TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 8 April 1946, deel 1

Sir David MAXWELL-FYFE: Ik wil u enkele vragen stellen over het neerschieten van enkele officieren die ontsnapt waren uit Stalag Luft III bij Sagan. Als ik uw getuigenis goed begrijp had u kort na de ontsnapping dit onderhoud met Hitler waar Himmler zeker bij aanwezig was. Dat is toch zo?
KEITEL: Dit onderhoud met Hitler en Himmler vond plaats op de dag na de ontsnapping.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja, Nu zegt u dat Hitler tijdens die bijeenkomst zei dat de gevangenen niet naar de Wehrmacht mochten worden teruggebracht maar aan de politie moesten worden overgedragen. Dat waren echt uw woorden, niet waar?
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dat is wat u hebt gezegd. Dat is dus wat u zegt dat er gebeurde. Was u ervan overtuigd, toen u die bijeenkomst verliet, dat deze officieren zouden worden geëxecuteerd?
KEITEL: Nee, dat was ik niet.
Sir David MAXWELL-FYFE: Kunt u het hiermee eens zijn: U was ervan overtuigd dat er een serieuze mogelijkheid bestond dat deze officieren zouden worden geëxecuteerd?
KEITEL: Toen ik naar huis reed maakte ik mij daar wel zorgen over. Het kwam tijdens die bijeenkomst niet ter sprake.
Sir David MAXWELL-FYFE: Toen liet u Generaal Von Grävenitz en Generaal Westhoff komen, niet waar?
KEITEL: Ja, dat is juist.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik weet niet of u het zich kunt herinneren omdat Generaal Westhoff een betrekkelijk jonge offcier was, vergeleken met u zelf, maar hij zegt dat het de eerste keer was dat u hem liet komen. Herinnert u zich dat?
KEITEL: Nee, ik heb niet laten komen maar hij was meegekomen om aan mij te worden voorgesteld. Ik heb alleen Generaal von Grävenitz ontboden.
Sir David MAXWELL-FYFE: U hebt hem tevoren nooit ontmoet? Bent u het ermee eens dat u Generaal Westhoff van te voren nooit ontmoet heeft sinds hij de functie had?
KEITEL: Ik had hem nog nooit eerder gezien.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dat zei hij. Nu, u bent het ermee eens, als ik uw getuigenis goed begrijp, dat iedereen zeer opgewonden en nerveus was?
KEITEL: Ja, ik heb mijn ongenoegen en mijn opwinding duidelijk laten blijken.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dus u bent het met Generaal Westhoff eens dat u zoiets zei als: "Heren, dit is een slechte zaak," of "dit is een ernstige kwestie,"of iets dergelijks?
KEITEL: Ja, ik zei: "Dat is een heel ernstige zaak".
Sir David MAXWELL-FYFE: Generaal Westhoff zegt in de volgende zin: "Vanmorgen maakte Göring mij in aanwezigheid van Himmler verwijten dat ik enkele gevangenen had laten ontsnappen. Dat was ongehoord".
KEITEL: Dat moet een vergissing van de kant van Westhoff zijn. Het was een dag later. We waren toen in Berchtesgaden en de generaals Von Grävenitz en Westhoff zochten me de volgende morgen op. En het moet ook een vergissing zijn dat ik in dit verband de naam van Reichsmarschall Göring heb genoemd.
Sir David MAXWELL-FYFE: U was er dus niet helemaal zeker van, niet waar of Göring wel of niet aanwezig was. U was er niet helemaal zeker van?
KEITEL: Ik werd er pas onzeker over toen mij tijdens een inleidend verhoor werd verteld dat getuigen hadden verklaard dat Göring aanwezig was; daarop zei ik dat het niet helemaal onmogelijk was maar dat ik me het niet herinnerde.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel, om het juist te stellen: toen u werd verhoord heeft een Amerikaanse officier u precies dezelfde zin voorgelegd die ik u nu voorleg. Hij citeerde die zin uit de verklaring van Westhoff. Herinnert u zich dat hij heeft voorgelezen wat ik u net heb voorgelezen? "Heren, dit is een slechte zaak; vanmorgen maakte Göring mij in aanwezigheid van Himmler verwijten dat ik enkele gevangenen had laten ontsnappen. Dat was ongehoord". Herinnert u zich dat die officier u dat vroeg?
