TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 18-06-1946

(Beklaagde Von Papen neemt weer plaats in de beklaagdenbank).
Dr. KUBUSCHOK: Getuige Guido Schmidt verwees naar een incident met een vlag in Pinkafeld, in mei 1937. Wilt u alstublieft uw activiteiten beschrijven bij het oplossen van dat incident?
VON PAPEN: Ik, of liever mijn raadsman heeft het vlagincident in Pinkafeld genoemd omdat het een typisch voorbeeld is van Hitler’s pogingen om over te gaan tot een agressief beleid in Oostenrijk, zelfs in de dagen voor 1938.
Op 1 mei 1937 werd in het kleine dorp Pinkafeld een vlag van het Duitse Rijk neergehaald door een Oostenrijkse ambtenaar. Er heerste grote opwinding in de pers; ik probeerde onmiddellijk de kwestie vriendschappelijk te regelen met de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken. Daarop ontving ik een telegram om onmiddellijk naar Berlijn te komen. Ik kwam in Berlijn aan en meldde mij bij Hitler. Hitler ontving mij niet. Ik wachtte drie dagen. Na drie dagen schreef ik hem: “Het lijkt erop dat u probeert het vlagincident bij Pinkafeld te gebruiken om een agressief beleid tegen Oostenrijk in te voeren. In dat geval valt er voor mij niets meer te doen en dien ik mijn ontslag in.” Een kwartier later ontbood hij mij op de Reichskanzlei. Hij hield een preek tegen mij die een half uur duurde, woedend en buiten zichzelf vanwege de vernederingen die het Duitse Reich niet langer kon toestaan. Nadat hij was uitgeraasd zei ik hem dat onze overeenkomst van 26 juni bepaalde dat het beleid betreffende Oostenrijk langs lijnen van geleidelijkheid moest worden gevoerd. De Overeenkomst van 11 juli benadrukte dat nog eens. “Als u een ander beleid wilt voeren,” zei ik, “ontslaat u mij dan.”
Als gevolg van dit ernstige gesprek zei hij: “Nee, nee, gaat u terug en regel alles; we willen onze vreedzame beleid niet wijzigen.” Ik keerde naar Wenen terug en het incident werd naar tevredenheid opgelost met de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken.
Dr. KUBUSCHOK: Sprak u met vertegenwoordigers van andere regeringen over het beleid dat u in Oostenrijk voerde?
VON PAPEN: Ja, ik heb dit beleid herhaaldelijk besproken met vertegenwoordigers van andere regeringen. In de zomer van 1937 besprak ik dit bijvoorbeeld met de Britse Ambassadeur Sir Neville Henderson.
De PRESIDENT: Is die brief waar beklaagde het over had ingediend, of een afschrift daar van? Hij had het over een brief aan Hitler: ”Ik schreef een brief.”
Dr. KUBUSCHOK: Nee, we hebben die brief niet en ook geen afschrift. De dossiers van beklaagde zijn in Berlijn tijdens een luchtaanval verloren gegaan.
VON PAPEN: Meneer de President, mag ik eraan toevoegen dat de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken dit incident voor het Hof bevestigd heeft en de afloop ervan. De heer Von Neurath kent dit incident ook zeer goed.
De PRESIDENT: Wie was die Minister van Buitenlandse Zaken die dit bevestigd heeft?
VON PAPEN: De Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken, Schmidt die hier als getuige is opgetreden; getuige Guido Schmidt.
De PRESIDENT: Gaat u verder.
VON PAPEN: Mag ik met betrekking tot die vraag opmerken dat ik natuurlijk zeer vaak met vertegenwoordigers van andere regeringen sprak over ons beleid in Oostenrijk. In juni 1938 besprak ik het bijvoorbeeld met Sir Neville Henderson, de Britse Ambassadeur in Berlijn. In oktober 1937 bezocht ik Parijs incognito en sprak daar met vele leidende politici over dit probleem, onder hen de President van Frankrijk, M. Daladier en M. Leon Blum. Ik verzekerde deze heren dat we een oplossing voor het Oostenrijkse probleem uitsluitend langs lijnen van geleidelijkheid zouden zoeken en dat de gehoopte vereniging van de twee Staten nooit een bedreiging voor de Franse belangen zou vormen, dat we in tegendeel slechts zochten naar die oplossing binnen het Europese kader, anders gezegd met toestemming van Frankrijk.
Destijds had ik de indruk dat men zowel in Engeland als in Frankrijk steeds meer ging begrijpen dat een algemene oplossing noodzakelijk was.
Dr. KUBUSCHOK: Als bewijs ervoor dat beklaagde ervan overtuigd had kunnen worden dat de andere naties – wegens een geleidelijke ontwikkeling in Oostenrijk – eventueel bereid zouden zijn tot een vreedzame oplossing te komen, heb ik document 74, pagina 169 ingediend. Het is een verslag van Von Papen aan Hitler over het zojuist genoemde gesprek met Sir Neville Henderson op 1 juni 1937.
Ik vestig uw aandacht op dit document en zou erop willen wijzen dat Henderson heeft verklaard dat hij zeer welwillend stond tegenover een vriendschappelijke oplossing van de Oostenrijkse kwestie en erop vertrouwde dat hij ook een gelijksoortige invloed in Parijs kon aanwenden.
Ik vestig verder uw aandacht op document 80, pagina 177. Dat is een verklaring van de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken, Paul Henri Spaak, van na de Anschluss. Ik vraag uw aandacht voor de laatste zin: “Ik heb lange tijd geloofd dat de Anschluss in overeenstemming was met de logische feiten en als die op een normale manier zou zijn geratificeerd zou me dat niet verbaasdd hebben.”
Mr. Messersmith beweerde dat de Nazi propaganda in Oostenrijk betaald was uit Duitse fondsen. Stelde u ooit fondsen hiervoor ter beschikking?
VON PAPEN: De Partei ontving nooit een pfennig, niet van mij persoonlijk en ook niet via de Duitse Ambassade. Het is echter heel goed mogelijk – en zelfs waarschijnlijk – dat Duitse partijfondsen wel degelijk naar Oostenrijk vloeiden. Ik ben hier nooit over ingelicht want het is een bekend feit dat ik in beide landen niet het vertrouwen van de Partei genoot.
Er is echter een uitzondering die ik in het bijzonder wens te benadrukken namelijk de donatie – en die was mij bekend – van fondsen ter ondersteuning van de Langot subsidie.
Dr. KUBUSCHOK: De Aanklager heeft u uw antisemitische houding verweten in verband met uw rapport aan Hitler van 12 mei waarin u voorstelde financiële steun te verlenen aan de Vrijheidsliga voor de bevordering van hun strijd tegen het Jodendom. Wat was deze Vrijheidsliga?
VON PAPEN: De Vrijheidsliga was een centraal punt, een vereniging van de vroegere Christelijke Vakbonden en de Christlijke Arbeiders Unie, onder leiding van de president van de vakbonden. Dolfuss nam im 1934 de leiding over. Het zou volkomen belachelijk zijn deze Vrijheidsliga, die voornamelijk uit Katholieke arbeiders bestond, te beschuldigen van een antisemitische houding in Nationaalsocialistische zin.
De Vrijheidsliga streed voor de verwijdering van ongeschikte Joodse elementen uit het bestuur van Wenen. Het probleem van deze ongewenste indringing door vreemden was volkomen gelijk aan de omstandigheden die toen in Duitsland heersten; omstandigheden die ik gisteren in detail heb besproken. Dit feit wordt ook bewezen door het rapport dat gisteren bij de Aanklager is ingediend. Ik hoorde dat de Tsjechen pogingen ondernamen nauwe banden aan te knopen met de Vrijheidsliga en voor dit doel wilden ze de Liga steunen met grote sommen geld.
Ik stelde daarom aan Hitler voor, deze mogelijke beïnvloeding van de Vrijheidsliga door Tsjechische politici uit te sluiten door haar zelf te steunen. Maar we konden de Vrijheidsliga natuurlijk niet vertellen: “We gaan jullie nu subsidiëren zodat jullie niet naar de Tsjechen zullen overlopen.” Ik stelde Hitler dus voor dat hij dit geld zou geven met het oog op hun voortdurende strijd tegen het Jodendom, wat pure camouflage was. Ik zou niet hebben geschreven “met het oog op” maar “ter bevordering van hun strijd.”
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 32, pagina 112 in het documentenboek. Dat is een uittreksel uit het Oostenrijks Jaarboek 1933-1934, een officiële publicatie. Ik vestig uw aandacht op het begin van de tweede alinea waar wordt uitgelegd dat de Vrijheidsliga haar ontstaan vond in de Christelijke Arbeiders Unie en de Christelijke Vakbonden.
Ik vestig verder uw aandacht op de vijfde regel vanaf onder en ik citeer: “Begin 1934 nam wijlen Federaal Kanselier Dr. Dolfuss de algehele leiding van de Vrijheidsliga op zich.”
Ik vestig uw aandacht ook op document 72, pagina 166. Dat is een rapport van Von Papen aan Hitler waarin hij een verslag aanhaalt van de Praagse Geheime Dienst. Van belang in dit verband is een verwijzing naar het feit dat de Vrijheidsliga streefde naar een goede verstandhouding met de Sociaal Democraten.
Het volgende document, nummer 70 is al ingediend onder GB-243. Ik vestig uw aandacht op de eerste alinea die de pogingen weergeeft van de Tsjechische diplomaten. Document 70, pagina 164. Dat is het document dat door de Aanklager is genoemd en waarvan een deel is ingediend onder nummer GB-243. De eerste alinea is belangrijke in zoverre dat die handelt over de activiteiten van de Tsjechische diplomatie, even hiervoor door beklaagde genoemd. Verder is er, met verwijzing naar deze Vrijheidsliga, het rapport van Von Papen, document 73, pagina 176 waarop ik graag uw aandacht wil vestigen.
Een ander verslag van Von Papen is interessant; document 69, pagina 163. Het toont de inspanningen van de Vrijheidsliga aan, vaste voet te verkrijgen in het politieke stelsel van die dagen.
Beklaagde, in de zomer van 1937 deed Schuschnigg moeite om de Nationale oppositie tot medewerking over te halen. Wat weet u daarvan en wat waren de daarop volgende ontwikkelingen?
VON PAPEN: In de zomer van 1937 deed Schuschnigg moeite zich aan zijn belofte te houden de Nationale oppositie tot samenwerking te bewegen. Het bezoek van Minister Glaise-Horstenau aan Hitler in juni 1938 vond plaats met toestemming van Schuschnigg. (Later vormde hij de zogenaamde “Commissie van Zeven” met Dr. Jury en Dr.Tafs). Deze keuze van leden werd gemaakt zonder enige inmenging van mijn kant. Maar wat deze “Commissie van Zeven” betreft zou ik een opmerking willen maken. Blijkbaar waren de verzoeningspogingen van de Kanselier of niet voldoende ver gaand voor de Partei in Oostenrijk of te langzaam. In november 1937 ontdekte de Oostenrijkse politie in het kantoor van deze “Commissie van Zeven” documenten, bekend als de Tafs documenten die ons deden geloven dat nieuwe, illegale en radicale doelen al overheersten. De Oostenrijkse regering lichtte mij niet in over deze documenten en er werden verder geen officiële stappen ondernomen. Maar ik ontdekte wel dat er tussen de documenten een plan zat voor een moordaanslag op mij. Er werd voorgesteld dat er een aanslag op mijn leven moest worden gepleegd die een excuus moest zijn voor de inval in Oostenrijk.
De Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken, Schmidt bevestigde dit feit eergisteren voor het Tribunaal en het lijkt me toe dat dit voorstel, dit plan tegen mij, het beste bewijs vormt hoe groot de harmonie tussen mijn beleid en dat van de Oostenrijkse of Duitse Nationaalsocialisten was, iets wat de Aanklager beslist als vanzelfsprekend wenst aan te nemen.
Destijds was ik zeer verheugd dat de Oostenrijkse kanselier ook Seyss-Inquart, die ik persoonlijk kende, had betrokken bij dit verzoeningswerk. Op dit punt vind ik het niet meer dan logisch dat ik een correctie aanbreng. De Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken heeft verslag gedaan van een gesprek dat hij in oktober 1943 met mij in Ankara had. Ik vertelde hem destijds – en ik heb die verklaring ook herhaald tijdens mijn inleidende verhoor – dat dr. Seyss-Inquart de grootste teleurstelling van mijn leven bleek te zijn. Ik had aangenomen dat hij het was die geroepen had om de inval van de Duitse troepen in Oostenrijk en dat hij verantwoordelijk was voor de Nazificatie van Oostenrijk na de Anschluss. Gezien de kennis die we uit diverse documenten hebben opgedaan moet ik mijn eerdere oordeel herzien.
Dr. KUBUSCHOK: Eind 1936 werd uw belangrijkste medewerker, Ambassaderaadsman Prins Erbach uit Wenen teruggeroepen. Zijn opvolger was Ambassaderaadsman Von Stein. Omdat hij uw taken overnam nadat u op 4 februari was teruggeroepen zou het interessant zijn te weten wat zijn houding was ten opzichte van zowel de Partei als van u.
VON PAPEN: Ik ontdekte later dat Ambassaderaadsman Baron von Stein op speciaal verzoek van de Partei tot Ambassaderaadsman was benoemd omdat hij toezicht moest houden op mijn beleid betreffende de Partei. De heer Von Stein was een vurig Nationaalsocialist. Zijn betrekkingen met mij waren totaal verschillend van die welke ik met zijn voorganger, Prins Erbach had. Maar ik wil stellen dat ik ook in die periode mijn oorspronkelijke beleidslijn voortzette en dat Von Stein slechts de leiding over technische kwesties had.
Dr. KUBUSCHOK: Het Hossbach document van 5 november 1937 is hier herhaaldelijk genoemd. Wist u van die overeenkomst in Berchtesgaden waarop dit document is gebaseerd?
VON PAPEN: Van deze sensationele bijeenkomst, van dit waarlijk belangrijke document in handen van de Aanklager had ik natuurlijk nooit het flauwste idee. Ik raakte pas bekend met dit document hier in deze rechtszaal. Maar als ik iets meer mag zeggen: de aaneenschakeling van ideeën tussen de gebeurtenissen van 11 maart en dit document lijken me nogal vaag. Dit document geeft aan dat Hitler alleen maar van plan was Oostenrijk met geweld binnen te vallen, alleen maar van plan was om de Anschluss met geweld tot stand te brengen als een bepaald Europees stelsel dit mogelijk zou maken. Hij verwachtte dat dit stelsel ergens tussen 1943 en 1945 tot stand zou komen.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, dit is louter argumentatie, niet waar? Hij zegt dat hij dit document nooit heeft gezien totdat hij de rechtszaal binnenkwam. Hij praat nu over zijn kennis van de gebeurtenissen van maart 1938. Welnu, dat is een zaak voor u, niet voor beklaagde.
Dr. KUBUSCHOK: Prima, ik zal daar dan later op terugkomen.
Beklaagde, op 4 februari 1938 werd u tot uw verbazing ontheven van uw post in Wenen. Wilt u het Tribunaal alstublieft over die kwestie inlichten?
VON PAPEN: Eind januari 1938 ben ik naar Berlijn geweest om Hitler te spreken; ik besprak met hem het onderhoud dat ik met Dr. Seyss-Inquart in Garmisch had gehad en ik kreeg geen enkele aanwijzing in welke vorm dan ook dat hij mij uit de dienst wilde ontslaan. Ik werd hierover op 4 februari ingelicht tijdens een telefoongesprek met Dr. Lammers. Dit plotselinge ontslag, waarvoor mij geen reden werd genoemd en dat samenviel met het ontslag van Von Fritsch en Von Blomberg en andere vooraanstaande diplomaten leidde echter tot een definitieve conclusie. Ik was me zeer bewust van het feit dat dit ontslag in elk geval een verandering van politieke koers betekende. De volgende dag besprak ik de kwestie met de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken en vertelde hem over mijn problemen. Daarop nam ik in een officiële nota afscheid van de Oostenrijkse regering en de volgende dag zocht ik Hitler op. Ik moet echter het volgende bekennen: ik vond deze ontwikkeling, het feit van mijn ontslag zo ernstig dat ik op de avond van de 4de besloot dat al mijn politieke rapporten, opgesteld gedurende vier jaren, in Zwitserland in veiligheid moesten worden gesteld. Ik wilde in een positie zijn de hele wereld te bewijzen dat ik gedurende die vier jaren in Oostenrijk een vreedzaam en evenwichtig beleid had gevoerd; Ik wilde in een positie zijn dit aan de buitenwereld te bewijzen in geval Hitler een of andere agressieve actie zou ondernemen. Deze beslissing, zeker van de kant van een hoog geplaatst ambtenaar was zeker geen gemakkelijke want ik zou alle gevolgen moeten dragen die deze verboden actie zou kunnen inhouden.
De volgende dag ging ik naar Hitler. Ik voelde de noodzaak hem te vertellen dat zelfs wanneer hij mij niet langer meer wilde, hij tenminste een andere redelijke en gematigde man naar Oostenrijk moest sturen. Gedurende het gesprek dat ik met hem had noemde hij de redenen voor mijn ontslag niet. Ik had verwacht dat dit te danken was aan een wens van de heer Von Ribbentrop die op deze 4 februari Minister van Buitenlandse Zaken was geworden, maar Hitler zei mij dat dat niet het geval was. Gedurende het gesprek over de Oostenrijkse situatie zei ik hem terloops dat ik het zeer betreurde dat hij mij had teruggeroepen omdat, zeker gedurende de laatste weken, Kanselier Schuschnigg zich bereid had verklaard een persoonlijk onderhoud met Hitler te hebben om alle verschillen tussen beide staten weg te nemen. Toen Hitler dat hoorde zei hij tegen mij: “Als dat het geval is zou ik zeer verheugd zijn als u terug zou willen gaan om dit onderhoud met de heer Schuschnigg te regelen.” Ik zei hem: “Dat is een nogal vreemde opdracht. Gisteren ontsloeg u mij en vandaag wilt u dat ik terug ga. Maar als ik iets kan doen in het belang van de kwestie Oostenrijk, als ik een dergelijk onderhoud kan regelen, ben ik maar al te bereid dat te doen.”
Dr. KUBUSCHOK: Hoe bereidde u die conferentie voor?
VON PAPEN: Bij mijn terugkeer zocht ik de heer Schuschnigg op en met hem besprak ik ook de verandering in de situatie die was ontstaan door mijn ontslag en de benoeming van de nieuwe Duitse Minister van Buitenlandse Zaken. Ik zei tegen de heer Schuschnigg: “Het lijkt me toe dat in deze situatie een gesprek tussen de twee staatshoofden betreffende de verschillen die zijn voortgekomen uit de Overeenkomst van juli niet anders dan nuttig kan zijn.” De Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken had overigens al in november 1937 bevestigd dat we deze persoonlijke ontmoetingen hadden besproken. Het voorstel was dat er in Berchtesgaden over alle verschillen gepraat zou worden. Er werd geen definitieve agenda opgesteld. Er werd afgesproken dat deze gesprekken zouden plaatsvinden op basis van de Overeenkomst van juli, anders gezegd op basis van handhaving van de onafhankelijkheid van Oostenrijk. Het enige essentiële probleem dat werd besproken was de opname van een minister in de Oostenrijkse regering die zou optreden als vertrouwensman tussen beide staten en wiens taak het zou zijn de vrede tussen de Oostenrijkse en Duitse Nationaalsocialistische partij te bewaren, met andere woorden, in de toekomst elke inmenging van de Duitse partij in Oostenrijkse aangelegenheden uit te sluiten. Later, tijdens de conferentie van Berchtesgaden werd geëist dat het Ministerie van Veiligheid aan Dr. Seyss-Inquart zou worden gegeven. Deze eis was mij volledig onbekend en die had ik ook niet met Schuschnigg besproken. Er werd slechts genoemd dat een geschikte man, misschien Seyss-Inquart het Ministerie van Binnenlandse Zaken zou krijgen. Vandaag weten we uit verklaringen van getuigen dat er naast deze officiële conferentie van mij nog Oostenrijkse partijkanalern bestonden via welke voorstellen aan Hitler werden gedaan, voorstellen die mij niet bekend waren.
