TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Als ik morgen niet op transport ga…

Titel: Als ik morgen niet op transport ga… - Kamp Westerbork in beleving en herinnering
Schrijvers: Eva Moraal
Uitgever: Bezige Bij
Uitgebracht: september 2014
Pagina's: 320
ISBN: 9789023489023
Omschrijving:

‘Zij die het niet meegemaakt hebben en dit eens zullen lezen, (…) moeten weten het grote leed dat ons is aangedaan’ schreef Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) als Joodse gevangene in kamp Vught in haar dagboek. In juli 1943 werd ze in Sobibor vermoord. Ze was een van de ruim honderdduizend Nederlandse Joden die tussen 1942 en 1944 vanuit Westerbork naar vernietigingskampen in het Oosten werden afgevoerd. In bijzijn van kampcommandant Albert Gemmeker werden ze op de trein gezet door veelal Nederlandse marechaussees en Joodse leden van de Ordedienst. Iedere dinsdag, drieënnegentig keer.

Uit Klaartje’s dagboek en andere indringende ooggetuigenverslagen weten we al veel over de mensonterende toestanden in Kamp Vught en Westerbork. En natuurlijk uit Lou de Jongs 'Koninkrijk der Nederlanden' (1978) en 'Ondergang' (1965), Jacques Pressers beroemde kroniek van de Jodenvervolging in Nederland, die de lezer op onnavolgbare wijze bij de keel grijpt.

Voor het eerst sinds Presser en De Jong verschenen onlangs twee uitvoerige en in hun uitwerking vergelijkbare studies over beide kampen: 'Het hele leven is hier een wereld op zichzelf. De geschiedenis van kamp Vught' van Marieke Meeuwenoord (1978) en 'Als ik morgen niet op transport ga. Kamp Westerbork in beleving en herinnering' van Eva Moraal (1982). Aan de hand van een groot aantal zorgvuldig geselecteerde egodocumenten (dagboeken, brieven en memoires) graven deze historici, die allebei op hun onderwerp promoveerden, diep in het dagelijkse kampleven van mannen én vrouwen en kinderen. Beiden schetsen een rijk geschakeerd beeld van twee nazikampen, die elk een heel eigen karakter hadden.

In 'Als ik morgen niet op transport ga' gaat het Eva Moraal niet zozeer om een minutieuze reconstructie van de kampgeschiedenis van Westerbork. Wel laat zij zien hoe dit kamp in egodocumenten van (voormalige) kampingezetenen naar voren komt. Wrang genoeg gaat haar boek daarmee vooral over de ‘kampmiddenstand’, degenen die erin slaagden om langere tijd in Westerbork te verblijven en hun ervaringen op te tekenen. Had je onvoldoende ‘vitamine R’ (relaties) dan ging je, zoals Klaartje de Zwarte-Walvisch, meestal binnen enkele dagen de trein in. Hoe hielden mannen en vrouwen zich in Westerbork fysiek en moreel staande? Waren er verschillen tussen hen? Tegen welke morele dilemma’s liep men aan? Wat deed men om zijn menselijke waardigheid te behouden? Hoe herinnerden (kind)overlevenden zich Westerbork (vlak) na de oorlog? En welke ontwikkeling is daarbij zichtbaar? Al die vragen behandelt de auteur uitvoerig, waarbij vooral haar analyse van de morele dimensie van het kampleven indruk maakt.

Anders dan kamp Vught was Westerbork geen echt concentratiekamp, maar een in 1938 geopend vluchtelingenkamp voor Duitse Joden, dat in 1942 als doorgangskamp bij de deportaties ging fungeren. In die dwangsamenleving en 'goed geoliede doorvoormachine' heersten erbarmelijke omstandigheden, maar stelselmatige vernederingen en gewelddadigheden voerden er niet de boventoon. Het leven leek nog enigszins ‘gewoon’ door te gaan. ‘Een groot concentratiekamp zonder slaag’, zoals gevangene Dien Levie-de Levie het treffend verwoordde. Een kamp ook waarvan de organisatie grotendeels in handen was van kampingezetenen. Waar Nederlandse marechaussees als bewakers optraden – in totaal waren er nooit meer dan vijftien Duitsers permanent aanwezig – en waar Albert Gemmeker, een ‘fatsoenlijke’ kampcommandant, na ieder transport de bekende Westerborkrevue liet optreden.

‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ’s avonds naar de revue,’ schreef de verpleegster Mania Krell in een brief uit Westerbork. In die paar woorden ligt die hele bedrieglijk gewone wereld van Westerbork besloten. 'Arisch’ kamppersoneel, boeren en zakenlui liepen het kamp in en uit, SS’ers hielden zich redelijk rustig, gezinnen bleven bij elkaar, kinderen gingen naar school en partners konden intiem met elkaar zijn. Tegelijk waren de gevangenen volledig in de ban van de constante dreiging van de wekelijkse transporten naar ‘werkkampen’ in het Oosten en een pervers systeem van misleiding om daaraan door 'Sperren' te ontkomen. Vriendjespolitiek, baantjes, privileges en ‘vitamine R’ om van transportlijsten af te komen, corrumpeerde de mensen in deze ‘morele modderpoel’. Spanningen tussen niet-prominenten en prominenten, vaak Duitse Joden ('Alte Insassen') die door hun langere verblijf hoger in de kamphiërarchie stonden, waren aan de orde van de dag. Op duivelse wijze speelden de Duitsers de verschillende groepen voortdurend tegen elkaar uit - om uiteindelijk zonder uitzondering iedereen te deporteren.

Eva Moraal toont overtuigend aan dat er nogal eens verschil zit tussen beleving en herinnering. De grotere tijdsafstand tot de gebeurtenissen en vooral de kennis over de vernietigingskampen beďnvloedden de verwerking van de ervaringen in Westerbork. Dat blijkt zeker bij de beoordeling door (voormalige) kampingezetenen van daders en omstanders en Duitse en Nederlandse Joden of prominenten en niet-prominenten. Waar velen vlak na de oorlog opriepen om de (kleine) groep prominenten die vergaand met de bezetter had meegewerkt als collaborateurs te berechten, benaderde men het 'verraad in eigen kring' in de jaren zestig als een meer algemeen moreel vraagstuk. Iedereen was immers een speelbal van de Duitsers geweest, met de onherroepelijke aantasting van vooroorlogse normen en waarden en een nieuwe morele orde als gevolg. Woede en onmacht over het gebeurde maakten plaats voor zingeving en duiding van een kamp dat van tegenstellingen aan elkaar hing. En dat zich, zoals Moraal laat zien, niet laat beschrijven in termen van ‘goed’ en ‘fout’.

Eva Moraal en Marieke Meeuwenoord presenteren hun boeken als ‘een geschiedenis van mensen’ en stellen persoonlijke verhalen centraal. Beide auteurs geven inderdaad een boeiende inkijk in hoe mensen zich in de extreme omstandigheden van een kamp staande proberen te houden. Wel blijven hun publieksboeken (gepopulariseerde proefschriften) afstandelijk en het veelvuldig citeren uit egodocumenten levert bij geen van beiden een echt meeslepend verhaal op over mensen van vlees en bloed. Waar het kampbestaan door mooie citaten tot leven had kunnen komen, kieperen de auteurs die (in oude spelling en ieder foutje braaf voorzien van een ‘sic’) vaak wat opsommerig over de lezer heen. Dat is jammer maar zal hopelijk niemand ervan weerhouden deze doorwrochte studies wel te lezen.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Marie-Cécile van Hintum
Geplaatst op:
04-02-2015
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen