vorm van een organisatie genaamd de Schütz und Trutzbund. Plaatselijke afdelingen van deze organisatie werden in alle grote steden van Duitsland opgericht en het lot bepaalde dat nadat ik op een bijeenkomst had gesproken, er een man naar mij toe kwam die me vroeg naar de Kulturverein in de Goldene Halle te komen om te horen wat ze daar te zeggen hadden.
Op deze manier, Heren van het Tribunaal raakte ik betrokken bij datgene wat me vandaag hier brengt. De Voorzienigheid heeft me gemaakt tot wat internationale propaganda had gedacht me te maken. Ik werd een bloedhond genoemd, een bloedtsaaar van Frankenland; mijn eer werd besmeurd, aan een misdadiger werd 300 Mark betaald om hier in deze zaal te zweren hoe ik tijdens de oorlog als officier in Frankrijk een mevrouw Duquesne had verkracht, de vrouw van een onderwijzer in Atis bij Peronne. Het duurde twee jaar voor hij door iemand werd verraden en de waarheid naar buiten kwam. Heren, het ontvangstbewijs voor die 300 Mark is hier in deze zaal getoond. Met 300 Mark hebben ze geprobeerd mij van mijn eer te beroven.
Ik noem dit geval alleen maar omdat mijn geval een bijzonder geval is en als dat rechtvaardig moet worden beoordeeld moet mij worden toegestaan terloops een dergelijke opmerking te maken. In dit verband kan ik zeggen dat het geen toeval is dat de eerste vraag, die mij werd gesteld door een Sovjet-Russische officier die mij ondervroeg, luidde of ik een sexueel misdadiger was.
Heren, ik heb u verteld hoe ik was voorbestemd betrokken te raken bij de Schütz und Trutzbund. Ik heb u verteld hoe de omstandigheden destijds in Duitsland waren en dat het daarom een vanzelfsprekende ontwikkeling was dat ik niet langer de centra van de revolutie bezocht om me in het debat te mengen. Ik voelde mij gedwongen mijn eigen bijeenkomsten te houden en dus sprak ik bijna 15 jaar lang zowat elke vrijdag tot een menigte van zo'n 5.000 tot 6.000 mensen. Ik geef openlijk toe dat ik over een periode van 20 jaar doorging met houden van toespraken in de grootste steden van Duitsland voor een publiek van 150.000 tot 200.000 mensen. Ik deed dat 20 jaar lang en verklaar hier dat ik niet door de Partei werd betaald.
De Aanklager zal er nooit in slagen, zelfs niet met een openbare oproep, om iemand in deze zaal te krijgen die zal getuigen dat ik er ooit voor ben betaald. Ik had nog dat kleine salaris dat doorliep nadat ik in 1924 van mijn positie werd ontheven. Niettemin bleef ik de enige onbetaalde Gauleiter binnen de Beweging. Het spreekt vanzelf dat ik mijzelf en later mijn assistenten onderhield met mijn schrijversactiviteiten.
En zo, Heren, in 1921 – ik kom nu op die periode terug – ging ik naar München. Ik was nieuwsgierig geworden omdat iemand tegen mij had gezegd: "U moet maar eens Adolf Hitler horen spreken." En nu neemt de Voorzienigheid het weer over. Deze tragedie kan alleen worden begrepen door diegenen wiens visie niet beperkt is tot het materiële maar die de hogere vibraties kunnen waarnemen die zelfs vandaag nog niet zijn uitgewerkt.
Ik ging naar de Bürgerbraukeller in München. Adolf Hitler sprak daar. Ik had alleen zijn naam gehoord. Ik had de man nog nooit ontmoet. En daar zat ik, een onbekende onder onbekenden. Ik ontmoette die man kort voor middernacht, nadat hij drie uur lang had gesproken, nat van transpiratie, met een geweldige uitstraling. Mijn buurman zei dat hij een aureool rond zijn hoofd had gezien en ik, Heren,verwachtte iets dat uitsteeg boven het gewone. Toen hij zijn toespraak beëindigde dwong een innerlijke stem mij op te staan. Ik ging naar het podium. Toen Adolf Hitler naar beneden kwam, ging ik op hem af en noemde hem mijn naam.
De Aanklager heeft bij het Tribunaal een document ingediend dat aan dat moment herinnert. Adolf Hitler schreef in zijn boek Mein Kampf dat het mij grote moeite moet hebben gekost aan hem de beweging over te dragen die ik in Neurenberg had opgericht.
Ik noem dit omdat de Aanklager dacht dat deze zaken in Hitler's boek Mein Kampf moesten worden ingediend en tegen mij gebruikt. Ja, ik ben er trots op: ik dwong mijzelf aan Hitler de beweging over te dragen die ik in het Frankenland had opgericht. Deze Frankische beweging sloeg een brug tussen de beweging die Hitler in München en zuid-Beieren had opgericht en noord-Duitsland. Dat was mijn prestatie.
In 1923 nam ik deel aan de eerste Nationaalsocialistische revolutie, of liever de poging tot revolutie. Die zal de geschiedenis ingaan als de Hitler Putsch. Adolf Hitler had mij gevraagd daarvoor naar München te komen. Ik ging naar München en nam deel aan de bijeenkomst waarin Adolf Hitler tot een plechtige overeenkomst kwam met vertegenwoordigers van de middenklassen om naar noord-Duitsland te gaan en een einde aan de chaos te maken. Ik trok met hen op naar de Feldherrnhalle. Toen werd ik gearresteerd en net als Adolf Hitler, Rudolf Hess en anderen, afgevoerd naar Landsberg an der Lech. Na een paar maanden werd ik door het Völkisches Block voorgedragen als kandidaat voor de Beierse regering en werd in 1924 gekozen.
In 1925, toen de Beweging weer was toegelaten en Adolf Hitler ontslagen was uit de gevangenis werd ik benoemd tot Gauleiter van Frankenland. In 1933 werd ik afgevaardigde voor de Reichstag. In 1933 of 1934 werd mij de honoraire rang van SA-Gruppenführer verleend. In februarie 1940 kreeg ik verlof. Ik woonde 5 jaar lang, tot aan het einde van de oorlog op mijn landgoed. Eind april ging ik naar zuid-Beieren, naar Tirol. Ik wilde zelfmoord plegen. Toen gebeurde er iets waar ik het niet over wil hebben. Maar ik kan een ding zeggen: ik zei tegen vrienden: "Ik heb 20 jaar lang mijn opvattingen aan de wereld verkondigd. Ik wil mijn leven niet eindigen met zelfmoord. Ik ga mijn eigen weg, wat er ook gebeurt, als een fanaticus in dienst van de waarheid tot aan het bitere einde, een fanaticus in dienst van de waarheid."
Ik mag hier opmerken dat ik mijn strijdbare krant, Der Stürmer, met opzet de ondertitel gaf: Het Weekblad van het Gevecht om de Waarheid. Ik was me er zeer van bewust dat ik niet de volledige waarheid in pacht had maar ik weet ook dat 80 of 90 % van wat ik met overtuiging beweer de waarheid is.
Dr. MARX: Beklaagde, waarom werd u ontslagen als onderwijzer? Hebt u ooit een strafbaar feit of immorele daad gepleegd?
STREICHER: Feitelijk heb ik die vraag al beantwoord. Iedereen weet dat ik in dit vak niet in het openbaar actief kon zijn geweest als ik een misdaad had begaan. Dat is niet waar. Ik ben ontslagen omdat de meerderheid van de partijen in de Beierse regering in de herfst van 1932, na de Hitler Putsch, mijn ontslag eiste. Dat, mijne Heren was mijn misdaad van onbetamelijk gedrag.
Dr. MARX: U weet dat u van twee zaken wordt beschuldigd. Allereerst wordt u ervan beschuldigd, deel gehad te hebben aan de samenzwering die tot doel had een oorlog te beginnen, of aanvalsoorlogen in het algemeen; van het schenden van verdragen en door dat te doen, of zelfs al in een eerdere fase, het plegen van Misdaden tegen de Menselijkheid.
Ten tweede wordt u beschuldigd van Misdaden tegen de Menselijkheid als zodanig en ik zou u nu een aantal vragen over het eerste punt willen stellen. Voerde u ooit gesprekken met Adolf Hitler of met andere leidende figuren binnen de Staat of de Partei waarin de kwestie van een aanvalsoorlog werd besproken?
STREICHER: Ik kan dat direct met nee beantwoorden maar ik zou willen dat mij wordt toegestaan een korte verklaring af te leggen.
In 1921 ging ik, zoals ik al heb gezegd, naar München en voor de ogen van het publiek droeg ik op het podium mijn Beweging over aan de Führer. Ik schreef hem later in dit verband ook een brief. Er vond geen ander gesprek plaats met Hitler of met iemand anders. Ik ging terug naar Neurenberg en ging door met het houden van toespraken. Toen het Partijprogramma werd afgekondigd was ik niet aanwezig. Die aankondiging werd ook in het openbaar gedaan, de samenzwering was zo openbaar dat politieke tegenstanders pogingen tot terreur konden ondernemen.
Samenvattend: Op geen van deze geheime bijeenkomsten werd enige eed afgelegd of werd iets overeengekomen dat het publiek niet kon hebben geweten. Het programma stond er, het was ingediend bij de politie – op basis van de Wet op de Organisaties – de Partei werd, net als alle andere partijen, opgenomen in het register van organisaties. Destijds was er dus geen sprake van een samenzwering.
Dr. MARX: Beklaagde, een van de meest belangrijke punten van het partijprogramma was de eis: "Afschaffing van Versailles." Wat waren uw ideeën over de mogelijkheid op een dag verlost te zijn van het Verdrag van Versailles?
STREICHER: Ik kan daar denk ik heel kort over zijn. Ik meen dat het Tribunaal dat al een tijd weet. Natuurlijk zult u in iemand soms een verrader ontdekken – zoals degene die hier vandaag gezeten heeft; en u zult ook een onbeperkt aantal nette mensen aantreffen. Na de laatste oorlog hebben deze nette mensen zelf de lijfspreuk aangenomen "Verlossing van Versailles."
Mr. JUSTICE JACKSON: Edelachtbare, met uw welnemen, ik meen tegen deze procedure te moeten protesteren. Deze beklaagde heeft niet het recht een andere beklaagde een verrader te noemen. Hem is geen enkele vraag gesteld waarop dit een antwoord is en ik verzoek het Tribunaal hem op niet mis te verstane wijze te vermanen en hem zich te laten beperken tot het beantwoorden van de hier gestelde vragen zodat we een ordelijk proces kunnen voeren.
De PRESIDENT: Ja, neemt u die vermaning ter harte.
STREICHER: Ik verzoek het Tribunaal mij te verontschuldigen. Het was een verspreking.
De PRESIDENT: De opmerking die u blijkbaar maakte heb ik zelf niet gehoord maar hij werd gemaakt met betrekking tot een beklaagde die hier net getuigenis heeft afgelegd en u had absoluut het recht niet hem een verrader te noemen of een opmerking te maken over zijn getuigenis.
Dr. MARX: Meneer Streicher, wilt u zich alstublieft onthouden van het maken van dergelijke opmerkingen.
Adolf Hitler sprak op de verjaardagen van de Partei altijd over een gezworen kameraadschap. Wat hebt u daarop te zeggen?
STREICHER: Gezworen kameraadschap – dat betekende dat hij, Hitler ervan overtuigd was dat zijn oude aanhangers een met hem waren in gedachten, in het hart en in politieke trouw – een gezworen kameraadschap dat dezelfde ideeën heeft en eensgezind is.
Dr. MARX: Zou dat niet betekenen dat er sprake was van een samenzwering.
STREICHER: Dan zou hij hebben gezegd dat wij een kring van samenzweerders waren.
Dr. MARX: Bestond er enige nauwe band tussen u en de andere beklaagden die als een samenzwering beschouwd zou kunnen worden en was u beter bekend met of had u bijzonder nauwe relaties met een van deze beklaagden?
STREICHER: Voor zover het oude leden van de Partei waren waren we een gemeenschap van mannen met dezelfde overtuiging. We ontmoetten elkaar op bijeenkomsten van Gauleiter; of wanneer een van ons in de Gaustadt (hoofdstad van een Gau. Vert.) van een ander sprak, ontmoetten we elkaar. Maar ik had de eer de Reichsminister en de andere heren van de Strijdkrachten pas hier te ontmoeten. Een politeke groep – een actieve groep – bestond zeker niet.
Dr. MARX: Welke oplossing werd in de begindagen van de Partei voorzien voor het Jodenvraagstuk?
STREICHER: Nou, in de begindagen van de Partei werd de oplossing van het Jodenvraagstuk nooit genoemd, net zo min als de kwestie van het oplossen van het probleem van het Verdrag van Versailles werd genoemd. U moet zich de chaotische toestand voor de geest halen die destijds in Duitsland heerste. Een Adolf Hitler die in 1933 tegen zijn leden gezegd zou hebben: "Ik zal voorbereidingen treffen voor een oorlog," zou een idioot zijn genoemd. We hadden geen wapens in Duitsland. Ons leger van 100.000 man had nog maar een paar kanonnen over. Van een mogelijkheid van het voeren of voorspellen van een oorlog was geen sprake en om te spreken van een Jodenvraagstuk in een tijd waarin, zou ik zeggen, het publiek slechts op basis van geloof onderscheid maakte met betrekking tot de Joden, of te spreken van een oplossing van dit probleem zou absurd geweest zijn. Voor 1933 was de oplossing van het Jodenvraagstuk dus geen punt van discussie. Ik heb het Adolf Hitler nooit horen noemen; en er is hier niemand waarvan ik kan zeggen dat ik hem er een woord over heb horen zeggen.
Dr. MARX: Er wordt aangenomen dat u een bijzonder nauwe band met Adolf Hitler had en dat u grote invloed had op zijn beslissingen. Ik zou willen dat u uw relatie met Adolf Hitler beschrijft en verduidelijkt.
STREICHER: Iedereen die in de gelegenheid was kennis te maken met Adolf Hitler weet dat ik gelijk heb wanneer ik zeg dat degenen die dachten dat ze bij hem in de gunst konden komen het volkomen mis hadden. Adolf Hitler was in ieder opzicht een beetje excentriek en ik geloof dat ik wel kan zeggen dat vriendschap tussen hem en iemand anders niet bestond – een vriendschap die omschreven zou kunnen worden als een intieme vriendschap. Het was niet makkelijk om Adolf Hitler te benaderen en iedereen die hem wilde benaderen kon dat alleen maar doen door een of andere mannelijke daad te plegen.
Als u me nu vraagt – ik weet wat u met die vraag bedoelt – kan ik zeggen dat voor 1923 Adolf Hitler mij niet vertrouwde. Hoewel ik mijn Beweging onvoorwaardelijk aan hem had overgedragen stuurde hij Göring – die later Reichsmarschall werd – enige tijd later naar Neurenberg. Göring was toen een jonge SA leider – ik denk dat hij een SA leider was – en hij kwam om dingen te onderzoeken en na te gaan of ik gelijk had of diegenen die mij veroordeelden. Ik bedoel dit niet als beschuldiging maar slechts als vaststelling van een feit. Spoedig daarna stuurde hij een tweede man en daarna een derde – kortom, voor 1923 vertrouwde hij mij niet. Toen kwamen München en de Putsch. Na middernacht, toen de meesten hem hadden verlaten kwam ik bij hem en vertelde hem dat het publiek nu moest worden meegedeeld wanneer de volgende grote dag zou aanbreken. Hij keek me strak aan en zei: "Wilt u het doen?" Ik zei: "Ik zal het doen."
Misschien heeft de Aanklager het document voor zich. Toen, na middernacht, schreef hij op een vel papier, "Streicher is verantwoordelijk voor de hele organisatie." Dat moest voor de volgende dag zijn, 11 november en op 11 november deed ik in het openbaar de propaganda, tot een uur voor de mars naar de Feldherrnhalle. Toen keerde ik terug en alles was in gereedheid. Onze vlag – die een bloedvlag zou worden – wapperde vooraan. Ik voegde me bij de tweede groep en we marcheerden de stad in naar de Feldherrnhalle. Toen ik al die geweren zag die voor de Feldherrnhalle waren opgesteld en wist dat er zou worden geschoten, liep ik 10 passen voor de vlag uit en liep recht op de geweren af. Toen begon het bloedbad en werden we gearresteerd.
Ik ben bijna klaar.
In Landsberg – en dit is het belangrijkste deel – verklaarde Hitler tegenover mij en de mannen die met hem in de gevangenis zaten, dat hij mijn actie nooit zou vergeten. Omdat ik deelnam aan de mars naar de Feldherrnhalle en aan het hoofd van de stoet liep, kon Hitler zich dus meer tot mij aangetrokken hebben gevoeld dan tot anderen.
Dat was een vriendschap die voortkwam uit een daad.
Dr. MARX: Bent u klaar?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: Werd u door Adolf Hitler geraadpleegd over belangrijke kwesties?
STREICHER: Ik ontmoette Adolf Hitler alleen op bijeenkomsten van Gauleiter. Wanneer hij voor bijeenkomsten naar Neurenberg kwam, aten we samen met vijf, tien of meer mensen. Ik herinner me dat ik maar een keer met hem alleen geweest ben in het Braune Haus in München, na de voltooiing van het Braune Haus en ons gesprek ging niet over politiek. Alle gesprekken die ik met Adolf Hitler had, in Neurenberg, München of waar dan ook vonden altijd plaats in aanwezigheid van Partijleden.
Dr. MARX: Ik kom nu toe aan 1933. 1 april 1933 werd in het hele Duitse Rijk uitgeroepen als dag van boycot tegen de Joden. Wat kunt u ons daarover zeggen en wat was uw rol daarbij?
STREICHER: Een paar dagen voor 1 april werd ik op het Braune Haus in München ontboden. Adolf Hitler legde me iets uit wat ik al wist namelijk dat er in de buitenlandse pers een enorme propaganda campagne tegen het nieuwe Duitsland werd gevoerd. Hoewel hij zelf net Kanzler was geworden, hoewel Von Hindenburg nog steeds staashoofd was, hoewel er een parlement bestond, was er in de buitenlandse pers een enorme haatcampagne op gang gekomen.
De Führer zei me dat zelfs de Rijksvlag, het symbool van onafhankelijkheid, in het buitenland onderwerp van beledigingen was en dat we het Jodendom moesten vertellen: "Tot hier en niet verder." We zouden hen moeten laten zien dat we het niet langer tolereerden.
Toen vertelde hij me dat er voor 1 april een boycot was uitgeroepen en dat ik die moest organiseren. Misschien is het niet onbelangrijk op de volgende feiten te wijzen: Adolf Hitler vond het een goed idee dat mijn naam zou worden verbonden aan die boycot; dat gebeurde uiteindelijk niet. Dus begon ik de boycot te regelen en vaardigde een besluit uit dat meen ik in bezit van het Hof is. Ik hoef er niet veel over te zeggen. Ik gaf instructie dat er geen pogingen mochten worden ondernomen tegen het leven van Joden, dat er een of twee bewakers moesten worden geposteerd voor iedere Joodse bezitting – met andere woorden, voor iedere Joodse winkel – en dat deze bewakers erop moesten toezien dat er geen schade aan eigendommen werd toegebracht. Kortom, ik organiseerde het geheel op een manier die misschien niet van mij werd verwacht; en misschien niet verwacht door veel leden van de Partei. Dat geef ik eerlijk toe.
Een ding is zeker; afgezien van een paar kleine incidenten verliep de boycot perfect. Ik meen dat er geen enkele Jood is die dit zal tegenspreken. De boycot verliep ordelijk en was niet "anti" in de zin van een aanval of iets dergelijks. Die had een zuiver defensief karakter.
Dr. MARX: Werd er destijds een commissie gevormd bestaande uit vooraanstaande partijleden en kwam die commissie ooit bijeen?
STREICHER: Wat die commissie betreft, die leek op de Geheime Kabinetsraad in Berlijn die ook nooit bijeen kwam. Ik geloof zelfs dat de leden van dat kabinet elkaar nooit ontmoetten of leerden kennen.
Dr. MARX: De commissieleden?
STREICHER: Het boycotcomité, dat werd door Goebbels in Berlijn in de krant gezet. Dat was een krantenartikel. Ik sprak een keer telefonisch met Goebbels. Hij vroeg hoe de zaken gingen in München, waar ik was. Ik zei dat alles perfect verliep. Dus vond er nooit een vergadering plaats; het werd alleen maar gedaan voor het effect, om het veel groter te laten lijken dan het was.
Dr. MARX: Beklaagde, u maakte een paar minuten geleden een vergissing, toen u sprak over de kwestie München in 1923. U bedoelde toch 9 november 1923, niet waar, of wat zei u?
STREICHER: Ik herinner het me niet.
Dr. MARX: Het moest toch zijn 9 november 1923?
STREICHER: 9 november 1923.
Dr. MARX: De zogenaamde "Rassengesetze" werden in 1935 op de Reichsparteitag in Neurenberg afgekondigd. Werd u geraadpleegd over de voorbereiding van het ontwerp van die wetten en speelde u enige rol daarbij, in het bijzonder bij de opstelling?
STREICHER: Ja, ik meen dat ik er deel aan had in zoverre dat ik jarenlang had geschreven dat verdere vermenging van Germaans bloed met Joods bloed moest worden voorkomen. Ik heb keer op keer dergelijke artikelen geschreven en in mijn artikelen heb ik herhaaldelijk het feit benadrukt dat de Joden als voorbeeld voor ieder ras zouden moeten dienen, want zij hebben een rassenwet voor zichzelf gemaakt – de wet van Mozes die zegt: "Wanneer gij in een vreemd land komt zult gij geen vreemde vrouwen tot de uwe nemen." En dat Heren, is van enorm belang bij het beoordelen van de Neurenberger Wetten. De wetten van de Joden werden als voorbeeld voor deze genomen. Toen na verloop van eeuwen de Joodse wetgever Ezra ontdekte dat in weerwil daarvan dat vele Joden met niet-Joodse vrouwen waren getrouwd, werden deze huwelijken ontbonden. Dat was het begin van het Jodendom dat door de eeuwen heen overleefd heeft omdat het deze wetten heeft ingevoerd terwijl andere rassen en beschavingen zijn verdwenen.
Dr. MARX: Meneer Streicher, u dwaalt wel erg ver af. Ik vroeg u of u deel had aan de voorbereiding en de uitwerking van de wet, of dat u niet verbaasd was toen deze wetten werden afgekondigd.
STREICHER: Ik was heel eerlijk toen ik zei dat ik geloof dat ik indirect heb bijgedragen aan het tot stand komen van deze wetten.
Dr. MARX: Maar u werd niet geraadpleegd over de wet zelf?
STREICHER: Nee, ik wil de volgende verklaring afleggen:
Op de Reichsparteitag in Neurenberg in 1935 werden we naar de zaal geroepen zonder te weten wat er ging gebeuren – ik had er zelf tenminste geen idee van – en de rassenwetten werden afgekondigd. Het was pas toen dat ik over die wetten hoorde; en ik denk dat met uitzondering van de heer Hess et cetera, dit geldt voor de meeste heren op de beklaagdentribune die de Reichsparteitag bijwoonden. De eerste keer dat we over deze decreten hoorden was op die Reichsparteitag. Ik heb er niet direct aan meegewerkt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het nogal een teleurstelling vond dat ik niet ben geraadpleegd bij het opstellen van die wetten.
Dr. MARX: Men dacht dat uw hulp niet nodig was?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: Was u van mening dat de wetgeving van 1935 de "Endlösung der Judenfrage" door de Staat vertegenwoordigde?
STREICHER: Onder voorbehoud, ja. Ik was ervan overtuigd dat wanneer het partijprogramma werd uitgevoerd, het Jodenvraagstuk zou worden opgelost. De Joden werden in 1848 Duitse staatsburgers. Hun burgerrechten werden hen door deze wetten afgenomen. Geslachtsgemeenschap werd verboden. Voor mij betekende dit de oplossing van het Jodenvraagstuk in Duitsland. Maar ik geloofde dat er nog een andere internationale oplossing zou worden gevonden en dat er op een dag overleg zou plaatsvinden tussen de diverse staten over de eisen die door het Zionisme werden gesteld. Deze eisen waren gericht op een Joodse staat.
Dr. MARX: Wat kunt u ons vertellen over de demonstraties tegen de Joodse bevolking in de nacht van 9 op 10 november 1938 (de Kristallnacht, Vert.) en welke rol speelde u daarbij?
De PRESIDENT: Dr. Marx, als u dat gaat behandelen; het is nu vijf uur en ik denk dat we nu beter kunnen schorsen tot maandagmorgen.
(het Tribunaal wordt verdaagd tot 29 april 1946 om 10:00 uur).

Definitielijst

Endlösung
Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Mein Kampf
Boek geschreven door Hitler, waarin hij de grondslagen van het nationaal socialisme uiteenzet.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
Zionisme
Joodse beweging die streeft naar terugkeer van de joden naar (Zion / Sion) en stichting van een joodse staat in Palestina.

Afbeeldingen

Julius Streicher, uitgever van Der Stürmer en Gauleiter van Frankenland, tijdens het Internationale Militaire Tribunaal in Neurenberg. Bron: USHMM.

Ochtendzitting 1 29-04-1946

Dr. MARX: Meneer de President, Heren van het Tribunaal. Voordat ik verder ga met de ondervraging van beklaagde Streicher zou ik toestemming willen vragen om een verklaring te mogen afleggen.
Op vrijdagmiddag verwees de heer Streicher naar een incident, namelijk dat persincident dat mij en mijn professionele houding aanging. Ik heb daarom de mogelijkheid aangegrepen om ook in mijn verklaring naar dit incident te verwijzen en heb erop gewezen dat ik toen de bescherming van het Tribunaal heb moeten inroepen tegen deze vernietigende aanval op mijn werk en dat deze bescherming mij welwillend werd gegeven. Bij die gelegenheid en in die uitleg heb ik de uitdrukking "inktkoelie" gebruikt. Ik heb die uitsluitend gebruikt met betrekking tot die ene journalist die het betreffende artikel in die Berlijnse krant heeft geschreven aangaande mijn persoon en mijn activiteiten als advocaat.
In geen geval heb ik de pers in het algemeen bedoeld. Het was in de verste verte niet mijn bedoeling om de pers op enigerlei wijze aan te vallen, de groep persdeskundigen niet en zeker niet de leden van de wereldpers die hier actief zijn, noch heb ik hun professionele reputatie willen besmeuren.
De reden voor mijn verklaring is een uitspraak op de radio volgens welke ik, de advocaat Marx de pers in het algemeen zou hebben aangevallen en beledigd. Ik ben mij uiteraard bewust van het belang van de pers. Ik weet precies wat de pers heeft bij te dragen en ik zal de laatste persoon zijn die niet ten volle het uitzonderlijk moeilijke werk en de verantwoordelijke taak van de pers erkent.
Mag ik daarom in het openbaar voor dit Tribunaal verzoeken dat deze verklaring wordt aanvaard en mag ik de heren van de pers vragen mijn verklaring te aanvaarden in de geest waarin die is afgelegd, namelijk dat dit slechts een bijzondere opmerking betrof over deze specifieke journalist en in geen enkele wijze de gehele pers betrof. Dat is wat ik wilde zeggen.
De PRESIDENT: Dr. Marx, het Tribunaal heeft uw verklaring van toen verstaan in de zin waarin u die nu heeft uitgelegd.
Dr. MARX: Ja. Met toestemming van het Tribunaal zal ik nu doorgaan met mijn ondervraging.
Beklaagde, welke doelen streefde u na met uw toespraken en uw artikelen in Der Stürmer?
STREICHER: De toespraken en de artikelen die ik schreef waren bedoeld om het publiek te informeren over een kwestie die mij een van de belangrijkste toescheen. Het was niet mijn bedoeling om opruiend te zijn of opschudding te veroorzaken maar slechts om voor te lichten.
Dr. MARX: Afgezien van uw wekelijkse uitgave, en in het bijzonder nadat de Partei aan de macht was gekomen, bestonden er in Duitsland andere publicaties die de Joodse kwestie op een anti-Semitische manier behandelden?
STREICHER: Anti-Semitische publicaties hebben al eeuwenlang in Duitsland bestaan. Een boek dat ik had, geschreven door Dr. Martin Luther werd in beslag genomen. Dr. Martin Luther zou vandaag zeer waarschijnlijk op mijn plaats op de beklaagdentribune hebben gezeten als dat boek door de Aanklager zou zijn ingediend. In dat boek, "Die Juden und ihre Lügen," schrijft Dr. Luther dat de Joden een addergebroed zijn en dat hun synagogen in brand moeten worden gestoken en vernietigd ........
Dr. MARX: Meneer Streicher, dat is mijn vraag niet. Ik vraag u antwoord te geven op mijn vraag zoals ik hem stel. Antwoordt u nu alstublieft met ja of nee of er .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik zou willen protesteren tegen deze methode van het geven van antwoorden die nergens op slaan en het houden van toespraken. We zijn tijdens dit proces absoluut niet in staat bezwaren te maken wanneer er antwoorden worden gegeven op vragen die geen antwoord zijn.We hebben in dit proces, door Streicher's vrijwillige toespraken, al een aanval op de Verenigde Staten gehad die een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal vereist als we de willen weerleggen. Het lijkt me erg onbehoorlijk wanneer een getuige alles doet behalve het geven van ter zake doende antwoorden op vragen, zodat we kunnen voorkomen dat dit proces verzandt in zaken die er niets mee te maken hebben. Het zal het Tribunaal bij het bepalen van Streicher's schuld of onschuld niet helpen als wij ingaan op kwesties waarvan hij ons hier heeft beschuldigd – kwesties die eenvoudig verklaard kunnen worden, als we er de tijd voor nemen. Het lijkt me toe dat deze beklaagde een reorimande moet krijgen, en wel zodanig dat hij, indien mogelijk, begrijpt dat hij alleen antwoord moet geven en stoppen zodat wij op tijd toespraken over onbelangrijke zaken kunnen opmerken en er tegen protesteren.
De PRESIDENT: Dr. Marx, wilt u, wanner u vragen aan beklaagde stelt, proberen hem te stoppen wanneer hij geen antwoord geeft op de vragen die u hem stelt?
Dr. MARX: Jawel, Meneer de President, ik was net bezig met ......
De PRESIDENT: Beklaagde Streicher, u begrijpt, u hebt gehoord wat hier net allemaal is gezegd en u begrijpt dat het Tribunaal niet langer genoegen neemt met uw lange verhandelingen die geen antwoord zijn op de vragen die wij u stellen.
Dr. MARX: Ik zal nu de vraag herhalen en ik wil dat u de vraag allereerst met ja of nee beantwoordt en daarna een korte verklaring geeft met betrekking tot de vraag.
Afgezien van uw wekelijkse uitgave, en in het bijzonder nadat de Partei aan de macht was gekomen, bestonden er in Duitsland andere publicaties die de Joodse kwestie op een anti-Semitische manier behandelden?
STREICHER: Ja, zelfs voordat de Partei aan de macht kwam bestonden er in iedere Gau weekbladen die anti-Semitisch waren en een dagblad in München, de Völkische Beobachter. Afgezien daarvan waren er een aantal periodieken die niet direct voor de Partei werkten. Er bestond ook anti-Semitische literatuur. Na de machtsovername werd de dagbladpers gelijkgeschakeld en toen had de Partei de controle over ongeveer 3.000 dagbladen, talloze weekbladen en allerlei soorten periodieken; en er werden door de Führer bevel gegeven dat iedere krant voorlichtende artikelen moest schrijven over het Jodenvraagstuk. Anti-Semitische voorlichting werd daarom, na de machtsovername, op zeer grote schaal gegeven in de dagbladpers als ook in weekbladen, periodieken en boeken. Der Stürmer stond dus niet alleen in zijn voorlichtingsactiviteiten. Maar ik wil heel openlijk verklaren dat ik het voor mijzelf opeis dat ik de kwestie op de meest populaire manier heb behandeld.
Dr. MARX: Werden de hiervoor benodigde decreten door een centraal orgaan uitgevaardigd, bijvoorbeeld door de NationalSozialistische Presseagentur?
STREICHER: Ja. Het Propagandaministerie in Berlijn had een Nationaalsocialistische Persdienst. In deze krant, in iedere uitgave stond een aantal voorlichtende artikelen over het Jodenvraagstuk. Gedurende de oorlog gaf de Führer persoonlijk bevel dat de pers, veel meer dan eerst, voorlichtende artikelen over het Jodenvraagstuk moest publiceren.
Dr. MARX: De Aanklager beschuldigt u van indirecte deelname aan het aanzetten tot masamoord en volgens de notulen van 10 januari 1946 is de volgende beschuldiging tegen u geüit: Geen regering ter wereld zou een beleid van massale uitroeiing, zoals dat hier gebeurde, hebben kunnen voeren zonder dat daar een natie achter stond die ermee instemde en u wordt verondersteld dat te weeg te hebben gebracht. Wat hebt u daarop te zeggen?
STREICHER: Daarop heb ik het volgende te zeggen: Aanzetten tot betekent het brengen van een persoon in een toestand van opwinding waardoor hij een onverantwoordelijke daad pleegt. Zette de inhoud van Der Stürmer aan tot …., dat is de vraag? Kort gezegd moet de vraag worden beantwoord: "Wat schreef Der Stürmer?" Er zijn diverse exemplaren van Der Stürmer hier beschikbaar maar men zou alle uitgaven over 20 jaar moeten inzien om die vraag uitgebreid te beantwoorden. In die 20 jaar publiceerde ik informatieve artikelen over het ras, over wat de Joden zelf schrijven in het Oude Testament, in hun geschiedenis, wat ze in de Talmud schrijven. Ik publiceerde uittreksels uit historische werken, werken bijvoorbeeld geschreven door een Professor Dr. Graetz en door een Joodse wetenschapper, Gutnot.
In Der Stürmer verscheen geen redactioneel stuk, geschreven door mij of een van mijn belangrijke medewerkers waarin ik geen citaten opnam uit de vroege geschiedenis van de Joden, uit het Oude Testament of uit Joods historische werken van recente datum.
Het is belangrijk, en ik moet benadrukken dat ik er in alle artikelen op heb gewezen dat vooraanstaande Joden, zelf belangrijke schrijvers, hebben toegegeven dat wat ik in 20 jaar openbaar heb verkondigd, ik dat gedaan heb als schrijver en als spreker.
Sta mij toe eraan toe te voegen dat het mijn overtuiging is dat de inhoud van Der Stürmer als zodanig niet opruiend was. In die 20 jaar heb ik in dat verband nooit geschreven: "Steek Joodse huizen in brand, sla ze dood," Een dergelijke ophitsing heeft nooit in Der Stürmer gestaan.
Nu komt de vraag: kan er enig bewijs voor worden geleverd dat er daden werden begaan, vanaf het moment dat Der Stürmer voor het eerst verscheen, daden waarvan men kan zeggen dat die het resultaat van ophitsing waren? Als een daad ten gevolge van ophitsing noem ik een pogrom. Dat is een spontane daad wanneer delen van de bevolking plotseling in opstand komen en andere mensen doden. Gedurende die 20 jaar vond er geen pogrom plaats in Duitsland, gedurende die 20 jaar werd er, voor zover ik weet, geen enkele Jood omgebracht. Er werd geen moord gepleegd waarvan men kon zeggen: "Dit is het resultaat van een ophitsing die veroorzaakt werd door anti-Semitische schrijvers of sprekers."
Heren, we zijn in Neurenberg. In het verleden bestond er een gezegde dat nergens in Duitsland de Joden zo veilig waren en zo met rust gelaten werden als in Nuerenberg.
De PRESIDENT: Dr. Marx, wordt dit geen erg lange toespraak?
Dr. MARX: Streicher, u hebt dit nu wel voldoende uitgelegd zodat men zich een mening kan vormen – u bedoelt: "Ik heb niet opgehitst op een manier waaruit enige spontane actie tegen de Joden door een groep mensen of de mensen voortvloeide?"
STREICHER: Mag ik in dit verband een opmerking maken? We hebben het hier over de meest ernstige, de zwaarste beschuldiging die de Aanklager tegen mij heeft geüit en ik verzoek het Tribunaal mij toe te staan mij daar objectief tegen mogen te verdedigen. Is het niet van enorm belang als ik kan vaststellen dat er juist in Neurenberg geen moorden plaatsvonden, geen enkele moord en ook geen enkele pogrom? Dat is een feit.
De PRESIDENT: Dat hebt u al gezegd. Ik heb genoteerd, voordat ik u onderbrak dat er geen Joden werden omgebracht, niet alleen in Neurenberg maar overal elders als gevolg van uw ophitsing.
Dr. MARX: Beklaagde, we behandelen later de demonstraties van 9 en 10 november 1938.
STREICHER: Ja, maar mag ik verder gaan? In de Aanklacht wordt ik ervan beschuldigd indirect te hebben bijgedragen aan het aanzetten tot massamoord en ik verzoek dat mij wordt toegestaan hier iets over te zeggen: Er is hier vandaag iets vastgesteld wat ik niet wist. Ik hoorde hier van het testament dat de Führer heeft nagelaten en ik neem aan dat de Führer een paar minuten voor zijn dood in dat testament de wereld de waarheid heeft gezegd. Hij zegt daarin dat de massamoorden op zijn bevel werden gepleegd; dat de massamoorden als vergelding waren bedoeld.
Dus wordt hier bewezen dat ikzelf geen deel kan hebben gehad aan de afschuwelijke gebeurtenissen die hier plaats hebben gevonden.
Dr. MARX: Bent u klaar?
STREICHER: Ja. U zei dat de Aanklacht mij ervan beschuldigd te hebben gezegd dat deze massamoorden niet konden hebben plaatsgevonden als er achter de Staat en achter de leiders van die staat geen ingelicht volk had gestaan.
Heren, allereerst de vraag. "Wist het Duitse volk eigenlijk wat er tijdens de oorlogsjaren gebeurde?" Vandaag weten we …..
De PRESIDENT: Beklaagde, dat is een punt van discussie en geen zaak waarvoor u bewijs kunt leveren. U kunt zeggen wat u wist.
STREICHER: Ik was tijdens de oorlog een deel van die natie. Gedurende de oorlog leefde ik alleen op het platteland. Vijf jaar lang heb ik mijn boerderij niet verlaten. Ik werd door de Gestapo in de gaten gehouden. Vanaf 1939 was het mij door de Führer verboden te spreken.
Dr. MARX: Meneer Streicher, daar komen we later zeker aan toe. Ik heb u nu ondervraagd over deze kwestie en ik ga verder met mijn vragen. Dat andere komt later.
STREICHER: Maar ik wil vaststellen dat ik niet in de gelegenheid was – daarom zei ik dit – om te weten te komen wat er feitelijk gebeurde.
Ik hoorde het eerst over deze massamoorden in de gevangenis in Mondorf. Maar ik zeg hier dat wanneer mij was verteld dat er 2 of 3 miljoen mensen waren gedood, ik het niet geloofd zou hebben. Ik zou niet hebben geloofd dat het technisch mogelijk was zoveel mensen te doden en op basis van de hele houding en de geestesgesteldheid van de Führer, zoals ik die kende, zou ik niet hebben geloofd dat massamoorden in de omvang waarin die gebeurden, konden zijn gepleegd.
Klaar.
Dr. MARX: De Aanklager heeft ook de beschuldiging tegen u geüit dat het de taak van de opvoeders van de natie was, de mensen op te voeden in een geest van moord en hen te vergiftigen met haat en dat u zich in het bijzonder aan deze taak hebt gewijd. Wat zegt u in antwoord op die beschuldiging?
STREICHER: Dat is een aantijging. We hebben geen moordenaars opgevoed. De inhoud van de artikelen die ik schreef kon mensen niet tot moordenaars hebben opgevoed. Er werden geen moorden gepleegd en dat is het bewijs dat we geen mensen opvoedden in de geest van moord. Wat er tijdens de oorlog gebeurde – ik heb de Führer zeker niet opgevoed. De Führer gaf uit zichzelf dat bevel.
Dr. MARX: Ik ga nu verder. De Aanklager stelt verder dat de kliek Himmler-Kaltenbrunner en andere SS leiders niemand zouden hebben gehad om hun moordbevelen uit te voeren, wanneer u die propaganda niet had gemaakt en u de opvoeding van het Duitse volk niet langs die lijnen had gestuurd. Wilt u daar iets over zeggen?
STREICHER: Ik geloof niet dat de Nationaalsocialisten die u net noemde iedere week Der Stürmer lazen. Ik geloof er niet in dat diegenen die de orders van de Führer kregen om te doden, of om die orders door te geven, daartoe aangezet werden door mijn krant. Het boek van Hitler, Mein Kampf, bestond en de inhoud van dat boek was het gezag, het geestelijke gezag; en ik geloof ook niet dat de genoemde personen dat boek gelezen hebben en op basis daarvan hun orders uitvoerden. Gebaseerd op mijn kennis van wat er omging in de Beweging, ben ik ervan overtuigd dat wanneer de Führer een bevel gaf, iedereen daarnaar handelde en ik stel hier heel openlijk dat het lot mij misschien goed gezind was. Als de Führer me had opgedragen dergelijke dingen te doen, zou ik niet in staat zijn geweest te doden; maar misschien zou ik me vandaag gesteld zien voor een of andere aanklacht die misschien tegen me had kunnen worden ingediend. Misschien heeft het lot hier de hand in gehad. Maar de omstandigheden waren zodanig, de Führer had zo'n sterke hypnotiserende kracht dat de hele bevolking in hem geloofde; zijn manier van doen was zo ongewoon dat men, wanneer men op de hoogte is van dit feit, kan begrijpen waarom iedereen die een bevel kreeg, ook handelde. En dus wil ik als onwaar en onjuist datgene verwerpen waarvan hier gedacht werd dat geschikt was om tegen mij te gebruiken.
Dr. MARX: Wat weet u van de algemene houding van Adolf Hitler ten opzichte van het Jodenvraagstuk. Wanneer werd volgens u Hitler voor het eerst vijandig ten opzichte van de Joden?
STREICHER: Zelfs voordat Adolf Hitler bij het publiek bekend werd had ik me al journalistiek bezig gehouden met anti-Semitische artikelen. Echter, op basis van zijn boek Mein Kampf, leerde ik pas over de historische verbanden van het Jodenvraagstuk. Adolf Hitler schreef zijn boek in de gevangenis te Landsberg. Iedereen die dit boek kent zal weten dat Hitler vele jaren terug, ofwel door studie van anti-Semitische literatuur ofwel door andere ervaringen deze kennis in zich zelf zal hebben ontwikkeld om dan in staat te zijn in de gevangenis dat boek in zo'n korte tijd te schrijven. Met andere woorden, in zijn boek verklaarde Hitler in het openbaar voor de wereld dat hij anti-Semiet was en dat hij het Jodenvraagstuk door en door kende. Hij zelf zei vaak tegen mij ......
De PRESIDENT: Dr. Marx, het boek Mein Kampf is hier als bewijsmateriaal en het spreekt voor zich.
STREICHER: Ik zal nu antwoord geven op uw vraag, zonder verwijzing naar het boek. U vroeg me of Adolf Hitler het Jodenvraagstuk met mij had besproken. Het antwoord is ja. Adolf Hitler besprak het Jodenvraagstuk altijd in verband met het Bolsjewisme. Het is misschien voor het beantwoorden van die vraag van belang te vragen of Adolf Hitler een oorlog met Rusland wilde. Wist hij lang van te voren dat er een oorlog zou komen of niet? Toen hij met ons samen was sprak Adolf Hitler over Stalin die hij eerde als een man van actie maar dat hij in werkelijkheid omringd werd met Joodse leiders en dat het Bolsjewisme ......
Dr. MARX: Meneer Streicher, u gaat weer veel te ver. De vraag die ik stelde was heel duidelijk en ik vraag u niet zo ver uit te weiden. U hebt gehoord dat het Tribunaal hiertegen bezwaar maakte en om het proces niet onnodig te vertragen moet u niet zo diep op details ingaan. U moet geen toespraken houden.
GEN. RUDENKO: Meneer de President, ik meen dat enige tijd geleden Mr. Justice Jackson, volkomen correct en in alle redelijkheid opmerkte dat beklaagde Streicher door zijn eigen toespraken zo in vervoering raakt dat hij de hem gestelde vragen niet beantwoordt of de beschuldigingen die tegen hem geüit zijn weerlegt. Ik vestig de aandacht van het Tribunaal op dit feit en stel voor dat de beklaagde zich onthoudt van het houden van lange toespraken en slechts kort reageert op de beschuldigingen die tegen hem zijn geüit.
De PRESIDENT: Wilt u verder gaan Dr. Marx en proberen de beklaagde zich te laten beperken tot het beantwoorden van de vragen die u ongetwijfeld hebt voorbereid.
Dr. MARX: Zoals u wilt, Meneer de President.
STREICHER: Mag ik als beklaagde hier een paar woorden zeggen. De vraag was .....
De PRESIDENT: (onderbreekt hem) Nee dat mag u niet. Beantwoordt u alstublieft de vragen.
Dr. MARX: Volgende vraag. Is er een reden voor de veronderstelling dat Hitler, toen hij besloot de Joden in Europa massaal te doden, onder een of andere invloed stond, of wat moet er gezien worden als reden voor die vreselijke beslissing.
STREICHER: De Führer kon niet beïnvloed worden. Zover ik de Führer ken, als iemand hem had benaderd en gezegd dat alle Joden moesten worden gedood, zou hij hem hebben afgewezen. En als tijdens de oorlog iemand hem had benaderd en gezegd: "Ik heb ontdekt dat u bevel geeft dat er massamoorden moeten worden gepleegd," dan zou hij die man ook hebben afgewezen. Ik beantwoord uw vraag dus door te zeggen dat de Führer niet kon worden beïnvloed.
Dr. MARX: Met andere woorden, u wilt zeggen dat hij de beslissing over deze kwestie geheel op eigen initiatief nam?
STREICHER: Ik heb al gezegd dat dat duidelijk wordt uit zijn testament.
Dr. MARX: In augustus 1938 werd de grote synagoge in Neurenberg afgebroken. Gebeurde dat op uw bevel?
STREICHER: Ja. In mijn Gau stonden ongeveer 15 synagogen; in Neurenberg een hoofdsynagoge, een iets kleinere en ik meen diverse andere gebedsruimten. De belangrijkste synagoge stond in de buitenwijken van de middeleeuwse Reichsstadt. Zelfs voor 1933, tijdens de zogenaamde periode van strijd, toen we de andere regering nog hadden, heb ik in het openbaar op een bijeenkomst gezegd dat het een schande was dat in de Oude Stad een dergelijk monster van een oosters gebouw stond. Na de machtsovername heb ik de burgemeester gezegd dat hij de synagoge moest laten afbreken en meteen ook het planetarium. Ik mag erop wijzen dat na de Wereldoorlog midden in het park dat voor ontspanning van burgers was bedoeld, een planetarium was gebouwd, een leleijk gebouw van baksteen. Ik gaf bevel dat gebouw af te breken en zei dat de grote synagoge ook met de grond gelijk gemaakt moest worden. Als het mijn bedoeling was geweest, de Joden van hun gebedshuis te beroven of wanneer ik een algemeen signaal had willen afgeven, zou ik bevel hebben gegeven om na de machtsovername iedere synagoge in mijn Gau af te breken. Dan zou ik ook alle synagogen in Neurenberg hebben laten afbreken. Maar het is een feit dat in het voorjaar van 1938 alleen de hoofdsynagoge werd afgebroken; de synagoge in de Essenweinstrasse, in de nieuwe stad, bleef onaangeroerd. Dat er daarna in november van dat jaar bevel werd gegeven om alle synagogen in brand te steken is mijn schuld niet.
Dr. MARX: Met andere woorden: u wilt zeggen dat u een bevel tot afbraak van dit gebouw niet gaf om anti-Semitische redenen maar omdat het niet paste binnen de architectuur van de stad?
STREICHER: Om redenen van stedelijke architectuur. Ik wilde een foto hiervan bij het Tribunaal indienen maar heb er geen gekregen.