Dr. KUBUSCHOK: Geeft u ons alstublieft een idee van het verloop van de gesprekken in Berchtesgaden.
VON PAPEN: Deze conferentie is hier herhaaldelijk besproken. Ik vergezelde de heren Schuschnigg en Scmidt daar persoonlijk en het is heel goed mogelijk dat toen ik hen aan de Oostenrijkse of de Duitse grens ontmoette, ik hen vertelde dat ze behalve Hitler daar enkele generaals konden aantreffen omdat ik mogelijk ‘s ochtends naar Berchtesgaden had gebeld en gehoord dat deze generaals aanwezig zouden zijn.
Het verloop van de gesprekken verschilde natuurlijk sterk van de gebruikelijke conferenties in het diplomatieke leven maar was zeker niet zo dramatisch als hier door diverse bronnen is beschreven. Naar mijn weten waren deze generaals, de vorige avond door Hitler opgeroepen en mij niet bekend, alleen maar aanwezig voor het effect en dat was ook de bedoeling. Voor zover ik weet en binnen het kader van mijn eigen deelname waren ze er niet bij geroepen om deel te nemen aan het politiek overleg.
De toon waarop Hitler onderhandelde, de beschuldigingen die hij Schuschnigg voor de voeten wierp waren naar mijn mening zeer onaangenaam en daarom kwam ik regelmatig als bemiddelaar tussenbeide. Ik herinner me een incident heel goed dat ontstond toen Hitler en Schuschnigg samen onderhandelden en het gesprek uitzonderlijk luid werd. Ik ging de vergaderzaal binnen en hoorde dat Hitler Schuschnigg ervan beschuldigde geen Duitser te zijn, geen nationaal gevoel te hebben zodat ik er tussen kwam en tegen Hitler zei: “U beoordeelt de heer Schuschnigg volkomen verkeerd. De manier van denken van de heer Schuschnigg is net zo Duits als die van u of die van mij, hij wil alleen maar niet een samengaan van onze twee landen volgens de doctrine die u nu in Duitsland hanteert.” Tijdens dit gesprek werd een programma overhandigd aan de heer Schuschnigg en de heer Schmidt dat mij persoonlijk niet bekend was, zoals ik al heb gezegd. Na enige onderhandeling werden een aantal punten uit dit programma geschrapt zoals bijvoorbeeld het bevel over het Oostenrijkse leger door Generaal Von Glaise-Horstenau en alle economische eisen; daarom, tegen de avond toen de conferentie ten einde liep zei ik tegen de heer Schuschnigg dat hij de rest beter kon aanvaarden zodat niets een verdere vreedzame ontwikkeling in de weg zou staan. Afgezien hiervan maakte de heer Schuschnigg in verband met dit programma of deze overeenkomst slechts het uitdrukkelijke voorbehoud dat de bepalingen zouden moeten worden goedgekeurd door de Oostenrijkse regering en de Oostenrijkse president. Daarmee werd zeker voorzien in de mogelijkheid voor een latere wijziging van de kant van Oostenrijk.
Dr. KUBUSCHOK: Op een punt is uw relaas niet helemaal duidelijk. Kwam u pas na Schuschnigg en Dr. Schmidt in Berchtesgaden aan? Was u al in Berchtesgaden of hebt u de nacht elders doorgebracht?
VON PAPEN: Ik reisde met de heer Schuschnigg van Wenen naar Salzburg, bracht daar de nacht met hem door en ging de volgende morgen met hem verder naar Berchtesgaden. Anders gezegd, ik was niet eerder dan hij in Berchtesgaden. De heer Schuschnigg heeft echter beweerd dat ik hem in de morgen voor ons bezoek vertelde dat de generaals daar waren. Dat kan ik me niet herinneren; maar het is mogelijk want het kan zijn dat ik ‘s morgens van uit Salzburg opbelde en het mij werd verteld.
Dr. KUBUSCHOK: Er moet nog een punt worden aangevuld. Schuschnigg zei dat u hem bij de grens ontmoette. Kunt u dat punt ook ophelderen?
VON PAPEN: Nou, de heer Schuschnigg en ik hadden de nacht samen doorgebracht in Salzburg, zoals ik heb gezegd. De volgende morgen ging ik verder tot aan de grens en wachtte hem aan de Duitse grens op.
Dr. KUBUSCHOK: Verschilde de overeenkomst van Berchtesgaden principieel van de Overeenkomst van 11 juli 1936?
VON PAPEN: Het resultaat van het overleg van Berchtesgaden was zeker een uitbreiding vergeleken met de Overeenkomst van juli. Maar het betekende niet het verlaten van de basis van de Overeenkomst van juli, het verlaten van de principes, anders gezegd, handhaving van de onafhankelijkheid van Oostenrijk. Dat blijkt ook duidelijk uit de communiquées van de regeringen die werden uitgegeven bij gelegenheid van de aanvaarding van de overeenkomst.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar het officiële communiqué, document 78, pagina 174; en ook naar document 79, pagina 175, Hitler’s rede voor de Reichstag van 20 februari betreffende deze kwestie.
Op 26 februari bracht u een officieel afscheidsbezoek aan Schuschnigg. De Aanklager heeft in verband hiermee een memorandum ingediend. Vertelt u ons alstublieft over dat afscheidsbezoek.
VON PAPEN: Deze notitie uit het dossier bevat ongetwijfeld de informatie die ik per telefoon aan Von Ribbentrop gaf betreffende mijn afscheidsbezoek. In deze nota vestigde ik de aandacht van Buitenlandse Zaken op het feit .....
De PRESIDENT: Wat is de datum van deze nota?
Dr. KUBUSCHOK: De nota is gedateerd 26 februari en hij werd door de Aanklager ingediend.
SIR DAVID MAXWELL-FYFE: Documentenboek IIa, pagina 1.
VON PAPEN: In dit memorandum noemde ik de druk die op Schuschnigg was uitgeoefend en waaronder hij handelde. Het feit dat ik Buitenlandse Zaken inlichtte zou eigenlijk moeten aantonen dat ik het persoonlijk niet met deze druk eens was; anders zou ik er geen verslag van hebben gedaan. Op 26 februari kwamen dus mijn tijdelijke activiteiten ook volledig tot stilstand.
Dr. KUBUSCHOK: Op 9 maart 1938 schreef Schuschnigg de volksraadpleging uit. Wilt u hier commentaar op geven?
VON PAPEN: De volksraadpleging die door Schuschnigg werd aangekondigd was natuurlijk een complete verrassing. Naar mijn mening druiste die in tegen de geest van de afspraken die in Berchtesgaden werden gemaakt en stond lijnrecht tegenover een vreedzame verlichting van de druk.
De volksraadpleging was ook een schending van de Oostenrijkse Grondwet. Die was niet het besluit van de Oostenrijkse regering maar een spontane maatregel van de Oostenrijkse kanselier en naar mijn mening was het volkomen duidelijk dat die elementen in Oostenrijk die voorstander waren van een verenging van de twee staten hoogst ongelukkig waren met deze volksraadpleging.
Dr. KUBUSCHOK: Getuige Rainer heeft verklaard, en in de rede die is aangehaald, dat hij op de avond van 9 maart in uw appartement was. Was dit een vooraf geregeld overleg, was dit eigenlijk een overleg of slechts een uitwisseling van meningen?
VON PAPEN: Helemaal niet. Ik was niet in Wenen vanaf de avond van de 26ste, voor zover ik me herinner, tot ongeveer 9 maart. Op die dag keerde ik naar Wenen terug en het is natuurlijk mogelijk dat deze heren naar de Ambassade kwamen en me daar spraken. Er was geen sprake van dat er iets vooraf geregeld was van mijn kant.
Dr. KUBUSCHOK: Was u in Berlijn op 11 maart?
VON PAPEN: In de avond van 10 maart werd ik op de Ambassade gebeld vanuit de Reichskanzlei met een bevel van Hitler om diezelfde avond onmiddellijk naar Berlijn te komen. Ik vloog de volgende morgen naar Berlijn en kwam zo tussen 9 en 10 uur ‘s ochtends bij de Reichskanzlei aan. Waarom Hitler mij liet komen weet ik niet; ik neem aan dat hij mijn advies wilde terwijl die crisis zich ontwikkelde; misschien kan hij ook hebben gedacht dat mijn aanwezigheid in Wenen zijn plannen zou doorkruisen. Hoe dan ook, ik was op deze noodlottige dag, 11 maart in Berlijn en in de Reichskanzlei. Ik ontmoette Hitler die omringd was door vele ministers, de heer Göring, Dr. Goebbels, Von Neurath, staatssecretarissen en ook militairen. Hij begroette mij met de woorden: “De situatie in Oostenrijk is ontoelaatbaar geworden; de heer Schuschnigg pleegt verraad aan de Duitse opvattingen en we kunnen deze gedwongen volksraadpleging niet toestaan.” En toen ik zag hoe opgewonden hij was, herinnerde ik hem nogmaals aan zijn belofte aan mij gedaan in Bayreuth en waarschuwde hem dringend tegen overhaaste beslissingen. Maar deze morgen zei hij tegen mij: “Of de volksraadpleging moet worden afgelast of de regering moet aftreden.”
Vandaag weten we uit de brief die hij per speciale koerier aan Dr. Seyss stuurde over zijn ultimatum aan de Oostenrijkse regering. Destijds lichtte hij mij niet in over deze actieve tussenkomst van zijn kant. Toen, gedurende de dag bleef ik met de meeste aanwezigen in de grote hal terwijl Göring telefoneerde vanuit Hitler’s privé kantoor. Wat er werd gezegd is iets dat wij, die in de grote hal stonden te wachten, slechts beetje bij beetje konden opvangen maar vandaag weten we het natuurlijk uit de documenten hier.
Er is slechts een incident dat ik wil noemen. Tegen 5 uur ‘s middags kwam er een bericht uit Wenen dat de Regering Schuschnigg bereid was af te treden. Daarop drong ik er bij Hitler op aan, zijn orders voor de militairen in te trekken. De heer Hitler deed dat ook. Tussen 5 en 6 in de middag werd het bevel aan de paraat staande strijdkrachten ingetrokken. Bij die gelegenheid feliciteerde ik Generaal Keitel en Generaal Von Brauchitsch, die ook aanwezig waren ermee dat ons die kwestie bespaard was gebleven. Maar een uur later was de situatie weer totaal anders. Toen er telefoon uit Wenen kwam dat de Federale President weigerde de regering Seyss-Inquart te benoemen gaf Hitler nogmaals het bevel aan de troepen. Vervolgens werd laat op de avond bekend dat de Oostenrijkse regering om het binnentrekken van de Duitse troepen had gevraagd, omdat ze anders de situatie niet onder controle hadden. Ik zie de heer Von Neurath nog naast me staan wanneer hij zegt: “Dit is zo’n belangrijk bericht uit Wenen dat we het absoluut op schrift moeten hebben.”
Dus verkeerden we in de veronderstelling dat deze roep om hulp uit Wenen tot ons gekomen was. De verdere gebeurtenissen van die avond zijn bekend en ik kan alleen maar zeggen dat ik persoonlijk diep geschokt was door het verloop van deze gebeurtenissen want het was volkomen duidelijk dat deze inval door het leger tot incidenten en bloedvergieten kon leiden en een nieuw bloedvergieten tussen onze landen zou niet alleen weer veel schade hebben berokkend aan de Duitse kwestie maar zou ook de slechts denkbare indruk hebben achtergelaten van het voeren van Duitsland’s beleid.
Dr. KUBUSCHOK: Ik vestig hier uw aandacht op document 97, pagina 241 in het derde documentenboek. Neem me niet kwalijk, het is nog niet in het boek opgenomen. Het wordt juist voorgelegd, document 97, pagina 241. Het is een verklaring van Thass, een vriend van beklaagde Von Papen die in de avond van 11 maart met hem sprak. Ik citeer vanuit ongeveer het midden van het document:
“Op 11 maart 1938, het begin van de inval van de Duitse troepen in Oostenrijk, verscheen de heer Von Papen laat in de avond in de Union Club waar hij zeer opgewonden en wanhopig verklaarde: “Ik kom juist van de Reichskanzlei. Ik probeerde Hitler ervan te weerhouden Oostenrijk binnen te vallen en heb hem dat sterk afgeraden, maar hij heeft die waanzin doorgezet en heeft zojuist het bevel gegeven Oostenrijk binnen te vallen.”
Wist u, beklaagde, iets over het militaire plan Fall Otto?
VON PAPEN: Ik heb voor de eerste keer over dit Fall Otto gehoord tijdens dit proces. Fall Otto was, zoals gezegd een theoretische voorbereiding op een militaire aanval in het geval dat als gevolg van een terugkeer van de Habsburgs, de Tsjechen en Hongaren Oostenrijk binnen zouden trekken.
De PRESIDENT: Dit is precies wat beklaagde deed toen ik u onderbrak. Hij zei dat hij niets wist over dit document en nu probeert hij het te verklaren. Dit is argument, geen bewijsmateriaal.
Dr. KUBUSCHOK: Ja zeker, Meneer de President.
(tot de beklaagde) Laten we overstappen op de volgende vraag. Een tijdje geleden zei u dat u had besloten dat de dossiers die het gedocumenteerde bewijs vormden van uw activiteiten in Wenen naar Zwitserland overgebracht moesten worden. Gebeurde dit later ook?
VON PAPEN: Ja, dat gebeurde. Mijn secretaris, de heer von Ketteler bracht begin maart 1938 de dossiers naar Zwitserland.
Dr. KUBUSCHOK: Wilt u alstublieft in het kort de omstandigheden beschrijven rond de moord op uw assistent, Baron von Ketteler, na de inval van de Duitse troepen in Oostenrijk. In het bijzonder, wat deed u om die zaak opgelost te krijgen?
VON PAPEN: Gedurende de dagen van de intocht in Wenen was mijn secretaris en vriend, de heer von Ketteler plotseling verdwenen. Ik lichtte de Weense politie direct in en ook de heer Himmler, de heer Heydrich en Dr. Kaltenbrunner. Ze zegden een onderzoek toe. Het onderzoek leverde lange tijd niets op. Oorspronkelijk had ik aangenomen dat de heer von Ketteler was gevlucht daar zijn relatie met de Oostenrijkse partij zeer slecht was. Maar een paar weken later werd bekend dat het lichaam van Von Ketteler in de Donau buiten Wenen was gevonden. Ik deed bij het Openbaar Ministerie aangifte van moord door een onbekend persoon. Ik eiste sectie op het lichaam. De sectie werd verricht met als resultaat dat er geen sporen van geweld werden aangetroffen. Niettemin ben ik er zeker van dat deze nieuwe daad een wraakactie van de Gestapo tegen mij, mijn beleid en mijn vrienden was. Ik wendde mij tot Göring die het bevel over de Gestapo voerde en vroeg om zijn hulp. Göring vroeg het dossier van de Gestapo op en vertelde mij dat er bewijzen waren dat Von Ketteler een aanslag op het leven van Hitler had voorbereid. Ik zei dat daar geen sprake van was. Maar toen werd door Göring vastgesteld, via de Gestapo dat ik mijn dossiers naar Zwitserland had overgebracht en dat de heer von Ketteler daarbij geholpen had. De heer Göring beloofde met Hitler te overleggen en bestraffing te eisen van de Gestapo mensen die aan deze zaak hadden gewerkt. Ik geloof dat hij dat gedaan heeft maar zijn tussenkomst bleef zonder succes.
Dr. KUBUSCHOK: Na uw vertrek uit Wenen trok u zich uit het openbare leven terug. Kreeg u aanbiedingen voor posten in het buitenland?
VON PAPEN: Ik trok me uit het openbare leven terug omdat mijn ervaringen van na 30 juni en later in Oostenrijk niet van dien aard waren dat ik een nieuwe post wilde. Ik kan alleen maar zeggen dat in de volgende periode de heer Von Ribbentrop mij twee keer vroeg naar Ankara te gaan als ambassadeur en dat ik dat twee keer weigerde.
Dr. KUBUSCHOK: Als laatste vraag met betrekking tot de kwestie Oostenrijk wil ik u vragen of Hitler u het Goldenes Parteiabzeichen toekende na de intocht in Wenen? Wilt u hier alstublieft iets over zeggen?
VON PAPEN: Dat is juist. Zoals we weten was Hitler eraan gewend mensen plotseling te ontslaan; en hij had mij op 4 februari abrupt ontslagen en de kwestie Oostenrijk zonder mij opgelost. Voor de buitenwereld verhulde hij dat soort acties met beleefde brieven en onderscheidingen. Misschien zou ik destijds dat Goldenes Parteiabzeichen hebben moeten weigeren want ik bekleedde geen officiële positie meer en ik had geen reden die onderscheiding te aanvaarden. Mijn positie in die dagen was echter zo moeilijk dat ik die niet nog moeilijker wilde maken. Mijn assistent Von Ketteler was verdwenen en ik moest verwachten dat ik in een proces verwikkeld zou raken omdat ik mijn dossiers naar Zwitserland had overgebracht. Dus aanvaardde ik die onderscheiding. Maar ik ontken dat ik hiermee mijn lidmaatschap van de partij bevestigde. Ik geloof dat niemand die mij kent – zelfs de heren die samen met mij op de tribune zitten – zal handhaven dat ik ooit in mijn leven een Nationaalsocialist ben geweest.
Dr. KUBUSCHOK: Ik kom nu toe aan de bespreking van een relatief korte periode, anders gezegd, uw tijd in Turkije. Mag ik daar nu aan beginnen?
De PRESIDENT: Waarom is het nodig in te gaan op zaken van na de Anschluss in 1938, gezien in het licht van wat de Aanklager heeft verklaard. Ik bedoel – werpt het licht op het verleden? Zover ik het begrijp ....
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, ik ben klaar met de hele kwestie Oostenrijk. Ik moet nu slechts een kort onderwerp behandelen, de activiteiten van beklaagde gedurende zijn tijd als Ambassadeur in Turkije. Ik wil alleen maar vragen of dit een gunstig moment is om ermee te beginnen of het Tribunaal een schorsing wenst. Ik zal in ongeveer een uur klaar zijn.
De PRESIDENT: We zullen zo direct pauzeren maar wat ik u vroeg was waarom het nodig is in te gaan op de geschiedenis van beklaagde in Ankara gezien wat de Aanklager heeft gezegd met betrekking tot de beschuldigingen tegen beklaagde? Zover ik het begrijp heeft de Aanklager gezegd dat er geen beschuldigingen tegen beklaagde liggen in verband met zijn werk in Ankara. Tenzij de geschiedenis van die tijd licht werpt op het verleden, tot aan maart 1938, lijkt dat niet van belang te zijn voor dit proces.
Dr. KUBUSCHOK: Bij de behandeling van zijn activiteiten in Turkije zal ik mij tot enkele punten beperken met als enig doel, zoals door het Tribunaal is opgemerkt, licht te werpen op de voorgaande activiteiten van beklaagde Von Papen. Het bewijsmateriaal zal daarom betrekking hebben op het feit dat beklaagde door zijn activiteiten heel duidelijk heeft gemaakt dat hij een fervent tegenstander van oorlog in welke fase ook was en dat hij tijdens elke fase van de oorlog slechts heeft geprobeerd vrede te bereiken. Dit materiaal uit Turkije moet daarom het tegenbewijs leveren voor de beschuldiging dat beklaagde eerder op enigerlei wijze een actief deelnemer was aan het beleid van oorlog. We moeten ons ook een volledig beeld verschaffen van een man die aangeklaagd wordt wegens samenzwering. Als hij direct voor het uitbreken van de oorlog en tijdens de oorlog een officiële functie bekleedde dan moeten we zeker onderzoeken of zijn houding in die tijd niet juist het bewijsmateriaal levert dat hij eerder op enige wijze heeft ingestemd met de plannen die, dat is waar, voor het eerst werden uitgevoerd tijdens de eerste dagen van zijn aantreden. De vragen zijn kort en we zullen .....
De PRESIDENT: De zitting wordt geschorst.