KEITEL: Het was iets degelijks tijdens dat inleidende verhoor maar ik zei dat ik er niet zeker van was of Göring aanwezig was.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik ga u precies voorleggen wat u zei – luister goed en als u het ergens niet mee eens bent, vertelt u het aan het Tribunaal. U zie: "U vraag hem Jodl over dat hele incident te ondervragen en de houding die ik tijdens die hele bijeenkomst toonde in aanwezigheid van Göring van wiens aanwezigheid ik bij die bijeenkomst niet absoluut zeker ben maar Himmler was er wel". Dat was uw antwoord toen u op 10 november werd verhoord, niet waar? U zei toen: "tijdens die hele bijeenkomst in aanwezigheid van Göring van wiens aanwezigheid bij die bijeenkomst ik niet absoluut zeker ben." Dat was uw antwoord op 10 november.
KEITEL: Er moet ergens een misvatting in deze notulen staan, die ik nooit gelezen heb. Ik uitte mijn onzekerheid over de aanwezigheid van Göring en in dat verband vroeg ik om Generaal Jodl daarover te verhoren omdat ik naar mijn mening er niet zeker van was of hij niet aanwezig was.
Sir David MAXWELL-FYFE: U bevestigt dat u hebt gevraagd om Generaal Jodl te verhoren?
KEITEL: Ik heb dat voorgesteld, ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel nu, waarover klaagt u dan met betrekking tot de volgende zin: "tijdens die hele bijeenkomst in aanwezigheid van Göring van wiens aanwezigheid bij die bijeenkomst ik niet absoluut zeker ben." Was dat uw mening niet?
KEITEL: Ja, ik was nogal verbaasd over deze ondervraging en toen mij werd verteld dat getuigen hadden bevestigd dat Göring aanwezig was geweest, werd ik hierover een beetje onzeker en vroeg om Generaal Jodl erover te verhoren. Ondertussen werd het mij volkomen duidelijk dat Göring niet aanwezig was en dat ik gelijk had omdat ik dat eerst had gezegd.
Sir David MAXWELL-FYFE: Hebt u het met Göring besproken, toen u allebei in afwachting was van uw proces?
KEITEL: Na mijn ondervraging was ik in de gelegenheid om hier met Reichsmarschall Göring over te spreken en hij zei tegen mij: "Maar u moet weten dat ik niet aanwezig was" en toen herinnerde ik me het allemaal.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja, zoals u zegt, de Reichsmarschall zei tegen u dat hij niet aanwezig was geweest bij deze bijeenkomst. Dat is toch juist?
KEITEL: Generaal Jodl bevestigde ook tegenover mij dat Reichsmarschall Göring niet aanwezig was.
Sir David MAXWELL-FYFE: Goed, hebt u Generaal von Grävenitz en Generaal Westhoff verteld dat Himmler tussenbeide was gekomen en dat hij erover had geklaagd dat hij nog eens 60 tot 70 duizend man voor de Landwacht moest leveren? Hebt u hem dat verteld?
KEITEL: Nee, dat is ook een misvatting. Ik heb dat niet gezegd. Dat is niet juist.
Sir David MAXWELL-FYFE: U zei dat Himmler tussenbeide was gekomen?
KEITEL: Ik heb alleen gezegd dat Himmler het feit van de ontsnapping had gerapporteerd en het was niet mijn bedoeling om het op die dag aan Hitler te rapporteren omdat een aantal gevangenen al was teruggekeerd in het kamp. Het was niet mijn bedoeling het die dag aan Hitler te rapporteren.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nou, wat u ook tegen Generaal von Grävenitz hebt gezegd, u bent het ermee eens dat Generaal von Grävenitz protesteerde en zei: "Ontsnappen is geen oneerbare daad. Dat is duidelijk zo vastgelegd in de Conventie." Heeft hij dat niet gezegd?
KEITEL: Ja, het is waar dat hij dat heeft gezegd. Maar ik zou eraan willen toevoegen dat de verklaring van Generaal Westhoff een herinnering is aan iets dat jaren teruggaat.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja, maar u geeft toe, als ik uw getuigenis goed begrijp, dat Generaal von Grävenitz protesteerde tegen de actie die werd genomen, niet waar?
KEITEL: Ja, dat deed hij.
Sir David MAXWELL-FYFE: En daarna, toen hij dat protest uitte zei u iets als dit. Ik lees natuurlijk voor uit Westhoff's verklaring: "Het kan me geen bal schelen. We hebben het in aanwezigheid van de Führer besproken en het kan niet worden gewijzigd."Zei u iets dergelijks?
KEITEL: Nee, zo was het niet maar ik meen dat ik iets heb gezegd dat ermee overeenkomt.
Sir David MAXWELL-FYFE: Iets gelijksoortigs?
KEITEL: Maar we hebben het niet over …
Sir David MAXWELL-FYFE: Overeenkomend, iets dergelijks.
KEITEL: Ik heb iets dergelijks gezegd.
Sir David MAXWELL-FYFE: En daarna zei u dat uw organisatie, het KGW, een publicatie moest ophangen in de kampen waar krijgsgevangenen werden vastgehouden waarin hen werd medegedeeld welke actie in dit verband was ondernomen met als doel een afschrikwekkend effect op verdere ontsnappingen? Gaf u die generaals, hoofden van het KGW, opdracht om een melding in het kamp op te hangen welke actie was ondernemen als afschrikkend middel?
KEITEL: Ik heb hier goed over nagedacht toen ik een rapport van de Britse regering las en ik kwam tot de conclusie dat er enige verwarring zou ontstaan wanneer ik die instructies gaf. Ik heb dat zeker niet tijdens die bijeenkomst gedaan. Dat was later, enkele dagen later.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel, u kunt het vinden in de verklaring van Generaal Westhoff die we hebben ingediend; onderaan pagina 3. Westhoff zegt: "De veldmaarschalk gaf ons gedetailleerde instructies om een lijst in de kampen op te hangen met de namen van de geëxecuteerden als waarschuwing. Dat gebeurde ook. Dat was een direct bevel dat we niet konden negeren."
En in de verklaring die uw raadsman heeft ingediend zegt Westhoff:
"Dit moet ophouden. We kunnen dit niet weer laten gebeuren. De ontsnapte officieren zijn geëxecuteerd. Ik moet u mededelen dat de meesten al dood zijn en u moet een mededeling in de kampen ophangen waar krijgsgevangenen worden vastgehouden waarin alle gevangenen wordt medegedeeld welke actie in dit geval is ondernomen zodat het een afschrikking vormt voor verdere ontsnappingen.
KEITEL: Mag ik daar iets op zeggen?
Dr. NELTE: De Britse Aanklager verwijst naar een document dat ik in mijn documentenboek heb ingediend. Ik neem aan dat het juist is. Het is een document dat de Franse Aanklager wilde indenen en waartegen ik bezwaar aantekende omdat het een verzameling van verhoren betreft die Colonel Williams heeft samengesteld. Ik heb dit document ingediend om te dienen als bewijsmateriaal tijdens het verhoor van Generaal Westhoff omdat dit document op 23 punten niet overeenkomt met de verklaring die hij heeft afgelegd. Hij heeft me de nodige informatie gegeven. Maar hij moet morgen eerst naar de getuigenbank. Ik moet daarom verzoeken, als de Britise Aanklager een beroep doet op getuige Westhoff dat hij ten minste de verklaring indient die hij op verzoek van de Amerikaanse Aanklager Colonel Williams onder ede heeft afgelegd. Tot nu toe is die verklaring niet ingediend terwijl ander bewijs van hem alleen maar bestaat uit rapporten die nooit zijn overhandigd aan Westhoff voor ondertekening, noch voor zijn bevestiging, noch voor zijn bevestiging onder ede.
Sir David MAXWELL-FYFE: Het was mijn bedoeling om heel duidelijk te maken dat ik niets indien van de eerste verklaring die niet in het documentenboek van Beklaagde is opgenomen. Ik dacht dat de klacht juist andersom zou zijn, dat wanneer ik alleen maar van ons eigen bewijs gebruik maakte dat er dan gezegd zou worden dat het enigszins afweek want de verschillen zijn niet belangrijk vergeleken met de documenten die in het documentenboek van Beklaagde zitten. Ik heb ze nauwkeurig vergeleken. Er is praktisch geen verschil tussen maar ik dacht dat het alleen maar eerlijk zou zijn om beide versies te gebruiken.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is van mening dat het kruisverhoor volkomen gepast is. Natuurlijk, wanneer Dr. Nelte inderdaad Generaal Westhoff als getuige oproept kan hij van hem elke verbetering krijgen van zijn verklaring die Generaal Westhoff nodig acht.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja, Edelachtbare. (tot de Beklaagde). Wat ik nu wil weten is: Gaf u de generaals Von Grävenitz en Westhoff opdracht dat er in de kampen moest worden gepubliceerd welke maatregelen er waren genomen met betrekking tot deze officieren?
KEITEL: Ja, maar enkele dagen later; niet op de dag dat die oficieren bij mij waren.
Sir David MAXWELL-FYFE: Hoeveel later?
KEITEL: Ik meen 3 of 4 dage later maar ik kan het u niet precies meer zeggen; hoe dan ook, niet voordat ik wist dat de executies hadden plaastgevonden.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu, 3 of 4 dagen later dat zou zijn toen de executies begonnen maar wat werd er gepubliceerd? Wat zei u dat er moest worden gepubliceerd met betrekking tot de maatregelen die waren genomen?
KEITEL: In het kamp moest een waarschuwing worden opgehangen. Naar mijn mening zouden we de executies niet noemen maar alleen waarschuwen dat degenen die op de vlucht waren niet naar het kamp zouden terugkeren. Ik kan me de juiste tekst niet meer herinneren. Die was terug te voeren op een order die ik van de Führer had gekregen als gevolg van een gesprek dat ik met hem had ovder de executies.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel, is dit een goede manier om u aan die order te heinneren: Dat het volgens uw mening waarschijnlijk was dat degenen die probeerden te ontsnappen zouden worden overgedragen aan de SD en dat er zeker strenge maatregelen zouden worden genomen. Is dat een goede manier om uw herinnering aan die order uit te drukken?
KEITEL: Ik herinner mij dat er een waarschuwing, met andere woorden een dreigement moest worden gepubliceerd dat degenen die probeerden te ontsnappen niet naar het kamp zouden terugkeren. Dat was de inhoud van die publicatie, voor zover ik me dat herinner, die ik toen doorgaf. Ik heb hem niet zelf opgesteld. Bovendien moest alleen de kampleiding, of liever de Luftwaffe worden ingelicht.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu was Generaal Westhoff niet tevreden met een mondeling bevel en kwam bij u terug met een schriftelijk ontwerp ervan, is het niet?
KEITEL: Ik geloof niet dat hij bij mij kwam. Ik denk dat hij me dat toestuurde.
Sir David MAXWELL-FYFE: Neemt u me niet kwalijk maar toen ik zei "bij u terugkwam" bedoelde ik dat niet letterlijk; u hebt helemaal gelijk dat hij u een schriftelijk ontwerp van die order gaf voor u om te beoordelen en goed te keuren, niet waar?
KEITEL: Ik geloof niet dat het een bevel was maar voor zover ik me herinner was het slechts een memorandum, een nota. Ik moet echter toegeven dat ik voor het eerst aan deze zaak herinnerd werd tijdens het verhoor door Colonel Williams.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nou, wat Generaal Westhoff zegt is dit: "Ondanks het bevel van veldmaarschalk Keitel, deed ik alsof ik het niet goed begrepen had. Ik heb het ding op papier uitgewerkt. Ik zei tegen Oberstleutnant Krafft: "Ik wil dat het woord neerschieten erin voorkomt. zodat Keitel het op schrift kan zien. Hij zou dan zijn houding kunnen wijzigen."
En dit staat er even later: "Toen ik het ding terugkreeg had hij het volgende in de kantlijn geschreven: "ik heb niet precies gezegd neerschieten, ik heb gezegd overdragen aan de politie of aan de Gestapo." Dan voegt Generaal Westhoff eraan toe: "Zo, dat was een gedeeltelijk ontkenning." Nou, hebt u er een aantekening op gezet: "ik heb niet precies gezegd neerschieten, ik heb gezegd overdragen aan de politie of aan de Gestapo." Schreef u dat?
KEITEL: Ik kan me de exacte tekst van de nota niet meer herinneren – net zo min als Generaal Westhoff. Maar ik maakte wel degelijk een notitie in de kantlijn, zoiets als "ik zei niet neerschieten…'
Sir David MAXWELL-FYFE: Ziet u het punt dat ik u voorleg, Beklaagde? Ik wil het u volkomen duidelijk maken. Goed of niet goed, Generaal Westhoff meende dat u het woord neerschieten ertussen had gezet en Generaal Westhoff, om zich in te dekken, gaf het aan u terug en dan zegt u: "Ik heb niet letterlijk neerschieten gezegd. Ik zei overdragen aan de SD of aan de Gestapo."
KEITEL: Nee, ik heb ook niet letterlijk neerschieten gezegd maar Colonel Williams zei dat ik in de kantlijn heb gezet: "Ik heb niet letterlijk neerschieten gezegd." Dat is vastgelegd in de notulen van mijn ondervraging.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel, wat ik nu wil weten – en dat is volkomen duidelijk – ontkent u dat dat in wezen zegt dat u op het document schreef: "Ik heb niet letterlijk neerschieten gezegd. Ik zei overdragen aan de SD of aan de Gestapo." Hebt u woorden van die strekking op het document geschreven?
KEITEL: Het is waarschijnlijk dat ik iets dergelijks heb geschreven want ik wilde duidelijk maken wat ik tegen deze twee officieren had gezegd. Wat ik zei was niets nieuws maar een verduidelijking van wat ik had gezegd."
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu het volgende punt waarop ik uw aandacht wil vestigen: Was er een officier in uw staf genaamd Oberst von Reurmont, in uw PW staf KGW?
KEITEL: Nee, hij is nooit lid van mijn staf geweest.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wat was zijn positie binnen het OKW?
KEITEL: Ik denk dat er wel een Colonel Reurmont was. Hij was hoofd van een afdeling en had niets te maken met krijgsgevangenen; hij was hoofd van een afdeling van het Allgemeines Wehrmachtsamt (AWA).
Sir David MAXWELL-FYFE: Op uw afdeling.
KEITEL: In de afdeling van het AWA onder Generaal Reinecke, ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Weet u dat er op 27 maart, op een maandag, een vergadering was, voorgezeten door Kolonel von Reurmont en bijgewoond door Gruppenfürer Müller van de Gestapo, Gruppenführer Nebe en Kolonel Wilde van het Ministerie van Luchtvaart, van hun PW inspecteur van 17, weet u dat?
KEITEL: Nee, ik heb er nooit iets over gehoord. Het is me volkomen onbekend gebleven.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wilt u het Tribunaal doen geloven dat die kolonel op uw kantoor was, een kolonel van het Ministerie van Luchtvaart en twee zeer hoge ambtenaren van de politie en dat zij een bijeenkomst hebben om die kwestie te bespreken, 2 dagen nadat u uw eerste bijeenkomst had, 1 dag nadat u Von Grävenitz en Westhoff had ontvangen en u zegt daar niets van te weten?
KEITEL: Nee, ik wist niets van die bijeenkomst. Ik kan het me niet herinneren.
Sir David MAXWELL-FYFE: De meesten van ons zijn zeer goed op de hoogte van het functioneren van ondersteunende diensten. Ik vraag u in alle oprechtheid om dit te overwegen: Wilt u het Tribunaal doen geloven dat er nooit een verslag van die gezamenlijke bijeenkomst met vertegenwoordigers van het OKW, hoge politie ambtenaren en het Ministerie van Luchtvaart is gemaakt? En het kwam nooit bij u op? Denk goed na voordat u antwoord geeft.
KEITEL: Ik kan het me met de beste wil van de wereld niet herinneren. Ik was verrast door de berichtgeving over deze bijeenkomst en ik kan me er niets van herinneren.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wist u – ik heb het genoemd in de veklaring van Kolonel Wilde toen ik Beklaagde Göring verhoorde – wist u dat hij op die bijeenkomst zei dat er was aangekondigd dat die officieren zouden worden geëxecuteerd en dat een aantal van het al geëxecuteerd was. Ontving u geen enkel rapport dat deze officieren geëxecuteerd werden en moesten worden?
KEITEL: Nee, niet op de 27ste. Het was een poos geleden al besproken toen ik het eerste rapport ontving. Destijds wist ik niets van die dag of zelfs van de dag na die bijeenkomst.
Sir David MAXWELL-FYFE: U bevestigt echter dat u erover hoorde, als ik u goed begrijp, dat ze op de 29ste zouden worden geëxecuteerd; dat is op een donderdag.
KEITEL: Ik kan niet langer meer zeggen welke dag maar ik herinner me wel dat het later was. Ik meen dat het een paar dagen later was.
Sir David MAXWELL-FYFE: Laten we alles in uw voordeel zeggen, Beklaagde. Laten we aannemen dat het, zeg maar zaterdag de 31ste of zelfs maandag 2 april was. Tegen maandag, 9 dagen na de ontsnapping – toen wist u dat deze officieren werden geëxecuteerd?
KEITEL: Ik heb er in die dagen over gehoord, misschien rond de 31ste, via de adjudant van de Führer toen ik weer naar de Berghof kwam voor een bespreking van de situatie. Mij werd echter niet verteld dat al die officieren waren geëxecuteerd, sommige ervan neergeschoten tewijl ze probeerden te ontsnappen. Ik kreeg dat even voor de bespreking te horen.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ze werden niet allemaal doodgeschoten tot 13 april, nog 14 dagen later. Werd u verteld over de manier waarop ze uit de auto's kwamen om de benen te strekken en toen door iemand met een revolver met een nekschot werden gedood? Werd u dat verteld?
KEITEL: Nee, ik kwam er alleen achter via de adjudant dat er verslag was gedaan aan de Führer dat executies hadden plaatsgevonen na de ontsnapping.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik wil later nog iets met u bespreken. Herinnert u zich dat mijn collega, Mr. Eden later, tegen eind juni, een verklaring aflegde in het Lagerhuis namens de Britse regering? Herinnert u zich dat?
KEITEL: Ja, dat herinner ik me.
Sir David MAXWELL-FYFE: En is het juist, wat Generaal Westhoff zei dat u uw officieren had gezegd geen contact op te nemen met Buitenlandse Zaken of de Gestapo, om deze zaak te laten rusten en niet te proberen er iets over te weten te komen, is dat juist?
KEITEL: Ik zei hen dat omdat de Wehrmacht zich niet bezig hield met het opsporen en oppakken van ontsnapte gevangenen en ook niet met wat er daarna gebeurde, het KGW geen enkele informatie over dit onderwerp kon geven omdat het KGW zich niet met de zaak zelf bezig hield en niets wist van wat er gebeurde. Dat heb ik gezegd.
Sir David MAXWELL-FYFE: Het antwoord is dus ja, u hebt uw afdeling gezegd om de kwestie te laten rusten en geen contact op te nemen met Buitenlandse Zaken of de politie.
KEITEL: Nee, dat is niet helemaal juist. Het hoofd van het Amt Ausland had contact met Buitenlandse Zaken. Ik gaf de officieren alleen maar de instructie om geen informatie over deze kwestie te verstrekken of over zaken die ermee te maken hadden omdat ze er geen deel aan hadden gehad en alleen maar van horen zeggen wisten wat er gebeurd was.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik zou dat hebben moeten weten na eerdere vragen – u hebt net herhaald wat het effect was van mij eerdere vraag; ik ga niet met u in discussie. Ik ga over op het volgende punt. U had een officier in uw staf, genaamd Admiraal Bürckner, niet waar?
KEITEL: Ja, hij was hoofd van de afdeling buitenland.
Sir David MAXWELL-FYFE: Hij was de contactman tussen uw afdeling en Buitenlandse Zaken?
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Goed, gaf u hem opdracht om een antwoord aan Engeland voor te bereiden, een reactie op de verklaring van Mr. Eden?
KEITEL: Het kan zijn dat ik hem dat heb gezegd hoewel hij geen bijzonderheden kon krijgen van de afdelingen van de Wehrmacht.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik ga het niet weer voorlezen; ik heb die reactie een dag of wat geleden gelezen. Maar uiteindelijk werd er een reactie opgesteld, ik denk door Buitenlandse Zaken in samenwerking met Oberstleutnant Krafft van uw afdeling, niet waar?
KEITEL: Nee, destijds ….
Sir David MAXWELL-FYFE: Herinnert u zich Krafft niet?