Dr. MARX: Ja, we hebben een foto.
STREICHER: Maar daarop kunt u de synagoge niet zien. Ik weet niet of het Tribunaal de foto ook wil zien. De foto toont alleen de oude huizen, maar de gevel van de synagoge, tegenover de Hans SachsPlatz is niet zichtbaar. Ik weet niet of ik de foto bij het Tribunaal mag indienen.
De PRESIDENT: Ja zeker, de foto kan worden ingediend. Laat ons maar zien.
Dr. MARX: In dat geval dien ik hem bij het Tribunaal in als bewijsmateriaal en ik verzoek u om hem als zodanig te aanvaarden.
De PRESIDENT: Wat wordt het, bewijsstuk hoeveel?
Dr. MARX: Dat kan ik op het moment niet zeggen, Meneer de President. Ik neem de vrijheid het nummer later te noemen en voor het moment beperk ik mij tot het indienen ervan. Ik kon hem niet eerder overleggen want ik was nog niet in het bezit van deze foto. Pas in de laatste paar dagen .......
De PRESIDENT: Ja, gaat u verder.
Dr. MARX: Bij uw maatregelen in verband met de hoofdsynagoge, steunde u op het oordeel van kunstkenners?
STREICHER: Ik had regelmatig de gelegenheid de kwestie met architecten te bespreken. Elke architect zei dat er een stadsbestuur moest zijn geweest dat absoluut geen gevoel had voor stedelijke architectuur, dat het onmogelijk uitgelegd kon worden.
Die verklaringen waren in geen geval direct tegen de synagoge als Joods gebedshuis gericht maar eerder tegen een dergelijk gebouw in dit deel van de stad. Vreemdelingen, tijdens dagen van partijbijeenkomsten vergezelde ik gewoonlijk Britten en Amerikanen op de Hans SachsPlatz en ik herinner me maar een geval waar ik vroeg "Valt iemand iets op" en niemand iets zei. Maar alle andere vreemdelingen zeiden: "Hoe is dat gebouw daar terecht gekomen temidden van die middeleeuwse gebouwen?" Ik zou ook een boek kunnen hebben ingediend dat zich in de bibliotheek van de gevangenis bevindt, geschreven in 1877, waar de beroemde professor Berneis destijds aan de auteur, Uhde in Zwitserland schreef dat hij de Hans SachsPlatz nu had gezien en ......
Dr. MARX: Meneer Streicher, dat is nu genoeg. Met andere woorden: u hebt aangegeven dat u geloofde te kunnen steunen op het oordeel van architecten die u gezaghebbend toeschenen?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: Toen de synagoge werd afgebroken, hield u toen een toespraak?
STREICHER: Ja, maar ik wil erop wijzen dat de Aanklager een artikel heeft ingediend, een verslag uit Die Tageszeitung dat geschreven is door een eenvoudige jongeman. Ik wil stellen dat zijn artikel geen getrouwe weergave is van de uitspraken die ik toen deed.
Dr. MARX: Ik kom nu toe aan de demonstraties in de nacht van 9 op 10 november 1938. Wat kunt u over deze demonstraties zeggen en welke rol speelde u daarbij? Werd door de bevolking aangezet tot deze demonstraties?
STREICHER: Elk jaar ontmoetten de Gauleiter de SA en de SS leiders en de Führer elkaar in München ter gelegenheid van die historische 9 november. We zaten aan aan het diner in het oude raadhuis en het was gebruikelijk dat de Führer na het diner een korte toespraak hield. Op 9 november 1938 voelde ik mij niet zo goed. Ik nam deel aan het diner en ging toen weg; ik reed naar Neurenberg terug en ging naar bed. Tegen middernacht werd ik gewekt. Mijn chauffeur zei me dat SA leider Von Obernitz de Gauleiter wilde spreken. Ik ontving hem en hij zei het volgende: "Gauleiter, u was al weg toen de Minister van Propaganda Goebbels opstond en zei," – ik kan maar ongeveer herhalen wat hij zei – "De advocaat van het Consulaat in Parijs, Von Rath is vermoord. Dat is nu al de tweede moord op een vooraanstaand Nationaalsocialist in het buitenland. Deze moord is geen moord, gepleegd door de Jood Grunspan, dit is eerder de uitvoering van een daad die door alle Joden is gewenst. Er moet nu iets worden gedaan." Ik weet niet meer of Goebbels heeft gezegd dat de Führer het bevel had gegeven; ik herinner me alleen maar dat Von Obernitz mij zei dat Goebbels had gezegd dat alle synagogen in brand moesten worden gestoken; ik kan het me niet precies herinneren maar ik denk dat hij mij zei dat de ruiten van Joodse winkels moesten worden ingegooid en hun huizen vernield.
Toen zei ik tegen Von Obernitz – want ik was verbaasd – "Von Obernitz, ik meen dat het verkeerd is om synagogen in brand te steken en op dit moment vind ik dat het verkeerd is om Joodse winkels te vernielen; ik denk dat deze demonstraties verkeerd zijn. Als de mensen 's nachts los worden gelaten kunnen er dingen gebeuren waarvoor men niet verantwoordelijk kan zijn." Ik zei tegen Von Obernitz dat ik het in brand steken van synagogen helemaal verkeerd vond omdat in het buitenland en zelfs onder de Duitse bevolking de indruk gewekt zou kunnen worden dat de Nationaalsocialisten nu de strijd tegen de religie waren begonnen. Von Obernitz antwoordde: "Ik heb het bevel gekregen." Ik zei: "Ik neem hier geen verantwoordelijkheid voor." Von Obernitz ging weg en de actie werd uitgevoerd. Wat ik hier onder ede heb verklaard heb ik al eerder tijdens diverse ondervragingen verklaard en mijn chauffeur zal dit bevestigen want hij was getuige van deze nachtelijke conversatie en kort daarna, toen hij naar bed ging vertelde hij zijn vrouw wat hij daar in mijn slaapkamer had gehoord.
Dr. MARX: Bent u klaar?
STREICHER: Ja, maar u had nog een vraag ......
Dr. MARX: Ja, of het een spontane daad van geweld was, begonnen door de massa van het volk?
STREICHER: Ja. In de Nationaalsocialistische pers verscheen na de actie een artikel waarin werd gezegd dat de bevolking met een spontane actie de moord op de heer Von Rath had gewroken. Er was daarom met opzet vanuit Berlijn bevolen dat er een openbare verklaring zou worden afgelegd dat de demonstratie van 1938 een spontane actie was. Dat dat niet het geval was, ontdekte ik ook hier in Neurenberg en het is opmerkelijk dat er verontwaardiging werd uitgedrukt over wat er tijdens die demonstratie was gebeurd, zelfs hier in Neurenberg, zelfs door de Partijleden.
De Aanklager heeft een artikel ingediend, het verslag van een toespraak die ik op 10 november heb gehouden en dat is een opmerkelijk stuk bewijsmateriaal voor het feit dat de bevolking tegen de actie was. Ik was vanwege de toen heersende sfeer in Neurenberg gedwongen een openbare toespraak te houden en te zeggen dat men niet zoveel medeleven met de Joden moest tonen. Zo was de toestand in november 1938.
Misschien is het voor u ook belangrijk mij te vragen waarom juist ik toevallig tegen het idee van die demonstraties was.
Dr. MARX: Ik dacht dat u dat al had uitgelegd. Goed. Wie gaf dan het bevel voor het in brand steken van de synagoge die nog in de Essenweinstrasse stond?
STREICHER: Ik weet niet wie dat bevel gaf; ik denk dat het SA leider Von Obernitz was. Ik ken de bijzonderheden niet.
Dr. MARX: Nog een vraag: Drukte u zelf in het openbaar uw afkeuring uit over deze gewelddadigheden?
STREICHER: Ja. In een kleine kring van vooraanstaande Partijleden zei ik wat ik altijd heb gezegd, wat ik altijd in het openbaar heb gezegd: Ik zei dat dit verkeerd was. Ik heb met advocaten gesproken – ik weet niet of mijn verdediger daar zelf bij was – ik geloof dat het al begin november 1938 was dat ik op een bijeenkomst van advocaten uit Neurenberg verklaarde dat wat er hier gebeurd was, verkeerd was.; dat het verkeerd was waar het de bevolking betrof en dat het verkeerd was waar het het buitenland betrof. Ik zei toen dat iedereen die het Jodenvraagstuk kende zoals ik zou begrijpen waarom ik die actie een vergissing vond. Ik weet niet of dat destijds aan de Führer is gemeld, maar na november 1938 werd ik nooit meer uitgenodigd in het Hotel Deutscher Hof wanneer de Führer naar Neurenberg kwam. Of dat de reden was weet ik niet maar hoe dan ook heb ik deze acties in het openbaar bekritiseerd.
Dr. MARX: Er wordt door de Aanklager verondersteld dat er in 1938 een strengere behandeling van de Joden werd ingevoerd. Is dat waar en wat is de verklaring?
STREICHER: Ja, in 1938 kwam het Jodenvraagstuk in een nieuwe fase; dat wordt inderdaad aangetoond door die actie. Ik kan zelf in dit verband alleen maar zeggen dat er geen voorbereidend overleg werd gevoerd over dit onderwerp. Ik neem aan dat de Führer, impulsief als hij nu eenmaal was en spontaan handelend, waarschijnlijk op 9 novembver tegen Dr. Goebbels zei, "Zeg tegen de organisaties dat de synagogen in brand moeten worden gestoken." Zoals ik zei, een dergelijke bijeenkomst heb ik niet bijgewoond en ik weet niet wat er gebeurde om deze versnelling op gang te brengen.
Dr. MARX: Op 12 november werd het besluit uitgevaardigd op grond waarvan de Joden uit het economische leven van het land verwijderd moesten worden. Lag er een verband tussen de orders voor de demonstraties van 9 november en het daarop volgende besluit van 12 november en zou dat besluit dezelfde reden hebben gehad?
STREICHER: Nou, ik kan hier alleen maar zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat er een verband bestond. Het bevel, liever de decreten, die zulke enorme gevolgen voor het economische leven zouden hebben, kwamen uit Berlijn. Er vond geen overleg plaats. Ik herinner me geen enkele bijeenkomst van Gauleiter waar dat onderwerp werd besproken. Ik kan er geen noemen. Dat gebeurde net zo als al het andere: wij werden tevoren niet ingelicht.
Dr. MARX: Hoe kwam het dat niet u, maar medebeklaagde Rosenberg de taak kreeg zich met deze kwestie bezig te houden.
STREICHER: Rosenberg was de geestelijk vertrouweling van de Beweging, maar ik kreeg deze bijzondere taak niet, noch de organisatie van de demonstratie, noch economische taken.
Dr. MARX: Nee, we hebben het over twee verschillende dingen. Rosenberg was degene die door de leiders van de staat de taak kreeg opgedragen, zich bezig te houden, zoals dat werd genoemd, met zaken van rassenpolitiek en andere voorlichtende taken en u niet. Hoe kan dat worden verklaard? Hoe kan het worden verklaard dat u niet werd gekozen?
STREICHER: Rosenberg had, zoals hij zelf zei, de Führer al heel vroeg ontmoet en was in ieder geval, vanwege zijn kennis, intellectueel veel beter in staat deze taak over te nemen. Ikzelf wijdde mij aan meer populaire voorlichting.
De PRESIDENT: Dr. Marx, hij heeft ons verteld dat hij die taak niet gekregen heeft. Tenzij hij een of ander contact had met Rosenberg kan hij ons daar niets verder over zeggen behalve dat hij die taak niet kreeg. De rest zijn slechts opmerkingen en argumenten.
Dr. MARX: Ja.
(tot de beklaagde): Ik stel u nu de volgende vraag: werd er in 1939 een order gegeven waardoor het u verboden werd toespraken te houden?
STREICHER: Ja. In de herfst van 1939 gingen mijn vijanden zover dat de Führer, zonder het mij van te voren te vragen, via Partijlid Hess een schriftelijk bevel uitgaf waarin het mij werd verboden toespraken te houden. Er werd gedreigd met onmiddellijke arrestatie wanneer ik mij niet aan dit bevel zou houden
Dr. MARX: Is het ook juist dat er in 1938 duidelijk een poging werd gedaan om verdere publicatie van Der Stürmer te beëindigen, ik bedoel in regeringskringen?
STREICHER: Dergelijke bedoelingen bestonden wel meer en toen ook. Misschien mag ik in dit verband, en om tijd te besparen, verwijzen naar twee documenten.
De Aanklager heeft afschriften van een brief van Himmler aan Baldur von Schirach ingediend. Ik kan hier nu een simpele verklaring geven. Destijds, in 1939 waren er plannen om Der Stürmer te verbieden. Bormann had zelfs een of ander bevel daarvoor uitgegeven. Toen schreef de hoofdredacteur van Der Stürmer aan vooraanstaande leden van de Partei en vroeg hen hun mening te geven over Der Stürmer. En daarop werden er ook brieven ontvangen van Himmler en van Von Schirach. Ik denk dat er al met al 15 brieven werden ontvangen van vooraanstaande leden van de Beweging; het waren slechts vriendelijke antwoorden op een vraag.
Dr. MARX: Dat is genoeg. Is het waar dat u bij het uitbreken van de oorlog niet werd benoemd tot Wehrkreiskommissar in uw eigen Gau?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: Hoe kan dat worden verklaard?
STREICHER: Nou, misschien is dat niet zo belangrijk; zo waren de toestanden destijds nou eenmaal. Er waren bepaalde persoonlijke gevoelens et cetera; het is niet belangrijk. Hoe dan ook, ik werd geen Wehrkreiskommissar.
Dr. MARX: De Aanklager heeft gesteld dat na 1 september 1939 de vervolging van de Joden meer en meer toenam. Waar was dat aan te danken?
STREICHER: Die vraag kon alleen de Führer beantwoorden; ik kan dat niet.
Dr. MARX: Maar u denkt niet dat het iets te maken had met het uitbreken van de oorlog?
STREICHER: De Führer zei dat altijd in het openbaar, ja.
Dr. MARX: Er is een proces tegen u aangespannen voor het Oberste Parteigericht. Hoe kwam dat? Wat was het verloop en de uitkomst van dat proces?
STREICHER: Ik ben dankbaar dat ik nu de gelegenheid heb om heel kort voor het Internationaal Militaire Tribunaal iets te verklaren waarover ik tot nu toe, op grond van een Führerbefehl heb moeten zwijgen. Ik zelf heb voor het Oberste Parteigericht een proces tegen mijzelf aanhangig gemaakt om mij te verdedigen tegen mensen die mij belasterden. Ik werd ervan beschuldigd ....
De PRESIDENT: Spreekt beklaagde nu over een bevel dat Hitler gaf op grond waarvan hem een zwijgplicht werd opgelegd of heeft hij het ergens anders over?
U herinnert zich, Dr. Marx, dat bepaalde uitspraken uit het verslag zijn geschrapt. Als hij het daarover heeft lijkt het me toe dat wij er niets mee te maken hebben. Heb ik gelijk dat ik me herinner dat er iets uit het verslag is geschrapt?
Dr. MARX: Ja, dat is zo, Meneer de President, maar alleen bepaalde zaken uit het Göring rapport zijn geschrapt, alleen de passage die handelt over de affaire met de drie jonge mensen; maar al het andere is door de Aanklager behouden. De Verdediging moet daarom in staat zijn een standpunt in te nemen met betrekking tot deze punten, wanneer de Aanklager niet zegt dat hij deze punten laat vallen; in dit verband speelt het proces voor het Oberste Parteigericht hier ook een rol bij. Hij kan er een korte verklaring over afleggen.
De PRESIDENT: Goed.
Dr. MARX: Houdt u het kort.
STREICHER: Ja. Het is van belang dat ik een proces tegen mijzelf aanspande; het ging om ongeveer 10 beschuldigingen die tegen mij waren ingebracht, waaronder een kwestie die met aandelen te maken had. Er bestaat een beëdigde verklaring uit het Göring rapport waaruit blijkt dat ik schuldig ben bevonden. Mag ik hier stellen dat het proces nooit is voltooid en er geen vonnis is uitgesproken.
Dat is het antwoord op de vraag die u mij gesteld heeft.
Dr. MARX: De kwestie betreffende de aandelen, heeft dat iets te maken met aandelen van de Mars fabrieken?
STREICHER: Daar komen we later aan toe. Het was niet het belangrijkste punt.
Dr. MARX: En toen kreeg u bevel permanent op de Pleikershof te blijven? Stond u daar onder bewaking van de Gestapo en was er ook controle waar het bezoekers betrof?
STREICHER: Het is niet juist dat ik bevel kreeg op de Pleikershof te blijven. Het is wel waar dat ik mij vrijwillig terugtrok met de bedoeling om nooit meer actief te zijn in de Beweging. Het is juist dat de Gestapo mij in de gaten hield en iedere bezoeker werd naar het politiebureau meegenomen en ondervraagd over de gesprekken die hij met mij had gevoerd. Dat is een feit.
Dr. MARX: Had u gedurende uw verblijf op de Pleikershof contacten of correspondentie met leidende figuren van de Partei of de Staat?
STREICHER: Nee. Waar het vooraanstaande personen van de Beweging of de Staat betrof had ik geen enkele correspondentie met hen; daarom kon de Aanklager ook nauwelijks brieven vinden. Ik heb in brieven nooit mijn mening gegeven over het Jodenvraagstuk of andere zaken. Ik moet dan zeggen, om uw vraag juist te beantwoorden, dat ik geen correspondentie had met vooraanstaande personen van de Beweging of de Staat.
Dr. MARX: Werd u na het uitbreken van de oorlog ingelicht of op enige manier geraadpleegd over maatregelen tegen de Joden?
STREICHER: Nee.
Dr. MARX: Wat waren uw relaties met Himmler? Kende u hem eigenlijk goed? Heeft u ooit met hem gesproken over maatregelen tegen de Joden of praatte hij over voorgenomen massaexecuties van Joden?
STREICHER: Ik kende Himmler net zoals ik SA leiders of andere SA leiders kende. Ik kende hem van gezamenlijke bijeenkomsten, vergaderingen met Gauleiter enzo. Ik voerde geen enkele politieke discussie met Himmler, behalve in gezelschap wanneer hij het een of ander aanroerde, in tegenwoordigheid van anderen.
De laatste keer dat ik Himmler zag, was in Neurenberg toen hij met officieren sprak in hun mess. Wanneer dat was kan ik niet precies zeggen maar ik denk dat het kort voor de oorlog was. Ik voerde nooit gesprekken met hem over het Jodenvraagstuk. Hij was natuurlijk zelf goed ingelicht over deze kwestie. Hij had zelf een organisatie, het Schwarze Korps. En wat zijn houding tegenover mij was is iets wat ik pas ontdekte tijdens mijn verblijf op de boerderij. Er waren beschuldigingen tegen mij geüit en die bereikten hem. Er werd gezegd dat ik te humaan was tegenover Franse gevangenen. Kort daarna kreeg ik een brief van hem waarin hij mij verwijten maakte en ernstige protesten uitte. Ik gaf helemaal geen antwoord. Zonder mij vooraf te vragen of deze kritiek juist was, uitte hij een ernstige beschuldiging tegen mij en ik zeg heel eerlijk dat ik destijds het gevoel had dat ik door een arrestatie mijn vrijheid zou kunnen verliezen. Dat waren mijn relaties met Himmler.
Dr. MARX: Dat is wel genoeg.
Tijdens dit proces hebt u de namen horen noemen van Höhere SS und Polizeiführer die een hoofdrol hebben gespeeld bij de Jodenvervolging, zoals bijvoorbeeld Heyrich, Eichmann, Ohlendorf (zie Verhoor Ohlendorf) en zovoorts. Waren er contacten tussen u en die Höhere SS und Polizeiführer?
STREICHER: Ik heb de namen die u zojuist noemde hier voor het eerst tijdens een ondervraging gehoord. Ik kende die heren niet; ze kunnen mij wel eens gezien hebben maar er werden nooit gesprekken gevoerd waarbij ik en de hogere SS of SA leiders waren betrokken. Verder ben ik nooit in een van Himmler's kantoren in Berlijn geweest, of enig in Ministerie in Berlijn. Dus vonden er ook nooit gesprekken plaats.
Dr. MARX: Uit diverse artikelen in Der Stürmer heeft de Aanklager de conclusie getrokken dat u al in 1942 of 1943 op de hoogte moet zijn geweest van massaexecuties van Joden die hadden plaatsgevonden.
Wat kunt u hierop zeggen en wanneer en hoe hoorde u van de massaexecuties van Joden die in het Oosten plaatsvonden?
STREICHER: Ik was geabonneerd op een Joods weekblad dat in Zwitserland verscheen. Soms stonden er in dat blad aanwijzingen dat er iets niet in orde was en ik denk dat het eind 1943 of 1944 was – ik denk 1944 – dat er een artikel in dat Joodse blad verscheen waarin werd gezegd dat er in het Oosten – ik denk dat Polen werd genoemd – Joden in grote aantallen verdwenen. Ik verwees toen hiernaar in een artikel dat misschien later aan mij zal worden voorgelegd. Maar ik zeg heel eerlijk dat dit Joodse weekblad in Zwitserland mij geen betrouwbare bron toescheen, ik geloofde niet alles wat erin stond. Dit artikel noemde geen aantallen; er werd niet gesproken over massaexecuties, alleen maar over verdwijningen.
Dr. MARX: Bent u klaar?
STREICHER: Ja.
. Dr. MARX: Hebt u tijdens de oorlog in Der Stürmer voorstellen gedaan voor de oplossing van het Jodenvraagstuk?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: En in welk opzicht?
STREICHER: Zoals ik gisteren heb gezegd, ik vertegenwoordigde het standpunt dat het Jodenvraagstuk alleen internationaal kon worden opgelost, omdat er in alle landen Joden woonden. Om die reden publiceerden we in mijn weekblad artikelen die verwezen naar de eis van de Zionisten voor de vorming van een Joodse staat, zoals die was voorzien of was aangegeven in de Verklaring van Balfour. Er waren dus twee mogelijke oplossingen: een tijdelijke oplossing in de landen zelf door passende wetgeving en daarna de vorming van een Joodse staat.
Gedurende de oorlog, ik denk in 1941 of 1942 hadden we een ander artikel geschreven – we stonden onder censuur van Berlijn – en de censor stuurde het ontwerp terug met de opmerking dat dit artikel, waarin we Madagascar hadden voorgesteld als plaats voor de vorming van een Joodse staat niet moest worden gepubliceerd. De politieke betrekkingen met Frankrijk werden als reden gegeven voor het niet publiceren van dat artikel.
Dr. MARX: Als u had verwacht dat de kwestie door massaexecuties moest worden opgelost, had u dan dit artikel ook geschreven?
STREICHER: Destijds zou het in ieder geval nog steeds onzin zijn geweest het te publiceren.
Dr. MARX: Voelde u zich niet ongemakkelijk, de Joodse kwestie op een bevooroordeelde manier te behandelen, een manier die volledig voorbij ging aan die kwaliteiten van Joden die als groots kunnen worden omschreven?
STREICHER: Ik heb de vraag niet helemaal begrepen, misschien heb ik hem niet goed gehoord.
Dr. MARX: U kunt ervan worden beschuldigd, alleen die kwaliteiten van Joden te hebben behandeld die nadelig voor u waren terwijl u de andere kwaliteiten van het Joodse volk negeerde. Wat is uw uitleg?
STREICHER: Ik meen dat die vraag hier echt overbodig is. Het is volkomen normaal dat ik, als anti-Semitisch persoon en hoe ik het Jodenvraagstuk zag, daar op geen enkele manier in geïnteresseerd was. Misschien zag ik niet de goede kenmerken in de Joden die u en anderen wel zien. Dat Is mogelijk. Maar in elk geval was ik er niet in geïnteresseerd te onderzoeken van welke bijzondere kwaliteiten hier sprake kon zijn.
Dr. MARX: Ik dank u.
De PRESIDENT: Dit lijkt me een goed moment voor een schorsing.