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.

Afbeeldingen

Franz von Papen, kanselier tot 1933, vice-kanselier onder Hitler (1933-1934) en ambassadeur in Turkije (1939-1944). Bron: Truman Library.

Ochtendzitting 2

Dr. KUBUSCHOK: Onder welke omstandigheden werd u in april 1939 benoemd tot Ambassadeur in Ankara? Waarom aanvaardde u die post?
VON PAPEN: Ik aanvaardde die post onder zeer bijzondere omstandigheden nadat ik hem twee keer had geweigerd. Op de dag dat Albanië door Italië werd bezet belde de heer Von Ribbentrop mij op en vroeg mij dringend naar Berlijn te komen. Daar legde hij mij uit de de post in Ankara, die zes maanden lang vrij was geweest, onmiddellijk bezet moest worden vanwege de complicaties die in het zuidoosten zouden kunnen ontstaan vanwege de bezetting van Albanië. Voordat ik deze post aanvaardde overwoog ik ernstig of ik nog meer kon en moest doen voor de regering Hitler. Na 15 maart, de intocht in Praag, wisten we dat we op een kruitvat zaten. In deze Europese kwestie waren er twee mogelijkheden voor een conflict: de ene was de Poolse kwestie waar ik niets aan kon doen, de andere was het probleem in het zuidoosten dat nijpend was geworden door de bezetting van Albanië. Ik voelde dat ik hier iets kon doen en iets bij kon dragen aan het handhaven van de vrede in Europa. Om die reden bood ik aan op dat moment naar Ankara te gaan.
Dr. KUBUSCHOK: U ging eerst naar Ankara om informatie in te winnen; u verschafte zich een beeld van de situatie daar en gaf toen in een mondeling en schriftelijk verslag uw mening. Wilt u hier iets over zeggen?
VON PAPEN: In Ankara kreeg ik onmiddellijk een beeld van de situatie omdat ik alle leidende personen daar kende.
De PRESIDENT: Dr. Kubuschok, u gaat toch niet met beklaagde alle verwikkelingen binnen de Turkse politiek behandelen?
Dr. KUBUSCHOK: Nee, dat is niet mijn bedoeling. De kwestie wordt behandeld in een rapport dat beklaagde niet alleen aan Hitler in Berlijn uitbracht maar ook aan andere departementen. Het opstellen van dit rapport en de inhoud toont een positieve houding bij de handhaving van vrede. Daarom ben ik kort op deze kwestie ingegaan. En beklaagde, ik vraag u te beschrijven ......
De PRESIDENT: Hebt u dat rapport?
Dr. KUBUSCHOK: Nee, dit rapport bevindt zich ook in de dossiers van Buitenlandse Zaken waar ik geen toegang toe heb.
De PRESIDENT: Behandelt u dat onderwerp dan maar maar houdt u het kort.
Dr. KUBUSCHOK: Beklaagde, gaat u alstublieft verder.
VON PAPEN: Ik zal het zeer kort houden, Edelachtbare. Ik kwam uit Turkije terug en meldde aan Hitler in een rapport wat er moest gebeuren om de vrede in Europa te handhaven. Ik stuurde dit memorandum ook aan Keitel en Von Brauchitsch. Ik stelde in dit rapport dat het noodzakelijk was, om de situatie in het zuidoosten onder controle te houden, dat Italië onmiddellijk beloften moest doen die aangaven dat zij haar troepen uit Albanië zou terugtrekken en haar betrekkingen met Turkije herstellen om daar elke twijfel aan de oprechtheid van Italië weg te nemen. Er volgde over dit advies een zeer verhitte discussie tussen Graaf Ciano en mijzelf. Graaf Ciano was die dag in Berlijn om de Duits-Italiaanse Alliantie te ondertekenen. Toen ik hem mijn voorstellen deed was hij zeer verontwaardigd over deze eisen en beklaagde zich over mij bij de heer Von Ribbentrop. Er ontstond toen een zeer verhitte discussie met de heer Von Ribbentrop die me zei dat hij verantwoordelijk was voor het Duitse buitenlandse beleid en niet ik en dat het per slot van rekening niet mijn taak was voorstellen te doen om de vrede te handhaven. Daarop diende ik bij de heer Von Ribbentrop mijn ontslag in en zei hem dat het onder deze omstandigheden zinloos was mij naar Ankara te sturen, maar de heer Von Ribbentrop trok zijn woorden in en ik keerde terug.
Dr. KUBUSCHOK: Waarschuwde u in dit rapport in het algemeen tegen het avontuur van een oorlog en welke redenen gaf u voor die waarschuwing?
VON PAPEN: Het memorandum dat ik ook aan Generaal Keitel en Generaal Von Brauchitsch gaf, bevatte een militaire voorstelling van de situatie waarbij ik stelde dat het beginnen van een oorlog over de Poolse Corridor per definitie tot een wereldoorlog zou leiden. Als een dergelijke oorlog zou uitbreken dan zou Duitsland’s positie hopeloos zijn want er bestond geen twijfel aan dat Engeland haar belofte aan Polen gestand zou doen en dat Engeland en Frankrijk Polen te hulp zouden komen.
Dr. KUBUSCHOK: Wat was uw reactie op het nieuws over het uitbreken van de oorlog op 1 september 1939?
VON PAPEN: Toen het nieuws over het uitbreken van de oorlog tegen Polen mij in Ankara bereikte was ik diep geschokt. Ik had natuurlijk gehoopt dat Hitler deze stap, die ons in het grootste ongeluk moest storten zou voorkomen.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 14, pagina 61; een verklaring van de dame die jarenlang privé secretaresse van beklaagde Von Papen is geweest. Ik zal er een korte passage op pagina 4 uit voorlezen, de tweede alinea voor het einde:
“Ik hoorde de aankondiging van het uitbreken van de oorlog op de radio in de ambassade in Ankara met de Ambassadeur en de hele staf. Later wandelde ik met de Ambassadeur in de tuin van de ambassade. De Ambassadeur was bijzonder opgewonden en geschokt. Ik heb hem nog nooit zo gezien, zelfs niet na die donkere dagen in 1934 en zelfs niet na de moord op zijn vriend Ketteler.
“Daarom herinner ik me elk woord zo goed dat de Ambassadeur bij die gelegenheid tegen me zei: ‘Denk aan mijn woorden: Het uitlokken van deze oorlog is de grootste misdaad en de grootste waanzin die Hitler en zijn mensen konden hebben begaan. Duitsland kan deze oorlog niet winnen. Allen zullen onder het puin worden bedolven.”
Beklaagde, wat waren uw plannen voor de toekomst?
VON PAPEN: Wat kon ik doen? Ik kon ertegen protesteren – dan moest ik om in Duitsland niet als verrader te worden geëxecuteerd in het buitenland blijven – ik zou kunnen emigreren. Ik zou dat nooit hebben gedaan want ik heb altijd geloofd dat men beter in eigen land kan werken dan als een emigrant. Ik zou kunnen aftreden; dan zou ik naar Duitsland moeten terugkeren en soldaat worden. Mij leek het beste te blijven waar ik was waar ik mijn vaderland het beste kon dienen.
Dr. KUBUSCHOK: Ik kom nu aan de behandeling van uw diverse pogingen tot vrede. Wilt u eerst uw onderhandelingen beschijven met de Nederlandse Minister Visser?
VON PAPEN: Direct na de veldtocht in Polen voerde ik onderhandelingen met de Nederlandse Minister in Ankara, destijds Dr. Visser, die zich bereid verklaarde zijn Minister van Buitenlandse Zaken als bemiddelaar te laten optreden in Londen. De vredesvoorwaarde zou natuurlijk geweest zijn het herstel van Polen met een overeenkomstige oplossing van de kwestie rond de Corridor, het probleem van de Duitse delen. Ik meldde deze mogelijkheid tot vredesonderhandelingen aan de heer Von Ribbentrop maar het leek me toe dat er in Berlijn niets mee werd gedaan en daarom ging ik in november 1939 zelf naar Berlijn. De heer Von Ribbentrop zei tegen mij: “De Führer wenst niets te horen over vredesonderhandelingen, onderneemt u alstublieft geen verdere stappen meer.”
Ik ging toch naar Hitler, meldde het Nederlandse aanbod aan hem en bracht de wens van de Nederlandse Minister Dr. Visser over persoonlijk naar Berlijn te komen. Helaas verwierp Hitler al mijn argumenten.
Dr. KUBUSCHOK: Ik wil erop wijzen dat er met toestemming van het Tribunaal een vragenlijst over dit onderwerp aan Minister Visser is gestuurd maar die is nog niet terug ontvangen.
Deed u verdere voorstellen om de oorlog in 1939 te beëindigen? Ik denk in dit verband aan het herstel van orde en recht in Duitsland.
VON PAPEN: Ja; in december 1939 stuurde ik een uitvoerig rapport voor Hitler aan de heer Von Ribbentrop en in dit rapport stelde ik dat de eerste voorwaarde voor het sluiten van vrede en bereidheid in het buitenland tot het sluiten van vrede moest zijn het afzweren van het heersende regeringsstelsel in Duitsland; anders gezegd een terugkeer naar een constitutioneel stelsel in Duitsland. Toen zei ik tegen Hitler: “Als u dat doet geniet u meer vertrouwen in het buitenland en zou het mogelijk zijn de weg te effenen naar vredesonderhandelingen.
Dr. KUBUSCHOK: Wat waren de instructies die u uit Berlijn kreeg met betrekking tot vredespogingen en wat deed u niettemin?
VON PAPEN: De Reichsaussenminister vaardigde herhaaldelijk strikte orders uit aan de hoofden van buitenlandse missies om onder geen enkele voorwaarde over vrede te beginnen. In de ogen van Buitenlandse Zaken zouden dergelijke pogingen een teken van zwakte zijn.
Ik hield me niet aan die regels omdat ik vastberaden was op eigen initiatief alles te doen om de oorlog te bekorten. Om die reden wendde ik mij in het voorjaar van 1941, nog voor de crisis op de Balkan, tot Zijne Majesteit de Koning van Zweden met het verzoek een bemiddeling naar vrede te beginnen. Ik vroeg ook de President van Turkije, Ismet Inonu, naar de mogelijkheden tot bemiddeling. President Inonu stemde toe dit te doen terwijl Zijne Majestiet, de Koning van Zweden weigerde door te zeggen dat de situatie hem voor dat soort pogingen niet geschikt leek. De Turkse president verzocht alleen maar dat hem officieel zou worden gevraagd om te bemiddelen. Dat gebeurde natuurlijk niet.
Dr. KUBUSCHOK: Wat vond u van de gebeurtenissen van 10 mei 1940, de inval van de Duitse troepen in Nederland en België; en wat voor verklaring legde u in dit verband af?
VON PAPEN: Op 10 mei 1940 haalde ik mij de indruk voor de geest die de hele Eerste Wereldoorlog had overheerst: de vraag waarom Duitsland de neutraliteit van België had geschonden? Het was voor mij totaal onbegrijpelijk dat die psychologische fout een tweede keer gemaakt zou worden en ik drukte op 10 mei mijn mening hierover uit in een brief aan de Nederlandse Minister Visser.
Dr. KUBUSCHOK: Wat deed u om uitbreiding van de oorlog naar de Balkan te voorkomen?
VON PAPEN: Toen de crisis in Joegoslavië uitbrak en onze troepen door Bulgarije trokken, liet ik Hitler een persoonlijke brief sturen naar de Turkse president. In die brief verzekerde hij de Turkse president dat hij onder geen enkele voorwaarde van plan was Turkije aan te vallen en om die reden had hij de Duitse troepen bevel gegeven een afstand van 40 kilometer tot de Turkse grens te bewaren.
Dr. KUBUSCHOK: In juni 1941 sloot u een vriendschapsverdrag met Turkije. Wilt u in het kort de redenen daarvoor geven?
VON PAPEN: De redenen waren heel simpel: Om de oorlog te beperken moest Turkije weten dat ondanks ons bondgenootschap met Italië, ondanks de oorlog op de Balkan, ondanks de oorlog tegen Griekenland wij Turkije nooit zouden bedreigen. Turkije moest ook weten dat wij niet zouden proberen door Turkije op te trekken naar het Suez kanaal. De onderhandelingen waren lang en moeizaam want de heer Von Ribbentrop wenste in deze overeenkomst geen enkele vermelding van Turkije’s contractuele verplichting jegens de Geallieerden. Ik wees er de heer Von Ribbentrop in een telegram toen op dat de Turken zich aan hun afspraken hielden.
Dr. KUBUSCHOK: Wist u van Hitler plannen met de Sovjet Unie? Wat dacht u over die oorlog?
VON PAPEN: Het begin van de oorlog tegen Rusland was natuurlijk een complete verrassing voor ons. We hadden gehoord van troepenconcentraties aan beide zijden maar natuurlijk nam ik aan en hoopte dat Hitler zich aan zijn verdrag met Rusland zou houden en dat hij geen oorlog zou beginnen. Ik vond het beginnen van de oorlog tegen Rusland een misdaad, gezien zowel vanuit Duitse als Europese belangen.
Dr. KUBUSCHOK: Zette u uw pogingen voor vrede voort na uw terugkeer van een bezoek aan Duitsland in de herfst van 1943?
VON PAPEN: In de herfst van 1943, na de val van Stalingrad was het duidelijk geworden dat er met de regering van Hitler geen vrede kon worden bereikt. Hierover vond tussen mij en mijn vrienden, ook met mijn militaire vrienden veel discussie plaats. In de herfst van 1943 werd ik opgenomen in het zogenaamde plan Beck, dat hier door getuige Gisevius genoemd is. Destijds had dat plan niet de bedoeling Hitler uit te schakelen door een aanslag op zijn leven maar de bedoeling was zijn hoofdkwartier door troepen te laten omsingelen en daarna Hitler voor het gerecht te brengen. De redenen hiervoor waren duidelijk. Zelfs al waren veel generaals van mening dat de oorlog moest worden beëindigd, ze waren bang om actie tegen Hitler te ondernemen omdat ze dachten dat Hitler nog steeds zeer veel prestige genoot. Bovendien was er nog het probleem dat wanneer Hitler was uitgeschakeld, niemand wist wat de Geallieerden met ons zouden doen.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat dit alles veel beknopter moet, Dr. Kubuschok.
VON PAPEN: Als gevolg van al deze bedenkingen probeerde ik er achter te komen wat de Geallieerden in een dergelijk geval met Duitsland zouden doen en daarom wendde ik mij tot de Amerikaanse minister, destijds Mr. Earle die deze kwestie ook al in de pers had besproken.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 93, pagina 214.
Dit is de vragenlijst van Freiherr von Lersner die ik had willen oproepen als getuige maar die niet kon komen vanwege transportproblemen. Op pagina 214 luidt het antwoord op vraag 7: “Mijn activiteiten bij het bemiddelen naar vredesonderhandelingen waren altijd gebaseerd op mijn eigen initiatief en uitgebreid met de mogelijkheid te bemiddelen voor een algehele wereldvrede tussen de strijdende staten. Voorafgaand aan ieder vredesoverleg voerde ik gedetailleerde besprekingen met Ambassadeur Von Papen en werd door hem altijd sterk en tot het uiterste gesteund hoewel hem elk vredesoverleg verboden was en minstens zo gevaarlijk voor hem als voor mij.
“Hij stelde mij ook voor aan een aantal buitenlanders, vooral met de Apostolisch Gedelegeerde in Istanboel, Aartsbisschop Roncalli.
“Toen ik in 1942 besloot naar het Vaticaan te gaan raadde Ambassadeur Von Papen mij niet alleen dringend aan die reis te maken maar hij verschafte mij persoonlijk alle nodige papieren en paspoorten voor Rome waar ik, ondanks het uitdrukkelijke verbod door de Reichsregierung, aan Kardinaal Maglione en de directeur van de Curie, Bisschop Montini voorstelde een oproep tot wereldvrede door Paus Pius XII aan alle strijdende partijen te laten doen.
“Toen ik in april 1944 in de gelegenheid was contact te leggen met Mr. George Earle, de voormalige Amerikaanse Minister in Wenen en Sofia, de vriend van President Roosevelt waarmee ik lange tijd bevriend was geweest, hielp Von Papen mij weer op alle mogelijke manieren. Hij nam zelfs op zich ..
De PRESIDENT: Dit zijn details. Is het niet voldoende te zeggen dat beklaagde zei dat hij alles in het werk stelde om tot vrede te komen? Dan kunt u, als u dat wilt, verwijzen naar iedere vragenlijst of verklaring die bevestigt wat beklaagde zegt.
Dr. KUBUSCHOK: Prima. Ik zal afzien van het verder voorlezen van dit antwoord op vraag 7 en verwijs dan naar document 94, pagina 217; een brief van getuige Lersner aan Mr. Kirkpatrick. In die brief verwijst hij naar het feit dat beklaagde Von Papen al in 1939 probeerde Lersner naar Turkije te halen zodat hij op basis van zijn internationale contacten aan vrede kon werken. Hij beschrijft de moeilijkheden in verband met dit plan dat echter door Von Papen werd uitgevoerd.
De brief vermeldt ook verdere vredespogingen met Admiraal Von Horthy en met Koning Boris van Bulgarije. Ik zou graag in het kort een gedocumenteerde onderbouwing willen geven van de vragen die door getuige Gisevius ter sprake zijn gebracht. Ik wens bewijsmateriaal in te dienen dat aantoont dat Von Papen bepaald niet onvriendelijk werd ontvangen in de kring van samenzweerders van de 20ste juli maar dat hij integendeel werd genoemd voor de post van Minister van Buitenlandse Zaken. Ik verwijs naar de verklaring van Graaf Von Bismarck, document 90, pagina 201. Graaf Von Bismarck werd als gevolg van de gebeurtenissen van de 20ste juli naar een concentratiekamp gestuurd. Dat geeft het karakter van beklaagde aan. In document 90 wijst Von Bismarck erop dat in geval van een wijziging in de regering, Von Papen zich ter beschikking zou heben gesteld. Er was een afspraak om contact te maken via de heer Von Trott, die op Buitenlandse Zaken werkte. Von Trott werd ter dood veroordeeld na de gebeurtenissen van de 20ste juli.
Ten slotte verwijs ik naar document 89, pagina 199; een brief van Pfell aan de zoon van beklaagde Von Papen. Pfell wijst erop dat Kolonel Graaf von Stauffenberg, de moordenaar van de 20ste juli aan beklaagde had voorgesteld dat hij later als Minister van Buitenlandse Zaken zou fungeren. Het Hof heeft deze brief al bevestigd.
Beklaagde, wat was uw positie ten opzichte van de Partei tijdens uw verblijf in Turkije?
VON PAPEN: Mijn positie ten opzichte van de Partei was uitzonderlijk slecht. Ik voerde jarenlang strijd met de Landesgruppenleiter van de Partei in Turkije. Deze man zei tegen mijn ambassadepersoneel: “De heer Von Papen hoort in een concentratiekamp thuis of hij moet worden gefusilleerd.” Ik heb lang moeten vechten om deze man te laten verwijderen.
Dr. KUBUSCHOK: Wat deed u in die tijd aan kerkelijke aangelegenheden?
VON PAPEN: Gedurende de oorlog deed ik alles wat in mijn macht lag om tegenwicht te bieden aan de verheviging van de strijd tegen de Kerk. Dat betekent dat ik in Turkije al die instellingen onder mijn persoonlijke hoede nam.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs hier naar docuemnt 53, pagina 41 en document 51, pagina 138.
Wat deed u gedurende uw verblijf in Turkije aan de Jodenkwestie?
VON PAPEN: Ik bestreed alle maatregelen van de Duitse regering tegen Duitse Joden. Er vond een lang proces plaats voor het Parteigericht omdat Duits personeel van mijn ambassade een Joodse arts had geraadpleegd. Ik verdedigde mijn mensen tegen deze beschuldiging en ik weigerde de paspoorten van de Duitse Joden in Turkije in te nemen en hen van hun burgerrechten te beroven.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 95, pagina 277; de vragenlijst van Professor Marchionini. Hij bespreekt dit probleem in de vragen 4, 5 en 6. Van het antwoord op vraag 6 is de laatste alinea zeer opmerkelijk en omdat beklaagde Von Papen die nog niet heeft genoemd, zou ik die graag willen citeren. Pagina 229, de laatste alinea van het antwoord op vraag 6:
“Ik herinner me een incident in het voorjaar van 1944 bijzonder goed toen ik op verzoek van de heer Barlas, de Commmissaris voor Vluchtelingen van de Joodse Raad de heer Von Papen opzocht om zijn hulp in te roepen bij het redden van 10.000 Joden in Frankrijk die naar Polen zouden worden gedeporteerd om uitgeroeid te worden. Deze Joden hadden eerst de Turkse nationaliteit gehad maar die hadden ze later opgegeven. De heer Von Papen voldeed aan mijn verzoek en door zijn bemiddeling bleven de levens van deze Joden gespaard, zoals ik later van de heer Barlas zelf hoorde.”
Ik citeer verder:
“Bijzonderheden over dit incident, waarover ook Mr. Steinhardt, destijds de Amerikaanse ambassadeur in Turkije en Numan Menemencioglu, destijds Minister van Buitenlandse Zaken van Turkije ook waren ingelicht, kunnen worden verkregen door de heer Barlas te ondervragen.”
De PRESIDENT: Ik wil u er nogmaals op wijzen, Dr. Kubuschok dat u al veel langer bezig bent dan u zei dat u zou zijn.
Dr. KUBUSCHOK: In korte tijd, met een paar minuten ben ik er doorheen.
Ik stel de laatste vraag aan beklaagde: Toen Turkije op 2 augustus 1944 haar betrekkingen met Duitsland verbrak keerde u naar Duitsland terug. Waarom bleef u niet in Turkije en keerde u zich niet definitief van Duitsland af?
VON PAPEN: Ik kan zeggen dat op de dag van het verbreken van de betrekkingen tussen Turkije en Duitsland de Britse Eerste Minister, Mr. Churchill in het Lagerhuis het volgende zei: “Het verbreken van de betrekkingen tussen Turkije en Duitsland zal veel gevolgen hebben, waaronder gevolgen voor de heer Von Papen. Op 30 juni ontsnapte hij aan een bloedbad. Deze keer zal hij niet zoveel geluk hebben.”
Als gevolg kreeg ik verzoeken van de Geallieerden om in Turkije te blijven. Dat weigerde ik. Ik zei: “Ik zal terugkeren naar Duitsland waar ik thuis hoor. Ik ga niet emigreren want misschien kan ik nog iets voor mijn vaderland doen.” Dus keerde ik naar Duitsland terug. Toen ik daar aankwam merkte ik dat als gevolg van de terreurmaatregelen die waren genomen na de 20ste juli er geen enkele mogelijkheid bestond iets te doen. Voor de rest van de tijd stond er een bewaker van de Gestapo voor mijn deur.
Dr. KUBUSCHOK: Ik verwijs naar document 95, pagina 226 dat al is genoemd, de vragenlijst van Professor Marchionini. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3 en zou graag heel kort de laatste helft van dit antwoord wilen voorlezen in verband met de kwestie die beklaagde zojuist heeft genoemd:
“Het laatste gesprek over dit onderwerp vond op 2 augustus 1944 plaats, de dag voor zijn definitieve vertrek uit Ankara na het verbreken van de diplomatieke betrekkngen tussen Duitsland en Turkije.
“Op mijn advies Turkije niet te verlaten maar van hieruit een oproep te doen aan het Duitse volk en het Duitse leger om Hitler omver te werpen en de zinloze oorlog onmiddellijk te beëindigen, antwoordde Von Papen in grote lijnen als volgt:
“Ik heb van de geschiedenis geleerd dat een dictatuur niet omver kan worden geworpen vanuit een vreemd land; men moet in het land zelf zijn om het regime met succes te kunnen bestrijden. Daarom heb ik besloten terug te keren naar Duitsland om daar de strijd tegen het regime van Hitler te voeren en zo het einde van de oorlog te bespoedigen.”
Ik heb geen vragen meer voor beklaagde Von Papen.