KEITEL: Ik gaf de instructie dat de reactie moest worden behandeld door het RSHA maar niet door het KGW. Ik heb geen enkele instructie aan Oberstleutnant Krafft gegeven.
Sir David MAXWELL-FYFE: Maar is hij niet naar Berchtesgaden gegaan om de vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken en Hitler te helpen bij het opstellen van een reactie?
KEITEL: Dat weet ik niet. Ik heb hem niet gesproken noch ontmoet.
Sir David MAXWELL-FYFE: U weet dat toen ze de reactie zagen, volgens Generaal Westhoff, dat alle officieren naar hun voorhoofd wezen en "gekkenwerk" zeiden. U hebt die verklaring gezien, niet waar: "Toen we die nota aan Engeland in de krant lazen waren we allemaal geschokt, we grepen naar ons hoofd "gekkenwerk" we konden niets meer aan die kwestie doen". Alle officieren en u zelf, wisten dat die reactie een complete en grove leugen was. Was het een complete en grove leugen? U wist het allemaal.
KEITEL: Ze wisten het allemaal. Ik hoorde ook over die reactie en het was me duidelijk dat die niet op waarheid berustte.
Sir David MAXWELL-FYFE: Het komt dus hier op neer, Beklaagde, dat u zover wilt gaan als dit, niet waar: U was aanwezig bij de bijeenkomst met Hitler en Himmler. Dat hebt u gezegd. Op die bijeenkomst zei Hitler dat de gevangenen die door de politie waren opgepakt, in handen van de politie moesten blijven. U had het sterke vermoeden dat die gevangenen zouden worden geëxecuteerd en u gebruikte dat incident als afschrikwekkend middel om andere krijgsgevangenen ervan te weerhouden te ontsnappen. U geeft dat allemaal toe, zoals ik uit uw antwoorden van vanmorgen begrijp.
KEITEL: Ja, dat geef ik toe maar ik ben niet ondervraagd over deze kwestie met betrekking tot mijn positie jegens Hitler, ik heb daar geen getuigenis over afgelegd en ik heb die waarschuwing niet gegeven, maar gezegd dat deze waarschuwing een bevel van Hitler was en de oorzaak van nog een heftige botsing tussen Hitler en mij toen het eerste rapport over de executies mij bereikte. Zo was het het.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik herhaal die bijzonderheden niet weer. Een ander punt: wanneer hoorde u over crematies en het naar het kamp sturen van de urnen?
KEITEL: Dit blijft mij onbekend en ik herinner me niet er ooit iets over gehoord te hebben. De kwestie was daarna helemaal een zaak van de Luftwaffe waar ik later alleen door mijn aanwezigheid bij betrokken raakte; Ik weet niet of ik er ooit iets over zag of hoorde.
Sir David MAXWELL-FYFE: Maar u zult het met me eens zijn, Beklaagde, dat iedereen die zich bezighoudt met kwesties rond krijgsgevangenen met afschuw zou reageren op de gedachte dat de lichamen van geëxecuteerde officieren worden gecremeerd; dat is gewoon vragen om moeilijkheden, niet waar, van de kant van de beschermende machten en ieder ander, op z'n zachtst gezegd? U zult het met me eens zijn dat u veel meer met krijgsgevangenen te maken heeft gehad dan ik. Bent u het niet met mij eens dat iedereen die met krijgsgevangenen te maken heeft met afschuw zou reageren dat lichamen zouden worden gecremeerd? Dat de beschermende machten onmiddellijk achterdochtig zouden worden?
KEITEL: Ik ben het helemaal met u eens dat het afschuwelijk is.
Sir David MAXWELL-FYFE: En wanneer ongeacht welke dienst ontdekt dat zijn kampen 50 urnen ontvangen met de as van ontsnapte krijgsgevangenen – dat zou een uiterst ernstige zaak zijn die aan de hoogste autoriteiten van die dienst voorgelegd moet worden, niet waar?