Definitielijst

Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Jodenvervolging
Een door de nazi’s opgelegde actie om Joden het leven moeilijk te maken, actief te vervolgen en zelfs uit te roeien.
Mein Kampf
Boek geschreven door Hitler, waarin hij de grondslagen van het nationaal socialisme uiteenzet.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
synagoge
Joods gebedshuis.

Ochtendzitting 2

Dr. MARX: Bezocht u concentratiekampen?
STREICHER: Ja, ik ben in het concentratiekamp Dachau geweest.
Dr. MARX: Wanneer was dat?
STREICHER: Ik geloof de eerste keer toen alle Gauleiter bijeen werden geroepen. Ik denk in 1935, ik weet het niet precies, 1934 of 1935, ik weet het niet meer.
Dr. MARX: Hoe vaak bezocht u dit kamp? Er is gezegd dat u iedere vier weken in Dachau was.
STREICHER: In totaal ben ik vier keer in Dachau geweest.
Dr. MARX: Er wordt beweerd dat na ieder bezoek van u aan Dachau er Joden verdwenen.
STREICHER: Ik weet niet of er Joden verdwenen.
Dr. MARX: Waarom bezocht u Dachau zo vaak?
STREICHER: Ik ging naar Kamp Dachau om Sociaaldemocratische en Communistische functionarissen uit mijn Gau op te zoeken die daar gevangen zaten om hen aan mij te laten voorstellen. Ik koos – ik weet niet hoeveel honderden van hen ik uitkoos – maar elke keer dat ik in Dachau was koos ik er 10 of 20 uit bij wie door de politie was vastgesteld dat ze geen strafblad hadden; ik liet ze tussen de gevangenen uit halen en ieder jaar met Kerstmis liet ik ze met bussen naar Neurenberg brengen, naar het Hotel Deutscher Hof waar ik ze samenbracht met hun vrouwen en kinderen en een diner met ze had.
Ik zou het Tribunaal willen verzoeken, ten gunste van het Neurenbergs publiek, een korte uitleg te mogen geven waarom ik deze Communisten uit het kamp haalde. Door de Partei werden maatregelen tegen mij genomen omdat ik dit deed. Er gingen geruchten die niet waar zijn. Mag ik een korte uitleg geven waarom ik dit deed?
Dr. MARX: Ik zou het Tribunaal willen verzoeken dit toe te staan, Meneer de President, zodat de redenen waarom beklaagde dit deed kunnen worden vastgesteld.
De PRESIDENT: Voor zolang het kort blijft.
Dr. MARX: Houdt u het kort.
STREICHER: Wanneer ik door de straten van Neurenberg liep, kwamen er kinderen naar mij toe die zeiden: "Mijn vader zit in Dachau." Vrouwen kwamen naar mij toe en vroegen mij hun echtgenoten terug te halen. Ik kende vele van deze ambtenaren uit de tijd dat ik op revolutionaire bijeenkomsten sprak en ik kon voor deze mensen instaan. Ik weet maar van een geval waar ik het mis had bij de keus van deze mensen. Alle anderen gedroegen zich voorbeeldig. Ze hielden zich aan hun woord dat ze mij hadden gegeven. Misschien zullen mijn partijkameraden, die hier nu op de tribune zitten, nu inzien dat ik mijn land niet wilde kwetsen maar dat ik mensen goed wilde doen en dat ook deed.
Dr. MARX: Ik kom nu aan de platenboeken die bij de uitgeverij van Der Stürmer verschenen. U weet dat er twee platenboeken werden gepubliceerd, een met de titel "Traue kein Fuchs im Felde" en het andere met de titel "Der giftige Schwamm." Aanvaardt u de verantwoordelijkheid voor deze platenboeken?
STREICHER: Ja, mag ik bij wijze van samenvatting zeggen dat ik de verantwoordelijkheid aanvaard voor alles wat door mijn medewerkers is geschreven of dat in mijn uitgeverij binnenkwam.
Dr. MARX: Wie was de schrijver van deze platenboeken?
STREICHER: Het boek "Traue kein Fuchs im Felde" en "Kein Jude unterm Eide" werd gemaakt en geïllustreerd door een jonge kunstenares en zij schreef ook de tekst. De titel op het platenboek is van Dr. Martin Luther.
Het tweede platenboek werd gemaakt door de hoofdredacteur van Der Stürmer, een voormalig onderwijzer. Twee rechtszaken in Neurenberg, die hier in deze zaal behandeld werden, voor zover ik weet, waren voor mij de aanleiding voor het publiceren van deze twee boeken. Er was een ondernemer, Louis Schloss, een Jood die met jonge, nog onschuldige meisjes uit Neurenberg ....
Dr. MARX: Meneer Streicher, we willen dat nu niet horen. Mijn vraag was alleen maar wie de auteur van die platenboeken was en of u daarvoor de verantwoordelijkheid aanvaardt?
STREICHER: Het is voor het Tribunaal belangrijk, in feite goed voor hen te weten hoe het kwam dat er opeens twee platenboeken voor jonge mensen in mijn uitgeverij verschenen. Ik doe deze uitspraak geheel objectief. Ik heb het hier over rechtszaken. Er zijn hier heren, die getuige waren, die in deze rechtszaal waren en tijdens het proces aanwezig waren. Alleen dan kan men begrijpen waarom deze boeken werden gepubliceerd. Zij waren het antwoord op daden die waren gepleegd.
Dr. MARX: Ja, maar we houden ons hier alleen maar bezig met de beschuldigingen die tegen u zijn ingebracht, dat u daarmee op de geest van jonge mensen een invloed uitoefende die niet heilzaam was en waarvan aangenomen kon worden dat die bedoeld was om te vergiftigen.
STREICHER: En ik zou met mijn uitleg willen bewijzen dat we de jeugd wilden beschermen omdat dergelijke zaken in werkelijkheid waren gebeurd.
Dr. MARX: Jawel, maar jonge mensen konden het geval Schloss nauwelijks begrijpen, of een overeenkomstig geval, niet waar?
STREICHER: Het was een zaak van publieke discussie in Neurenberg en ook in heel Duitsland.
Dr. MARX: Wat mij betreft is deze vraag beantwoord, Meneer de President.
STREICHER: Maar niet voor mij als beklaagde.
De PRESIDENT: U hebt ons verteld dat die boeken werden gepubliceerd als antwoord op zaken die hier hebben plaatsgevonden. Dat is voldoende.
Dr. MARX: Beklaagde, een andere ernstige beschuldiging die de Aanklager tegen u heeft geüit is dat een bijzondere uitgave over rituele moorden door de uitgeverij van Der Stürmer werd gepubliceerd en in een nummer van Der Stürmer verscheen. Hoe kwam deze speciale uitgave tot stand en wat was de reden ervoor. Was u de auteur van die speciale uitgave?
STREICHER: Nee.
Dr. MARX: Wie was de auteur?
STREICHER: Mijn medewerker, de toenmalige hoofdredacteur, Karl Holz die nu is overleden. Maar ik aanvaard de verantwoordelijkheid.
Dr. MARX: Is het waar dat u zelfs in de jaren twintig die kwestie in Der Stürmer behandelde?
STREICHER: Ja, en in openbare toespraken.
Dr. MARX: Ja, in openbare toespraken. Waarom rakelde u in 1935 die ongetwijfeld zeer ernstige zaak op?
STREICHER: Ik zou mijn raadsman willen verzoeken geen oordeel te vellen over wat ik heb geschreven; mij te ondervragen maar geen oordeel te vellen. De Aanklager zal dat wel doen.
U hebt me gevraagd hoe die uitgave tot stand kwam. Ik zal heel kort uitleggen ....
Dr. MARX: Neemt u mij niet kwalijk, Meneer de President. Ik moet protesteren tegen het feit dat de heer Streicher hier in de loop van mijn ondervraging denkt dat hij kritiek kan hebben op de manier waarop ik mijn vragen stel. Daarom vraag ik het Hof, hierin een beslissing te nemen omdat ik anders niet in een positie ben vragen te stellen.
De PRESIDENT: U hebt uw positie al uitgelegd en het Tribunaal heeft u alle steun gegeven in uw posite. Wilt u alstublieft doorgaan?
En beklaagde, laat mij u dit zeggen: als u onbeschoft bent tegen uw raadsman of tegen het Hof zal het Tribunaal niet langer in staat zijn uw zaak op dit moment te behandelen. Behandelt u alstublieft uw raadsman en het Hof met het nodige respect.
STREICHER: Mag ik hier iets over zeggen?
De PRESIDENT: Nee, beantwoordt u de vragen alstublieft.
Dr. MARX: Ik ga nu verder met mijn vragen.
De Aanklager beschuldigt u ervan, in verband met deze rituele moorden, de kwestie zonder gedocumenteerd bewijs te hebben behandeld, door te verwijzen naar een verhaal uit de Middeleeuwen. Wat, in het kort, was uw bron?
STREICHER: De bronnen werden in die uitgave genoemd. Er werd niets geschreven zonder gelijktijdig de bronnen te noemen. Er werd verwezen naar een boek, geschreven in het Grieks door een voormalige rabbi die tot het Christendom was bekeerd. Er werd verwezen naar een publicatie van een hoge geestelijke in Milaan, een boek dat de laatste 50 jaar in Duitsland is verschenen. Zelfs onder de democratische regering maakten de Joden geen bezwaar tegen dat boek. Die uitgave over rituele moorden verwijst naar rechtbankstukken die zich in Rome bevinden, die verwijst naar stukken die hier aanwezig zijn. Er staan afbeeldingen in die aantonen dat de Kerk zich in 23 gevallen met deze kwestie heeft bezig gehouden. De Kerk heeft 23 niet-Joden heilig verklaard die op rituele wijze waren vermoord. Afbeeldingen van beelden, stenen monumenten werden als illustratie getoond; overal werd op de bron gewezen; zelfs een geval in Engeland werd genoemd en een in Kiev, Rusland. Maar in dit verband zou ik willen zeggen, zoals ik hier tegen een Joodse officier heb gezegd, dat we nooit wilden beweren dat het Jodendom nu klaar stond om rituele moorden te plegen. Maar het is een feit dat er binnen het Jodendom een secte bestaat die zich met deze moorden bezig hield en dat tot op heden is blijven doen. Ik heb mijn raadsman gevraagd bij het Hof een dossier in te dienen uit Pisek, in Tsjechoslowakije, een zeer recente zaak. Een rechtbank van beroep heeft een zaak van rituele moord bevestigd. Dus moet ik ter afsluiting zeggen .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik protesteer tegen deze verklaring, Edelachtbare. Nadat zijn raadsman heeft geweigerd houdt hij eraan vast de inhoud van een rechtbankverslag hier weer te geven. Dit is geen behoorlijke manier om beschuldigingen te uiten tegen het Joodse volk. Streicher zegt dat hij zijn raadsman vraagt het in te dienen. Zijn raadsman heeft dat blijkbaar geweigerd waarna hij nu bewijs gaat leveren over wat hij weet, in elk geval een samenvatting van de zaken die zijn raadsman heeft geweigerd in te dienen. Het lijkt mij toe dat hij, na een raadsman te hebben aangewezen om zijn zaak te behandelen, hij zijn zaak niet op een ordelijke manier wenst te presenteren en hij zou moeten worden teruggebracht naar zijn cel en iedere verdere verklaring die hij voor het Hof wil afleggen zou schriftelijk via zijn raadsman moeten worden gedaan. Dit is volkmen oneerlijk en een belediging voor het Hof.
De PRESIDENT: Dr. Marx, ik denk dat u beter door kunt gaan.
Dr. MARX: Ik zou willen zeggen dat dit de zaak wel afdoet. Het belangrijkste punt is of iemand kan zeggen dat hij het geval met gedocumenteerd bewijsmateriaal heeft behandeld. De Verdediging is in de kwestie op zich niet geïnteresseerd en volgens mijn herinnering heb ik een van de heren Aanklagers voorgesteld de hele zaak wellicht te laten vallen omdat die in werkelijkheid zo vreselijk en zo afschuwelijk is dat het beter lijkt hem niet te behandelen. Maar de beklaagde wilde alleen maar zeggen dat het slechts op basis van diverse bewijsstukken was dat hij de kwestie heeft behandeld en ik meen dat dat voldoende is; dat zou de zaak moeten afronden.
Nu, Meneer Streicher, u vervalt iedere keer weer in de fout in uw verklaringen veel te ver te gaan en zaken te bespreken die van uw kant als propaganda kunnen worden gezien. Ik zou u nu voor de laatste keer willen vragen zich te houden aan de vragen en al het andere weg te laten. Het is in uw eigen belang.
U wordt beschuldigd van diverse activiteiten in uw Gau, van Misdaden tegen de Menselijkheid, van het mishandelen van mensen in uw Gau. Zo wordt u ervan beschuldigd, een politiek gevangene, een zekere Steinruck in zijn cel te hebben opgezocht en hem te hebben afgeranseld. Is dat juist?
STREICHER: Ja.
Dr. MARX: Was Steinruck een Jood?
STREICHER: Nee.
Dr. MARX: Waarom deed u dat?
STREICHER: Steinruck had op een openbare plaats, in het bijzijn van vele getuigen vernederende opmerkingen over de Führer gemnaakt, beledigende opmerkingen. Hij was op het hoofdbureau van politie. Ik had er met de politiepresident over gesproken en hem gezegd dat ik die Steinruck wel eens wilde zien. Ik ging met mijn adjudant – in het Göring rapport staat dat een partijlid, Holz daar ook was maar dat is niet waar – ik ging met mijn adjudant naar het politiebureau. Dezelfde politiepresident, die later tegenover Göring zijn afkeur tegen mij uitsprak, nam me mee naar Steinruck's cel. We gingen de cel binnen; ik verklaar hier dat ik naar hem toe was gekomen met de bedoeling met hem te praten, normaal met hem te praten. We spraken met hem. Maar hij gedroeg zich zo laf dat het op dat moment nodig was hem aan te pakken. Ik wil hier wel zeggen dat ik dat geval betreur, ik zie het als een vergissing.
Dr. MARX: Dan wordt er beweerd dat u in augustus 1938 een redacteur, Burger, in elkaar hebt geslagen. Is dat juist?
STREICHER: Nee, dat is niet juist. Als ik hem in elkaar had geslagen zou ik dat hier zeggen. Maar ik geloof dat mijn adjudant en iemand anders een meningsverschil met hem hadden.
Dr. MARX: Wat is er met het incident in het Künstlerhaus in München?
STREICHER: Ik ging naar München, naar de herberg de Künstlerstatte of iets dergelijks. Ik werd ontvangen door de eigenaar. Toen kwam er een jongeman naar mij toe, dronken en opstandig en hij schreeuwde tegen mij. De eigenaar protesteerde en wees hem de deur. Maar de dronken jongeman kwam keer op keer terug en toen greep mijn chauffeur hem en mijn zoon hielp daarbij. Ze brachten hem in een kamer en sloegen hem in elkaar en daarna bedankte de eigenaar van de herberg mij omdat ik hem van de dronkaard had afgeholpen. En nu zou ik het Tribunaal toestemming willen vragen heel in het kort mijn positie te mogen verklaren in een geval waarvan ik denk dat de Aanklager dat ook heeft laten vallen waar ik werd beschuldigd van sadistische trekjes .......
De PRESIDENT: Beklaagde, u weet heel goed dat dat incident uit het verslag is geschrapt en niet tegen u wordt gebruikt; het is dus volkomen onnodig om daar op in te gaan. Het Tribunaal kan u daar niet over horen.
Dr. MARX: Beklaagde, uit het zogenaamde Göring rapport zou ik u een aantal punten willen noemen die door de Aanklager zijn ingebracht.
U weet dat na de actie van november 1938 in het district Frankenland Arisering van Joodse eigendommen maximaal ter hand werd genomen. Wilt u daar iets over zeggen?
STREICHER: Hier in het Göring rapport staat een verwijzing naar een uitspraak van het overleden partijlid Holz. In die verklaring wordt erop gewezen dat hij me na de actie opzocht, dat hij verslag uitbracht over de actie en ook zei dat de actie verkeerd was; hij zei verder dat nu dit eenmaal was gebeurd hij het nodig vond door te gaan en de eigendommen te Ariseren. Het Göring rapport vermeldt dat ik Holz toen zei dat dat niet kon gebeuren en dat ik er tegen was. Dan wordt verder vermeld dat Holz tegen me zei dat hij nog steeds dacht dat het goed was wanneer we dat zouden doen. We zouden daar dan de middelen uit verkrijgen om een Gauschule te stichten. Holz zegt ook dat ik zoiets zei als: "Nou Holz, als u denkt dat u het kunt doen, gaat uw gang dan en doe het."
Ik wil hier verklaren dat wat partijlid Holz zei de waarheid is. Ik was er eerst op tegen en daarna, handelend op een plotselinge ingeving die ik nu niet meer begrijp zei ik: "Nou, als u het kunt, gaat uw gang en doe het maar." Ik wil stellen dat toen ik het zei, ik helemaal niet geloofde dat het moest worden gedaan of zou worden gedaan maar het gebeurde toch. De Reichsmarschall, als Gedelegeerde voor het Vierjarenplan uitte later in Berlijn zijn mening daarover en wees het scherp af. Pas toen ontdekte ik hoe Holz die Arisering precies had gedaan. Ik had een gesprek met hem, raakte in een ernstig verschil van mening en onze vriendschappelijke betrekkingen werden toen afgebroken. Holz meldde zich vrijwillig bij een tankeenheid, ging naar het front en trad af als plaatsvervanger. Ik ging van Berlijn terug naar Neurenberg en later verscheen daar een inspecteur van politie, die door de Reichsmarschall in zijn hoedanigheid van Gedelegeerde voor het Vierjarenplan was gestuurd. Hij meldde zich bij mij en vroeg of ik een onderzoek naar de hele zaak zou toestaan en ik zei dat ik een onderzoek zou toejuichen. Toen vond het onderzoek plaats. De Arisering werd teruggedraaid en er werd vastgesteld dat Holz er geen materieel voordeel uit had behaald. Arisering werd toen door de Staat overgenomen, teruggedraaid en overgenomen. Ik zeg eerlijk dat ik in die zaak tenminste schuldig ben aan nalatigheid.
Dr. MARX: Wist u dat de bedragen die werden betaald voor de Arisering van huizen en grond slechts ongeveer 20 % of minder van de waarde vertegenwoordigden?
STREICHER: Holz had me weken lang al niet opgezocht. Hij had de Arisering binnen het DAF uitgevoerd met de deskundige daar. Pas later in Berlijn, tijdens de bijeenkomst die de Reichsmarschall hield, kwam ik achter de ware feiten; en zo ontstond het meningsverschil en de breuk tussen Holz en mij omdat ik de methode waarmee de Arisering was uitgevoerd, moest afkeuren.
Dr. MARX: U wordt er verder van beschuldigd, aandelen te hebben gehad in de Mars fabriek in Neurenberg, verkregen tegen een uitzonderlijk lage prijs met het doel uzelf te verrijken en tijdens deze aanschaf abnormale druk te hebben uitgeoefend op de eigenaar van deze aandelen.
STREICHER: Er staat in het Göring rapport letterlijk dat ik instructie had gegeven en ergens anders dat ik bevel had gegeven dat de aandelen Mars voor mij zouden worden aangeschaft. Ik verklaar hier dat ik niemand instructie of bevel heb gegeven om die aandelen aan te schaffen. Het hele geval was als volgt: De directeur van mijn uitgeverij, die volmacht had omdat ik persoonlijk in al die jaren nooit de moeite nam mij met financiële of zakelijke aangelegenheden te bemoeien, hij kon doen wat hij wilde. Op een dag kwam hij met mijn adjudant bij me. Ik weet nu niet meer of het mijn adjudant of de directeur van mijn uitgeverij was die het eerste sprak. Mij werd het volgende verteld: Er had een advocaat gebeld die had gezegd dat de aandelen Mars tegen een zeer gunstige prijs werden aangeboden. De directeur van mijn uitgeverij vroeg of ik erin toestemde. Ik zei dat ik in mijn hele leven nog nooit aandelen had bezeten, dat ik me nooit bemoeide met de financiële zaken van mijn uitgeverij. Als hij dacht dat de aandelen konden worden aangeschaft, dan moest hij dat doen. De aandelen werden aangeschaft. Het was de ernstigste inbreuk op mijn vertrouwen, ooit gepleegd door een partijkameraad of werknemer. Na korte tijd bleek, of liever, mij werd verteld hoe deze aandelen waren verkregen. Ik ontdekte dat de eigenaar was bedreigd. Toen ik er achter kwam onder welke voorwaarden die aankoop was gedaan, gaf ik direct bevel de aandelen terug te geven. In het Göring rapport wordt vermeld dat die teruggave ook werkelijk plaatsvond. Onder de in beslag genomen dossiers van mijn uitgeverij bevindt zich een officiële verklaring die aantoont dat die aandelen waren teruggegeven.
In dit verband mag ik misschien opmerken dat mijn uitgeverij tot aan het einde van de oorlog was gehuisvest in een gehuurd pand. Ten tijde van de Arisering werd ik benaderd met het plan dat een geAriseerd pand zou worden bemachtigd voor mijn uitgeverij. Ik weigerde dat. Ik verklaar hier tenslotte dat ik geen Joodse eigendommen in bezit heb.
Toen in 1938 die demonstraties plaatsvonden, waren er juwelen in het Gauhaus binnengebracht. Deze juwelen werden aan de politie overgedragen. Een man, drager van het Ehrenparteiabzeichen, werd veroordeeld tot 6 jaar dwangarbeid omdat hij zijn geliefde een ring en nog een juweel uit die partij had gegeven. Maar ik mag er misschien dit aan toevoegen: De schuld van de drager van dit partijembleem ligt misschien bij degene die het bevel gaf: "Ga de huizen van Joden binnen." Die man, zover ik hem kende, was altijd beschaafd geweest. Vanwege dat bevel kwam hij in een positie waarin hij een misdaad beging.
Ik ben klaar met wat ik wilde zeggen.
Dr. MARX: Is het niet waar dat de beweringen, gedaan door de directeur van de uitgeverij, Fink voor het Parteigericht en ook daarvoor, bij een ondervraging door de politie, op de belangrijke punten afwijken van uw huidige uitspraken?
STREICHER: Het hele geval was dat Fink, de directeur van de uitgeverij, op het politiebureau werd ontboden en ondervraagd. De commissaris van politie was geïnteresseerd in het verhoor want hij was vele jaren een vriend van mij en mijn familie geweest. Fink keerde zeer opgewonden van het verhoor terug. Hij beende voor mij op en neer en riep: "Ik ben bedreigd, ik heb verklaringen afgelegd die niet waar zijn. Ik ben een smeerlap. Ik ben een misdadiger." Mijn chauffeur was getuige van dat incident. Ik kalmeerde hem en zei: "Ik ben ook eens opgeroepen voor een verhoor. Ik ben zelfs een keer gevangen gezet. Ik wil u de gelegenheid geven .....
De PRESIDENT: Is het nodig om in deze kwestie op zulke details in te gaan?
Dr. MARX: Neemt u mij niet kwalijk, Meneer de President, misschien is dit nodig want in dit rapport wordt melding gemaakt van de getuigenis van Fink en er wordt geprobeerd hiermee te bewijzen dat de uitleg, gegeven door beklaagde Streicher onjuist is, dat hij bevel gaf om deze aandelen te kopen, wellicht onder druk en dat hij erin toestemde waar hij er nu tegenin brengt dat hij niet wist dat deze aandelen moesten worden gekocht tegen zo'n lage prijs of dat er chantage moest worden gepleegd. Als dat als vanzelfsprekend wordt aangenomen kunnen we de zaak natuurlijk afsluiten.
De PRESIDENT: Dat is wat hij al heeft gezegd. Hij heeft dat heel duidelijk gezegd, niet waar? Ik suggereerde alleen maar dat het niet nodig was in deze kwestie op zulke details in te gaan.
Dr. MARX: Beklaagde, het kan van belang zijn te melden hoe de groei van Der Stürmer is geweest vanaf 1933, waar het de oplage betreft. Geeft u ons een korte uitleg over de oplage van Der Stürmer en dan zal ik u een andere vraag stellen.
STREICHER: Der Stürmer verscheen in 1923 in octavo formaat en had in het begin een oplage van 2.000 tot 3.000 stuks. In de loop der tijd groeide de oplage naar 10.000. Destijds – eigenlijk tot 1933 – verscheen Der Stürmer alleen in Neurenberg, in mijn Gau en misschien ook in zuid-Beieren. De uitgever was een boekhandelaar en hij werkte eerst met een man, daarna met twee. Dat is het bewijs dat de oplage in feite erg klein was.
In 1933 – maar dit zeg ik onder voorbehoud want het kan zijn dat de uitgever mij niet altijd de juiste oplagecijfers gaf en ik had geen schriftelijk contract met hem – ik zeg onder voorbehoud dat in 1933 de oplage 25.000 bedroeg.
In 1935 stierf de uitgever en de oplage was destijds meen ik 40.000. Daarna nam een deskundige de uitgeverij over en bracht Der Stürmer in heel Duitsland uit. De oplage nam daardoor toe tot 100.000 en groeide uit tot 600.000. Die wisselde, nam af en liep tijdens de oorlog sterk terug; ik kan het niet precies zeggen maar ik meen dat de oplage toen 150.000 tot 200.000 bedroeg.
Dr. MARX: U zei dat die nieuwe man de verspreiding uitbreidde tot over heel Duitsland. Werd het partijapparaat hiervoor gebruikt en werden er geen fabrieken en andere instellingen – het DAF bijvoorbeeld – gebruikt om de oplage geforceerd te doen groeien?
STREICHER: Wel, de houding van de Partei werd verkondigd in een brief die naar alle Gaue werd gestuurd, ondertekend door Bormann. Daarin werd er uitdrukkelijk op gewezen dat Der Stürmer geen partijorgaan was en met de Partei niets te maken had. Daarop zagen diverse Gauleiter hierin aanleiding om bevel te geven dat Der Stürmer in hun Gau niet meer mocht verschijnen. Nu is het duidelijk dat er binnen de organisaties partijleden waren die vanuit hun idealisme of om andere redenen er aan werkten om de oplage van Der Stürmer te vergroten. Ikzelf heb echter noch schriftelijk, noch mondeling ooit aan enige partijafdeling bevel gegeven Der Stürmer te ondersteunen.
Dr. MARX: Meneer Streicher, zelfs voor 1933 bent u bij diverse gelegenheden in aanraking geweest met justitie, zowel vanwege uw artikelen als vanwege uw houding in Der Stürmer. Kunt u ons een korte uitleg geven hoe vaak dat gebeurde en welke gevolgen dat voor u had?
STREICHER: Hoe vaak? Dat kan ik nu niet precies zeggen, maar het was erg vaak. Ik kreeg regelmatig een dagvaarding. U vroeg me naar de gevolgen. Ik heb vaak in de gevangenis gezeten maar ik kan met trots zeggen dat in het vonnis herhaaldelijk werd vermeld: "een onomkoopbare fanaticus in de waarheid."
Dat was het gevolg van mijn activiteiten als spreker en als schrijver, maar misschien is het belangrijk het volgende toe te voegen: ik ben nooit aangeklaagd voor misdaden, maar alleen vanwege mijn anti-Semitische activiteiten; en de aanklacht werd ingediend door een organisatie van Joodse burgers. De voorzitter diende herhaaldelijk een aanklacht in wanneer we ons in een toespraak vergisten en ons dus zo bloot stelden aan vervolging op basis van de toen bestaande regels en wetten. Maar misschien mag ik er hier ook op wijzen dat de Joodse Justizrat, Dr. Sussheim, de Openbaar Aanklager hier in deze zaal voor het hof heeft verklaard: "Heren Rechters, hij is onze onverbiddelijke vijand maar hij is een fanaticus voor de waarheid. Wat hij doet, doet hij met overtuiging, hij is er eerlijk over."
De PRESIDENT: In welke jaren zat u regelmatig in de gevangenis?
STREICHER: Dat was natuurlijk voor 1933. De eerste keer ging ik naar de gevangenis in Landsberg omdat ik deel had genomen aan de Hitler Putsch. Daarna werd ik veroordeeld tot drie en een halve maand celstraf in Neurenberg, waar ik nu ben. Daarna kreeg ik drie maanden ....
De PRESIDENT: U hoeft zich te vermoeien met details.
STREICHER: Dat wil zeggen, voor 1933 kreeg ik regelmatig gevangenisstraf of een boete.
Dr. MARX: Meneer de President, het Göring rapport maakt ook melding van het feit dat beklaagde Strecher persoonlijk belang stelde in Joodse fabrieken, vermoedelijk om er enig kapitaal uit te verkrijgen. Ik ben echter van mening dat niet van belang is deze punten te behandelen. Het zelfde geldt voor het feit dat het huis aan het Meer van Konstanz werd verkocht en aan wie. Ik weet niet of beklaagde hier verklaringen over zou moeten afleggen. Naar mijn mening is er geen aanleiding om hem hierover vragen te stellen.
De PRESIDENT: Ik denk dat u het kunt laten liggen en afwachten of het bij het kruisverhoor ter sprake komt, als dat zo is dan kunt u hem nogmaals verhoren.
Dr. MARX: Ja, zeker.
Meneer de President, hiermee eindig ik mijn vragen aan beklaagde.