De PRESIDENT: Wenst iemand anders van de Verdediging nog vragen te stellen?
Dr. VON LÜDINGHAUSEN ( raadsman van Von Neurath): Meneer von Papen, met toestemming van het Tribunaal zou ik u enkele vragen willen stellen. Hoelang hebt u de heer von Neurath gekend?
VON PAPEN: Sinds 1932.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Is het waar dat het de uitdrukkelijke wens van de toenmalige Reichspräsident Von Hindenburg was dat de heer Von Neurath als Reichsaussenminister moest worden opgenomen in de regering die u in 1932 vormde?
VON PAPEN: Ja, dat is volkomen waar.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Was u zich ervan bewust, of wist u uit eerdere activiteiten van de heer Von Neurath in zijn diverse functies als Ambassadeur maar in het bijzonder in zijn laatste functie in Londen, dat de heer Von Neurath een trouw volgeling en een gedreven voorstander was van een beleid van vrede?
VON PAPEN: Dat was mij bekend en aan iedereen in Duitsland.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: En u stemde daar ook mee in?
De PRESIDENT: Ik denk dat u iets te snel spreekt. Gaat u verder.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Stemde u zelf ook in met dat vredesbeleid?
VON PAPEN: Natuurlijk stemde ik in met dat beleid. Anders hadden we niet naast elkaar gezeten in dat Kabinet en ons met gezamenlijk werk bezig gehouden.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Nam de heer Von Neurath een paar maanden later deel aan de onderhandelingen die leidden tot de overdracht van het Rijkskanseliersschap aan Hitler?
VON PAPEN: Op geen enkele manier.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Maar weet u dat Reichspräsident Von Hindenburg de uitdrukkelijke voorwaarde had gesteld dat de heer Von Neurath ook moest aanblijven als Reichsaussenminister in de nieuwe regering onder Hitler?
VON PAPEN: Ik heb hier al genoemd dat dat een uitdrukkelijke voorwaarde van Von Hindenburg was.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: En wat was Hitler’s houding ten opzichte daarvan? Aanvaardde hij die alleen maar om de regering te kunnen vormen of stemde hij in met de keuze van Von Hindenburg?
VON PAPEN: Ik geloof dat Hitler volledig instemde met de keuze van Von Neurath als Minister van Buitenlandse Zaken.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Hebt u hier zelf met Hitler ooit over gesproken?
VON PAPEN: Ja, regelmatig. En ik hoorde van Hitler dat hij de persoonlijkheid en de capaciteiten van de heer Von Neurath zeer waardeerde.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: En hebt u daar ooit met de heer Von Neurath zelf over gesproken?
VON PAPEN: Ja.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Nam hij de beslissing om dit Kabinet te vormen gemakkelijk?
VON PAPEN: Ik stel me voor dat de heer Von Neurath ook dezelfde twijfels had die ik destijds had.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Nu, naar uw weten en naar wat u kon opmaken uit uitspraken van Hitler, wat waren destijds Hitler’s doelen en inspanningen met betrekking tot de buitenlandse politiek?
VON PAPEN: Hitler’s doelstellingen voor de buitenlandse politiek waren destijds zeer beperkt: Afschaffing van discriminatie met vreedzame middelen en het versterken van Duitsland’s positie in de wereld.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Hoorde u tot eind 1937 enige uitspraak van Hitler die aangaf dat hij vastbesloten was geweld te gebruiken wanneer zijn vreedzame pogingen niet het gewenste resultaat hadden?
VON PAPEN: Ik heb van Hitler nooit een dergelijke intentie gehoord.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: En dan wordt er in vooraanstaande partijkringen altijd beweerd dat hij dergelijke bloedige intententies uitte?
VON PAPEN: Ik heb nooit gehoord dat er binnen de Partei, zelfs niet onder de meest radicale Nationaalsocialisten iemand het ooit over het idee van een oorlog had.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Dus ter afronding, u was het volledig eens met de doelstellingen van een vreedzaam beleid zoals de heer Von Neurath dat bedoelde en bepleitte?
VON PAPEN: Absoluut.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Nu is tegen de heer Von Neurath de beschuldiging geüit te hebben meegewerkt aan de herbewapening van Duitsland. Wat waren Hitler’s redenen en motieven voor deze herbewapening die wordt verondersteld te zijn begonnen voor de feitelijke overname van de militaire onafhankelijkheid?
VON PAPEN: Ik heb gisteren gezegd dat de feitelijke herbewapening pas begon nadat ik mij uit het Kabinet had teruggetrokken. Maar voor zover ik ben ingelicht waren al mijn voormalige collega’s van mening dat een herbewapening alleen maar ten doel had Duitsland bescherming voor haar grenzen te bieden.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Ik kom nu toe aan de kwestie Oostenrijk. Kent u de houding van de heer Von Neurath betreffende de kwestie Oostenrijk?
VON PAPEN: De houding van de heer Von Neurath betreffende de kwestie Oostenrijk was dezelfde als die van mij. Net als ik protesteerde hij voortdurend in het Kabinet tegen de terreurmaatregelen die door de Partei in 1933 en 1934 werden genomen.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Was u zelf, toen Hitler u voor een buitengewone missie naar Wenen stuurde, ondergeschikt aan de heer Von Neurath? En kreeg u uw instructies van hem of alleen van Hitler?
VON PAPEN: Ik was niet ondergeschikt aan de heer Von Neurath maar ik had gevraagd of ik direct ondergeschikt aan Hitler kon zijn. Maar natuurlijk meldde ik alle stappen die ik ondernam aan de heer Von Neurath en aan Buitenlandse Zaken, zoals blijkt uit de documenten die hier zijn ingediend.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Wat was de houding van de heer Von Neurath tegenover de onderhandelingen in de zomer van 1936 die leidden tot de Overeenkomst van 11 juli tussen Duitsland en Oostenrijk?
VON PAPEN: De heer Von Neurath had precies dezelfde houding als ik, namelijk dat deze overeenkomst voor eens en voor altijd de vrede tussen deze twee volkeren van het zelfde ras moest dienen.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Beïnvloedde hij Hitler ook in deze richting?
VON PAPEN: Dat weet ik niet maar ik neem zeker aan van wel.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: En dat hij eerlijk en oprecht was in deze overeenkomst? Wat is uw mening? Ik benadruk hier dat de Aanklager beweert en de beschuldiging tegen de heer Von Neurath uit dat deze overeenkomst werd gesloten met verraderlijke bedoelingen.
VON PAPEN: Daarover heb ik gisteren tot in detail gesproken en geprotesteerd tegen de beschuldiging van verraderlijke bedoelingen tegen ons door de Aanklager. De heer Von Neurath had dergelijke bedoelingen net zo min als ik.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Nu heb ik nog twee korte vragen.
Weet u welke houding de heer Von Neurath innam toen Duitsland uit de Volkenbond stapte en uit de Ontwapeningsconferentie van 1933?
VON PAPEN: Ja, dat weet ik heel goed. De heer Von Neurath was van mening dat het raadzaam was uit de Ontwapeningsconferentie te stappen. Maar net als ik was hij van mening dat het verkeerd was uit de Volkenbond te stappen. Met zijn instemming, zoals ik het Hof gisteren heb verteld, volgde ik Hitler destijds naar München om hem over te halen niet uit de Volkenbond te stappen.
Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Ik heb verder geen vragen meer, Meneer de President.

Dr. SEIDL: Met toestemming van het Hof als vervanger van mijn afwezige collega Dr. Stahmer, zou ik een vraag wllen stellen namens beklaagde Göring.
Beklaagde, vanmorgen zei u dat u zich in verband met de moord op uw vriend Ketteler in 1938 tot Göring wendde omdat hij de leiding had over de Gestapo. Is het geen feit, en was u zich niet bewust van dit feit dat uiterlijk vanaf 1936 de Gestapo uitsluitend onder Himmler viel en formeel onder het Reichsinnenministerium?
VON PAPEN: Het is mogelijk dat ik in Oostenrijk vanwege mijn vierjarige afwezigheid uit Duitsland niet van dat feit op de hoogte was. Dat is hier natuurlijk vastgesteld. Hoe dan ook, ik had het gevoel dat als ik mij tot Göring wendde, hij in een positie was mij tegen de Gestapo te beschermen; nadat Hitler had geweigerd met mij over deze kwestie te spreken sprak het alleen maar vanzelf dat ik mij tot hem als tweede man in Duitsland zou wenden.
Dr. SEIDL: Ik heb verder geen vragen.
De PRESIDENT: Wenst de Aanklager een kruisverhoor af te nemen? Sir David, geeft u er de voorkeur aan, na de schorsing te beginnen?
SIR DAVID MAXWELL-FYFE (hoofdaanklager namens het Verenigd Koninkrijk): Edelachtbare, ik dacht eraan mijn documenten dan op orde te brengen en dat zou prettiger zijn voor het Tribunaal.
De PRESIDENT: We zullen de zitting om 5 minuten voor 2 hervatten.
SIR DAVID: Ik ben u zeer verplicht, Edelachtbare.
(de zitting wordt verdaagd tot 13:55 uur.)

Definitielijst

dictatuur
Staatsvorm waarbij de macht in een land in de handen is van één persoon, de dictator. Oorspronkelijk een Romeinse staatsvorm voor tijden van nood, waarbij de totale macht 6 maanden in de handen lag van één persoon om de crisis het hoofd te bieden.
Eerste Wereldoorlog
Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Joodse Raad
Tijdens de bezetting een door de Duitsers ingesteld joods bestuur, dat onder andere mee moest werken aan de deportatie van joodse Nederlanders.
neutraliteit
Onpartijdigheid, onzijdigheid, tussen de partijen instaand, geen partij kiezen.
Volkenbond
Internationale volkerenorganisatie voor samenwerking en veiligheid (1920-1941). De bond was gevestigd in Genève, in het altijd neutrale Zwitserland. In de dertiger jaren kon zij weinig uitrichten tegen het agressieve optreden van Japan (Mantsjoerije), Italië (Abessinië) en Hitler. De Volkenbond was in feite de voorganger van de Verenigde Naties.

Middagzitting 1

SIR DAVID: Beklaagde, herinnert u zich tijdens uw ondervraging op 19 september vorig jaar te hebben gezegd dat het uw huidige mening was dat Hitler de grootste misdadiger was die u ooit in uw leven hebt gezien?
VON PAPEN: Dat klopt helemaal. Dat is de mening die ik kreeg nadat ik hier over alle misdaden had gehoord.
SIR DAVID: Nou, dat was op 19 september. Maar ik ben meer geïnteresseerd in uw volgende antwoord. Was dat niet toen u werd gevraagd toen u bedacht dat Hitler de grootste misdadiger was die u ooit in uw leven had gezien “pas nadat ik de feiten wist waarom hij een oorlog begon.”
Herinnert u zich dat te hebben gezegd?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Duurde het voor u niet wat lang om die duidelijke waarheid te ontdekken na uw nauwe samenwerking met Hitler?
VON PAPEN: Mijn mening omtrent Hitler en zijn innerlijke politieke belang was mij na 30 juni 1934 volkomen duidelijk. Maar net als alle andere mensen kon ik aannemen dat hij tenminste op het vlak van de buitenlandse politiek verstandig zou zijn en ik had deze mening tot na de Overeenkomst van München.
SIR DAVID: Wel, laten we nu eens zien of u geen gelegenheid had om veel eerder tot die mening te komen. Toen u in 1932 Reichskanzler was, moest u zich toen niet vertrouwd maken met de personen, doelstellingen en methoden van de Nazi partij?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En dat deed u ook, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u herinnert zich – ik wil de zaak niet ophouden door naar het document te verwijzen maar neemt u aan dat het een juist citaat is – dat Hitler u op 16 november 1932 schreef: “U moet zich bewust zijn van mijn houding en de houding van mijn partij.”
VON PAPEN: Natuurlijk kende ik de doelstellingen van de partij maar mag ik eraan toevoegen dat wanneer een partij een coalitie vormt met een andere partij zij een groot deel van haar programma moet laten vallen om een coalitieprogramma te kunnen vormen. Dat was wat Hitler op 30 januari deed.
SIR DAVID: Ja, maar voordat we aan 30 januari toekomen wil ik u vragen – herinnert u zich uw mening van 1932. U twijfelde er in 1932 nauwelijks aan, in de periode waarin u Reichskanzler was dat wanneer Hitler aan de macht kwam, Duitsland het gevaar liep geregeerd te worden met gewelddadige en ongrondwettelijke methoden, niet waar, als Hitler aan de macht kwam?
VON PAPEN: Ongetwijfeld was het programma van de Nationaalsocialisten in dit verband revolutionair maar ik heb tot in detail aan het Hof uitgelegd dat toen we op 30 januari tot deze gedwongen oplossing kwamen we een aantal veiligheden hadden ingebouwd en een gezamenlijk coalitieprogramma opgesteld dat naar onze mening de gevaarlijke punten die u net noemde uitsloot.
SIR DAVID: Het was midden 1932 de vaste overtuiging van President Von Hindenburg dat het uiterst gevaarlijk zou zijn de macht in Hitler’s handen te leggen, niet waar?
VON PAPEN: Ja, dat was inderdaad zijn mening, dat Hitler in toom moest worden gehouden door zijn macht te beperken.
SIR DAVID: Ik ga u slechts een zin voorlezen uit de verklaring van de heer Meissner, die het Tribunaal kan vinden in documentenboek IIa op pagina 43. Dat wordt GB-495. Het nummer is 3309-PS. Dit was na, in augustus 1932. Volgens Meissner:
“Von Hindenburg stelde dat hij vanwege de gespannen situatie niet met een rein geweten het regeringsgezag kon overdragen aan een nieuwe partij, zoals de Nationaalsocialisten, die geen meerderheid bezat, onverdraagzaam, lawaaiig en ongedisciplineerd was.”
Dat is een zeer gematigde voorstelling van de mening van de Reichspräsident destijds, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u weet, beklaagde – ik heb het niet over een coalitie, ik heb het erover als de Nationaalsocialisten zelf aan de macht kwamen – het was u duidelijk dat ze weinig scrupules hadden en korte metten zouden maken met hun politieke tegenstanders, niet waar?
VON PAPEN: Dat kan men zo niet zeggen. In het politieke leven gebeurt het altijd dat een radicale partij – welke partij dan ook maar in het bijzonder een radicale partij – als die aan de macht komt en verantwoordelijkheid krijgt, veel van het partijprogramma moet laten vallen. We hebben dat bijvoorbeeld gezien in het geval van de socialistische partijen van alle landen.
SIR DAVID: Nu, is het waar wat beklaagde Göring onder ede heeft verklaard dat hij in 1932 tegen u zei dat wat de Nazi’s ook zouden doen, Hitler geen “vice” of tweede man zou worden; dat hij iedere politieke constructie zou bestrijden die hem niet de eerste plaats zou geven? Is dat juist?
VON PAPEN: Ja, Hitler zei mij dat altijd.
SIR DAVID: En daarom realiseerde u zich dat Hitler en zijn medestanders alle mogelijkheden wilden benutten om hun programma en bedoelingen in praktijk te brengen, niet waar?
VON PAPEN: Nee, dat wist ik niet. Dat is een uitspraak die u hier doet maar die de omstandigheden van destijds niet weergeeft. U hoeft alleen maar het regeringsprogramma te lezen, onze coalitie van 1 februari.
SIR DAVID: Beklaagde, wees maar niet bang dat ik niet toekom aan de periode van uw coalitie van 30 januari. Voor het moment stel ik u een paar vragen over uw mening over Hitler en de mening van Von Hindenburg over Hitler in 1932 want ik wil het snel, maar wel in duidelijke stappen doen.
Ik vraag u nog steeds over 1932. De vraag die ik u stelde was: Realiseerde u zich dat wanneer Hitler en zijn medestanders aan de macht zouden komen, zij alleen de volledige mogelijkheid wilden, en alleen daarmee tevreden zouden zijn, hun programma en doelstellingen in praktijk te brengen?
VON PAPEN: Nee, dat wist ik niet; anders zou ik in 1933 geen pogingen hebben gedaan hen onder een gezamenlijk coalitieprogramma te brengen.
SIR DAVID: Nu hebt u ons verteld, denk ik, maar ik wil het volkomen duidelijk hebben, dat uw mening over wat voor Duitsland in de tweede helft van 19352 noodzakelijk was een versoepeling van de politieke verschillen en interne strubbelingen en een herstel van betrekkingen met de Westerse Mogendheden om de bepalingen van Versailles af te zwakken. Ik probeer het zo kort mogelijk te stellen zoals ik het van u heb begrepen. Klopt dat?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En waren deze doelstellingen – ik denk dat het uw eerste aanpak was – Hitler in augustus 1932 te vragen vice kanselier te worden in uw regering, niet waar?
VON PAPEN: Dat is volkomen waar.
SIR DAVID: Hitler weigerde dat en hij weigerde een herhaling van uw aanbod in november 1932, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Nu, om tijd te besparen wil ik eens kijken of de heer Meissner de situatie correct weergeeft in alinea’s 6 en 7 van zijn verklaring. Ik zal het voor u samenvatten en geloof me, ik zal graag alles voorlezen waarover u enige twijfel heeft. Hij stelt het als volgt: dat u in 1932 dacht dat de algemene situatie en de Nazi partij in het bijzonder onder controle konden worden gehouden als de President u de bevoegheid gaf besluiten uit te vaardigen onder Artikel 48, als u de steun van de Reichswehr en de politie had en dat destijds Generaal Von Schleicher het daar niet mee eens was omdat hij dacht dat de Reichswehr niet in staat was de orde in Duitsland te handhaven. Is dat juist?
VON PAPEN: Het is niet juist in zoverre dat dit proces niet wordt gedekt door enig artikel uit de Grondwet, maar een schending van die Grondwet is. Voor de rest is het juist.
SIR DAVID: Dat hij wellicht ultra-conservatieve methodes moest toepassen om de orde te handhaven, bedoelt u dat?
VON PAPEN: Ja. Zoals ik hier heb gezegd gaf hij mij die opdracht op 1 december.
SIR DAVID: Ja, maar in principe, heeft Meissner gelijk als hij zegt dat u, nadat u er niet in was geslaagd Hitler binnen uw regering te halen, per decreet wilde regeren en orde te willen laten handhaven door de Reichswehr en Generaal Von Schleicher zei dat dat niet kon?
VON PAPEN: Nee, dat is niet waar. Nadat President Von Hindenburg had besloten dat hij de Grondwet niet wilde schenden, benoemde hij Generaal Von Schleicher tot Reichskanzler, zoals algemeen bekend is. Destijds wilde Von Schleicher een meerderheid vormen door de partij op te splitsen en natuurlijk steunde ik die poging van Von Schleicher.
SIR DAVID: Voor het geval ik een fout maak, mag ik u Meissner’s eigen woorden noemen? Dat is alinea 5 op pagina 44 van documentenboek IIa. Ik denk beklaagde dat het voor u gemakkelijk is als u mij volgt zodat er geen kans op fouten bestaat.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Het is alinea 5 van de verklaring van Meissner:
“Von Papen’s herbenoeming tot kanselier door President Von Hindenburg zou waarschijnlijk zijn gebeurd als hij bereid was geweest een open strijd aan te gaan met de Nationaalsocialisten die een dreiging met geweld zou hebben betekend. Bijna tot aan het moment van zijn ontslag stemden Von Papen en enkele andere ministers in met de noodzaak de strijd tegen de Nazi’s te beginnen met toepassing van alle middelen die de Staat ter beschikking staan en met inachtname van Artikel 48 van de Grondwet, zelfs wanneer dit tot een gewapend conflict zou leiden. Maar de andere ministers geloofden dat dit tot een burgeroorlog zou leiden.
“De oplossing werd geleverd door Von Schleicher die al eerder energieke actie tegen de Nationaalsocialisten had bepleit zelfs als dit de inzet van leger en politie zou betekenen. Daarna, tijdens de beslissende Kabinetszitting stapte hij van dit idee af en verklaarde zich bereid tot een vergelijk met Hitler.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Gedeeltelijk is dat waar en gedeeltelijk is dat niet waar.
SIR DAVID: Vertelt u ons maar zo beknopt als u kunt welk gedeelte niet juist is.
VON PAPEN: Mijn herbenoeming tot kanselier door Von Hindenburg, zoals de heer Meissner dat stelt, kon alleen maar mogelijk zijn geweest als ik bereid was geweest een open strijd met de Nazi’s aan te gaan. Dat is historisch gezien volkomen onjuist. Op 1 december stelde ik aan Von Hindenburg voor dat hij de Grondwet zou schenden en daardoor een open strijd tegen de Nazi’s voeren. De heer Von Schleicher was daar tegen. Dat is de historische waarheid.
SIR DAVID: Opdat we het maar in de juiste volgorde hebben, wilt u kijken naar alinea 6 van hetzelfde document, ongeveer de tweede zin; die begint met:
“Toen het duidelijk werd dat Hitler niet bereid was zitting te nemen in het Kabinet van Von Schleicher en Von Schleicher er van zijn kant niet in slaagde om de partij op te splitsen zoals hij had gehoopt te kunnen doen met hulp van Gregor Strasser, leed het beleid waarmee Von Schleicher tot kanselier was benoemd schipbreuk. Von Schleicher was er zich van bewust dat Hitler over hem in het bijzonder zeer verbitterd was en er nooit meer mee zou instemmen met hem samen te werken. Daarom veranderde hij van gedachten en besloot de Nazi’s te bestrijden; hetgeen betekende dat hij nu dat beleid wilde volgen waar hij een paar weken eerder fel tegen was geweest toen Von Papen hem dat voorstelde.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Dat is helemaal juist.
SIR DAVID: Ziet u – ik wil de situatie helemaal helder krijgen. U vertelde ons dat u Hitler voor het eerst in augustus benaderde; voordat u Hitler benaderde had u de SA en de SS, die door Kanselier Brüning waren verboden, al gelegaliseerd. U deed dat op 14 juni, niet waar?
VON PAPEN: Ik heb het verbod opgeschort, ja, maar slechts voor 4 weken.
SIR DAVID: Dacht u dat het een goede zaak was, het verbod op de SA op te heffen, die straatterreur?
VON PAPEN: Ik heb uitdrukkelijk voor het Hof verklaard hoe de opschorting van dit verbod tot stand kwam. De bedoeling was om Hitler en zijn partij gunstig te stemmen tegenover mijn Kabinet. De tweede reden was dat het verbod op deze formaties eenzijdig was wanneer ook de socialistische en communistische gevechtseenheden ook niet werden verboden.
SIR DAVID: En op 20 juli hebt u zich met geweld ontdaan van de regering Braun-Severing en de controle over Pruissen en de Pruissisiche politie aan u getrokken?
VON PAPEN: Dat kan zo niet worden gesteld, nee.
SIR DAVID: Nou, u had zich ontdaan van de regering Braun-Severing en de macht gekregen over Pruissen en de Pruissische politie, niet waar?
VON PAPEN: Ik had niet de macht over de Pruissische politie. De Reichskommissar voor Pruissen die ik had laten benoemen – een zeer gematigd man – had nu de leiding over de Pruissische politie.
SIR DAVID: En volgens de Grondwet van Weimar had u als kanselier het recht om de lijnen van het algemeen beleid uit te zetten en de Commissaris voor Pruissen en alle andere ministers moesten dat algemene beleid van u volgen, niet waar?
VON PAPEN: Nadat ik een commissaris had benoemd had ik het recht om de grote lijnen voor het beleid in Pruissen uit te zetten.
SIR DAVID: Nu wil ik graag dat u naar een toespraak van u kijkt die u in november 1933 in Essen hebt gehouden, en waar u er hier voor de eerste keer over spreekt. Het is documentenboek II, pagina 54, pagina 47 van het Duitse documentenboek.
(tot de beklaagde) Nu ziet u de inleidende tekst: “Sinds ik door de Voorzienigheid ben geroepen om de pionier te worden van de nationale opstanding en de wedergeboorte van ons vaderland, heb ik met al mijn krachten geprobeerd het werk van de Nationaalsocialistische beweging en haar leiders te steunen.”
Is dat waar?
VON PAPEN: Absoluut ja, dat verwijst naar ....
SIR DAVID: Ik vroeg u alleen maar of het waar is. Ik kom er later misschien op terug.
“Net als ik, toen ik het kanseliersschap op mij nam,” – dat slaat op u, uw overnemen van het kanseliersschap, - “er voorstander was de weg naar de macht te effenen voor deze jonge, strijdbare bevrijdingsbeweging.”
Betekende het effenen van de weg naar de macht voor deze jonge, strijdbare bevrijdingsbeweging het legaliseren van de SA, het omverwerpen van de gematigde regering in Pruissen en het centraliseren van het gezag over de politie?
VON PAPEN: Nee, dat zou een hele slechte vergelijking zijn geweest
SIR DAVID: Wacht u nu even en vertelt u mij of dat niet was wat u gedaan hebt? Vertelt u het Tribunaal hoe u de weg naar de macht dan wel effende voor die jonge, strijdbare vrijheidsbeweging, als u het niet zo deed?
VON PAPEN: Ja, ik zal dat zeer nauwkeurig zeggen. Het programma van de Nationaalsocialisten voorzag in de bevrijding van Duitsland van de discriminatie waaraan we door het Verdrag van Versailles waren onderworpen. Daarover heb ik hier tot in bijzonderheden gesproken. Ik heb uitgelegd welke pogingen ik heb ondernomen om in dit verband de medewerking van de grote mogendheden te verkrijgen. We wilden weer een grootmacht worden na een tweede-rangs natie geweest te zijn. Dat was de betekenis ervan.
SIR DAVID: Beklaagde, ik wil u niet onderbreken en het Tribunaal zal u alle gelegenheid geven om te herhalen wat u op dit punt hebt gezegd maar ik zou willen dat u mijn vraag beantwoordt. Als ik het mis heb met wat ik u heb voorgelegd, de twee dingen die u hebt gedaan om de weg te effenen, vertelt u ons dan heel in het kort: wat had u anders gedaan om de weg te effenen voor deze jonge, strijdbare beweging? Dat is de vraag. Wat had u gedaan?
VON PAPEN: Ik heb Hitler twee keer gevraagd zitting te nemen in mijn regering en toen er eind januari 1933 geen andere uitweg meer was heb ik op verzoek van Von Hindenburg een coalitie gevormd met de Nationaalsocialistische Partei.
SIR DAVID: Nu, geloofde u destijds dat Hitler absoluut noodzakelijk was voor Duitsland?
VON PAPEN: Ik was van mening dat een man die in maart 1932, voordat ik in de regering zat, 36,8 % van alle stemmen bij de presidentsverkiezingen behaald had, dat die man en zijn partij betrokken moesten worden bij verantwoordelijk regeringswerk.
SIR DAVID: Maar afgezien van zijn verkiezingssucces, dacht u dat Hitler, gezien zijn persoonlijkheid, zijn doelstellingen en zijn programma destijds essentieel voor Duitsland was?
VON PAPEN: Ik weet niet hoe je een partij die 36,8 % van alle Duitse stemmen behaalt door de politie kunt laten tegenhouden.
SIR DAVID: Kijk naar uw eigen woorden in de volgende alinea van dat document. U schijnt niet alleen maar te verwijzen naar verkiezingsresultaten:
“De goede Heer heeft Duitsland gezegend door haar in tijden van grote nood een leider te geven die haar, met het zekere instinct van de staatsman door alle crises en gevaren naar een gelukkige toekomst zal leiden.”
Dat was, laten we zeggen – we noemen het niet buitensporig – maar nogal sterke taal voor een voormalig cavalerie officier om te gebruiken voor een politiek figuur waarvan hij niet dacht, of anderen wilde laten denken, dat hij vast in hem geloofde. Meende u echt wat u daar hebt gezegd?
VON PAPEN: Mag ik daar het volgende als antwoord op geven? Nadat ik de coalitie met Hitler had gevormd was ik ervan overtuigd dat hij zich aan zijn deel van de coalitie zou houden en ik heb herhaaldelijk – niet alleen in deze rede – mijn trouw aan Hitler en aan ons gezamenlijk programma betuigd en ik heb het Hof al verteld waarom ik juist dit gedeelte in mijn toespraak heb opgenomen. Dat was een kwestie van voor de hele wereld verklaren dat Hitler’s plechtige belofte vrede te handhaven een serieuze belofte was die we allemaal onderschreven.
SIR DAVID: Wel, ik ga het niet vertragen. U begrijpt dat wat ik aan u voorleg beklaagde, is dit: dat u gedurende de eerste maanden van uw kanseliersschap actie ondernam en probeerde Hitler naast u te krijgen. Toen hij u voor de tweede keer afwees was u, volgens Meissner, bereid geweld tegen hem te gebruiken. Toen dat werd geweigerd nam u via Von Schleicher ontslag. Toen Von Schleicher het overnam en in moeilijkheden raakte wendde u zich weer tot Hitler. Dat is wat ik aan u voorleg; en het was op uw verzoek, niet waar dat u en Hitler op 4 januari 1933 die bijeenkomst hadden in het huis van Kurt von Schröder?
VON PAPEN: Nee, dat is een complete misvatting. Helaas heeft het Hof mij niet toegestaan tot in bijzonderheden in te gaan op die bijeenkomst van 4 januari.
SIR DAVID: U bent het dus oneens met Von Schröder dat die bijeenkomst op uw verzoek plaats vond?
VON PAPEN: Ja, ik heb heb heel andere opvatting. Deze bijeenkomst vond plaats op verzoek van Hitler.
De PRESIDENT: Wilt u hem vragen ons te vertellen over die bijeenkomst op 4 januari?
SIR DAVID: Jazeker, daar zal ik op in gaan.
Zegt u nu dat Hitler om die bijeenkomst vroeg? Ik suggereer dat Von Schröder, die als bemiddelaar optrad, zegt dat u om die bijeenkomst vroeg. Bent u het daar niet mee eens?
VON PAPEN: Ja, ik heb een heel andere mening. Wat de heer Von Schröder zegt komt niet met de feiten overeen. De heer Von Schröder .....
SIR DAVID: Vertelt u het Tribunaal dan maar wie dat regelde.
Dr. KUBUSCHOK: Ik protesteer tegen het gebruik van Von Schröder’s verklaring. Het document zou worden ingediend toen de Aanklager zijn bewijsmateriaal presenteerde. Ik verzocht de getuige te laten oproepen omdat hij in de buurt was. Het Hof verzocht de Aanklager de getuige op te roepen. De Aanklager verkoos de getuige niet op te roepen. Nu wordt tijdens het verhoor die verklaring gebruikt. Ik geloof niet dat dat toelaatbaar is omdat daarmee de beslissing van het Hof wordt doorkruist. Het Hof oordeelde over het gebruik van die verklaring in tegenwoordigheid van getuige. Nu zou die worden gebruikt zonder de getuige.
SIR DAVID: Edelachtbare, het is volkomen waar. Ik moet toegeven dat het heel iets anders is deze te gebruiken tijdens een verhoor wanneer Dr. Kubuschok een deel ervan heeft ingebracht - als onderdeel van zijn eigen bewijsmateriaal – uit Schulthess’ Kalender van de Europese Geschiedenis – een verslag van die vergadering dat u kunt vinden in documentenboek I, pagina 27 van zijn documentenboek en dan, wanneer bewijsmateriaal van dit soort is ingebracht mag ik zeker tijdens mijn verhoor dat bewijsmateriaal bestrijden met de verklaring van Von Schröder.
Edelachtbare, het spijt me, ik had verder moeten gaan. Mijn vriend heeft een recente verklaring van Von Schröder ingediend, die op pagina 26 staat. Hij zegt dat Baron Von Schröder op hetzelfde moment de volgende verklaring indiende bij het Landesamt om het foutieve persbericht te verbeteren:
“Het initiatief om een gesprek om gang te brengen tussen de voormalige Reichskanzler Von Papen als vertegenwoordiger van de meest ruime Nationaalsocialistische kringen en de heer Hitler als enige leider van de Nationaalsocialistische beweging was geheel van mij persoonlijk”
Ik zou denken dat wanneer er een verklaring van Von Schröder is ingediend, ik het recht heb die te bestrijden met een andere verklaring van Von Schröder.
Dr. KUBUSCHOK: Meneer de President, mag ik iets zeggen?
Er spelen hier twee totaal verschillende zaken. Sir David verwijst naar een document dat ik uit Schulthess’ Historische Kalender heb gehaald. Dat is een gezamenlijk communiqué van Von Papen en Von Schröder, dat destijds in de pers is gepubliceerd. Ik protesteer echter tegen een beëdigde verklaring van getuige Von Schröder en daar heb ik toen op gewezen. De Aanklager was het destijds met mij eens dat Von Schröder volgens de Aanklacht onder verdenking stond en dat hij zozeer bij de zaak betrokken was dat het afleggen van een verklaring alleen maar mogelijk is wanneer we de gelegenheid hebben de juiste vragen aan Von Schröder te stellen. Hoe dan ook, wat hier ligt is een afschrift van tijdsdocumenten uit de historische kalender van Schulthess. Deze documenten zijn, met instemming van de Aanklager door het Hof toegelaten.
De PRESIDENT: Sir David, kunt u de feiten noemen zonder naar het document te verwijzen?
SIR DAVID: Dat kan ik heel makkelijk, Edelachtbare, dat zal ik doen.
Op deze bijeenkomst, beklaagde, stelde u niet voor – neem me niet kwalijk, mijn excuses. Ik denk dat we eerst de situatie moeten hebben. Allereerst moeten we weten waar dat was en wie daar waren.
Het was in het huis van Baron Von Schröder in Keulen meen ik of zijn appartement in Keulen, is dat juist?
VON PAPEN: Ja, maar niet bij een vriend van mij.
SIR DAVID: Nu de mensen die in dat huis waren – en ik kom toe aan diegenen die bij die bijeenkomst waren: het gezelschap van Hitler, dat wil zeggen, hijzelf, beklaagde Hess, Himmler en Keppler, niet waar?
VON PAPEN: Dat is mogelijk, ja.
SIR DAVID: Keppler is de man van wie het Tribunaal heeft gehoord dat hij in maart 1938 in Wenen was, niet waar?
VON PAPEN: Hij was een man die zich altijd in Hitler’s gezelschap bevond.
SIR DAVID: Nu, het feitelijke gesprek vond plaats tussen u en Hitler, in aanwezigheid van Von Schröder, niet waar?
VON PAPEN: Nee. Misschien mag ik het Hof een kort verslag van de bijeenkomst geven indien het Hof dat wenst?
SIR DAVID: Nou, ik denk dat het eenvoudiger is u de feiten voor te leggen. Ik zal ze kort behandelen. Ik spreek namens het Tribunaal.
VON PAPEN: Von Schröder kan tijdens delen van het gesprek aanwezig zijn geweest. Ik herinner me dat ik over het algemeen met Hitler alleen sprak.
SIR DAVID: De bijeenkomst begon om ongeveer 11:30 ‘s ochtends, niet waar? De bijeenkomst tussen u en Hitler?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En het eerste punt dat u ter tafel bracht was aan Hitler uit te leggen dat hoewel u niet in staat was geweest de twee Nazi’s vrij te krijgen die waren veroordeeld voor het doden van een Communist, dat u had geprobeerd Von Hindenburg over te halen hen gratie te verlenen. Is dat niet juist?
VON PAPEN: Ik herinner me dat Hitler mij ernstige verwijten maakte vanwege het doodvonis tegen deze twee Nazi’s.
SIR DAVID: En het tweede punt dat u ter tafel bracht als uitleg aan Hitler was dat het niet een of andere intrige of manipulatie van uw kant was dat President Von Hindenburgh had geweigerd om met Hitler de kwestie van zijn benoeming tot Reichskanzler te bespreken. Was dat niet het tweede punt; u was het niet die Von Hindenburg ertoe had gebracht die discussie te weigeren?