De PRESIDENT: Wil een van de verdedigende raadslieden vragen stellen aan de beklaagde?
(er komt geen antwoord.)
De Aanklager?
LUITENANT KOLONEL J. M. G. GRIFFITH-JONES (raadsman namens het Verenigd Koninkrijk): Met welnemen van het Tribunaal.
Toen u in 1922 uw Beweging aan Hitler overdroeg, kende u toen zijn beleid en wat het beleid van de Nazi Partij moest worden?
STREICHER: Het beleid? Alleereerst zou ik willen zeggen nee. Destijds kon men het niet over dingen hebben die zelfs niet eens als gedachte bestonden. Het beleid van toen was een nieuw geloof te kweken voor het Duitse volk, een geloof dat chaos en ordeloosheid zou ontkennen en de terugkeer naar een nieuwe orde te weeg brengen.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Mag ik aannemen dat u binnen een korte periode het beleid kende, het beleid volgens het partijprogramma en volgens Mein Kampf?
STREICHER: Ik had geen partijprogramma nodig. Ik geef eerlijk toe dat ik het niet eens in zijn geheel heb gelezen. Destijds waren programma's niet belangrijk, maar massabijeenkomsten ....
De PRESIDENT: Dat is geen antwoord op de vraag. De vraag was of u, kort na 1922 het beleid kende zoals aangegeven in het partijprogramma en in Mein Kampf.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: U wist, niet waar, dat het beleid ook inhield de Anschluss met Oostenrijk. Kunt u dat met ja of nee beantwoorden?
STREICHER: Er was nooit sprake van Oostenrijk. Ik herinner me niet dat de Führer ooit over het feit sprak dat Oostenrijk moest worden geannexeerd.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wil alleen maar dat u mijn vragen beantwoordt. Mijn vraag was: wist u dat het beleid van de Führer inhield de inlijving van Oostenrijk bij Duitsland? Ik begrijp dat uw antwoord nee was. Is dat juist?
STREICHER: Dat hij de bedoeling had? Nee, dat wist ik niet.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Wist u dat het zijn bedoeling was Tsjechoslowakjie in te nemen of tenminste het Sudetenland?
STREICHER: Nee.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Wist u dat vanaf het begin in Mein Kampf zijn uiteindelijke doel Lebensraum was?
STREICHER: Wat ik in Mein Kampf heb gelezen is in rood gemarkeerd. Het boek is in beslag genomen. Ik heb alleen dat gelezen. Ik heb alleen maar gelezen wat het Jodenvraagstuk betrof; iets anders heb ik niet gelezen. Echter, dat wij het doel hadden Lebensraum te scheppen spreekt voor zich. Ikzelf heb mij ook ten doel gesteld op een of andere manier bij te dragen aan het verschaffen van een toekomst voor de overvloed aan kinderen.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Goed. Mag ik aannemen dat u in de jaren 1922 en 1923 als redacteur en eigenaar van Der Stürmer en vanaf 1925 als Gauleiter deed wat u kon om de Nazi partij aan de macht te brengen?
STREICHER: Ja, dat spreekt voor zich.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: En na 1933 voerde u voortdurend propaganda namens de Nazi partij en ondersteunde u het beleid?
STREICHER: Ja.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Niet alleen met betrekking tot het Jodenvraagstuk maar ook op het gebied van buitenlandse politiek?
STREICHER: Nee, dat is niet juist. In Der Stürmer staat geen enkel artikel dat handelt over buitenlands beleid. Ik wijdde mij uitsluitend aan ....
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Dat is genoeg. Ik ga niet veel tijd besteden aan deze kwestie. Maar ik zou u willen vragen te kijken naar document D-802.
Edelachtbare, dit is een nieuw bewijsstuk.
De PRESIDENT: Wat wordt dat?
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Bewijsstuk GB-327.
Edelachtbare, het spijt mij maar wij zijn het document even kwijt. Misschien mag ik een uittreksel voorlezen.
(tot de beklaagde): Laat mij u een uittreksel voorlezen dat u schreef in Der Stürmer van maart 1938, direct na de Anschluss met Oostenrijk. Ik wil dat u mij zegt of u wel of niet het Nazi beleid met betrekking tot Oostentijk bepleit:
"Onze Heer zorgt ervoor dat de macht van de Joden niet tot in de hemel zelf reikt. Wat een paar dagen geleden nog een droom was, is nu werkelijkheid. De zusternatie Oostenrijk is teruggekeerd: Heim ins Reich."
En dan, een paar regels verder naar beneden:
"We gaan grootse tijden binnen, een Groot-Duitsland zonder Joden."
Zegt u dat u daar geen propaganda voert ten gunste van het Nazi beleid?
STREICHER: Ik hield me niet bezig met propaganda politiek want Oostenrijk was al geannexeerd. Ik verwelkomde het feit. Ik hoefde er verder geen propaganda over te voeren.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Goed. Misschien wilt u mij vertellen wat u bedoelt met het Groot-Germanië waarnaar u streeft. Naar welk Groot-Germanië streefde u in maart 1938, een Germanië groter dan het was na de Anschluss met Oostenrijk?
STREICHER: Een Groot-Germanië, een woongebied waarin alle Germanen, Duits sprekende volkeren, mensen met Germaans bloed samen kunnen leven.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Begrijp ik dat u Lebensraum bepleit, een groter gebied dat nog niet in het bezit was van Duitsland?
STREICHER: Nee, eerst niet. Eerst was het simpel een kwestie van Oostenrijk en Duitsland. De Oostenrijkers zijn Germanen en horen dus bij een Groot-Germanië.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Dat betwist ik niet. Ik vraag u nogmaals, wat bedoelde u met het Groot-Germanië dat u in maart 1938 nastreefde?
STREICHER: Dat heb ik al uitgelegd, een Germanië waarin al diegenen kunnen leven en samenwerken die Duits spreken en Germaans bloed hebben.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u kijken naar document D-818, dat wordt bewijsstuk GB-328. Misschien kan ik doorgaan. Stuurde u persoonlijk in november 1938, na München een telegram aan Konrad Henlein, de leider van de SudentenDuitse partij?
STREICHER: Als dat hier staat, is het waar. Ik herinner het me niet.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Laat mij uw herinnering opfrissen over wat u zei: "Zonder uw moedige voorbereidende werk zou die grootse taak niet zijn geslaagd."
Bepleit u daar het beleid en voert u propaganda ter ondersteuning van de Nazi partij?
STREICHER: Ik moet u nogmaals vragen, wilt u alstublieft uw vraag herhalen?
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Ik vraag u of dat telegram – dat u aan Konrad Henlein stuurde en in uw krant zette onder een foto van die heer – ik vraag u of dat wel of geen propaganda was ter ondersteuning van het Nazi beleid, het buitenlands beleid van de Nazis?
STREICHER: Ik moet hierop hetzelfde zeggen wat ik eerder zei. Dat was een telegram ter begroeting, als dank. Ik hoefde geen propaganda meer te voeren want de Overeenkomst van München was al gesloten.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Ik leg het u voor en ik laat het hierbij. Ik leg aan u voor dat u gedurende de jaren 1933 tot 1944 of 1945 alles deed wat u kon om het beleid van de regering te steunen, zowel in het binnenland als met betrekking tot buitenlandse zaken.
STREICHER: Zover mogelijk, binnen mijn werkterrein, ja.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wil nu overgaan op het Jodenvraagstuk. Mag ik u herinneren aan de toespraak die u op 1 aptril 1933 hield, de dag van de boycot?

Edelachtbare, dit staat in het originele documentenboek, document M-33. Het is nog niet eerder ingediend. Het wordt nu bewijsstuk GB-329. Het staat in het documentenboek op pagina 15, in het originele documentenboek dat het Tribunaal heeft.
(tot de beklaagde): Ik geef u nu het documentenboek. Als u het origineel wilt inzien kunt u dat te allen tijde doen.
(het documentenboek wordt aan beklaagde overhandigd) "14 jaar lang hebben we tegen het Duitse volk geroepen: Duitse bevolking, leer uw ware vijand kennen en 14 jaar geleden hebben de Duitse Filistijnen geluisterd en toen verklaard dat wij haat tegen religie predikten. Vandaag is de Duitse bevolking ontwaakt; zelfs over de hele wereld is er sprake van de eeuwige Jood. Nooit is er sinds het begin van de wereld en het ontstaan van de mensheid een natie geweest die durfde te strijden tegen dat volk van bloedzuigers en uitbuiters dat zich duizend jaar lang over de hele wereld heeft verspreid."
En dan ga ik naar de laatste regel van de volgende alinea:
"Het werd aan onze Beweging overgelaten de eeuwige Jood als massamoordenaar te ontmaskeren."
Is het waar dat u 14 jaar lang in Duitsland hebt herhaald: "Duitse bevolking, leer uw ware vijand kennen"?
STREICHER: Ik stel allereerst dat wat u mij hier gegeven hebt daar niets mee te maken heeft. U hebt me een artikel gegeven ....
De PRESIDENT: Er is u een vraag gesteld. Er wordt u gevraagd of het waar is of u 14 jaar lang in Duitsland hebt herhaald: "Leer uw ware vijand kennen." Is dat waar?
STREICHER: Ja.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: En, door dat te doen, is het waar dat u haat tegen religie predikte?
STREICHER: Nee.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u kijken naar .....
STREICHER: Wordt het mij toegestaan een verklaring af te leggen over dit antwoord? In mijn weekblad Der Stürmer heb ik herhaaldelijk gesteld dat de Joden voor mij geen religieuze groepering waren maar een ras, een volk.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: En denkt u door hen bloedzuigers te noemen, een volk van bloedzuigers en uitbuiters, denkt u niet dat dat haat predikt?
STREICHER: Neemt u mij niet kwalijk, ik heb u niet begrepen.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: U kunt hen een ras of een volk noemen, wat u wilt, maar u zei op 1 april 1933 niet dat zij een volk waren van bloedzuigers en uitbuiters. Noemt u dat niet het prediken van haat?
STREICHER: Dat is een uitspraak, het uitdrukken van een overtuiging die bewezen kan worden op basis van historische feiten.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Begrijp me, ik vroeg u niet of het een feit was. Ik vraag u of u dat het prediken van haat noemt. Uw antwoord is ja of nee.
STREICHER: Nee, dat is geen prediking van haat; slechts een vaststelling van feiten.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u in dat laatste document – M-33 - twee pagina's verder kijken en ziet u de vierde alinea vanaf het einde van het uittreksel? Dat is pagina 17 van het documentenboek:
"Zo lang ik aan het hoofd van de strijd sta, zal deze strijd zo eerlijk worden gevoerd dat de eeuwige Jood er geen vreugde aan zal beleven."
STREICHER: Dat heb ik geschreven, dat was waar.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: En u was, niet waar, een van diegenen die werkelijk aan het hoofd van de strijd stonden en bleven staan?
STREICHER: Stond ik aan het hoofd? Daar ben ik een te bescheiden man voor. Maar ik verklaar wel dat ik mijn overtuiging en mijn kennis duidelijk en onweerlegbaar heb uitgesproken.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Waarom zei u dat zo lang u aan het hoofd ervan stond, de Jood er geen plezier aan zou beleven?
STREICHER: Omdat ik mijzelf beschouw als iemand die door de Voorzienigheid in een positie is geplaatst om de bevolking over de Joodse kwestie voor te lichten.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: En "voorlichten" – is dat een ander woord voor "vervolging?" Bedoelt u met voorlichting vervolging?
STREICHER: Dat heb ik niet begrepen.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Bedoelt u met voorlichting het woord vervolging? Is dat het waarom de Jood er geen plezier aan zou beleven, aan uw voorlichting?
STREICHER: Ik verzoek de vraag te laten herhalen.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Ik kan hem u laten zien en we zullen de vraag net zo luid laten herhalen als u wilt. Bedoelt u met voorlichting het woord vervolging? Hoort u dat?
STREICHER: Ik hoor voorlichting en productie (persecution vs production. Vert.). Met voorlichting bedoel ik iemand anders iets vertellen wat hij nog niet weet.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Daar zullen we niet mee doorgaan. U weet toch dat beginnend met de boycot die u in 1933 zelf leidde, de Joden daarna in de loop der jaren hun stemrecht werd ontnomen, Joden geen openbare functies mochten bekleden, uitgesloten werden van bepaalde beroepen; er werden in 1938 demonstaties tegen hen gehouden, daarna werd hen een boete van 1 miljard mark opgelegd, ze werden gedwongen een gele Davidsster te dragen, ze hadden hun eigen zitplaatsen en hun huizen en ondernemingen werden hen afgenomen. Noemt u dat voorlichting?
STREICHER: Dat heeft niets te maken met wat ik heb geschreven, heeft er niets mee te maken. Ik heb die bevelen niet gegeven. Ik heb die wetten niet gemaakt. Mij werd niet gevraagd wanneer die wetten werden voorbereid. Ik had niets te maken met die wetten en regels.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: Maar terwijl die wetten werden afgekondigd, juichte u die toe en u bleef de Joden misbruiken en vragen om meer en meer wetten uit te vaardigen; is dat geen feit?
STREICHER: Ik verzoek u mij te zeggen welke wet ik toejuichte.
LT. KOL. GRIFFITH-JONES: U hebt het Tribunaal gisteren verteld, niet waar dat u dacht verantwoordelijk te zijn voor de Neurenberger Wetten die u jarenlang had bepleit voordat ze van kracht werden; is dat geen feit?
STREICHER: De Neurenberger Wetten? Die heb ik niet gemaakt, ik ben er van tevoren niet naar gevraagd en ik heb ze niet ondertekend. Maar ik verklaar hier dat deze wetten dezelfde zijn als die welke de Joden zelf hebben. Het is de grootste en meest belangrijke stuk wetgeving dat een moderne staat ooit heeft gemaakt voor zijn bescherming.
De PRESIDENT: Ik denk dat het tijd is voor een schorsing.
(de zitting wordt verdaagd tot 14:00 uur.

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Gau
Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
Gauleiter
Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
Groot-Duitsland
Een Duitsland met zodanige grenzen dat alle Duitssprekenden binnen die grenzen kunnen wonen. Streven van de Nazi-partij.
Lebensraum
Nazi-term waarmee werd aan gegeven dat het overbevolkte Duitsland nieuwe gebieden (levensruimte) nodig had om te kunnen bestaan.
Mein Kampf
Boek geschreven door Hitler, waarin hij de grondslagen van het nationaal socialisme uiteenzet.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
Vierjarenplan
Duits economisch plan dat gericht was op alle sectoren van de economie waarbij de vastgestelde productiedoelen in 4 jaar gehaald moeten worden.

Middagzitting 1

SIR DAVID MAXWELL-FYFE (plaatsvervangend hoofdaanklager namens het Verenigd Koninkrijk): Edelachtbare, ik vraag me af of het Tribunaal zo vriendelijk zou willen zijn een half uur tijd vrij te maken voor het bespreken van de documenten van beklaagde Von Schirach. We zijn klaar om op elk moment dat het Tribunaal dat wenst, enkele uitstaande punten op te helderen.
De PRESIDENT: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: (tot de beklaagde): Ik wil u nu een paar vragen stellen over de rol die u speelde bij de diverse acties tegen de Joden tussen 1933 en 1939.
Wilt u kijken naar document M-6 op pagina 20 van het documentenboek dat voor u ligt, pagina 22 in het Engelse documentenboek dat het Tribunaal heeft. Het is pagina 20 in het Duitse documentenboek, M-6, dat is al bewijsstuk GB-170.
Nu wil ik even teruggaan naar wat u zei over de Neurenberger Wetten. U hebt ons vanmorgen verteld dat u dacht, toen ze eenmaal waren afgekondigd, dat dat al de "Endlösung der Judenfrage" was. Wilt u kijken naar de alinea in het midden van de pagina die begint met: "Echter, tot diegenen die geloven .... "
"Echter, tot diegenen die geloven dat het Jodenvraagstuk nu definitief is opgelost en de kwestie voor Duitsland dus is afgedaan door de Neurenberger Wetten, zij gezegd dat de strijd voortgaat – het wereldwijde Jodendom zorgt daar in elk geval zelf voor – en we zullen alleen maar zegevierend uit deze strijd tevoorschijn komen als ieder lid van de Duitse bevolking weet dat het om zijn naakte bestaan gaat. De voorlichtende arbeid die door de Partei wordt gedaan lijkt me vandaag noodzakelijker dan ooit, hoewel veel partijleden schijnen te denken dat deze kwesties niet langer reëel of dringend zijn.
STREICHER: Ja, dat heb ik geschreven.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wat bedoelt u wanneer u zegt: "De strijd gaat voort," wanneer u het Joodse probleem al hebt opgelost door het uitvaardigen van de Neurenberger Wetten?
STREICHER: Ik heb vandaag al gezegd dat ik vond dat het Jodenvraagstuk opgelost moest worden, allereerst in eigen land en daarna in samenwerking met andere landen. Dus "de strijd duurt voort" betekent dat binnen de Internationale Anti-Semitische Unie, die ik had opgericht en waarin vertegenwoordigers van alle landen zaten, de vraag werd besproken wat er vanuit internationaal oogpunt gedaan kon worden om het Jodenvraagstuk definitief op te lossen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Moeten we het dus zo begrijpen dat alles wat u na 1936 schreef en zei in verband stond met een internationaal probleem en niets te maken had met de Joden in Duitsland als zodanig?
STREICHER: Ja, voornamelijk internationaal, natuurlijk.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Laat me u wijzen op een punt halverwege de volgende alinea "Het voorlichtende werk van Der Stürmer gedurende 15 jaar heeft al een miljoenenleger van degenen die het weten naar het Nationaalsocialisme geleid." Is dat zo?
STREICHER: Dat is correct.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ziet u, u vertelde het Tribunaal vanochtend dat tot aan 1933 en ook daarna, de oplage van uw weekblad erg klein was. Is het echt waar dat door uw werk van 15 jaar lang een miljoenenleger naar het Nationaalsocialisme is geleid?
STREICHER: Ik heb vandaag gezegd dat vanaf het moment waarop de pers gelijkgeschakeld werd, zich 3.000 kranten hebben gewijd aan voorlichting over de Joodse kwestie. Er bestonden naast Der Stürmer 3.000 andere kranten.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed. U hoeft niet verder te gaan. Laat me die alinea even uitlezen: "Het voortdurende werk van Der Stürmer zal bijdragen aan de verzekering dat iedere Duitser, tot de laatste man aan toe, zich van ganser harte zal voegen bij de gelederen waarvan het doel is de kop van die Pan-Juda draak te vermorzelen.
Wacht even, laat me de vraag stellen. Er staat hier niets over een internationaal probleem. U richt zich tot het Duitse volk, niet waar?
STREICHER: In dat artikel? Ja. En als dat artikel in het buitenland was gelezen, dan ook tot het buitenland. Wat betreft de opmerking over het vermorzelen van de kop van die draak, dat is een bijbelse uitdrukking.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Zullen we het nu even hebben over de afbraak van de synagoge in Neurenberg op 10 augustus 1938 waarover u ons hebt verteld. Wilt u pagina 41 opslaan van het boek dat u voor u hebt, pagina 42 van het boek dat het Tribunaal heeft.
Nu hebben we uw uitleg over de sloop van die synagoge gehoord. De Fränkische Tageszeitung van 11 augustus meldt dit: "In Neurenberg wordt de synagoge afgebroken. Julius Streicher zelf gaf het startschot voor dit werk met een toespraak die meer dan anderhalf uur duurde."
Sprak u op 10 augustus 1938 de inwoners van Neurenberg gedurende anderhalf uur toe over de architectonische waarde van hun stad?
STREICHER: Ik weet niet meer tot in bijzonderheden wat ik zei maar ik verwijs u naar wat u heeft gezegd en wat u belangrijk vindt. Er was een bijkantoor van het Ministerie van Propaganda in Neurenberg. De jonge Regierungsrat hield iedere dag een persconferentie met de redacteuren en destijds vertelde hij de redacteuren tijdens een persconferentie dat Streicher zou spreken, dat de synagoge zou worden gesloopt en dat dit geheim gehouden moest worden.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik vroeg u of u die anderhalf uur sprak over de architectonische schoonheden of over de Joden? Is dat u wat ons vertelt?
STREICHER: Dat natuurlijk ook.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Op die persconferentie waarnaar u verwees – u hebt ongetwijfeld het document gezien, het is pagina 40 in het documentenboek van het Tribunaal – herinnert u zich dat er was geregeld dat het schouwspel groots opgezet zou moeten worden, het schouwspel van de sloop van de synagoge? Wat was de bedoeling om van de sloop van de synagoge zo'n groot spektakel te maken?
STREICHER: Ik was slechts de spreker. Waar u hier op doelt werd gedaan door de vertegenwoordiger van het Ministerie van Propaganda maar ik had er geen bezwaar tegen, als u dat wilt aannemen, laat me het zo stellen dat ik er natuurlijk voor geweest zou zijn om er een groot spektakel van te maken als mij daarom zou zijn gevraagd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Laat mij u nu iets vragen over de demonstraties die volgden in november van dat jaar – Edelachtbare , ik verwijs naar pagina 43 van het documentenboek, pagina 42 van het Duitse – wat ik begreep hebt u ons verteld dat u die demonstraties afkeurde en dat die plaatsvonden zonder uw medeweten of voorkennis. Is dat juist, ja of nee?
STREICHER: Ja, dat is juist.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wil u alleen herinneren aan wat u de volgende dag zei, 10 november. Dit is een verslag van wat er gebeurde:
"In Neurenberg en Fürth demonstreerde de menigte tegen een bende Joodse moordenaars. Deze duurden tot in de vroege morgenuren."
Ik ga nu naar het einde van die alinea:
"Na middernacht was de opwinding van het publiek op zijn hoogtepunt en een grote massa trok naar de synagoges in Neurenberg en Fürth en stak deze twee Joodse gebouwen in brand waar de moord op Duitsers was gepredikt." Dit is nu wat u zei – het staat op pagina 44 van het documentenboek, Edelachtbare:
"Vanaf de wieg wordt de Jood niet opgevoed zoals wij: "Gij zult uw naaste liefhebben als u zelf," of "wanneer iemand u op de linkerwang slaat, keer hem dan uw rechter toe." Nee. Hem wordt verteld: "Met een niet-Jood kunt u doen wat u wilt." Hem wordt zelfs geleerd dat het afslachten van niet-Jood God genadig stemt. 20 jaar lang hebben we hier in Der Stürmer over geschreven. 20 jaar lang hebben we het over de hele wereld verkondigd en we hebben miljoenen de waarheid laten zien."
Klinkt dat alsof u de demonstraties afkeurde die de avond ervoor waren gehouden?
STREICHER: Allereerst moet ik stellen dat het verslag, waaruit u een deel voorleest, in een krant verscheen. Ik kan er dus niet voor verantwoordelijk worden gehouden. Als iemand schreef dat een deel van de bevolking zich tegen die moordenaarsbende keerde is dat in overeenstemming met het bevel uit Berlijn; naar buiten toe werd die actie omschreven als een spontane actie van de bevolking ....
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Dat is geen antwoord op mijn vraag. Klinkt de passage die ik u zonet heb voorgelezen alsof u de demonstraties afkeurde die de avond ervoor waren gehouden?
Klinkt dat zo of niet?
STREICHER: Ik was tegen die demonstraties.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik lees verder:
"Maar wij weten dat er onder ons mensen zijn die medelijden hebben met de Joden, mensen die het niet waard zijn in onze stad te wonen, die het niet waard zijn tot het volk te behoren waarvan u een trots onderdeel bent."
Waarom zou het voor mensen nodig zijn geweest, medelijden te hebben met de Joden wanneer u – en de Nazipartij – hen vervolgden?
STREICHER: Ik heb er vandaag al op gewezen dat ik na deze demonstratie gedwongen was in het openbaar opmerkingen te maken en te zeggen dat men niet zo'n medelijden moest hebben. Ik wilde hiermee bewijzen dat het geen spontane actie van het volk was; met andere woorden: het spreekt niet tegen mij maar juist voor mij. De bevolking was, net als ik, tegen deze demonstratie en ik vond dat ik geen aanleiding had om de openbare mening te beïnvloeden tot een punt waarop men wellicht deze actie als niet al te ernstig kon beschouwen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Maar waarom, als u er tegen was en de bevolking was er tegen, zou het dan niet uw plicht zijn geweest te proberen hen over te halen zodat ze voor dit soort zaken zouden zijn? Waarom was u erop tegen en waarom probeerde u hen op te zetten tegen de Joden?
STREICHER: Ik begrijp niet wat u bedoelt.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik begrijp dat u zei dat u tegen deze demonstraties was en dat de mensen ook tegen die demonstraties waren; dat het daarom uw plicht was hen op te stoken en hen de demonstraties te laten steunen nadat ze waren gehouden. Waarom zou dat uw plicht geweest zijn?
STREICHER: Vandaag kan men misschien zeggen dat dit of dat mijn plicht was, maar men moet rekening houden met de tijden – de verwarring die er heerste – dat het nemen van een snelle beslissing, die men in deze rechtszaal wellicht zou moeten nemen, geheel onmogelijk was. Wat gebeurd is is gebeurd. Ik was ertegen en het publiek ook. Wat er elders over werd geschreven werd om tactische redenen gedaan.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed. Was u voorstander van het Ariseren van Joodse huizen en bedrijven? Was u daarvoor of keurde u die zaak af?
STREICHER: Ik heb dat vandaag al uitgebreid beantwoord in verband met een verklaring van partijkameraad Holz. Ik heb gezegd en ik herhaal dat mijn plaatsvervanger bij me kwam ....
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Stop even, ik wens geen toespraak. Ik stelde u een vraag die u met ja of nee kunt beantwoorden. Stemde u wel of niet in met het stelsel van het Ariseren van Joodse bedrijven en huizen?
STREICHER: Dat kan men niet snel met ja of nee beantwoorden. Ik heb het vandaag duidelijk gemaakt en u moet mij toestaan het uit te leggen zodat er geen misverstand ontstaat. Mijn partijkameraad ....
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik sta u niet toe het te herhalen. Ik ga door als u niet bereid bent die vraag te beantwoorden. Het Tribunaal heeft het gehoord en ik ga verder.
STREICHER: Ik wil er zeker antwoord op geven. Nadat mijn partijkameraden ....
De PRESIDENT: Beklaagde .......
STREICHER: Nadat mijn partijkameraden ....
De PRESIDENT: U hebt geweigerd de vraag correct te beantwoorden, een vraag die u bevestigend of ontkennend kunt beantwoorden. Keurde u het goed of af? Daar kunt u antwoord op geven en dan kunt u het later uitleggen.
STREICHER: Persoonlijk was ik tegen Arisering. Toen Holz dat herhaalde, en als reden gaf dat de huizen behoorlijk beschadigd waren en zo, dat we er het materiaal voor een Gauschule uit konden halen, zei ik: "Goed, als u het kunt doen, gaat uw gang."
Ik heb vandaag al gezegd dat het onzorgvuldigheid van mijn kant was.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Er werden in Neurenberg en in Frankenland in werkelijkheid een groot aantal Joodse bedrijven en huizen geariseerd, niet waar?
STREICHER: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u even naar een nieuw bewijsstuk kijken, document D-835, dat wordt bewijsstuk GB-330. Dit is een lijst – het is een origineel document – een lijst van Joodse bezittingen in Neurenberg en Fürth die geariseerd zijn. Hebt u die lijst of iets dergelijks al eerder gezien?
STREICHER: Nee.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Nou, neemt u van mij aan dat die lijst de adressen van ongeveer 800 bezittingen in Neurenberg en Fürth vermeldt die van Joden zijn afgenomen en overgedragen aan Ariërs. Bent u het ermee eens dat het om minstens 800 huizen in uw stad gaat die zijn geariseerd?
STREICHER: Ik ken de bijzonderheden niet maar ik moet iets vaststellen: ik weet niet – is dat het officiële document? Ik heb vandaag al verklaard dat mijn partijkameraad Holz met de Arisering begonnen is. Dat werd door Berlijn teruggedraaid. Toen werd de Arisering door de staat uitgevoerd. Ik had er ook hier geen enkele invloed op, dus was het mijn zaak niet. Deze Arisering, het onteigenen van Joods bezit, was door Berlijn bevolen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: U zei vanmorgen dat u geabonneerd was op een weekblad, het Israelitisches Wochenblatt; is dat juist?
STREICHER: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Vanaf wanneer was u geabonneerd op die krant?
STREICHER: Wat zei u?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Op welke datum nam u een abonnement op die krant?
STREICHER: Dat weet ik niet.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Nou, ik twijfel er niet aan of u kunt het Tribunaal dat bij benadering vertellen. Bent u vanaf 1933 op die krant geabonneerd geweest?
STREICHER: Nou, ik denk niet dat ik iedere uitgave heb gelezen, want ik reisde erg veel.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: U was, zoals ik denk dat vermeld staat in het verzoek aan uw vrouw om bewijs te leveren, dat u een regelmatig lezer was, niet waar?
STREICHER: Mijn vrienden, de redacteuren en ik lazen die krant om de beurt.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Mag ik zeggen dat door u en uw redacteuren – ik zeg niet dat elke uitgave werd gelezen – de krant vanaf 1933 regelmatig werd gelezen, is dat logisch?
STREICHER: Regelmatig kunt u niet zeggen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Een groot aantal exemplaren waarop u geabonneerd was en die regelmatig naar u toe werden gezonden, werden die door u of door uw redacteuren gelezen?
STREICHER: Zeker.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wil nu even overgaan op iets anders. Ik wil heel duidelijk zijn tegenover u.
Dr. MARX: Meneer de President, ik zou de aandacht van het Tribunaal willen vestigen op het feit dat het document dat zonet gepresenteerd is, "In beslaggenomen eigendommen en gebouwen", als kop heeft: "Afdeling Arisering van Woningen, Neurenberg." Dat kan niets anders betekenen dan dat het document afkomstig is van van de officiële afdeling die later werd opgericht voor de in beslagname van dergelijke gebouwen. Maar dit document kan in geen geval als bewijs dienen dat we te hier maken hebben met gebouwen die na 9 november door Holz zijn geariseerd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik aanvaard dat dat het geval kan zijn.
Dr. MARX: Ik zou daarom willen vragen dat de desbetreffende correctie wordt gemaakt.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Als ik het mis had door te zeggen dat deze bezittingen werden geariseerd, zou ik dan niet gelijk hebben wanneer ik zeg dat die lijst met eigendommen is opgesteld door de Afdeling Arisering in Neurenberg met het doel die later te ariseren? Zou dat een juiste voorstelling van zaken zijn?
STREICHER: Nee.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik zal niet verder op die kwestie ingaan.
Ik wil duidelijk maken wat ik aan u voorleg. Ik stel dat u vanaf 1939 het Duitse volk hebt aangezet tot moord en dat u het feit van de moord op het Joodse ras aanvaardde. Begrijpt u dat?
STREICHER: Dat is niet waar.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ongetwijfeld zult u zeggen dat het niet waar is. Ik wilde alleen maar duidelijk maken wat mijn suggestie gaat worden.
Ik wil nu dat u een pakket bekijkt dat u zal worden gegeven, uittreksels uit Der Stürmer. U kunt indien u dat wenst de originelen inzien die bij het Hof aanwezig zijn, maar we kunnen tijd winnen wanneer we de documentenboeken gebruiken.
Wilt u nu pagina 3-A opslaan. Voor het gemak zijn alle pagina's in deze bundel gemerkt met een A om ze te onderscheiden van de pagina's in het originele documentenboek.
De PRESIDENT: Zijn die allemaal als bewijsmateriaal ingebracht?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Momenteel is er geen een ingebracht als bewijsmateriaal. Het is voor mij misschien het gemakkelijkst als ik aan het einde alle documenten samen indien, tenzij het Tribunaal of beklaagde enig exemplaar wenst in te zien. Ik zal ze nummers geven wanneer ik eraan toekom.
Wilt u pagina 3-A van de bundel opslaan, document D-809, dat wordt bewijsstuk GB-331:
"De Joodse kwestie is nog niet opgelost en zal ook nog niet zijn opgelost wanneer op een goede dag de laatste Jood Duitsland zal hebben verlaten. Slechts wanneer het Jodendom wereldwijd is uitgeroeid, zal het probleem zijn opgelost."
Was u daarmee bezig wanneer u zegt dat u aan een wereldwijde oplossing voor dit probleem werkte, uitroeiing van het Jodendom in de wereld?
STREICHER: Als u dat verstaat onder uitroeiing. Dat werd destijds geschreven door mijn hoofdredacteur. Hij zegt dat de Joodse kwestie nog niet zal zijn opgelost als de laatste Jood Duitsland zal hebben verlaten. En als hij opeens zegt dat alleen wanneer het wereldwijde Jodendom zal zijn uitgeroeid, dat dan het probleem zal zijn opgelost, dan heeft hij zeker bedoeld dat de macht van het wereldwijde Jodendom moet worden uitgeroeid. Maar mijn partijkameraad Holz dacht niet aan massamoord, of de mogelijkheid van massamoord.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het Duitse woord dat hier is gebruikt, luidt; vernichtet, niet waar? Kijk maar op uw afschrift. "Vernichtet" betekent in dit verband uitroeien.
STREICHER: Vandaag de dag, terugkijkend, zou u dat zo kunnen uitleggen, maar toen niet.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed, we zullen geen tijd verspillen want we moeten er nog een groot aantal doornemen. Dat was in januari toen u dat schreef, april 1939, document D-810, Bewijsstuk GB-332; ik verwijs slechts naar de laatste twee regels. Dit is een artikel, alweer door uw hoofdredacteur:
"Dan zullen misschien hun graven verkondigen dat dit moorddadige en misdadige volk eindelijk zijn verdiende loon heeft gekregen."
Wat bedoelt u daar met "graven"? Bedoelde u hen uit te sluiten van wereldse zaken?
STREICHER: Dit is de eerste keer dat ik dit artikel heb gezien. Dat is de meningsuiting van een man die waarschijnlijk vooruit keek en met woorden speelde; maar zover ik hem kende en zover we de Jodenkwestie bespraken was er geen sprake van massale uitroeiing; we dachten daar niet eens aan. Het was misschien zijn wens – ik weet het niet – maar in elk geval is dat de manier waarop het toevallig werd geschreven.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed, slaat u maar om naar mei 1939, documnent D-811, bewijsstuk GB-333. Ik citeer de laatste zes regels: "Er moet een strafexpeditie komen tegen de Joden in Rusland." Dit speelde zich natuurlijk af voor de inval in Rusland:
"Er moet een strafexpeditie komen tegen de Joden in Rusland, een strafexpeditie die hen hetzelfde lot zal doen ondergaan wat iedere moordenaar en misdadiger moet ondergaan, een doodvonnis en executie. De Joden in Rusland moeten worden afgemaakt. Ze moeten totaal worden uitgeroeid. Dan zal de wereld zien dat het einde van de Joden ook betekent het einde van het Bolsjewisme."
STREICHER: Wie heeft dat artikel geschreven?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het is in uw Stürmer gepubliceerd. We kunnen er achter komen als dat nodig is. Het is niet door u geschreven maar het is in uw Stürmer gepubliceerd; u hebt het Tribunaal gezegd dat u de verantwoordelijkheid aanvaardt voor alles wat er in die krant geschreven werd.
STREICHER: Goed, ik aanvaard de verantwoordelijkheid maar ik wil ook hier stellen dat het de eigen mening is van een man die in mei 1939 niet kon hebben vermoed dat uit het niets – want we hadden geen soldaten – een kruistocht tegen Rusland kon worden begonnen. Dit is een theoretische en zeer sterke uitdrukking van die anti-Semitische persoon.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Al wat ik u hierover vraag is: bepleit dat artikel niet de moord op Joden, zo niet, wat bepleit het dan wel?
STREICHER: Ik zou het hele artikel moeten lezen zodat ik kan zeggen welke motieven er bestonden om zoiets te schrijven. Ik vraag u daarom het hele artikel openbaar te maken. Dan kan men zich een juiste mening vormen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We gaan maar verder. We zullen geen tijd verknoeien tenzij u echt het hele artikel wilt zien.
Edelachtbare, wellicht wordt het mij toegestaan deze documenten als bewijs in te dienen. Zoals u kunt zien is dit een pakket uittreksels uit Der Stürmer.
Dr. MARX: Meneer de President, met welnemen van het Tribunaal, ik zou de volgende uitspraken willen doen: Er zijn hier een aantal uittreksels uit Der Stürmer genoemd die voor het eerst zijn voorgelegd. Sommige ervan zijn artikelen die niet door beklaagde persoonlijk zijn geschreven. Sommige zijn ondertekend door Hiemer en sommige door Holz, die bijzonder radicaal was in zijn wijze van schrijven en er worden passages aangehaald die wellicht uit hun verband zijn gerukt. Ik moet daarom verzoeken dat mij de gelegenheid wordt geboden samen met beklaagde Streicher deze uittreksels door te nemen. Anders zou hij misschien de conclusie kunnen trekken dat zijn verdediging te moeilijk voor hem wordt en dat het hem onmogelijk wordt gemaakt zich op passende wijze voor te bereiden.
De PRESIDENT: Dr. Marx, u krijgt de gelegenheid om deze diverse uittreksels na te kijken en dan zult u in staat zijn om zonodig iedere passage in te brengen die een verklaring voor die uittreksels is. Dat is een kwestie die al vele malen aan de raadsheren voor de verdediging is uitgelegd.
Kolonel Griffith-Jones, zijn er geen bepaalde uittreksels die door beklaagde zijn geschreven of ondertekend?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Met uw toestemming, Edelachtbare zal ik naar sommige ervan verwijzen maar omdat ik niet naar allemaal hoef te verwijzen zou ik willen voorstellen ze allemaal in te dienen en zonodig het Tribunaal achteraf de nummers ervan te laten weten om tijd te winnen.
De PRESIDENT: Ja, zeker.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik dien het hele pakket in als bewijsmateriaal en zal niet naar allemaal verwijzen.
De PRESIDENT: Dan kunt u ons later de nummers noemen?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Als dat gemakkelijker is voor het Hof?
De PRESIDENT: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wel het Tribunaal zal bij het doornemen van dit pakket zien, vanaf de eerste pagina, ik denk 3-A tot 25-A, dat er diverse uittreksels zijn die tussen januari 1939 en januari 1941 ofwel door uzelf zijn geschreven of door leden van uw staf.
Begrijp ik dat u nu zegt, in uw getuigenis te hebben gezegd dat u nooit hebt geweten dat in de Oostelijke gebieden de Joden bij duizenden, bij miljoenen werden uitgeroeid. Hebt u dat nooit geweten?
STREICHER: Nee.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wat ik uit uw getuigenis van vanmorgen over het Israelitisches Wochenblatt heb begrepen, hebt u dit gezegd, zoals ik het heb opgeschreven:
"Soms bevatte die krant aanwijzingen dat er niets in orde was. Later in 1943 verscheen er een artikel dat meldde dat er massa's Joden verdwenen maar het artikel noemde geen aantallen en meldde niets over moordpartijen."
Zegt u echt dat die exemplaren van het Israelitisches Wochenblatt, die u en uw redacteuren lazen, niets anders bevatten dan een aanwijzing voor verdwijning zonder aantallen te noemen of een aanwijzing voor moord? Is dat wat u het Tribunaal vertelt?
STREICHER: Ja, daar blijf ik bij, zeker.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wil dat u nu dat pakket neemt en voor u houdt. Het is een pakket uittreksels uit het Israelitische Wochenblatt van juli 1941 tot aan het einde van de oorlog. Het Tribunaal zal zien wat een waarheidsfanaticus in werkelijkheid zegt.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd.)
Edelachtbare, voor het gemak is dit pakket gemerkt met B.
(tot de beklaagde): Wilt u op de eerste pagina kijken. Dit is een artikel van 11 juli 1941. "Er zijn in Polen gedurende de laatste jaren ongeveer 40.000 Joden gestorven. De ziekenhuizen liggen overvol."
U hoeft nu nog niet verder te bladeren, beklaagde. We komen er gauw genoeg aan toe.
Hebt u toevallig die zin gelezen in het nummer van 11 juli 1941?
STREICHER: Nee.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u pagina 3 opslaan, 3-B? In november 1941: "Er komt zeer slecht nieuws uit de Oekraïne. Er worden duizenden gestorven Joden betreurd waaronder veel van de Gallisische Joden die Hongarije zijn uitgezet."
Hebt u dat gelezen?
STREICHER: Dat kan zijn. Er staat dat er duizenden Joden worden betreurd. Dat is geen bewijs dat er miljoenen zijn omgebracht. Er zijn geen bijzonderheden over hoe die aan hun eind kwamen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Als dat de uitleg is die u ons wilt laten aanvaarden laten we het hierbij.
Gaat u maar verder naar de laatste pagina. 12 december 1941, een maand later:
"Volgens informatie die ons uit diverse bronnen heeft bereikt zouden er duizenden Joden – men spreekt zelfs over vele duizenden – in Odessa zijn geëxecuteerd" – en zo verder. "Overeenkomstige rapporten bereiken ons uit Kiev en andere Russische steden."
Hebt u dat gelezen?
STREICHER: Dat weet ik niet en als ik dat had gelezen zou dat niets veranderen. Dat is geen bewijs.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Maar u hebt het Tribunaal toch verteld, niet waar, dat er niets stond behalve aanwijzingen over verdwijningen. Toont dat niet aan dat u niet de waarheid vertelde toen u deze uittreksels las?
STREICHER: Mag ik in dat geval het volgende zeggen? Toen de oorlog begon ontvingen we niet langer het Israelitisches Wochenblatt. Gedurende de latere jaren kon men dit blad alleen nog maar via de politie krijgen. Tegen het einde kregen we die krant Duitsland in door smokkel. Bij een gelegenheid vroegen we de politie om ons te voorzien van buitenlandse kranten en dit weekblad en ons werd gezegd dat dat niet mogelijk was. Maar we kregen ze niettemin. Wat ik hiermee bedoel te zeggen is dat ik niet elk nummer gelezen heb. De nummers die ik wel gelezen heb, werden op mijn boerderij in beslag genomen. Wat hier onderstreept is, is door mij gelezen of door mijn hoofdredacteur. Ik kan daarom niet garanderen dat ik ieder nummer heb gelezen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Nee, dat begrijp ik en daarom hebben we er een groot aantal van. Ziet u, we hebben uittreksels van zowat iedere week, maand over een perioe van 3 jaar.
Ik zou willen dat u pagina 30-A opslaat van het A pakket. Ik wil dat u ziet wat u schreef na te hebben gehoord of gelezen, in elk geval nadat die uitgave van het Israelitisches Wochenblatt verschenen was. Dit is een hoofdartikel door u zelf:
"Als het gevaar van voortplanting van die Godsvervloeking in dat Joodse bloed eindelijk tot een einde moet komen, dan staat er maar een weg open – de uitroeiing van dat volk dat de duivel als vader heeft."
En is het woord dat u hier gebruikt, "Ausrottung," uitroeien?
STREICHER: Allereerst zou ik willen vragen of dit nummer bij mijn raadsman bekend is en of de vertaling juist is?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Dat geeft niet. Hij heeft hier afschriften van en hij zal in staat zijn uw belangen te verdedigen. We onderzoeken alleen maar de waarheid van het bewijs dat u hebt gegeven.