VON PAPEN: Ja. Ik legde hem uit dat mijn aanbod aan hem van 13 augustus 1932 absoluut serieus bedoeld was.
De PRESIDENT Ik denk niet dat dat een antwoord op uw vraag was.
SIR DAVID: Hebt u niet aan Hitler uitgelegd dat het niet uw schuld was dat Von Hindenburg had geweigerd de kwestie van de benoeming van Hitler tot Reichskanzler in augustus 1932 te bespreken?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: .... nadat Hitler Von Hindenburg had ontmoet?
VON PAPEN: Nee, dat kan niet kloppen want op grond van het bewijs uit historische documenten blijkt dat Hitler op 13 augustus een onderhoud met Von Hindenburg had en Von Hindenburg hem uitlegde waarom hij het niet eens was met Hitler’s kanseliersschap.
SIR DAVID: Wat ik u voorleg is dat u op 4 januari tegen Hitler zei, nadat u dat gesprek met Von Hindenburg had gehad: “Ik wil dat u begrijpt dat het niet mijn schuld was dat Von Hindenburg niet bereid was de kwestie van uw kanseliersschap te bespreken.” Hebt u hem dat niet verteld, dat het niet uw schuld was, dat u had gedacht dat Von Hindenburg bereid zou zijn?
VON PAPEN: Nee, Meneeer de Aanklager, dat is wat de heer Von Schröder zegt, maar dat is niet juist.
SIR DAVID: Wel, wat u zei werd gezegd over het punt van Von Hindenburg en Hitler? Als u niet accepteert wat ik suggereer, wat zegt u dan wel?
VON PAPEN: Wat Von Hindenburg tegen Hitler zei staat in alle boeken; dat is een algemeen bekend historisch gegeven.
SIR DAVID: Nee, nee. Wat we willen weten – als ik dat zo mag zeggen, met het grootste respect voor het Tribunaal – is wat u Hitler op 4 januari vertelde. Wat vertelde u hem, als u hem al iets vertelde over de situatie tussen Von Hindenburg en hemzelf.
VON PAPEN: Als u mij had toegestaan een uitleg te geven over het verloop van het onderhoud dan zou ik dat al hebben uitgelegd.
In de loop van dit gesprek deed ik niets anders dan Hitler’s aandacht vestigen op het feit hoe noodzakelijk het was dat hij met Von Schleicher tot overeenstemming zou komen, hoe noodzakelijk het was zitting te nemen in zijn regering. Met andere woorden, ik zette mijn pogingen voort die ik in 1932 was begonnen om de Nazi partij tot samenwerking te bewegen.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal echt vertellen dat u tegen Hitler zei dat hij zitting moest nemen in een regering van Von Schleicher?
VON PAPEN: ik zei hem dat hij zitting moest nemen in een regering Von Schleicher.
SIR DAVID: Dat is wat ik u heb voorgelegd. Ik suggereer dat dat volkomen onjuist is. Wat u aan Hitler voorstelde was dat het voor de conservatieven en nationalisten, wiens politieke ideeën met de uwe overeen kwamen, een goede zaak zou zijn samen met Hitler een regering te vormen, dat u aan hem voorlegde wat er in feite op 30 januari ook gebeurde, u stelde dat tijdens die bijeenkomst aan hem voor. Zegt u dat dat niet waar is?
VON PAPEN: Er is geen woord van waar, dat is absoluut onjuist. Als bewijs hiervoor stel ik het volgende: Direct na het gesprek schreef ik een brief aan Von Schleicher, op 4 januari ‘s middags. Hij kreeg die brief waarschijnlijk in de ochtend van de 5de. Voordat de heer Von Schleicher die brief over de feitelijke inhoud van het gesprek van mij echter ontving, lanceerden de ochtendkranten van 5 januari een enorme campagne tegen mij en beweerden dat dit gesprek met Von Schröder ontrouw betekende aan Von Schleicher. Teruggekeerd naar Berlijn zocht ik de heer Von Schleicher onmiddellijk op en legde hem uit waarover het gesprek in grote lijnen was gegaan. De heer Von Schleicher publiceerde toen een communiqué over dit onderwerp. Dit communiqué .....
SIR DAVID: Maar hij was niet de enige persoon die een communiqué uitgaf, weet u. U en Hitler gaven ook een communiqué uit.
Ik wil dat u zich herinnert, beklaagde dat ik u voorlegde dat uw suggestie was dat u en Hitler een coalitie zouden vormen met de conservatieve krachten achter u en de Nationaalsocialistische krachten achter Hitler. Wilt u nu kijken naar het communiqué dat u en Hitler uitgaven.
Wilt u beklaagde document D-437 geven. Edelachtbare dit is een nieuw document en dat wordt GB-496.
Kijkt u onderaan de pagina, beklaagde, het einde van het document:
Adolf Hitler en de heer Von Papen geven het volgende gezamenlijke communiqué uit:
‘In antwoord op foutieve gevolgtrekkingen die in vele gevallen in de pers zijn gemaakt betreffende de ontmoeting van Adolf Hitler met de voormalige Reichskanzler Von Papen verklaren ondergetekenden dat het gesprek uitsluitend ging over de kwestie van de mogelijkheid voor een groot nationaal politiek verenigd front en dat in het bijzonder de meningen van beide partijen over het huidige Reichskabinett tijdens dit algemene gesprek geheel buiten beschouwing zijn gebleven.’
Nu, beklaagde, nu u bent herinnerd aan datgene wat u zelf heeft gepubliceerd, is het niet juist wat ik u heb voorgelegd, dat u Hitler voorstelde dat u die coalitie van conservatieven en nationalisten, die het met u eens waren, zou vormen en de Nazi partij onder Hitler?
VON PAPEN: Nee, Meneer de Aanklager, dit communiqué vermeldt twee dingen: In de eerste plaats wijs ik erop dat we helemaal niet hebben gesproken over het omverwerpen van het Kabinet Von Schleicher of dat door een andere regering te vervangen zoals algemeen in de pers werd aangenomen. Dan zeg ik dat het noodzakelijk is een “groot, nationaal, politiek verenigd front te vormen.” De heer Von Schleicher stond aan het hoofd van hetzelfde Kabinet waarvan ik het hoofd was geweest, met dezelfde politieke stromingen. Wanneer ik Hitler dus had gevraagd in dat kabinet zitting te nemen dan is dat precies dezelfde politieke combinatie alsof ik hem had gevraagd in mijn kabinet zitting te nemen.
SIR DAVID: Beklaagde, ik ga niet met u in discussie. Wanneer u zegt dat dat communiqué uw manier van uitdrukken is dat u Hitler had gevraagd de Nazi’s op te nemen in de regering Von Schleicher en dat u de vorming van een coalitie niet had besproken; als u zegt dat dat het is wat dit communiqué uitdrukt dan heb ik verder geen vragen en ga over op een ander onderwerp. Ik heb mijn suggestie gedaan en ik denk dat het communiqué die bevestigt.
Maar laten we nu overgaan op een andere actie van u. Ontkent u dat u gedurende januari actief contact maakte met Hitler, en namens Hitler met President Von Hindenburg om Hitler in de regering op te nemen? Of bent u het daar mee eens?
VON PAPEN: Dat is waar en ik zal zeggen in welke mate. Ik had twee officiële gesprekken met Von Hindenburg. Op 9 januari, toen ik naar Berlijn terugkeerde, ging ik van Reichskanzler Von Schleicher naar Reichspräsident Von Hindenburg. Reichskanzler Von Schleicher, die van mening was dat ik hem tijdens het gesprek met Von Schröder ontrouw was geworden, had Von Hindenburg verzocht mij niet langer te ontvangen. Ik lichtte Von Hindenburg in over de werkelijke inhoud van het gesprek met Von Schröder en nadat ik met Von Schleicher tot overeenstemming was gekomen, was Von Hindenburg er ook van overtuigd dat het hele geval een groot misverstand was geweest.
Daarna, naar mijn beste weten sprak ik tot 22 januari niet meer officieel met de heer Von Hindenburg over deze regeringszaken.
SIR DAVID: Laten we nu eens zien wat de Chef van de Presidentiële Kanselarij erover te zeggen heeft en zien of hij uw geheugen kan opfrissen. Wilt u naar de verklaring van de heer Meissner kijken, het tweede deel van alinea 6?
(een document wordt aan beklaagde overhandigd)
Edelachtbare, het is IIa, pagina 45 ongeveer 7 regels voor het einde van de pagina.
(tot de beklaagde) Ziet u, net na het eerste deel van alinea 6, beklaagde, het tweede deel en dat luidt:
“Von Schleicher deed deze voorstellen pas midden januari aan Von Hindenburg .....”
De volgende zin luidt dan:
“In de tussentijd was Von Papen in Berlijn teruggekeerd en had met bemiddeling door de zoon van Von Hindenburg diverse gesprekken met de President gevoerd. Toen Von Schleicher zijn verzoek om noodbevoegdheden nogmaals deed verklaarde Von Hindenburg dat hij niet in staat was hem een dergelijke blanco volmacht te geven en in ieder afzonderlijk geval de beslissing aan zichzelf wilde houden. Von Schleicher zei van zijn kant dat hij onder die omstandigheden niet langer in de regering kon blijven en diende op 28 januari 1933 zijn ontslag in.”
Dan in alinea 7:
“Medio januari, toen Von Schleicher voor het eerst om noodbevoegdheden vroeg was Von Hindenburg niet op de hoogte van de ontmoetingen tussen Von Papen en Hitler, in het bijzonder de ontmoeting die had plaatsgevonden in het huis van de Keulse bankier Kurt von Schröder. In de tweede helft van januari speelde Von Papen een steeds belangrijker rol in het huis van de Reichspräsident maar ondanks Von Papen‘s overredingskrachten was Von Hindenburg tot eind januari uitermate terughoudend om Hitler tot kanselier te benoemen. Hij wenste Von Papen nogmaals als kanselier te hebben. Von Papen haalde hem uiteindelijk naar Hitler’s zijde over met het argument dat de vertegenwoordigers van de andere rechtse partijen, die in de regering zouden zitten, de vrijheid van handelen van Hitler zouden beperken. Bovendien drukte Von Papen zijn ongenoegen erover uit dat wanneer de huidige kans nogmaals werd genegeerd, dat zou kunnen leiden tot een opstand door de Nationaalsocialistisen en een burgeroorlog.”
Is dat juist?
VON PAPEN: Nee.
Dr. KUBUSCHOK: Mag ik een opmerking maken over het gebruik van de verklaring van Meissner. De zaak is ongever gelijk aan die van Von Schröder. De verklaring van Meissner werd tijdens het proces niet aan het Hof aangeboden. Maar tijdens de zaak van de Aanklager werd mij bekend dat er een verklaring van Meissner zou worden gebruikt. Ik heb met de Aanklager gesproken en erop gewezen dat ik onder geen enkel beding tevreden zou zijn met het indienen van de verklaring van Meissner maar erop zou staan, Meissner als getuige op te roepen. De reden is dezelfde. De persoonlijkheid van getuige Meissner, die nauw bij deze zaken betrokken was, maakt uiterste voorzichtigheid raadzaam. De Aanklager zei tegen mij dat hij de verklaring niet zou gebruiken en zei mij tenslotte dat hij Von Schröder niet als getuige zou oproepen. Ik had geen aanleiding om zelf de getuige op te roepen. Ik ben nu in een positie waarin de verklaring tijdens een verhoor wordt ingediend en ik niet in staat ben de verdachte getuige Meissner voor het Hof te ondervragen of te ontmaskeren.
SIR DAVID: Edelachtbare, gezien de situatie met betrekking tot deze verklaring zegt Majoor Barrington mij dat hij die niet had toen hij de afzonderlijke zaak tegen Von Papen aandiende. Ik gebruik hem nu. Als het Tribunaal van mening is dat er voldoende verschil ligt tussen wat de getuige aanvaardt en wat de verklaring rechtvaardigt dan heb ik er geen enkel bezwaar tegen als Dr. Kubuschok een verzoek indient om Meissner te verhoren.
De PRESIDENT Wat zegt u over de bewering van Dr. Kubuschok dat de Aanklager gezegd heeft dat hij de verklaring niet zou gebruiken?
SIR DAVID: Edelachtbare, ik heb dat niet gezegd. Majoor Barrington, die bij mij was, kan zich helemaal niet herinneren dat ik dat heb gezegd. Majoor Barrington heeft dat zeker nooit gezegd. Het was nooit onze bedoeling omdat het voor ons duidelijk een zeer belangrijk document was om te gebruiken.
De PRESIDENT Van welke datum is dat?
SIR DAVID: 28 november. We hebben een afschrift aan Dr. Kubuschok gegeven.
Dr. KUBUSCHOK: Ja, Meneer de President, mag ik het uitleggen? De Britse Aanklager heeft geen bindende verklaring afgelegd dat hij de verklaring niet zou indienen en de getuige niet zou oproepen. Ik heb altijd gezegd dat wanneer er een verklaring moet worden gebruikt, ik de getuige zou oproepen. Ik heb de Aanklager herhaaldelijk gevraagd: “Gaat u de getuige oproepen of niet?” Hij zei: “Nee.” Toen zei ik: “Dan stel ik er ook geen belang in. We zullen deze hele kwestie laten liggen en ik zal de getuige niet oproepen.”
De PRESIDENT Die verklaring schijnt lang geleden te zijn opgesteld.
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare.
De PRESIDENT Zelfs bijna aan het begin van het Tribunaal. Ik denk dat u wellicht beter de feiten kunt gebruiken dan de verklaring.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik ben volkomen bereid te doen wat het Tribunaal wenst. Als er vragen zijn en Dr. Kubuschok wil Meissner hebben voor een verhoor, wat mij betreft mag hij hem hebben. Ik bevind mij in een iets andere positie wat betreft Von Schröder. Voor zover het de eerlijkheid aangaat, ik hoop dat u, Edelachtbare, begrijpt dat niemand van mijn staf er een moment aan heeft gedacht dat de Verdediging heeft begrepen dat we die verklaring niet zouden gebruiken, omdat we vanaf het begin de bedoeling hadden hem te gebruiken. We hebben een afschrift van deze verklaring aan de Verdediging gegeven zodat men ruim van te voren op de hoogte was van deze verklaring.
Dr. KUBUSCHOK: Ja dat is gebeurd en ik ben er dankbaar voor.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik wil echt niet teveel beslag leggen op de tijd van het Tribunaal. Ik zou liever verder willen gaan, de feiten geven en iedere verdere discussie daarover uitstellen.
De PRESIDENT Prima, doet u dat.
SIR DAVID: Ik denk dat u zei, beklaagde, u zei dat u twee ontmoetingen met President Von Hindenburg had en dan, na 18 januri meen ik had u ontmoetingen met Hitler en na 22 januari had u ontmoetingen met beklaagde Göring, zoals hij tijdens zijn verhoor zei, dat is toch waar?
VON PAPEN: Nee, ik ontmoette Hitler niet tussen 4 en 22 januari.
SIR DAVID: We zullen het ongeveer 4 dagen noemen, de gegevens van de Nazi partij tonen aan dat u op de 18de onderhandelingen begon maar we gaan niet over een of twee dagen discussiëren. De belangrijkste ontmoeting was die welke was geregeld door Oskar von Hindenburg bij Von Ribbentrop thuis, niet waar?
VON PAPEN: Het was een inleidend gesprek; het was in elk geval het eerste contact met de Nationaalsocialisten, met Hitler en met Göring.
SIR DAVID: En Oskar von Hindenburg voerde tijdens die bijeenkomst in het huis van Von Ribbentrop persoonlijke gesprekken met Hitler die ongeveer een uur duurden, is dat zo?
VON PAPEN: Dat is mogelijk. Ik herinner het me niet meer.
SIR DAVID: En daarna werd de beslissing genomen dat Hitler kanselier zou worden in de nieuwe regering en dat hij beklaagde Frick in de regering zou halen als Minister van Binnenlandse Zaken en beklaagde Göring als Minister zonder Portefeuille en hijzelf zou als kanselier de regering leiden?
VON PAPEN: Nee, op de 22ste bereikten we hierover geen overeenstemming. We beperkten ons eerder tot ....
SIR DAVID: Ik zei slechts binnen een paar dagen die tussen u waren overeengekomen, niet waar?
VON PAPEN: Ja, maar het is erg belangrijk vast te stellen – vergeef me als ik dit toevoeg – dat we deze onderhandelingen pas begonnen nadat het zeker was dat de heer Von Schleicher geen regering kon vormen, nadat de poging de partij te splitsen was mislukt. Dat is erg belangrijk.
SIR DAVID: Vertelt u het Tribunaal nu dat u op die tijd deed wat u had afgesproken om Hitler aan de macht te brengen, alleen maar omdat hij aan het hoofd stond van de grootste partij in de Reichstag of omdat u dacht dat hij de meest geschikte man was om op dat moment kanselier van Duitsland te worden; wat was uw motief?
VON PAPEN: Mijn motief, Meneer de Aanklager, was heel simpel. In de situatie die na 23 januari heerste, bestonden er maar twee mogelijkheden, ofwel een schending van de Grondwet die een burgeroorlog tot gevolg zou hebben, ofwel een regering vormen geleid door Hitler. Ik meen dat ik dat al tot in bijzonderheden aan het Hof heb uitgelegd.
SIR DAVID: Wat ik echt wil weten, beklaagde is dat u op dat moment die contacten met Hitler had. U bent zelf kanselier van Duitsland geweest. Dacht u destijds dat Hitler persoonlijk als kanselier, en Hitler’s doelen, intenties en persoonlijkheid goed voor Duitsland zouden zijn? Dat is een heel eenvoudige vraag. Ik wil een direct antwoord. Dacht u dat het een goede zaak was Hitler, zoals u hem toen kende, als kanselier van Duitsland te hebben?
VON PAPEN: Daarop kan ik alleen maar zeggen dat de coalitie die ik vormde namens de Reichspräsident een gedwongen oplossing was. Er was geen sprake van beter of slechter. We hadden het te aanvaarden.
SIR DAVID: Laten we maar eens zien. Ik denk dat u zei dat u er niet zeker van was dat Hitler de oppositie zou uitschakelen voordat hij aan de macht kwam. Hoe lang duurde het, nadat Hitler kanselier was geworden, voordat u ontdekte dat het zijn wens was alle oppositie uit te schakelen?
VON PAPEN: Ik werd me daar uiteindelijk van bewust toen ik in mijn rede in Marburg een laatste poging deed, hem aan het gemeenschappelijke programma te houden en toen die poging mislukte ....
SIR DAVID: Dat was 18 maanden later, op 17 juni 1934. Wilt u het Tribunaal zeggen dat u er 17 maanden over deed om u te realiseren dat Hitler de oppositie monddood wilde maken?
VON PAPEN: Nee, ik heb het Hof verteld ....
SIR DAVID: Laat me u aan een paar dingen herinneren. Herinnert u zich de heer Ernst Heilmann, de voormalige leider van de Sociaal Democraten in het Pruissische parlement?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Hij was denk ik samen met u 10 jaar lang lid van het Pruissisiche parlement. Hij ging direct naar een concentratiekamp en werd daar op de meest wrede manier behandeld, niet waar?
VON PAPEN: Daarover hoorde ik later pas, hier, voor het eerst. Ik wist dat destijds niet.
SIR DAVID: Wilt u het Tribunaal vertellen dat u niet wist dat Ernst Heilmann in 1933 naar een concentratiekamp ging?
VON PAPEN: Ik wist dat een aantal politieke tegenstanders, Communisten en Socialisten door de Gestapo naar concentratiekampen werden gestuurd. Dat wist ik wel.
SIR DAVID: Beantwoordt u nu mijn vraag. Hier was de leider van de Sociaal Democraten in het Pruissische parlement, een man die 10 jaar lang met u zitting had in het parlement. Zegt u dat u niet wist dat hij naar een concentratiekamp was gestuurd?
VON PAPEN: Dat herinner ik me niet; nee. Ik meen dat ik dat hier pas hoorde.
SIR DAVID: Laat me u nog een beroemde naam noemen, Karl von Ossietzki, de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, de schrijver en journalist. Wist u dat hij naar een concentratiekamp was gestuurd?
VON PAPEN: Ik herinner me de heer Von Ossietzki alleen maar als uitgever van een tijdschrift; anders weet ik niets van hem.
SIR DAVID: U wist niet dat hij in 1936 de Nobelprijs voor de Vrede won?
VON PAPEN: Dat had ik in 1933 onmogelijk kunnen weten.
SIR DAVID: Nee, maar wist u niet dat hij die later won? Wist u niet dat hij gevangen was gezet?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: Ik had gehoopt u met zijn naam te kunnen verbinden. Laat me iemand anders nemen. Neem Dr. Ernst Eckstein, voormalig afgevaardigde van de Reichstag en een bekend advocaat uit Breslau. Wist u niet dat hij in een concentratiekamp was opgesloten?
VON PAPEN: Nee, ik kende Dr. Eckstein niet, helaas.
SIR DAVID: Of Dr. Joachim, de Sociaal Democratische jurist uit Berlijn. Wist u dat hij in een concentratiekamp was opgesloten?
VON PAPEN: Nee, ik kende hem niet en dit wist ik ook niet.
SIR DAVID: Wel, afgezien van individuele personen, wist u niet dat binnen een paar maanden nadat Hitler kanselier was geworden honderden, zo niet duizenden Sociaal Democraten en Communisten naar concentratiekampen werden gestuurd?
VON PAPEN: Duizenden?
SIR DAVID: Nou, laten we maar zeggen honderden, als u wilt. Dat is het aantal dat beklaagde Göring toegaf, laten we dus maar aannemen honderden Sociaal Democraten en Communisten. Minister Severing hield het op 1.500 van elk; wist u dat niet?
VON PAPEN: Ik herinner me heel goed dat beklaagde Göring naar het Kabinett kwam de dag nadat hij het hoofdkwartier van de Communistische Partij, Huize Liebknecht door de politie had laten ontruimen. Hij vertelde het Kabinett dat hij er een groot aantal documenten had gevonden die aangeven tot op welke hoogte de Communisten en andere elementen probeerden de openbare orde te verstoren en de nieuwe regering omver te werpen.
SIR DAVID: Wilt u nu mijn vraag beantwoorden? Wist u niet dat honderden Sociaal Democraten en Communisten in concentratiekampen waren gestopt?
VON PAPEN: Nee, ik wist niet dat het er honderden waren. Ik wist wel dat individuele leiders in concentratiekampen waren gestopt.?
SIR DAVID: Nu noemde u, toen u voor het Hof getuigde, dat het Amnestiebesluit van 21 maart alleen maar iets was dat eerder was gebeurd; dat het een erg eenzijdige amnestie was, niet waar? Het was een amnestie voor diegenen die in de nationale revolutie hadden gevochten, met andere woorden, amnestie voor Nazi’s. Het was geen amnestie voor Communisten of Sociaal Democraten of iemand die tot de andere kant had behoord, niet waar?
VON PAPEN: Helemaal waar, ja. Het was een amnestie voor mensen die tegen de vorming van de nieuwe regering hadden gestreden.
SIR DAVID: Nu, u wist deze dingen dus. Uw rede in Essen, laten we daar weer eens naar kijken; uw eigen verslag van wat u deed. Het is pagina 54 van documentenboek 11. U hebt me net verteld dat het waar was wat u in die rede zei – dit was in november – dat u met al uw kracht had geprobeerd het werk van de Nationaalsocialistische beweging en haar leider te steunen en, u zult opmerken u zegt later dat u “door een gunstig lot bent uitverkoren om de hand van onze Kanselier en Führer in de handen van onze geliefde Feldmarschall te leggen.” Tegen november 1933 moet u een goed idee hebben gehad over de manier waarop Hitler, uw Kanselier en Führer zijn politieke tegenstanders behandelde. Waarom was u – u hebt ons uw mening gegeven – waarom zei u hoe trots u was om met al uw kracht het werk van de Nationaalsocialistische Partij te hebben gesteund tenzij u daarmee instemde?
VON PAPEN: We boden binnen het Kabinett met al onze kracht tegenstand tegen Hitler’s acties en schendingen van het coalitiebeleid en die van de partij. Zeker, wij wisten van die schendingen. Ik heb persoonlijk in vele toespraken, die niet bij het Hof zijn ingediend, naar deze schendingen verwezen, maar zolang deze coalitieafspraken bestonden moest ik hopen dat we onze mening konden doorzetten en alleen om deze reden verzekerde ik Hitler van mijn trouw zodat hij van zijn kant trouw zou zijn aan ons.
SIR DAVID: Ik ga u de laatste woorden voorlezen. Hier doet u een voorzichtige en bijzondere oproep aan uw Katholieke medeburgers en u zegt:
“Laat ons in dit uur tot onze Führer en het nieuwe Duitsland zeggen dat wij in hem en in zijn werk geloven.”
Waarom zei u dat als u in 1933 moet hebben geweten dat dit programma het neerslaan van de oppositie betekende, het neerslaan van zijn politieke tegenstanders, het verbieden van de vakbonden en zichzelf de volledige controle over Duitsland geven. Waarom hield u dergelijke toespraken tenzij u erin geloofde en instemde met alles wat Hitler wilde doen?
VON PAPEN: Ik zal u dat precies vertellen. U weet dat ik in juli van dat jaar het Concordaat sloot en dat ik Hitler’s garantie kreeg dat hij godsdienstvrijheid tot basis van zijn beleid zou maken. Hoe meer conservatieve elementen zouden terugkeren in de regering, hoe beter het zou zijn voor de verwezenlijking van mijn programma.
SIR DAVID: Als dat uw antwoord is gaan we over op een ander onderwerp. Ik meen dat u vandaag zei, of u hebt het even geleden gezegd dat u zich begon te realiseren bij wat voor soort ploeg u zich had aangesloten toen u op 17 juni die rede in Marburg hield. Denkt u nu alstublieft niet dat ik u wil beledigen ....
De PRESIDENT We gaan nu schorsen.

Definitielijst

cavalerie
In het Engels Calvary. Oorspronkelijk een aanduiding voor bereden troepen. In de Tweede Wereldoorlog de aanduiding voor gepantserde eenheden. Belangrijkste taken zijn verkenning, aanval en ondersteuning van infanterie.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Reichswehr
Duitse leger in de tijd van de Weimarrepubliek.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.

Middagzitting 2

Dr. VON LÜDINGHAUSEN: Meneer de President, mag ik het Tribunaal verzoeken of mijn cliënt morgen en overmorgen bij de zitting afwezig mag zijn zodat hij zijn verdediging kan voorbereiden en voltooien?
De PRESIDENT: Zeker.
SIR DAVID: Beklaagde, u hebt het Tribunaal een heleboel verteld over uw rede in Marburg. Was een van uw medewerkers een zekere meneer Jung?
VON PAPEN: Ja, dat is helemaal waar.
SIR DAVID: En – geloof mij, ik wil u op geen enkele manier aanvallen – maar de heer Jung heeft u aanzienlijk geholpen bij het opstellen van uw rede in Marburg, niet waar?
VON PAPEN: De heer Jung maakte regelmatig ontwerpen voor mijn toespraken en hetzelfde geldt voor die van Marburg.
SIR DAVID: Hij werd na 30 juni gefusilleerd, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Hij was een man voor wie u niet alleen een grote vriendschap voelde maar voor wiens politieke denkbeelden – ik denk dat u hem een progressief conservatief zou noemen – u veel eerbied en instemming had, niet waar?
VON PAPEN: Volkomen correct, ja.
SIR DAVID: U hebt ons verteld over de heer Von Bose. Hij werd gefusilleerd. De heer von Tschirschsky werd na die gelegenheid door twee verschillende groepen mensen gearresteerd, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Werd de heer von Savigny gearresteerd?
VON PAPEN: Ik kan het me niet herinneren. Ik denk het niet.
SIR DAVID: Wel, al met al, het gaat niet om de namen; er waren twee leden van uw staf die werden gefusilleerd en drie werden er gearresteerd, niet waar?
VON PAPEN: Een lid van mijn staf werd gefusilleerd en twee werden er gearresteerd. De heer Jung was geen lid van mijn staf.
SIR DAVID: De heer Jung was geen lid van uw staf maar hij was een naaste medewerker van u. Nu ...
VON PAPEN: Hij was een medewerker die, zoals ik zei, mij vaak hielp met het ontwerpen van toespraken en met wie ik conservatieve ideeën uitwisselde.
SIR DAVID: En natuurlijk is het algemeen bekend dat Generaal Von Schleicher en zijn vrouw ook werden gefusilleerd en – ik meen dat mijn herinnering juist is – ook Generaal von Bredow, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: En u werd drie dagen lang vastgehouden, zoals u ons hebt verteld en ik meen dat uw dossiers in beslag werden genomen, niet waar?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Schokten deze acties uw vertrouwen in het regime?
VON PAPEN: Mijn vertrouwen in wat? Neemt u mij niet kwalijk.
SIR DAVID: Schokten deze acties uw vertrouwen in het regime en in Hitler?
VON PAPEN: Behoorlijk. Ik heb gisteren aan het Tribunaal uitgelegd dat door deze acties het pact van 30 januari was verbroken.
SIR DAVID: En u diende op 2 juli denk ik uw ontslag in?
VON PAPEN: Nee, dat diende ik al eerder in.
SIR DAVID: U had het al op 18 of 19 juni ingediend en u deed dat nogmaals op 2 juli?
VON PAPEN: Helemaal correct.
SIR DAVID: Helemaal goed, mijn fout. Vertelt u het Tribunaal nu dat u uw ontslag aanvrage bevestigde omdat u het vertrouwen in het regime had verloren, vanwege het krenken van uw trots of vanwege uw arrestatie, het in beslagnemen van uw dossiers en de moord op uw secretarissen?
VON PAPEN: Ik diende mijn ontslag in allereerst vanwege de ondraaglijke belediging van mijn eigen persoon en mijn staf, ten tweede omdat door deze actie de afspraak van 30 januari door Hitler was gebroken en omdat elke politieke samenwerking met hem in binnenlandse aangelegenheden voor mij onmogelijk was geworden.
SIR DAVID: Ik begrijp het. Wilt u nu naar document D-714 kijken alstublieft. Edelachtbare, dit wordt GB-497. Het is een brief van u aan Hitler geschreven op 4 juli en u zegt:
“Gisterenmorgen om 10 uur had ik de eer u mondeling in te lichten over mijn houding jegens de gebeurtenissen van de laatste dagen, nadat mijn detentie door de politie op 2 juli om 9 uur ‘s avonds was opgeheven. Ik heb u er toen op gewezen dat ik onmogelijk mijn zetel in het Kabinett kan innemen totdat mijn medewerkers en ik in ere zijn hersteld.
“Op 30 juni zijn vijf van mijn medewerkers gearresteerd, een ervan is gefusilleerd. Mijn dossiers zijn in beslaggenomen, mijn kantoor is verzegeld en mijn privésecretaris is ook gearresteerd. Dit is nog steeds de situatie van dit moment.
“Een dergelijke procedure tegen de een na hoogste ambtenaar van het Reich kon alleen maar worden gerechtvaardigd als hij en zijn medewerkers schuldig waren aan deelname aan de samenzwering tegen de Führer en de natie.
“Het is niet alleen in het belang van de bescherming van mijn persoonlijke eer maar nog meer van de bescherming van het gezag en het fatsoen van de Staat dat ofwel de schuld in dit geval onmiddellijk moet worden bewezen ofwel de eer hersteld.
Dan zegt u:
“De gebeurtenissen zijn in het buitenland bekend geworden, deels in verdraaide vorm .... En om die reden mag er geen minuut verloren gaan.”
U doet een beroep op zijn militaire eergevoel en u vraagt dat de zaak wordt overgedragen aan de Openbaar Aanklager of dat er een communiqué wordt gepubliceerd, vermeldende:
“... dat het onderzoek heeft aangetoond dat er geen bewijs is voor enige deelname aan de samenwering en dat mijn medewerkers en ik daardoor in ere worden hersteld.
“Als u die stappen niet wenst te ondernemen wordt nog langer aanblijven in het Kabinett voor mij een onmogelijkheid.” Kijkt u nu naar de rest van de brief.
“Ik heb mijn functie al op 18 en 19 juni ter beschikking van u gesteld, Kanselier. Ik kan nu met een veel lichter gemoed om mijn ontslag vragen omdat het werk dat wij samen op 30 januari 1933 zijn begonnen nu lijkt te zijn gezekerd tegen verder revoltes. Tezelfdertijd verzoek ik u mij te ontheffen van mijn functie als Commissaris voor de Saar. Ik neem aan dat u de beslissing betreffende mijn eerherstel, waar ik u om vraag, binnen enkele uren zult nemen. Ik blijf trouw aan u en uw werk voor Duitsland.”
Was het waar dat het uw gemoed verlichtte toen het werk van Hitler scheen te zijn gezekerd tegen verdere revoltes?
VON PAPEN: Ik begreep de vraag niet.
SIR DAVID: Is het waar wat u hier zegt, dat het uw gemoed verlichtte dat het werk van Hitler nu scheen te zijn gezekerd tegen verdere revoltes?
VON PAPEN: Ja, ik had de indruk dat er een revolutie had plaatsgevonden die hij had onderdrukt. Deze brief werd een dag na mijn vrijlating geschreven en ik had het gevoel dat er een revolutie was geweest die nu voorbij was.
SIR DAVID: Wist u dat Generaal von Schleicher en zijn vrouw waren gedood?
VON PAPEN: Dat wist ik op dat moment denk ik niet.
SIR DAVID: U wist alleen maar dat de heer von Bose was neergeschoten?
VON PAPEN: Ja, dat staat in de brief.
SIR DAVID: En u wist dat er geen enkele reden bestond voor het neerschieten van Generaal von Schleicher, Jung en Bose, niet waar?
VON PAPEN: Nee, ik wist de reden niet. Voor zover ik mij herinner ....
SIR DAVID: Nee, u wist dat er geen enkele reden voor was, niet waar?
VON PAPEN: Nee, op mijn vraag naar de reden antwoordde Hitler dat de heer von Bose betrokken was geweest bij het geven van inlichtingen aan de buitenlandse pers.
SIR DAVID: Ik begrijp het. We kunnen dus aannemen dat u met uw hoofd en uw hart sprak en in volledig vertrouwen en ernst toen u op 4 juli 1934 zei: “Ik zal trouw blijven aan u en aan uw werk voor ons Duitsland,” is dat juist?
VON PAPEN: Ja, want ik moest hopen dat zijn verdere arbeid geen nadelen voor Duitsland zou opleveren – zelfs al zou hij zich van mij afkeren waar het kwesties van binnenlands beleid betrof.
SIR DAVID: U hoeft niet verder te gaan met de brieven. U mag ervan uit gaan dat ik ze te zijner tijd zal behandelen, leest u de andere dus niet van te voren.
Als gevolg daarvan ontmoette u Hitler die dag, niet waar?
Wilt u alstublieft mijn vraag beantwoorden? Ik verzeker u dat ik die brieven met u zal behandelen. U ontmoette Hitler die dag?
VON PAPEN: Ik ontmoette hem al eerder.
SIR DAVID: Maar daarna ontmoette u hem ook.
VON PAPEN: Ik ontmoette hem een dag daarvoor. In de brief staat ...
SIR DAVID: Ja, maar u ontmoette hem na die brief en u was het niet eens met Hitler om vice-Kanselier te blijven tot september en dat u daarna op Buitenlandse Zaken zou gaan werken.
VON PAPEN: Ik denk het niet, nee
SIR DAVID: Nou, als u dat niet gelooft, kijkt u dan naar de volgende brief, D-715, dat wordt GB-498. Dat is een brief van 10 juli en die begint met:
“Onze afspraak van 4 juli,” – dat is de datum van de laatste brief – over het aanhouden van mijn functie als vice-kanselier tot september en dan te gaan werken op Buitenlandse Zaken, was gemaakt op de volgende voorwaarde: Onmiddellijk en volledig herstel van mijn gezag en eer waardoor ik in staat zal zijn in welke functie dan ook in dienst van het Reich te blijven.”
Vertelt u het Tribunaal nu dat u op 10 juli niet wist dat Generaal von Schleicher en zijn vrouw waren gedood, dat Generaal von Bredow was gedood en dat zowel Jung als Von Bose waren vermoord? Zegt u dat u dat op 10 juli niet wist?
VON PAPEN: Dat ontken ik absoluut niet. Ik wist het maar zoals ik het Tribunaal al heb verteld eiste ik dat er een onderzoek naar deze zaken zou worden gedaan zodat we de juiste redenen ervoor zouden kunnen weten.
Er werd aan het publiek gemeld dat Von Schleicher uit zelfverdediging was neergeschoten zodat al die zaken destijds niet duidelijk waren.
SIR DAVID: Maar het is natuurlijk juist dat u, zoals u hier schrijft dat u aan Hitler had toegezegd vice-kanselier te blijven tot september en dan bij Buitenlandse Zaken te gaan werken onder die voorwaarde, is dat juist?
VON PAPEN: Nee, dat is niet juist want ik heb al uitgelegd ....
SIR DAVID: Het is uw brief, beklaagde, uw eigen brief.
VON PAPEN: Ja, maar deze brief is geschreven omdat Hitler mij duidelijkheid had beloofd; een onderzoek zou mij in staat stellen, nadat ik in ere was hersteld en al die misdaden waren opgelost, in dienst van het Reich te blijven. Maar dat gebeurde nooit.
SIR DAVID: Von Bose en Jung hebben nauw met u samen gewerkt en als er iemand wist of zij wel of niet schuldig waren, dan was u dat. Waarom zegde u, dat wetende, Hitler toe dat u als vice-kanselier zou aanblijven en daarna naar Buitenlandse Zaken zou gaan.
VON PAPEN: Ik heb gezegd dat ik aftrad. De zin die handelt over mijn eventueel in functie blijven is slechts een veronderstelling.
Ik was in feite afgetreden en ik deed in feite niets meer voor de regering vanaf 4 juli.
SIR DAVID: Kijkt u naar de volgende woorden in de brief:
“Hiertoe diende ik op 5 juli een voorstel voor een officiële verklaring bij u in waarin werd uitgelegd waarom de arrestatie van enkele van mijn stafleden had plaatsgevonden, hoe Von Bose om het leven was gekomen en het bevestigen van het niet deelnemen van alle leden van mijn staf aan de opstand van de SA. Deze door mij geëiste verklaring werd door u goedgekeurd en slechts in gedeelten gepubliceerd, in zoverre dat de onschuld en de vrijlating van de heren von Tschirschsky en von Savigny en van mijn privé secretaris Stotzingen werd aangekondigd.”
U had Hitler uw eigen versie voorgelegd en hem gevraagd die goed te keuren en dat wilde hij niet. Hij wilde de mensen die nauw met u samenwerkten niet van blaam zuiveren en toch stemde u met hem in. U had erin toegestemd vice-kanselier te blijven en in de buitenlandse dienst te gaan.
Ziet u wat ik u voorleg? Ik leg u heel duidelijk voor dat alles waar u zich zorgen om maakte uw eigen persoonlijke positie was, uw eer gered. U was bereid deze moordenaars te blijven dienen zolang uw eigen eer maar hersteld werd.
VON PAPEN: Meneer de Aanklager, ik kan geen beter bewijs leveren voor mijn bedoeling mij af te keren van het regime dan met het feit van mijn aftreden. Als alles zou zijn opgehelderd, als zou zijn opgehelderd dat mijn personeel en medewerkers onschuldig waren toen zij werden gearresteerd en vermoord, dan was het misschien voor mij mogelijk geweest in dienst van het Reich te blijven maar niet als vice-kanselier, welke functie ik had neergelegd. Maar u kunt uit deze brief opmaken dat Hitler geen enkele poging deed een dergelijke verklaring uit te geven.
SIR DAVID: En ten gevolge van het niet ondernemen van een dergelijke poging schreef u hem een zelfs nog meer overdreven bewondering voor zijn daden. Kijkt u naar document D-716, dat wordt bewijsstuk GB-499.
“Hooggeëerde Reichskanzler:
“Ik heb lang nagedacht over ons gesprek van gisteren en de uitspraken die u deed, in het bijzonder wat u mij vertelde over uw bedoelingen betreffende uw rede voor de Reichstag hebben mij voortdurend bezig gehouden gezien het enorme belang van die rede en het bijzondere effect op Duitsland’s positie, ook in de sfeer van het buitenlands beleid. Ik voel mij daarom gedwongen, in feite zie ik het als mijn plicht u mijn mening te laten weten, zoals ik herhaaldelijk bij voorgaande gelegenheden heb gedaan.
“U hebt mij gisteren uitgelegd dat het uw bedoeling was, in het openbaar de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor alles wat er gebeurd is in verband met het neerslaan van de opstand van de SA. Sta mij toe u te zeggen hoe mannelijk en menselijk groots ik deze bedoeling vind. Het neerslaan van de revolte en uw moedige en krachtige persoonlijke interventie zijn niet anders dan met waardering door de hele wereld ontvangen.
“Wat echter op dit moment een last voor Duitsland is, zijn alleen die gebeurtenissen die plaatsvonden buiten de grenzen van uw inititatief en zonder enig direct verband met de revolte, zoals de voorbeelden die u mij zelf heeft gegeven. Dit is in het bijzonder tot uitdrukking gekomen in de Britse en Amerikaanse pers.”
Dan, ik sla drie alinea’s over, zegt u:
“Sta mij toe u nogmaals te verzekeren dat mijn persoon of mijn positie, afgezien van mijn persoonlijk eerherstel, er absoluut niet toe doen en geen punt van discussie zijn in zoverre wanneer de gebeurtenissen in de vice-kanselarij van 30 juni door het publiek worden gezien als het gevolg van een breuk tussen u en mij.” Dan, na nog meer van hetzelfde eindigt u met: “Met onveranderde bewondering en trouw ... “
Kwam het niet hier op neer, beklaagde dat zolang u maar in ere werd hersteld, het er niet toe deed of uw medewerkers waren gedood of dat de regering waarvan u lid was geweest moord had aangewend als instrument van beleid? Deze kwesties deerden u niet zolang u uw eigen eer behield en de kans op een toekomstige baan bij Buitenlandse Zaken?
VON PAPEN: Nee.
SIR DAVID: Waarom schreef u dan iets dergelijks aan het hoofd van een troep moordenaars die uw medewerkers hadden vermoord. Waarom schreef u dan aan hem:
“Het neerslaan van de revolte en uw moedige en krachtige persoonlijke interventie zijn niet anders dan met waardering door de hele wereld ontvangen.
Waarom schreef u dat?
VON PAPEN: Omdat ik destijds van mening was dat er echt een revolutie had plaatsgevonden en dat Hitler die had neergeslagen. Dat er aan de andere kant veel mensen waren vermoord, leden van mijn eigen kantoorpersoneel, dat was iets waarvan Hitler de waarheid moest vaststellen.
Toen hij mij zei dat hijzelf de verantwoording zou nemen, vond ik dat een uitstekende daad van zijn kant, hoewel niet, zoals Hitler later deed, toen hij voor de Reichstag verklaarde dat deze zaken gerechtvaardigd waren. Ik begreep dat hij ermee bedoelde dat wanneer hij zelf de verantwoordelijkheid voor deze gebeurtenissen op zich zou nemen dat hij ze voor de wereld zou ophelderen en niet tegenover de wereld verklaren door middel van een wet zonder enig onderzoek dat ze gerechtvaardigd waren.
SIR DAVID: Zegt u het Tribunaal dat u op 12 juli dacht dat er enige twijfel of enige kans bestond dat uw vriend Jung schuldig kon zijn aan verraad jegens het Reich of een samenzwering tegen Hitler? Geloofde u dat voor één moment?
VON PAPEN: De heer Hitler legde mij destijds uit dat het neerschieten van Von Bose allereeerst een ...
SIR DAVID: Nee, ik vroeg eerst over u zelf. Ik vroeg, geloofde u ook maar één seconde dat Jung zich schuldig had gemaakt aan verraad jegens het Reich of een samenzwering tegen Hitler?
VON PAPEN: Nee, zeker niet.
SIR DAVID: Welnu, u wist heel goed dat Hitler zich zorgen maakte gezien vanuit de wereldopinie voor wat betreft de publiciteit die gegeven zou worden aan een breuk tussen u en hem, niet waar?
U wist dat, na die zuivering (de Röhm Putsch, Vert.) de steun van een voormalig kanselier van het Deutsche Reich en als, zoals u ons hebt verteld, een Katholiek uit een oud geslacht met een goede naam bij de Duitse bevolking, dat de steun van zo iemand van grote waarde voor hem zou zijn na die zuivering die de wereldopinie zeer had geschokt, niet waar? U wist dat?
VON PAPEN: Nee, het lijkt uit deze brief duidelijk dat ik de heer Hitler voortdurend vroeg vast te stellen waarom en om welke redenen de acties tegen mijn medewerkers en mij op deze manier waren ondernomen. Hij moest dat aan de wereld uitleggen.
SIR DAVID: Meneer Von Papen, als u als voormalig kanselier van het Reich en, zo u zelf zei, een van de vooraanstaande Katholieken in Duitsland, voormalig officier in het Keizerlijke leger destijds had gezegd: “Ik wens niet in verband te worden gebracht met moord, koelbloedige moord als een instrument van beleid,” dan had u met enig risdico voor uzelf dit hele verrotte regime omver kunnen halen, niet waar?
VON PAPEN: Dat is mogelijk maar als ik dat in het openbaar had gezegd dan zou ik zeer waarschijnlijk ergens naar toe zijn verdwenen, net als mijn medewerkers. En afgezien daarvan, de wereld wist uit mijn ontslag dat ik mijzelf niet vereenzelvigde met deze kwestie.
SIR DAVID: Laten we maar eens zien wat u schreef. Als u kijkt naar document D-717, dat wordt GB-500, dat benadrukt het belang dat Hitler hechtte aan uw trouw. Als u naar de tweede alinea wilt kijken, ik zal hem u voorlezen, hij is erg kort. U zegt:
“Ik hoop dat u mijn brief van gisteren heeft ontvangen en dat u hem heeft ontvangen in de geest waarmee die was bedoeld.” Vandaag vraag ik u om persoonlijke redenen mij te verontschuldigen voor deelname aan de zitting van de Reichstag. Gisteren was u inderdaad van mening dat mijn wegblijven de indruk kon wekken dat er onenigheid tussen ons bestond. Maar deze indruk kan zeker niet ontstaan als u in uw verklaringen verwijst naar de kwestie van de vice-kanselarij op de manier waarop u mij had beloofd dat te doen.”
“In al deze dagen heb ik mij met de grootste terughoudendheid opgesteld naar de buitenwereld en heb mij zo min mogelijk laten zien en u zult zeker begrijpen dat ik niet weer in het openbaar wil verschijnen totdat ik van alle blaam gezuiverd ben.”
“Ik heb ook de partijvoorztitter verzocht mij voor mijn afwezigheid te verontschuldigen.”
Wie is die partijvoorzitter? Is dat de voorzitter van de Nazi partij?
VON PAPEN: Nee, ik meen dat Dr. Frick de partijvoorzitter was.
SIR DAVID: Het was de regeringspartij, niet waar?
VON PAPEN: Ja. De brief toont aan dat ik van Hitler een verslag aan de Reichstag eiste van de maatregelen die tegen mij en mijn medewerkers waren genomen.
SIR DAVID: U wilde een verklaring dat u nooit was afgeweken van uw trouw jegens hem, dat is wat u wilde, niet waar?
VON PAPEN: Nee, ik wilde .....
SIR DAVID: Wel, als u het daar niet mee eens bent, kijkt u dan naar document D-718, dat wordt GB-501, en zie wat u de volgende dag schreef:
“Hooggeëerde Kanselier,
“Nadat u gisterenavond de natie en de wereld verslag hebt gedaan van de interne ontwikkelingen die tot de 30ste juni hebben geleid voel ik de noodzaak u de hand te schudden zoals ik op 30 januari 1933 heb gedaan en u te danken voor alles wat u opnieuw aan de Duitse natie heeft gegeven door de voorgenomen tweede revolutie neer te slaan en door het aankondigen van onomkeerbare principes, een staatsman waardig.
“Pijnlijke en tragische omstandigheden hebben mij er sinds 30 januari voor de eerste keer van weerhouden aan uw zijde te verschijnen. Uzelf hebt mij verontschuldigd en begrip getoond voor het feit dat een vice-kanselier zijn zetel in de ministerraad niet kan innemen zolang hij onder speciale behandeling staat. (Mijn inbeslaggenomen documenten zijn nog steeds niet aan mij teruggegeven, ondanks uw en Göring’s bevelen).
“Uw verklaringen tonen aan de geschiedenis duidelijk aan dat iedere verdenking van een verband tussen mijn persoon en deze verraderlijke praktijken een opzettelijke belastering en smaad was. Ik dank u dit te hebben verklaard.”
Dan, nadat u zegt de mensen er nog steeds in geloven zegt u in de voorlaatste alinea:
“Ik zou u daarom dankbaar zijn als u spoedig de gelegenheid zou kunnen vinden om erop te wijzen dat ik tot aan vandaag”- dat was de 24de juli – “u trouw heb bijgestaan en voor u gestreden, voor uw leiderschap en voor uw werk voor Duitsland.”
Nu, beklaagde, ontkent u wat ik u enige minuten geleden heb voorgelegd, dat alles wat u wilde uw trouw aan het regime voor de wereld duidelijk te laten maken. Het deerde u helemaal niet dat Von Schleicher en zijn vrouw, Von Bose en Jung en al die anderen door de regering van het Reich waren vermoord; waarom schreef u anders een dergelijk brief?
VON PAPEN: Ik schreef die brief, zoals die brief zelf aantoont omdat ik er nog steeds van werd beschuldigd te hebben ingestemd met de aanslagen op de levens van Goebbels en Göring en van diverse andere samenzweringen. Dat is de reden waarom het voor mij belangrijk was Kanselier Hitler te laten verklaren dat ik niet betrokken was bij enige samenzwering tegen hem in verband met de diverse acties tijdens deze opstand. Natuurlijk behandelde ik in die brief allereerst mijn positie en die van mijn medewerkers. Het eerherstel van Generaal Von Schleicher was een taak van het leger en niet de mijne.
SIR DAVID: Ja, ik kom daar aan toe als we het leger behandelen maar voor het moment, ziet u wat ik u voorleg is dit: zelfs nadat u wist dat uw vrienden waren vermoord, om maar te zwijgen over uw voormalige collega’s, uw eigen vrienden waren vermoord; keer op keer protesteert u tegen uw trouw en tegen het feit dat u altijd met Hitler had samengewerkt bij al zijn werk. Was dat eerlijk? Is wat er in die brieven staat eerlijk of zegt u dat het alleen maar leugens waren om uzelf te beschermen?
VON PAPEN: Nee, ik schreef dat omdat in feite de hele actie tegen mij, Himmler’s poging om mij te vermoorden, het feit dat ik werd gearresteerd, alles was gebaseerd op de veronderstelling dat ik had deelgenomen aan een samenzwering tegen de regering van Hitler. Er moest daarom worden duidelijk gemaakt dat zolang ik lid was van die regering, ik altijd in absolute trouw had gehandeld. Dat is de reden waarom ik om deze opheldering vroeg.
SIR DAVID: Herinneret u zich dat uw geleerde raadsman op uw verzoek een vragenlijst aan Baron von Lersner heeft voorgelegd? Dat is nummer 2a op pagina 212 van het documentenboek van de Verdediging, boek 3, vraag 2(a):
“Bleef beklaagde Von Papen hopen Hitler’s beleid te veranderen in zijn eigen manier van denken door hem conservatieve ideeën aan de hand te doen totdat de moorden van 30 juni 1934 en Hitler’s rechtvaardiging daarvan hem ervan hadden overtuigd dat zijn pogingen en zijn hoop ijdel waren?
En Baron von Lersner antwoordde, niet geheel onterecht met ja op die vraag.
Is dat een juiste voorstelling van uw mening “...totdat de moorden van 30 juni 1934 en Hitler’s rechtvaardiging daarvan hem ervan hadden overtuigd .... “- u dus – “dat uw pogingen en uw hoop ijdel waren?