Vertelt u mij, is dat uitroeien. Betekent dat het vermoorden van Joden. Wat kan het anders betekenen?
STREICHER: Dat hangt van het verband af. In dat geval wil ik dat u het hele artikel voorleest.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wel, als er iets in de rest van dat artikel staat dat gunstig is voor u dan heeft uw raadsman de gelegenheid het artikel in te zien en kan hij het aan het Tribunaal voorleggen. Ik kan u verzekeren dat de rest van uw artikelen over het algemeen nadelig voor uw zaak zijn.
STREICHER: Toen dat artikel verscheen hadden er al geruime tijd massamoorden plaatsgevonden.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed, we zullen hier niet te lang mee doorgaan.
Als u wilt kijken naar pakket B, het pakket uittreksels uit het Israelitisches Wochenblatt....
De PRESIDENT: Ik denk dat u zijn aandacht moet vestigen op de datum, op pagina 30-A.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik ben u zeer verplicht, Edelachtbare.
(tot de beklaagde): 25 december 1941.
Als u in pakket B kijkt zult u een aantal uittreksels vinden van pagina A tot 21.
Ik zou nu graag willen dat u naar pagina 24 kijkt, van pakket B.
STREICHER: Pagina 24?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ja, pagina 24. Dat is een artikel dat verscheen in het Israelitisches Wochenblatt van 27 november 1942. Ik vroeg me af of u dit gelezen heeft: "Op het Zionistencongres in Zwitserland deed de vertegenwoordiger van het Joodse Bureau in Genève verslag over het Europese Jodendom ...... Het aantal slachtoffers loopt in de miljoenen. Als de huidige toestand blijft voortbestaan en het Duitse beleid wordt uitgevoerd, moet er rekening mee worden gehouden dat er in plaats van 6 of 7 miljoen Joden in Europa er nog maar 2 miljoen over zullen zijn."
Dan de laatste drie regels van het uittreksel:
"De Joden die daar waren werden voor het grootste deel gedeporteerd naar een beruchte onbekende bestemming verder naar het Oosten. Aan het einde van deze winter zal het aantal slachtoffers 4 miljoen bedragen."
Noemt u dat een aanwijzing voor het verdwijnen van Joden uit het Oosten?
STREICHER: Ik kan me niet herinneren dat ooit te hebben gelezen maar ik wil wel zeggen dat als ik het had gelezen het niet zou hebben geloofd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Nou ja, laat ons weer teruggaaan naar pakket A en naar het artikel kijken dat u op 17 december 1942 schreef. Het is pagina 34-A. Dit is een artikel met de paraaf STR; ik neem dus aan dat u het hebt geschreven.
"De Londense krant, The Times van 16 september 1942 publiceerde een ....
STREICHER: Ik heb het nog niet hgevonden.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Pagina 34-A.
STREICHER: Een moment.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Zoekt u het voor hem op. De kop luidt: "Oog om oog, tand on tand."
"De Londense krant The Times van 16 september 1942 publiceerde een verklaring die unaniem was aangenomen door de Raad van Britse Joden. Deze verklaring drukt de bedroefdheid en de afschuw uit van de Anglo-Joodse gemeenschap over de ongehoorde wreedheden die door Duitsland en haar bondgenoten tegen de Europese Joden worden begaan, die slechts een ding ten doel hadden: het in koelen bloede uitroeien van de Joodse bevolking van Europa."
Nu moet u daar in de Times over hebben gelezen omdat u het zegt.
STREICHER: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: "Vreemd hoe de Joden van de Anglo-Joodse gemeenschap ineens hun oren spitsen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak waarschuwde de Führer van de Duitse natie de Joodse oorlogsophitsers ervoor, de wereld niet nogmaals in een bloedbad te dompelen. Sinds die tijd heeft de Duitse Führer gewaarschuwd en keer op keer voorspeld dat de Tweede Wereldoorlog, begonnen door het wereldwijde Jodendom, noodzakelijkerwijs moet leiden tot de vernietiging van het Jodendom. Ook in zijn laatste toespraak herinnerde de Führer nogmaals aan zijn voorspellingen."
Hebt u dat geschreven?
STREICHER: Ja, maar het is maar een citaat. Het verwijst naar een voorspelling door de Führer waarvan niemand kon zeggen wat die in feite betekende.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed dan.
Als u zelfs dat niet hebt gelezen of het Israelitisches Wochenblatt, hebt u dan ooit gehoord over de verklaring van de Verenigde Naties die werd uitgegeven op 17 december 1942?
(het document wordt aan beklaagde overhandigd).
Herinnert u zich daarover gehoord te hebben? U schijnt de Times te hebben gelezen; u schijnt enkele nummers van het Israelitisches Wochenblatt te hebben gelezen. Misschien hebt u over deze verklaring gehoord die gelijktijdig werd uitgegeven in Londen, Washington en Moskou met instemming en steun van alle Geallieerde naties en Dominions. Ik zal hem u voorlezen en zien of u het zich herinnert.
"De aandacht van de regeringen van België, Tsjechoslowakije, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen, de Sovjet Unie, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Joegoslavië en ook van het Frans Nationaal Comitë werd gevestigd op vele rapporten uit Europa dat de Duitse autoriteiten, niet tevreden met het ontnemen van de meest elementaire mensenrechten van personen van Joodse afkomst in alle gebieden waarover zij hun barbaarse controle uitoefenen, nu Hitler's vaak herhaalde intentie, de Joodse bevolking van Europa uit te roeien, ten uitvoer brengen."
"Uit alle bezette gebieden worden de Joden onder de meest gruwelijke en wrede omstandigheden afgevoerd naar het Oosten. In Polen, dat in het belangrijkste slachthuis van de Nazis is veranderd, worden uit de door de Duitse bezetter opgerichte getto's stelselmatig alle Joden afgevoerd, op enkele hooggeschoolde werkers na die nodig zijn voor de oorlogsindustrie. Van diegenen die zijn afgevoerd wordt nooit meer iets vernomen. De lichamelijk geschikten werken zich in werkkampen langzaam aan dood. De zieken laat men verrekken door onderkoeling of uithongering of worden met opzet in massaexecuties vermoord."
"Het aantal slachtoffers van deze bloedige wreedheden wordt geschat op vele honderdduizenden totaal onschuldige mannen, vrouwen en kinderen.
"De hiervoor genoemde regeringen en het Franse Nationale Comité veroordelen in de sterkst mogelijke termen dit beestachtige beleid van koelbloedige uitroeiing. Zij verklaren dat dergelijke gebeurtenissen alleen maar de wil van alle vrijheidslievendse mensen kan versterken om deze barbaarse Hitleriaanse tirannie omver te werpen. Zij bevestigen hun plechtige besluit dat degenen die verantwoordelijk zijn voor deze misdaden hun straf niet zullen ontlopen en tot dit doel de nodige practische maatregelen met klem te zullen doorvoeren."
Hebt u ooit van deze verklaring gehoord?
STREICHER: Dat weet ik niet, maar als ik erover zou hebben gehoord, dan zou ik het volgende moeten zeggen: Na de machtsovername publiceerde de buitenlandse pers zoveel verhalen over wreedheden die slechts geruchten bleken te zijn dat ik geen enkele reden had iets als dit te geloven; er wordt hier ook geen enkele melding van gemaakt dat er miljoenen Joden werden vermoord.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ziet u, het is niet allemaal uit de lucht gegrepen. U zei dat u geen reden had om het te geloven; maar uw Israelitisches Wochenblatt, waarop u was geabonneerd, zei precies het zelfde.
Wilt u pagina 26-B van pakket B opslaan? Dat is verklaring van de Verenigde Naties van 17 december 1942. Kijkt u nu eens wat het Israelitisches Wochenblatt op de 18de schrijft. En hier citeer ik de tweede alinea:
"Destijds noemde de Poolse regering in Londen een aantal van 700.000 geëxecuteerde Joden. De Berlijnse radio verklaarde hierop dat deze rapporten niet waar waren maar gaf toe dat er in Polen Joden geëxecuteerd hadden moeten worden omdat zij sabotagedaden hadden gepleegd."
Dan de laatste alinea:
"Tot aan september 1942," schrijft de Daily Telegraph, "hebben in Duitsland en in de door de As bezette landen 2 miljoen Joden het leven verloren en er moet voor worden gevreesd dat het aantal slachtoffers tegen het einde van het jaar verdubbeld zal zijn."
Hebt u dat artikel toevallig gelezen?
STREICHER: Ik kan me niet herinneren het te hebben gelezen maar ik zou het niet hebben geloofd als ik het wel had gelezen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ziet u, er is nog een artikel in diezelfde krant van 23 december, in dezelfde bewoordingen; en nog een op 8 januari. Kijk maar wat er op 8 januari staat:
"De Poolse regering in Londen heeft een nieuwe verklaring uitgegeven waarin staat dat in alle informatie die is ontvangen wordt toegegeven dat een/derde van de ongeveer 3 miljoen Joden het leven heeft verloren." Hebt u dat gelezen?
STREICHER: Ik weet het niet maar ik moet herhalen, ik zou het niet hebben geloofd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Laten we nu eens zien wat u schreef op 28 januari. Kijk naar 35-A van uw eigen pakket; 35-A. Kijk maar eens wat uw hoofdredacteur, de getuige die u meen ik gaat oproepen, Hiemer – kijk maar eens wat hij allereerst te zeggen heeft:
"Maar ook het getto, dat vandaag in bijna alle Europese landen opnieuw is gesticht, is maar een tussenoplossing want de eens ontwaakte mensheid zal niet alleen het gettoprobleem oplossen maar de Joodse kwestie in zijn totaliteit. Er zal een tijd komen waarin aan de huidige eisen van de Joden wordt voldaan. Het getto zal zijn verdwenen en daarmee het Jodendom."
Waar doelt hij op, als hij niet doelt op massamoord, moord op het Joodse ras?
STREICHER: Dat was een uiting van zijn mening, zijn overtuiging. Die overuiging moet op dezelfde manier worden verstaan als iets dat een Joods auteur in Amerika in zijn boek schreef. Erich Kauffmann schreef dat Duitse mannen, die in staat zijn kinderen te verwekken moesten worden gecastreerd en op die manier moest het Duitse volk worden uitgeroeid. Het was in die tijd dat Hiemer zijn artikel schreef en ik moet zeggen dat de zeer strenge toon van Der Stürmer destijds te wijten was aan dat boek uit Amerika.
De ondervragende officieren weten – en mijn advocaat ook – dat ik er herhaaldelijk op heb gewezen dat dat boek ingebracht moest worden. Het stond in de Völkische Beobachter.
Als in Amerika een auteur genaamd Erich Kauffmann in het openbaar kan eisen dat alle mannen in Duitsland die in staat zijn kinderen te verwekken gecastreerd moeten worden met als doel het Duitse volk uit te roeien dan zeg ik: oog om oog, tand om tand. Dat is een literaire, theoretische kwestie.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed. Ik weet zeker dat we uw uitleg hebben gehoord. Laten we eens kijken wat u te zeggen heeft over uw eigen artikel op dezelfde datum. Ik citeer uit het midden van de volgende alinea:
"Maar nu, in het vierde jaar van de oorlog, begint het wereldwijde Jodendom in retrospectieve beschouwingen te begrijpen dat het lot van de Joden werkelijkheid wordt door toedoen van het Duite Nationaalsocialisme."
Wat bedoelde u daarmee? Misschien moet ik voor een citaat een eindje terug gaan, naar het begin:
"Toen bij het uitbreken van de oorlog het wereldwijde Jodendom zich weer begon te ontpoppen als oorlogsophitsers, verkondigde Adolf Hitler vanuit de Reichstag aan de wereld dat de Wereldoorlog die door de Joden was begonnen zou eindigen met de zelfvernietiging van het Jodendom. Deze profetie was de eerste waarschuwing. Hij werd met gehoon door de Joden ontvangen, net als alle volgende waarschuwingen."
En dan gaat u verder met:
"Maar nu, in het vierde jaar van de oorlog, begint het wereldwijde Jodendom in retrospectieve beschouwingen te begrijpen dat het lot van de Joden werkelijkheid wordt door toedoen van het Duite Nationaalsocialisme."
Wat bedoelde u daarmee?
STREICHER: Wat zegt u?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wat bedoelt u met te zeggen: het lot van de Joden wordt werkelijkheid door toedoen van het Duite Nationaalsocialisme."? Hoe bedoelt u dat het Nationaalsocialisme het lot van de Joden tot werkelijkheid maakt?
STREICHER: Het Nationaalsocialisme kon het lot van de Joden niet tot werkelijkheid maken, dat wil zeggen, een oplossing vinden omdat de Führer de hand van het lot doorkruiste. Dat was geen oplossing.
Tijdens een verhoor heb ik erop gewezen dat ik, die persoonlijk een totale oplossing wenste, vanaf het begin er op tegen ben geweest, de Joodse kwestie op te lossen door middel van pogroms. Als ik heb gezegd dat het lot van het Jodendom door het Nationaalsocialisme tot werkelijkheid gemaakt kon worden, dan wilde ik daarmee zeggen dat de wereld door het Nationaalsocialisme kennis zou opdoen en de bewustwording dat het Jodenvraagstuk internationaal moest worden opgelost.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Laten we maar verder gaan.
"Hetgeen de Führer van het Duitse volk aan de wereld als profetie heeft verkondigd wordt nu met niet aflatende onvermijdelijkheid werkelijkheid. Het wereldwijde Jodendom, dat grote winsten wilde behalen met het bloed van de strijdende landen beweegt zich met grote stappen naar zijn uitroeiing."
En hier gebruikt u weer het woord Ausrottung.
Betekent dit precies hoe het klinkt, alsof u met de realisering die u nastreefde de wereld waarschuwde voor het Jodendom? Wat bedoelt u daarmee?" " ..... beweegt zich met grote stappen naar zijn uitroeiing." Ausrottung. Wat bedoelde u daarmee?
STREICHER: Dat is een waarschuwing. De Führer deed een voorspelling; niemand kon die voorspelling correct uitleggen. Die voorspelling werd niet alleen in dit artikel aangehaald maar in nog 10 andere. Keer op keer verwezen we naar die voorspellingen, waarvan de eerste in 1929 was gedaan. Vandaag weten we wat de Führer wilde zeggen, toen wisten we dat niet. En ik beken heel openlijk dat wij met dit citaat de wereld wilden waarschuwen tegen het Jodendom: "Tegenover hun dreigement, dit dreigement."
Om mijzelf dus te verdedigen mag ik in dit verband opmerken dat de auteur, Dr. Emil Ludwig Kohn, die Duitsland had verlaten en naar Frankrijk was verhuisd, in 1934 in de krant Le Fanal had geschreven: "Hitler wenst geen oorlog maar hij wordt ertoe gedwongen. Engeland heeft het laatste woord." Zo .....
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We hebben het nu niet over de oorlog. We hebben het over de uitroeiing van, de massamoord op de Joden door het Nationaalsocialisme. Daar hebben we het over. Laat me verder lezen:
"Toen Adolf Hitler 20 jaar geleden voor het Duitse volk trad om hen de Nationaalsocialistische eisen te presenteren die de weg naar de toekomst wezen, deed hij ook de belofte die de ernstigste gevolgen zou hebben: het bevrijden van de wereld van zijn Joodse kwelgeesten. Hoe geweldig is het om te weten dat deze grote man en leider zijn beloften nakomt met daadwerkelijke actie. Het zal de grootste daad in de geschiedenis der mensheid zijn."
Zegt u dat u geen propaganda voert voor het beleid van massa uitroeiing dat de Nazi regering van plan was uit te voeren?
STREICHER: Wij hadden ook persvrijheid net als in democratische landen. Elke schrijver wist van de voorspelling die misschien later uit bleek te komen, en kon erover schrijven. Dat is wat ik deed.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed dan.
STREICHER: Maar tot mijn verdediging, Meneer de Aanklager wil ik dat mij wordt toegestaan te zeggen dat oorlogen ook massamoord kunnen zijn, met hun bommen enzo. En als wordt bewezen dat iemand zegt dat we Hitler tot een oorlog dwongen dan kan ik met zekerheid zeggen dat een man die weet dat Hitler tot een oorlog wordt gedwongen een massamoordenaar is.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Met toestemming van het Tribunaal zal ik u weer onderbreken want we hebben het er niet over of Hitler al dan niet tot een oorlog werd gedwongen. We zullen dat achterwege laten. Laten we verder gaan en zien of u werkelijk de waarheid spreekt wanneer u zegt dat terwijl u deze artikelen schreef, u niet precies op de hoogte was van wat er in de Oostelijke gebieden gebeurde. We zijn aangekomen bij januari 1943. Ik wil u vragen te kijken naar nog een paar nummers van het Israelitisches Wochenblatt en kijken of u zich herinnert iets ervan te hebben gelezen. Wilt u pagina 30-B opslaan, februari in uw B pakket?
"Er doen rapporten van de Poolse regering in Londen de ronde dat Warschau, Lvov, Lodz en andere steden zijn "geliquideerd" en dat niemand uit die getto's in leven is gebleven. De laatste onderzoeken hebben aangetoond dat er nog maar 650.000 Joden over zijn van de 2.800.000."
Luistert u naar mij. Hebt u dat gelezen? Herinnert u het zich?
STREICHER: Ik weet het niet. Maandenlang, misschien een half jaar, kregen we geen enkel nummer maar als ik het had gelezen had ik dat ook niet geloofd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Geloofde u Hitler? Slaat u pagina 31-B op, geloofde u Hitler? Volgens de laatste twee regels uit het Israelitisches Wochenblatt van 5 maart 1943: "Hitler verkondigde in zijn proclamatie van 24 februari nogmaals als zijn doel de uitroeiing van de Joden in Europa."
Geloofde u uw eigen geliefde Führer wanneer hij hetzelfde zegt als het Israelitisches Wochenblatt, de Verenigde Naties en de Times in Londen?
STREICHER: Nee. Ik verklaar dat iedereen die de diepste gevoelens en de ziel van de Führer leerde kennen zoals ik persoonlijk en dan later in zijn testament moest lezen dat hij, in het volle bezit van zijn geestelijke vermogens, bewust bevel gaf voor een massale uitroeiing, zich voor een raadsel ziet geplaatst. Ik verklaar hier .....
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We wensen echt niet nog een lange toespraak over de Führer. Slaat u de bladzijde om en kijkt u naar wat er op 26 maart wordt gezegd:
"Het rapport van de Poolse regering over de maatregelen tegen de Joden is in zijn geheel in de Engelse pers gepubliceerd. Een passage luidt: "In de stad Vilna zijn 50.000 Joden vermoord, in Rovno 14.000; in Lvov de helft van de totale Joodse bevolking."
Er worden ook veel bijzonderheden gemeld over het gebruik van gas zoals in Chelmo, van electriciteit in Belzec, over deportaties uit Warschau, het omsingelen van huizenblokken, over aanvallen met mitrailleurs."
Hebt u dat artikel gelezen?
STREICHER: Dat weet ik niet. Dat er echter executies hebben plaatsgevonden, natuurlijk wanneer Joden sabotage pleegden, is vanzelfsprekend. Tijdens een oorlog wordt dat heel normaal gevonden. De aantallen die hier worden genoemd zijn eenvoudig niet te geloven.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ja, ik begrijp dat u dat nu zegt maar wat ik niet begrijp is wat u bedoelde toen u vanmorgen zei dat het Israelitisches Wochenblatt geen melding maakte van moorden en geen aantallen gaf. U zei niet dat de aantallen niet te geloven waren; u vertelde dit Tribunaal onder ede dat de krant niets anders bevatte dan aanwijzingen voor verdwijning, zonder aantallen te noemen. Wat bedoelde u daarmee?
STREICHER: Ik heb onder ede de waarheid gezegd, maar het is mogelijk dat ik me niet alles meer herinner. Tijdens een ondervraging enige tijd geleden heb ik, gebaseerd op mijn herinnering gezegd dat er een uitgave moest bestaan die de verdwijning van Joden vermeldt en zo. Dat staat in het Israelitisches Wochenblatt en ik dacht dat ik gezegd heb dat dat in 1943 was en dat is waar. Als het ene artikel na het andere aan mij wordt voorgelegd, zelfs al had ik die gelezen, hoe kan ik me die herinneren? Maar dat ik onder ede opzettelijk een onwaarheid zou hebben verteld is in elk geval niet waar.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We zullen het artikel uit 1943 dat u noemde over een paar minuten behandelen; maar voor we dit doen, laten we eens kijken of u uw eigen staf gelooft. Wilt u 38-A opslaan, M-139. Op 6 mei gebeurt het toevallig, net na die drie uittreksels uit het Israelitisches Wochenblatt waar we naar hebben gekeken, dat uw krant 1 of 2 maanden daarna dit artikel publiceert. Het heeft als titel: "Kinderen van de Duivel."
"Der Stürmer bracht een bezoek aan de getto's in het Oosten. Der Stürmer stuurde een fotograaf naar diverse getto's in het Oosten; een lid van de staf van Der Stürmer is zeer goed op de hoogtre van de Joden. Er is niets dat hem eigenlijk nog verbaast. Maar wat onze medewerker in deze getto's zag was een uniek ervaring voor hem. Hij schreef: "Wat mijn ogen en mijn Leica camera zagen overtuigde me ervan dat Joden geen menselijke wezens zijn maar kinderen van de duivel en het zaad van de misdaad...... Het is moeilijk te begrijpen hoe het mogelijk was dat dit menselijke uitvaagsel door de niet-Joden eeuwenlang gezien werd als het door God uitverkoren volk..... Dit duivelse ras heeft echt geen recht op bestaan."
Nu hebt u gehoord wat er in 1942 en 1943 in de getto's in het Oosten gebeurde. Vertelt u dit Tribunaal nu echt dat uw fotograaf met zijn camera naar die getto's ging en niets ontdekte over massamoorden op Joden?
STREICHER: Ja, anders zou hij er ons niet over hebben gerapporteerd.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het getto van Warschau, herinnert u zich dat, ontruimd, verwoest in april 1943. Uw fotograaf moet er ongeveer rond die tijd geweest zijn als u dit op 6 mei schreef toen hij net terug was. Dacht u dat hij daar naar getto's kon hebben gekeken voor Der Stürmer, voor Julius Streicher, de jodenhater zonder iets ontdekt te hebben over wat er gebeurde in het getto van Warschau en elders?
STREICHER: Ik herinner me alleen maar dat direct na de Poolse campagne een Weense verslaggever daar heen ging en films en een verslag maakte, in 1942. Ik zou willen vragen – staat er een naam, een handtekening om aan te tonen door wie dat werd geschreven? Een ding dat ik weet is dat het getto is verwoest; ik heb het in een samenvatting gelezen, een geïllustreerd verslag dat meen ik afkomstig was van het Ministerie van Propaganda. Maar wat betreft de verwoesting van het getto tijdens een opstand, dat vind ik volkomen legaal; vanuit mijn oogpunt was het juist. Maar massamoord in het getto van Warschau is iets waarover ik nog nooit iets heb gehoord.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Laat ons nu eens kijken naar het artikel waarnaar u even geleden verwees. Wilt u 44-A in het documentenboek opslaan?
Edelachtbare dit is hetzelfde als wat op pagina 53 in het originele documentenboek staat; het was document 1965-PS., bewijsstuk GB-176 maar er wordt op pagina 44-A wat meer uit dit uittreksel aangehaald.
(tot de beklaagde): Ik wil dat u nu voor de laatste keer nagaat of u al dan niet de waarheid spreekt wanneer u het Tribunaal vertelt dat u niet wist wat er gebeurde. U citeert in dit artikel uit die Zwitserse krant, het Israelitisches Wochenblatt van 27 augustus 1943 – u ziet de datum staan, Edelachtbare, in het midden van de eerste alinea – ik begin nu vanaf die regel in het midden:
"De Zwitserse Joodse krant schrijft verder: "De Joden in Europa, met uitzondering van die in Engeland en van onbelangrijke Joodse gemeenschappen in die paar neutrale landen, zijn om zo te zeggen verdwenen. Het reservoir aan Joden in het Oosten dat in staat was tegenwicht te bieden aan de kracht van de assimilatie in het Westen, bestaat niet langer."
Dat is het einde van uw citaat uit de krant en u schrijft verder:
"Dat is geen Joodse leugen, het is echt waar dat de Joden zo te zeggen uit Europa zijn verdwenen en het Joodse reservoir in het Oosten van waaruit de Joodse pest zich eeuwenlang over de Europese landen heeft verspreid, heeft opgehouden te bestaan. Als de Zwitserse krant wenst te bevestigen dat de Joden dit soort ontwikkeling niet verwacht hadden toen zij de naties in de Tweede Wereldoorlog stortten, moet men dit geloven; maar aan het begin van de oorlog heeft de Führer van de Duitse natie de gebeurtenissen al voorspeld die hebben plaatsgevonden. Hij zei dat de Tweede Wereldoorlog diegenen zou verzwelgen die hem waren begonnen." Zegt u nu echt dat u, toen dit artikel werd geschreven, niet wist hoe het woord verdwijning uit te leggen, de verdwijning van Joden uit het Oosten? Vertelt u het Tribunaal dat echt?
STREICHER: Ja, het woord verdwijning betekent per slot niet massale uitroeiing. Dit betreft een citaat uit het Israelitisches Wochenblatt en is een herhaald citaat van wat de Führer had voorspeld.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u nu kijken naar het artikel waaruit u citeerde, u vindt het op pagina 36-B; en ik zou willen dat u mij volgt en we zullen het samen lezen. Nu, die bepaalde alinea die ik wil lezen in het Israelitisches Wochenblatt is dat citaat dat ik u net heb voorgelezen en u zult hetzelfde citaat vinden.
Edelachtbare, het begin aan het einde van de achtste regel voor het einde, "De Joden waren" of liever "De Joden in Europa ...... "Hebt u dat voor u, beklaagde?
STREICHER: Ik luister naar u.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het zou denk ik beter zijn als u mij volgt, ik zal u zo veel mogelijk helpen. Pagina 44-A en 36-B. Ik zal eerst langzaam weer uit uw Stürmer voorlezen:
"De Joden in Europa, met uitzondering van die in Engeland en van onbelangrijke Joodse gemeenschappen in die paar neutrale landen, zijn om zo te zeggen verdwenen....."
En u zult zien dat u met het citaat verder gaat en zegt:
"Het reservoir aan Joden in het Oosten dat in staat was tegenwicht te bieden aan de kracht van de assimilatie in het Westen, bestaat niet langer."
Wilt u nu naar het oorspronkelijke artikel kijken: "De Joden in Europa," – dit is 36-B -, "met uitzondering van die in Engeland en van onbelangrijke Joodse gemeenschappen in die paar neutrale landen, zijn om zo te zeggen verdwenen....."
Nu gaat u verder, "Het reservoir aan Joden in het Oosten," – het origineel gaat verder - : "3 miljoen doden, het zelfde aantal buiten de wet gesteld; vele duizenden over de hele wereld, mentaal en fysiek gebroken."
Vertelt u dit Tribunaal nu dat u op 27 augustus, of toen u dat artikel van 27 augustus las, u niet wist dat er in het Oosten Joden werden vermoord en dat u in het Israelitisches Wochenblatt niet over dergelijke zaken had gelezen?
STREICHER: Of ik het wel of niet gelezen heb, ik zou het niet hebben geloofd, dat er 3 miljoen Joden waren omgebracht. Dat is iets wat ik niet zou hebben geloofd en daarom heb ik het in elk geval weggelaten. Hoe dan ook, de Duitse censuur zou het verspreiden van iets dat niet geloofwaardig is niet hebben toegestaan.
De PRESIDENT: U hebt het laatste deel van de zin niet gelezen, wel?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: (herhaalt.) ".... mentaal en fysiek gebroken. Dat is het gevolg van de nieuwe orde." Ik ben u zeer dankbaar.
(tot de beklaagde): "Dat is het resultaat,"zegt u, "van de nieuwe orde in Europa .... "
U zegt dat u het niet geloofde. Is dat wat u nu zegt, dat u het gelezen moet hebben, niet waar?
STREICHER: Ja.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Maar u geloofde het gewoon niet, is dat waar?
STREICHER: Nee, ik geloofde het niet.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Zelfs als u het niet geloofde, wanneer u deze krant min of meer regelmatig las, wanneer uw fotograaf in de getto's in het Oosten geweest was, vond u het juist om door te gaan met week na week in uw krant op te roepen tot uitroeiing van, moord op Joden?
STREICHER: Dat is niet juist. Het is niet waar dat er week na week tot moord werd opgeroepen. En ik zeg nogmaals, het scherper worden van onze toon was de reactie op die stem uit Amerika die tot massamoord op ons in Duitsland opriep – oog om oog, tand om tand. Als een Jood, Erich Kauffmann, massamoord op Duitsers eist dan kan ik misschien als schrijver ook zeggen dat de Joden moeten worden uitgeroeid. Dat is een literaire kwestie. Maar de massamoorden hadden al lang plaatsgevonden voordat wij er iets over wisten; en ik stel hier dat wanneer ik had geweten wat er werkelijk in het Oosten gebeurde, ik die citaten helemaal niet zou hebben gebruikt.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Maar beklaagde, u moet ervan hebben geweten, niet waar, na het lezen van dat artikel, na het sturen van uw fotograaf, nadat de Verenigde Naties hun verklaring publiceerden, nadat Hitler keer op keer in zijn proclamaties die voorspellingen had gedaan, nadat u zei dat zijn voorspelling was uitgekomen? U zegt echt dat u van niets wist?
STREICHER: De fotograaf staat u ter beschikking. Hij is in Wenen en ik verzoek dat hij hierheen gebracht wordt. En ik stel verder dat deze fotograaf niets rapporteerde, en niets had kunnen rapporteren over massamoorden.
De PRESIDENT: Ik denk dat we beter kunnen schorsen.

Definitielijst

Endlösung
Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
getto
Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
synagoge
Joods gebedshuis.

Middagzitting 2

Dr. MARX: Meneer de President, met welnemen van het Tribunaal en in het belang van opheldering van feiten zou ik op het volgende willen wijzen: De Aanklager, Sir Griffith-Jones heeft een document genoemd, pagina 38-A uit Der Stürmer van 6 mei 1943. Dat schijnt een vergissing te zijn want we hebben het hier over Der Stürmer van 6 maart 1943.
Die datum is van het grootste belang want wanneer de fotograaf van Der Stürmer op 6 maart een rapport publiceerde moet hij voor 6 maart 1943 in het getto van Warschau zijn geweest. Waarschijnlijk .....
De PRESIDENT: Waarom zegt u 6 maart? Het document dat ik voor me heb is van 6 mei.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Er is, ben ik bang, een fout gemaakt in het Duits dat Dr. Marx heeft. Ik heb het origineel voor me en dat is van 6 mei 1943.
Dr. MARX: Neemt u mij niet kwalijk. Op het moment kan ik me niet herinneren wanneer de verwoesting van het getto van Warschau plaatsvond. Dat was document 1061-PS.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik kan me op het moment het nummer van het document niet herinneren, maar de datum ligt, zo uit het hoofd, tussen 1 en 23 april.
Dr. MARX: Dan mist mijn opmerking natuurlijk iedere basis. Neemt u mij alstublieft niet kwalijk.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We hebben net het nummer behandeld van het Israelitisches Wochenblatt van 27 augustus, het nummer waaruit u hebt geciteerd. Ik verwijs naar nog een nummer van die krant. Wilt u pagina 37-B opslaan; het nummer van 10 september 1943.
"Statistieken gepresenteerd door de Commissie toonden aan dat van de 8.5 miljoen Joden in Europa er 5 miljoen zijn vermoord of gedeporteerd .... Ongeveer 3 miljoen Joden hebben het leven verloren door dwangarbeid en deportatie."
Hebt u dat nummer gelezen?
STREICHER: Ik weet het niet en alweer, ik zou het niet hebben geloofd. Tot op vandaag geloof ik niet dat er 5 miljoen zijn omgebracht. Ik acht het technisch onmogelijk dat dat kon zijn gebeurd. Ik geloof het niet. Ik heb er tot nu toe geen bewijzen van gezien.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het is volkomen duidelijk dat er cijfers genoeg voor u waren, aangehaald in dit Israelitisches Wochenblatt over de periode waarover we het hebben. Cijfers genoeg blijkt nu, niet waar?
STREICHER: Pardon?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: We gaan verder. Ik wil nu een of twee andere artikelen door uzelf aan u voorleggen. U herinnert zich wat ik u heb voorgelegd: u hebt het Duitse volk aangezet tot moord. We weten nu dat u tenminste een artikel in het Israelitisches Wochenblatt hebt gelezen waarin moord wordt genoemd. Ik wil gewoon zien wat u verder na die datum in uw eigen krant publiceert.
Wilt u pagina 47-A opslaan? Dat is een artikel door uzelf op 6 januari 1944. Dit is nadat u enige tijd op uw landgoed hebt gewoond.
"Na de Nationaalsocialistische opstand in Duitsland is er ook in Europa een beweging ontstaan waarvan men kan verwachten dat die dit continent voor altijd zal bevrijden van de Joodse vernieler en uitbuiter van landen; en bovendien dat het Duitse voorbeeld na een zegenrijke beëindiging van de Tweede Wereldoorlog ook zal leiden tot de vernietiging van de Joodse kwelgeest op de andere continenten."
Welk voorbeeld stelde de Duitse natie aan de andere landen van de wereld? Welk voorbeeld bedoelt u hier?
STREICHER: Dit voorbeeld komt overeen met wat ik al die tijd al heb gezegd. Ik had het over een internationale oplossing van het Jodenvraagstuk. Ik was ervan overtuigd dat wanneer Duitsland deze oorlog zou hebben gewonnen of had gezegevierd over het Bolsjewisme, de wereld er dan mee zou hebben ingestemd dat er met de andere landen overeenkomst zou worden bereikt over een internationale oplossing van het Jodenvraagstuk. Als ik het hier heb gehad over vernietiging, dan moet dat niet worden uitgelegd als vernietiging door massamoord; zoals ik zei, dat is maar een uitdrukking; ik moet erop wijzen dat ik niet geloof dat Erich Kauffmann het Duitse volk echt zou willen uitroeien door castratie, maar hij schreef het wel en soms schreven wij op dezelfde manier, als antwoord op de geluiden die we uit het andere kamp hoorden.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: U hebt ons nog niet verteld wat die internationale oplossing is die u bepleit door te praten over uitroeiing; als het dan geen moord is, wat is het dan wel? Wat is de oplossing?
STREICHER: Ik heb al gezegd dat ik de Anti-Semitische Unie heb opgericht en door deze Unie wilden we in de landen bewegingen op gang brengen die buiten de regeringen om op een manier zouden handelen waarop een internationale mogelijkheid zou kunnen worden gevormd – zoals hier vandaag tijdens dit proces is gesteld – en zo, zoals ik het had bedacht, een internationaal congrescentrum te vormen dat de Joodse kwestie zou oplossen door het vormen van een Joodse staat en daardoor een einde maken aan de macht van de Joden binnen de landen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Dat is uw antwoord – dat u een Joodse staat bepleitte? Is dat alles waar het hier over gaat? Is het gewoonweg dat u een Joods nationaal thuisland voorstond? Is dat het waarover u schreef in al die uittreksels die we hebben voorgelezen? Is dat de oplossing die u voorstaat?
STREICHER: Nou, ik weet niet waar u met die vraag heen wilt. Natuurlijk is dat de oplossing.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Nou goed, laten we maar verder gaan. Wilt u pagina 48-A opslaan? Dit is 24 januari 1944: "Wie doet wat een Jood doet is een boef, een misdadiger en hij die hem nadoet verdient hetzelfde lot, uitroeiing, de dood."
Bepleit u nog steeds een Joods nationaal thuisland?
STREICHER: Ja, dat heeft niets te maken met de grote politieke lijn. Als u iedere uitlating van een schrijver, iedere publicatie in een krant tot voorbeeld neemt en er een politiek doel mee wilt bewijzen, slaat u de plank mis. U moet onderscheid maken tussen een krantenartikel en een grote politieke lijn.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Goed, laten we naar de volgende pagina gaan, 2 maart 1944,
"De eeuwige nacht zal vallen over het geboren misdadige ras der Joden zodat de eeuwige dag zegen mag brengen over het ontwakende, niet-Joodse deel der mensheid."
Moesten ze de eeuwige nacht ondergaan in hun eigen nationale Joodse staat? Is dat wat u wilde?
STREICHER: Dat is een anti-Semitische woordspeling. Alweer, dat heeft niets te maken met de grote politieke lijn.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het kan een anti-Semitische woordspeling zijn, maar de enige betekenis die het kan hebben is moord. Dat is toch zo?
STREICHER: Nee.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Wilt u de volgende pagina opslaan, 25 mei 1944; en ik herinner u eraan dat dit alles gebeurt nadat u in het Israelitisches Wochenblatt moet hebben gelezen over moorden. Ik citeer de tweede alinea:
"Hoe kunnen we dit gevaar doorstaan en de mensheid weer gezond maken? Net als ieder mens zich alleen maar in staat is zich te verdedigen tegen besmettelijke ziekten door de oorlog te verklaren tegen de oorzaak van de ziekte, de bacil, zo kan de wereld alleen maar gezond gemaakt worden wanneer de meest afschuwelijke bacil aller tijden, de Jood is verwijderd. Het heeft geen zin te strijden tegen de uitwendige symptomen van deze epidemie zonder dit pathologische element onschadelijk te maken. De ziekte zal vroeger of later weer uitbreken. De veroorzaker en de drager van de ziekte, de bacil zullen daar voor zorgen."
"Maar als de landen weer gezond gemaakt moeten worden en in de toekomst gezond willen blijven dan moet de bacil die de Joodse plaag is met wortel en tak worden uitgeroeid."
Is dat wat u bedoelt? Zegt u daar wanneer u zeg: "met wortel en tak worden uitgeroeid" bedoelt u daarmee te zeggen "moeten een eigen Joodse nationale staat worden gegeven"?
STREICHER: Ja, dat is ver verwijderd van een dergelijke uitlating in een artikel over een daad, of de wil om massamoorden te plegen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Slaat u 10 augustus op.
"Wanneer het deze strijd verliest zal het Judaisme geruïneerd zijn, dan zal de Jood uitgeroeid zijn. Dan zal het Judaisme tot de laatste man worden uitgeroeid."
Moeten we uit deze woorden lezen: Geef de Joden een Joodse nationale staat?
STREICHER: Dat is een toekomstvisie. Ik zou het een uitdrukking van een profetische visie willen noemen. Maar het is geen aanzetten tot het vermoorden van 5 miljoen Joden. Dat is een mening, een kwestie van geloof, van overtuiging.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Het is de profetische visie op wat u wilde, niet waar – wat u de laatste vier jaren hebt bepleit – het beginnen van een oorlog. Is dat niet wat het is?
STREICHER: Meneer de Aanklager, ik kan u vandaag niet vertellen wat ik jaren geleden misschien heb gedacht op een zeker moment waarop ik een artikel schreef. Maar ik blijf toegeven dat wanneer ik voor mij op tafel zag liggen verklaringen van het Joodse front, vele verklaringen die stelden, "de Duitse natie moet worden vernietigd, bombardeer de steden, spaar geen vrouwen, kinderen of ouden van dagen" als men zulke verklaringen voor zich heeft is het mogelijk dat er dingen uit een pen vloeien zoals ik die vaak heb geschreven.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: U weet niet waar, zelfs als u de totale aantallen niet gelooft, dat er sinds het begin van de oorlog miljoenen Joden zijn vermoord? Weet u dat? U hebt de bewijzen aangehoord, niet waar?
STREICHER: Ik geloof .......
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik wilde alleen maar weten of u dat bewijsmateriaal heeft aangehoord. U kunt met ja of nee antwoorden en ik neem aan dat het ja zal zijn.
STREICHER: Ja, ik moet zeggen, het enige bewijs voor mij is het testament van de Führer. Daar zegt hij dat de massamoorden op zijn bevel plaatsvonden. Dat geloof ik. Nu geloof ik het.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Denkt u dat het in 1921 mogelijk zou zijn geweest, de uitroeiing van 6 miljoen Joden uit te voeren? Denkt u dat het Duitse volk er achter had gestaan? Denkt u dat het in 1921 onder welk regime dan ook mogelijk zou zijn geweest de moord op 6 miljoen mannen, vrouwen en kinderen van het Joodse ras uit te voeren?
STREICHER: Of dat mogelijk zou zijn geweest met medeweten van het volk – nee, het zou niet mogelijk zijn geweest. De aanklager heeft hier zelf gezegd dat vanaf 1937 de Partei de volledige macht over het volk had. Zelfs als de bevolking hiervan had geweten, volgens de mening van de Aanklager, dan zou het niets tegen deze dictatuur hebben kunnen doen vanwege die macht. Maar de mensen wisten het niet. Dat is wat ik geloof, mijn overtuiging en wat ik weet.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Was het mogelijk om mensen op die manier uit te roeien slechts na ongeveer 20 jaar van ophitsing en propaganda door u en andere Nazi's? Is dat wat het mogelijk maakte?
STREICHER: Ik ontken dat het volk werd opgehitst. Het werd geïnformeerd en soms mag er een hard woord zijn gevallen als antwoord voor de andere kant. Het was voorlichting, geen ophitsing. En als we onze plaats in de historie willen behouden moet ik keer op keer stellen dat het Duitse volk geen moord wenste, hetzij afzonderlijk, hetzij in massa.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik sta u niet toe nogmaals uit te weiden over de geschiedenis van het Duitse volk. Ik ga u herinneren aan wat u hebt gezegd ......
STREICHER: Adolf Hitler ...
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik ga u herinneren aan wat u gisteren zei. Ik lees uit het verslag: U spreekt over een Jodenkwestie destijds – in 1923 – "Ik zou willen zeggen dat het publiek alleen maar onderscheid maakte tussen Joden op basis van hun geloof; te spreken over een Jodenvraagstuk zou onzin zijn geweest."
Was dat omdat er destijds helemaal geen Jodenvraagstuk bestond en het Jodenprobleem slechts door u en het Nazi regime is gecreëerd?
STREICHER: Dat was mijn streven en ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt: Als de wetten die in de toekomst geslachtsgemeenschap tussen verschillende rassen onmogelijk zouden maken, anders gezegd, als dat wet zou worden – dan zou dat het publiek doen realiseren dat het Jood zijn geen kwestie van geloof is maar een kwestie van volk en ras. Ik heb geholpen die basis te leggen. Maar massamoorden waren niet het gevolg van ophitsing of van zoals de Aanklager zegt het aanzetten tot. Massamoorden waren de laatste daden van een groot historisch figuur dat waarschijnlijk wanhopig was omdat hij inzag dat hij niet kon winnen.
LT.KOL. GRIFFITH-JONES: Ik heb verder geen vragen. Misschien wordt het mij toegestaan de bewijsstukken te ordenen en dan het Tribunaal de nummers te noemen. Als het Tribunaal het zou toestaan, die stukken die ik al als bewijsmateriaal heb ingebracht – dat zijn de andere stukken in het pakket anders dan die waaruit ik heb geciteerd – misschien kan ik ze allemaal onder een nummer indienen en de bewijsstukken aan de griffier overhandigen, als dat het makkelijkst is.
De PRESIDENT: Dat denk ik, ja. Als ze in een pakket zitten en u gaat hetzelfde nummer aan een aantal documenten geven, kunnen die beter in een pakket zitten, niet waar?
LT.KOL. GRIFFITH-JONES:: Ja.
De PRESIDENT: Dr. Marx, wilt u een verhoor in tweede termijn?
Dr. MARX: Ik vind het niet meer nodig.
De PRESIDENT: Dan kan beklaagde terugkeren naar zijn plaats. Dr. Marx, wilt u de zaak van beklaagde voortzetten?

Zie ook:
Slotverklaring Streicher, Vonnis Streicher

Definitielijst

dictatuur
Staatsvorm waarbij de macht in een land in de handen is van één persoon, de dictator. Oorspronkelijk een Romeinse staatsvorm voor tijden van nood, waarbij de totale macht 6 maanden in de handen lag van één persoon om de crisis het hoofd te bieden.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
getto
Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
03-12-2008
Laatst gewijzigd:
18-04-2010
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.