Bent u het daarmee eens? Dat is een vragenlijst die door uw raadsman is ingediend.
VON PAPEN: Ja, daar ben ik het mee eens.
SIR DAVID: Als dat uw mening is, waarom schreef u dan deze brieven met daarin die overdreven bewondering voor Hitler?
VON PAPEN: Wat ik in de vragenlijst wilde uitdrukken, of liever wat ik aan de heer Lersner wilde laten vragen was het volgende: is het juist ....
SIR DAVID: De antwoorden die getuige verwacht liggen in zijn vraag. Het zijn de beste voorbeelden van suggestieve vragen die ik ooit heb gezien. U zegt dat uw vragenlijst uw mening voorstelt, niet waar?
VON PAPEN: Ik zou zeggen dat wanneer ik van mening was dat het met de 30ste juni duidelijk werd dat verdere samenwerking met Hitler onmogelijk was en dat daarom het coalitieprogramma dat we waren overeengekomen strandde .....
SIR DAVID: U zegt weer dat u onveranderlijke trouw en bewondering koesterde en dat u hebt samengewerkt?
“Ik blijf volkomen toegewijd aan u en aan uw werk voor Duitsland.”
Als uw mening is neergelegd in die vragenlijst, dat de basis van uw vertrouwen was geschaad, waarom schrijft u dan dat u volledig trouw blijft aan Hitler’s werk voor Duitsland?
VON PAPEN: Ik heb u en het Tribunaal al verteld dat ik hoopte, ondanks de ineenstorting van de binnenlandse situatie, dat Hitler tenminste op het vlak van de buitenlandse politiek een verstandig beleid zou voeren. Hij was er nou eenmaal, we konden hem niet opzij schuiven. We hadden rekening te houden met Hitler en zijn regering. Alle heren bleven meewerken, ik was de enige die eruit stapte. Al die brieven waarmee u probeert te bewijzen dat ik niet serieus ben of ongeloofwaardig of dat ik, zoals u het noemt een leugenaar en een misleider ben kunnen tegenover de wereld het feit niet ontkennen dat ik destijds aftrad.
SIR DAVID: En 11 dagen later had u een andere baan. Elf dagen na deze brief aanvaardde u de baan om – ik zal niet zeggen deze moordenaarsbende – deze regering, die moord had aangewend als beleidsinstrument, als Algemeen Gevolmachtigde in Oostenrijk te vertegenwoordigen, binnen 11 dagen na die laatste brief.
Laten we eens bekijken of het motief moord hier niet speelt. Dacht u dat Hitler achter de Putsch van juli in Oostenrijk zat, die resulteerde in de moord op Kanselier Dolfuss?
SIR DAVID: Ik weet dat de heer Habicht, die door hem was benoemd als leider van de partij in Oostenrijk, in elk geval enige banden had met deze zaak. Dat Hitler zelf die actie had goedgekeurd, dat was mij niet bekend.
SIR DAVID: Wel, dacht u dat het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken achter de Putsch van juli heeft gezeten?
VON PAPEN: Het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken had naar mijn mening niets te maken met de Putsch van juli.
SIR DAVID: Dacht u dat Dr. Rieth – ik heb zijn naam, ja, Rieth, de Duitse minister in Wenen – denkt u dat hij achter de Putsch heeft gezeten?
VON PAPEN: Nee. Ik wist alleen maar dat Dr. Rieth had onderhandeld met de Oostenrijkse regering.
SIR DAVID: U wist niet dat Hitler er achter zat. U ontkent dat het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken er achter heeft gezeten. U wist niet dat Dr. Rieth erachter zat. Kijkt u nu op pagina 96 van documentenboek IIa. Het zijn de pagina’s 79 en 80 van het Duitse boek. Dit is een verslag, uw verslag van een jaar later. Ik haal het een beetje uit het verband vanwege de zin waarin u de feiten herhaalt en als u kijkt naar alinea – ik denk dat het de laatste alinea is op pagina 79 van de Duitse tekst. Edelachtbare, het is de op twee na laatste alinea op pagona 96 van documentenboek IIa.
“De hoop dat een persoonlijk onderhoud tussen de Führer en Reichskanzler en het staatshoofd van Italië in Stresa zou leiden tot een regeling van de Duits-Italiaanse geschillen is veranderd in precies het tegendeel door de dreigende houding die Mussolini aannam vanwege de moord op zijn vriend Dolfuss en door de gedeeltelijke mobilisatie van Italiaanse troepen op de Brennerpas. Het werd duidelijk dat de poging om normale, vriendschappelijke betrekkingen te herstellen door mij naar Wenen te sturen, niet direct mogelijk was na wat er net was gebeurd. Het wantrouwen jegens de krachtdadige methoden van de Oostenrijkse NSDAP”- kijkt u nu naar de volgende woorden – “dat meer en meer duidelijk werd na de processen die door vooraanstaande Rijksgermaanse personen werden gevoerd, was te sterk. De indruk die veroorzaakt was door de terroristische methoden en de dood van de Federaal Kanselier bleef in grote kring veel te lang hangen.”
Nu beklaagde, vertelt u het Tribunaal wie die vooraanstaande Duitse personen waren die volgens u de Putsch van juli en de moord op Dolfuss hadden gesteund.
Wie waren dat?
VON PAPEN: In geen geval de voormalige Duitse minister in Wenen, de heer Rieth maar alleen de heer Habicht en zijn ondergeschikten de destijds het Oostenrijkse Nazi beleid op bevel van Hitler uitvoerden. Maar ik mag erop wijzen dat er in die zin staat dat het wantrouwen tegen de gewelddadige methoden die door de Oostenrijkse Nazi’s werden toegepast meer en meer duidelijk werd uit de processen die werden gevoerd en dat is iets dat we een jaar later pas ontdekten en niet toen ik die taak kreeg opgedragen.
SIR DAVID: Wat ik wil weten is dit. Mijn vraag was: wie waren die vooraanstaande Duitse personen? U gaat het Tribunaal toch niet vertellen dat Habicht, die verbindingsman was bij de NSDAP in Oostenrijk een vooraanstaande Rijksgermaanse persoon was. Wie waren dat? U gaat toch niet zeggen dat Oostenrijkse Nazi’s vooraanstaande Rijksgermaanse personen waren? Wie waren dat? Wie waren die vooraanstaande Rijksgermanen waar u het over had?
VON PAPEN: De vooraanstaande persoonlijkheid was zonder twijfel de heer Habicht. Maar deze brief was geschreven om Hitler te zeggen: “Kijk, wat u hebt gedaan.”
SIR DAVID: Wilt u nu echt het Tribunaal dit laten aannemen als een verklaring waarmee zij uw geloofwaardigheid kunnen beoordelen, dat u met een vooraanstaand Rijksgermaans persoon de heer Habicht bedoeld en u niemand anders in gedachten hebt, hoewel u het meervoud gebruikt? Is dat wat u het Tribunaal wilt doen geloven? Ik weet niet of het zich herinnert, beklaagde – denkt u na voordat u antwoord geeft - maar Generaal Glaise-Horstenau kon zich de naam Habicht zelfs niet eens herinneren toen hij hier zijn getuigenis aflegde. U kunt niet echt menen dat u een verbindingsman bij de Oostenrijkse NSDAP bedoelde toen u verwees naar vooraanstaande Rijksgermaanse personen. Dat kunt u beter. Denkt u na en vertelt u het Tribunaal wie u in gedachten had.
VON PAPEN: Meneer de Aanklager, de heer Habicht was geen agent. De heer Habicht was door Hitler aangesteld als leider van de Partei in Oostenrijk, dus ik ben zeker gerechtigd hem een vooraanstaand persoon te noemen. Als de heer Hitler destijds van deze zaken had geweten dan had hij door mijn brieven te lezen geweten waar ik op doelde.
SIR DAVID: Zelfs al zou ik u de heer Habicht gunnen, iets wat ik zeker nooit zou doen, dan nog is hij maar één man. Wie waren de anderen? U verwees naar Rijksgermaanse personen. Wie waren de andere mensen die achter deze Putsch en achter deze moord hebben gezeten?
VON PAPEN: Om heel eerlijk te zijn moet ik u zeggen dat ik na die 12 tot 15 jaar die sindsdien zijn verstreken me niet meer kan herinneren welke mensen ik in gedachten had toen ik dat schreef. Hoe dan ook, het doel van die brief was – en dat zult u begrijpen – Hitler te vertellen dat de toegepaste methoden meer schade aanrichtten en veel ongeloofwaardiger waren dan we destijds wisten.
SIR DAVID: Goed, ik accepteer dat. We gaan verder vanaf het punt waar u wist dat er enkele niet genoemde Rijksgermaanse personen achter de moord op Dolfuss hebben gezeten.
Vanaf daar verder gaand, laten we eens zien wat u zegt met betrekking tot de heer Messersmith. Zoals ik het begrijp ontkent u – als ik dat zo mag zeggen - met enige klem wat de heer Messersmith over u zegt. Laten we daarom maar eens kijken wat hij zegt en zien hoeveel ervan u serieus kunt aannemen dat waar is.
Ik denk, Edelachtbare, dat ik u de verwijzingen gisteren heb genoemd. De verwijzing naar de verklaring 1760-PS staat in documentenboek 11 en pagina 22 is het belangrijkste deel; de andere verklaring, document 2385-PS staat in documentenboek IIa op pagina 24. Die is een stuk korter.
Ik denk dat datgene waarnaar ik wil dat u kijkt 1760-PS is en ik denk dat die op pagina 3 begint. ik wil dat u met me meekijkt naar het gedeelte in de verklaring –ik kan u helaas niet de juiste plek in de Duitse tekst aanwijzen – waar hij het over u heeft. Het is pagina 22, Edelachtbare.
De alinea begint met:
“Dat het beleid van de Anschluss geheel ongewijzigd bleef werd mij door Franz von Papen bevestigd toen hij als Duits minister in Wenen aankwam.”
Hebt u de passage gevonden, beklaagde?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Als u nu een paar regels verder leest in de verklaring van de heer Messersmith zegt hij:
“Toen ik Von Papen in het Duitse Gezantschap opzocht begroette hij me met: ‘Nu bent u in mijn gezantschap en kan ik het gesprek bepalen.’ Op brutale en meest cynische manier vertelde hij mij toen verder dat heel zuidoost Europa tot de Turkse grens aan toe Duitsland’s natuurlijke achterland was en dat hem de missie was opgedragen de Duitse economische en politieke controle over het hele gebied te vergemakkelijken. Hij zei ronduit dat het verkrijgen van de controle over Oostenrijk de eerste stap moest zijn. Hij zei met nadruk dat hij in Oostenrijk was om de Oostenrijkse regering te ondermijnen en te verzwakken en vanuit Wenen te werken aan de verzwakking van de regeringen in de andere landen in het zuiden en zuidoosten. Hij zei dat hij van plan was zijn naam als goed Katholiek te gebruiken om tot dat doel invloed te krijgen bij bepaalde Oostenrijkers zoals Kardinaal Innitzer. Hij zei dat hij me dit vertelde omdat de Duitse regering gebonden was aan het doel de controle over zuidoost Europa te krijgen en dat er niets was dat dat kon verhinderen en dat ons beleid en dat van Frankrijk en Engeland onrealistisch was.
Dan zegt de heer Messersmith dat hij u vertelde dat hij geschokt was en dat u alleen maar glimlachte en zei dat dit gesprek natuurlijk alleen u en de heer Messersmith aanging en dat u niet zo duidelijk tegen andere mensen zou zijn. Dan zegt hij:
“Ik ben tot in bijzondeheden op dit gesprek ingegaan omdat het kenmerkend is voor de absolute openheid en directheid waarmee hoge Nazi ambtenaren over hun doelen spraken.”
Nu hebt u het Tribunaal verteld dat u niets daarvan tegen de heer Messersmith hebt gezegd. Afgezien daarvan of u het wel of niet tegen de heer Messersmith heeft gezegd, ontkent u dat dat uw bedoelingen waren?
VON PAPEN: Ja, ik ontken ten stelligste dat mijn doelen en bedoelingen die waren welke de heer Messersmith hier in zijn verklaring beschrijft. Ik heb het Hof gisteren verteld ......
SIR DAVID: Ik wil hier snel doorheen. Wilt u even teruggaan naar het document dat u even geleden hebt bekeken, document 2248-PS?
Dat staat op pagina 96, Edelachtbare. Het begint hier in IIa en ik wil verder naar pagina 97. Dat is pagina 81 in het Duitse documentenboek.
Nu, beklaagde, dit was uw opvatting in 1935; als u wilt kijken naar het begin van pagina 81 van de Duitse tekst.
Edelachtbare, dat is de eerste alinea op pagina 97.
“De grote historische toespraak van de Führer op 21 mei van dit jaar, en later de maritieme overeenkomst, veroorzaakten een grote ontspanning op het gebied van het buitenlands beleid waar het Engeland betreft. Maar de heldere en uiteindelijke definitie van de houding van het Nationaalsocialisme tegenover de staatsdoctrine van de Sovjets verdubbelde natuurlijk de Frans-Russische pogingen om ons in het oosten en zuidoosten te verlammen, zonder op hetzelfde moment een ontspanning te bereiken in de andere richting door een duidelijke afwijzing van de annexatie, of Anschluss van Oostenrijk.
“Elke poging tot een economisch en nog meer een politiek offensief door het nieuw gevormde Drittes Reich in de richting van zuidoost Europa moet onontkoombaar vastlopen tegen een front gevormd door heel Europa.”
Wie gaf u het idee van een van een commercieel of politiek offensief in de richting van zuidoost Europa in gedachten? Hebt u dat met beklaagde Von Neurath besproken?
VON PAPEN: Nee, helemaal niet.
SIR DAVID: Denkt u dat u voor u zelf sprak?
VON PAPEN: Zeker. Ik doe een negative bewering, Sir David namelijk dat een opmars in het zuidoostelijke gebied zou vastlopen tegen een front, gevormd door heel Europa. Daar waarschuw ik dus voor.
SIR DAVID: U begrijpt, meneer Von Papen dat ik op het moment geen commentaar kan geven. Ik kan alleen maar uw aandacht op bepaaldse zaken vestigen. Al wat ik u vraag is of u dat idee van bijvoorbeeld de Minister van Buitenlandse Zaken had gekregen of dat het uw eigen idee was. U zegt dat het uw eigen idee is. Kijkt u even op pagina 82.
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Pagina 82. Daar staat een alinea, Edelachtbare, op pagina 97 van de Engelse versie – waar u verder zegt:
“Dit realistische politieke overzicht van de Europese situatie toont onmiddellijk aan dat de Duits-Oostenrijkse kwestie, tenminste niet in de nabije toekomst, met succes kan worden benaderd vanuit het buitenlands beleid. We moeten ons voorlopig tevreden stellen met niet toe te staan dat Oostenrijk’s internationale status verslechterd in het zicht van een latere oplossing. In dit verband schijnt het gevaar van een non-interventie pact door bilaterale garanties met succes te zijn voorkomen. De vorming van een oplossing was en blijft nog steeds afhankelijk van de vorm van Duits-Oostenrijkse betrekkingen.”
Waarom was u zo bang voor een non-interventie pact als het uw idee was dat er slechts een geleidelijke oplossing kan zijn gebaseerd op de wensen van Oostenrijk? Waarom was u bang voor een non-interventie pact dat het Reich eraan zou binden zich afzijdig te houden van Oostenrijk?
VON PAPEN: Om een hele simpele reden. Alle politieke combinaties die onze tegenstanders destijds vormden hadden maar een doel, namelijk Oostenrijk in een situatie te dwingen, of het nu een Donau pact of een pact met Italie en Frankrijk was, die het onmogelijk zou maken het idee van de Anschluss te verwezenlijken. Om die reden moest het ons natuurlijke doel zijn en blijven te voorkomen dat de internationale status van Oostenrijk zou verslechteren, zoals ik hier heb uitgedrukt.
SIR DAVID: Ja. Dat is het antwoord waarvan ik dacht dat u zou moeten geven. Kijkt u nu naar pagina 83, de volgende alinea:
“De Duitse natie heeft eeuwenlang een ware lijdensweg moeten volgen om haar eenheid te garanderen. Met het ontwaken van het Nationaalsocialisme en de stichting van het Derde Rijk door middel van het definitief verwerpen van alle details leek een unieke, niet te evenaren mogelijkheid zich aan te dienen om het werk van Bismarck te voltooien en de betrekkingen tussen Duitsland en Oostenrijk dichter bij een oplossing te brengen als dynamisch resultaat van interne ontwikkelingen in Duitsland.”
Ik zal zien of ik heel kort kan zeggen wat u bedoelt met de voltooiing van het werk van deze man, omdat ik hoop dat we het niet oneens zullen zijn over de oude geschiedenis, hoe we ook over die nieuwe denken. Wat ik van u begrijp is uw mening deze: toen Bismarck in 1871 het Duitse Keizerrijk stichtte was dat slechts een poging tot een oplossing die het Habsburgse Keizerrijk afgescheiden liet van Duitsland en de uiteindelijke voltooiing van zijn werk was dat het oude gebied van de Habsburgers zou worden teruggegeven aan de staten die deel hadden uitgemaakt van het Heilige Roomse Rijk. Is dat ongeveer de waarheid?
VON PAPEN: Helemaal juist, niet alle Habsburgse staten maar Oostenrijk, het Duitse gedeelte.
SIR DAVID: Het oorspronkelijke Habsburgse territorium?
VON PAPEN: Ja.
SIR DAVID: Helemaal juist. Ik hoop dat ik het voldoende objectief voorstel.
VON PAPEN: Oh ja.
SIR DAVID: In verband daarmee, wat bedoelde u met te zeggen dat de oplossing van de betrekkingen tussen Duitsland en Oostenrijk bereikt moest worden met de “dynamische gevolgen van interne ontwikkelingen in Duitsland.” Wat bedoelde u daarmee?
SIR DAVID: Daar bedoel ik het volgende mee: Het is in de historie van Duitsland nog nooit gebeurd dat er een grote partij, die de eenheid van Duitsland ten doel had in beide landen bestond. Dat was een unieke historische gebeurtenis. En ik wilde zeggen dat de dynamische kracht van deze beweging die aandrong op eenheid, in beide landen de belofte van een oplossing in zich had.
SIR DAVID: Ziet u, beklaagde het probleem dat ik graag door u uitgelegd wil hebben is hoe rijmt u een toestaan van centralisatie in Duitsland met een Nazi regering wiens gewetenloze uitingen u kende na de gebeurtenissen sinds 30 juni 1934 – hoe rijmt u een gewetenloos, gecentraliseerd Duitsland met een geleidelijke oplossing van de kwestie Oostenrijk.
Dat is wat er in die alinea staat, weet u. Wat ik suggereer is dat het iets veel eenvoudigers betekent dan wat u ons hebt verteld. Het betekent dat u er op uit was bij de eerste gelegenheid te komen tot de annexatie van Oostenrijk onder het Nationaalsocialistische Rijk.
VON PAPEN: Natuurlijk moest ik rekening houden met de bestaande situatie en daar hield ik rekening mee zoals iedere realistische politicus zou doen. Ik wilde proberen, met hulp van de aanwezige elementen in de Nationaalsocialistische partij in beide landen tot een oplossing te komen. Maar ik zie daar geen tegenstelling, Sir David. U zegt, hoe kon ik mijn doel bereiken door centralisatie? Maar als u zo goed zou willen zijn te kijken naar het einde van dat verslag van mij dan zult u zien dat ik juist decentralisatie aan Hitler voorstelde.
SIR DAVID: Voor het moment, ziet u, vroeg ik u eigenlijk om een uitleg van de uitdrukking ‘dynamisch gevolg van interne ontwikkelingen in Duitsland.’ In het kort, beklaagde, ik wil dat u zich realiseert – ik ga niet met u in discussie want dat kan ik niet – dat het eerste punt van de heer Messersmith een vraag was over deze actie in zuidoost Europa; het tweede punt dat Oostenrijk de voorste linie was, het eerste dat moest worden behandeld. Nu, wilt u nu zo goed zijn dezelfde bundel te nemen en pagina 102 op te slaan, een rapport van uzelf van 8 oktober 1935. Ik wil dat u de derde suggestie van de heer Messersmith behandelt, die u ontkent, dat u in Oostenrijk ging werken aan een verzwakking van het regime. Ik zal u alleen de eerste zin voorlezen zodat u het punt in gedachten heeft. Het rapport waar ik mee bezig ben is van 18 oktober 1935. U bedoelt de wijziging in de Oostenrijkse regering en u zegt – Edelachtbare, dit is een nieuw document, D-718, dat staat in IIa op pagina 106. Het begint als volgt:
“De herschikking in het Kabinett van gisteren lijkt op een bloedeloze opstand geleid door Prins Starhemberg en de Heimwehr. Het is duidelijk dat Minister Fey vroeg hoorde over dit voorgenomen ontslag en dat hij gisterenmiddag al de openbare gebouwen in Wenen liet bezetten door de Heimwehr, die hem trouw is. De regering beantwoordde deze maatregel door een gelijktijdige versterking van de bezetting door politietroepen.”
Nu gaat u verder de zaak te bespreken. Dat staat aan het begin van het rapport. Dan, als u de volgende pagina opslaat, 102, ongeveer halverwege de pagina zegt u dit:
“Ondanks de duidelijke overwinning van de vice-kanselier en van de ijverige pogingen van de Oostenrijkse pers om het aannemelijk te maken dat deze herschikking van het Kabinett werd uitgevoerd om redenen van interne consolidatie, overheerst het gevoel bij het Oostenrijks publiek van een afglijden naar een volkomen onzekere ontwikkeling, net zoals in kringen van de Heimwehr.”
“Gezien vanuit ons standpunt is de verandering in de gang van zaken maar al te welkom. Iedere nieuwe verzwakking van het stelsel is een voordeel, zelfs al lijkt die in eerste instantie tegen ons gericht. De fronten komen in beweging en het moet onze taak zijn die in beweging te houden.”
Nu beklaagde, daarmee is het heel duidelijk, niet waar dat u bedoelde dat zolang er politieke onzekerheid of politieke onrust in de Oostenrijkse staat heerst, het er niet toe doet of de actie wellicht een anti-Duitse is, zolang de strijd maar doorgaat en het wantrouwen zich verspreidt. Dat was in het voordeel van Duitsland en dat is wat u wilde. Dat is de betekenis van die zinnen, niet waar?
VON PAPEN: Nee, niet helemaal.
SIR DAVID: Niet helemaal?
VON PAPEN: Ik zou de volgende opmerkingen willen maken over uw uitleg, Sir David. Hier in dit rapport hebben we te maken met een wijziging in de Oostenrijkse regering waar Prins Starhemberg en de Heimwehr bij betrokken zijn. U weet dat Starhemberg en de Heimwehr zich met Mussolini hadden verenigd tegen het Duitse Reich. Een uiteenvallen van dit interne politieke front dat inging tegen de belangen van een vereniging kon in het licht van mijn beleid alleen maar voordelig zijn.
SIR DAVID: Maar wat ik niet begrijp is dit. Ziet u, u zei “.... ondanks de duidelijke overwinning van de vice-kanselier en de ijverige pogingen van de Oostenrijkse pers .... “ en u zegt verder .... “iedere nieuwe verzwakking van het systeem is een voordeel.” Ziet u, Prins Starhemberg en de Italiaanse partij hadden volgens u gewonnen omdat u zei ... “ondanks deze duidelijke overwinning.”
Dan zegt u “...iedere nieuwe verzwakking van het systeem.” Dat kon niet Starhemberg’s bondgenootschap zijn want dat had succes gehad. Met ‘het systeem’ bedoelt u de regering van Oostenrijk, niet waar. U kunt nauwelijks iets anders bedoelen.
Edelachtbare, misschien moet ik niet doorgaan met dit argument. Maar het is een nogal ingewikkeld onderwerp.
VON PAPEN: Dat is het zeker.
De PRESIDENT: Ik zat eraan te denken dat u misschien de aandacht moet vestigen op die enkele resterende zinnen.
SIR DAVID: Ja, Edelachtbare, ik zal zeker verder lezen.
“Voortzetting van de onderhandelingen over een regeling die ik had aanbevolen na de verklaring van Genève leken mij voorlopig totaal overbodig. Het zal een goede zaak zijn het steeds groeiende opgewonden gevoel tegen de Italiaanse trend te voeden door een juiste en tactische behandeling door de pers, zonder echter de regering de gerechtvaardigde aanleiding te geven om haar toevlucht te nemen tot een wanhopige maatregel: het lanceren van een nieuwe propagandacampagne tegen ons. Ik zou heel dankbaar zijn wanneer de Rijksminister van Propaganda in dit verband een paar ervaren journalisten aan het werk zou zetten. Voor de rest kunnen we verdere ontwikkelingen met vertrouwen aan de toekomst overlaten. Ik ben ervan overtuigd dat de machtsverschuiving op het Europese schaakbord ons in staat zal stellen in de niet al te verre toekomst de kwestie van beïnvloeding van het zuidoostelijke gebied actief aan te pakken.”
Buitengewoon – als ik dat mag zeggen – buitengewoon hoe de heer Messersmith uw ideeën kent zonder dat u ooit dit gesprek met hem hebt gevoerd, niet waar?
Edelachtbare, misschien is het nu de juiste tijd voor een schorsing?
De PRESIDENT: Ik schors de zitting nu.
VON PAPEN: Maar mag ik morgen op die kwestie terugkomen?
De PRESIDENT: Ja.
(de zitting wordt verdaagd tot 19 juni 1946 om 10:00 uur).

Zie ook: Verhoor Von Papen 1, Verhoor Von Papen 2, Slotverklaring Von Papen, Vonnis Von Papen

Definitielijst

Anschluss
Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Putsch
Staatsgreep, vaak gepaard gaand met het gebruik van geweld.
revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
31-03-2009
Laatst gewijzigd:
18-04-2010
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.