KEITEL: Ja, hoewel ik zelf niets te maken had met de krijgsgevangenenkampen van de Luftwaffe anders dan de bevoegdheid ze te inspeccteren.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik zal u niet ondervragen over de Luftwaffe. Ik denk dat we nu de kwestie van het lynchen van Geallieerd luchtmachtpersoneel heel snel kunnen afhandelen. (er worden documenten uitgereikt aan Beklaagde en aan het Tribunaal). Beklaagde, ik zou u eraan willen herinneren dat er een verslag bestaat van een bijeenkomst op 6 juni, document 735-PS, dat is ingediend tegen Beklaagde von Ribbentrop; het is een rapport van Generaal Warlimont, bewijsstuk GB-151 dat gaat over de toe te passen criteria om te bepalen wat terreur-vliegers zijn. U moet zich dit document herinneren omdat u het zelf op vrijdag heeft behandeld met de nota…
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: …. tegen juridische procedures die u al behandeld hebt.
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu, tijdens uw getuigenis zei u – u herinnert zich dat u ons vertelde waarom u geen juridische procedures wenste omdat het een moeijke vraag voor een krijgsraad zou zijn om te beantwoorden en het betekende ook een vertraging van 3 maanden voor het melden van een doodvonnis aan de beschermende machten.
KEITEL: Ja, ik heb dat verklaard.
Sir David MAXWELL-FYFE: En toen zei u dat u een onderhoud had met Göring die zei dat lynchen moest worden afgewezen. Herinnert u zich dat op vrijdag gezegd te hebben?
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dat was niet nauwkeurig, niet waar? Omdat ik u maar wil laten zien wat er werkelijk gebeurde. Dat document waarop u aantekengen maakte was dat van 6 juni. En op 14 juni ….
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: …. Het is document D-774, dat wordt bewijsstuk GB-307 geparafeerd door Warlimont; uw afdeling stuurde het ontwerp van een brief naar Buitenlandse Zaken ter attentie van Ritter waarin u de formulering doorstuurde wat terreur-vliegers waren. En als u ernaar kijkt staat er dat het nodig is om onweerlegbaar de feiten te formuleren die bepalen wat een misdaad is. En dan het ontwerp van de brief, document D-775, bewijsstuk GB-308 aan de opperbevelhebber van de luchtmacht, ter attentie van Kolonel von Brauchitsch waarin staat:
"Op basis van het inleidend overleg en in overeenstemming met de Reichsaußenminister en het hoofd van de SIPO en de SD" – Beklaagde Kaltenbrunner – "moeten de volgende acties als terroristisch worden beschouwd die in overweging moeten worden genomen wanneer een geval van lynchrecht wordt gepubliceerd of die het overdragen van vijandelijke vliegers van uit doorgangskamp van de Luftwaffe in Oberursel aan de SD voor Sonderbehandlung rechtvaardigen." U noemt dan wat overeengekomen was en u zegt: "Vraag alstublieft toestemming aan de Reichsmarschall voor de formulering van de feiten en geef, indien nodig, de commandant van het doorgangskamp van de Luftwaffe in Oberursel mondelinge instructies om dienovereenkomstig te handelen. Verder wordt verzocht dat u ook de toestemming van de Reichsmarschall krijgt betreffende de voorgenomen procedure voor de behandeling van openbare aankondigingen."
En als u dan kijkt naar document D-776, bewijsstuk GB-309, dit is een brief van u aan Buitenlandse Zaken, een ontwerp ter attentie van Ritter, gedateerd 15 juni met dezelfde strekking. U vraagt hem om een bevestiging voor de 18de. En dan document D-777, bewijsstuk GB-310, is een soortgelijk ontwerp gericht aan Göring ter attentie van Kolonel von Brauchitsch waarin u hem vraagt voor de 18de te reageren. Dan document D-778, bewijsstuk GB-311, een verslag van een telefoongesprek van Ritter die zegt dat Buitenlandse Zaken een paar dagen moet wachten met het geven van hun mening. Document D-779, bewijsstuk GB-312, geeft de eerste notitie van Beklaagde Göring. Op 19 juni staat er:
De Reichsmarschall heeft de volgende notities gemaakt met betrekking tot bovengenoemde brief: "De reactie van de bevolking hebben we in elk geval niet in de hand maar zover mogelijk moet de bevolking ervan worden weerhouden actie tegen andere vijandelijke vliegers te ondernemen" – ik vraag u, let u op het woord "andere" dat wil zeggen vijandelijke vliegers die niet in de categorie van vijandelijke terreur-vliegers vallen – "voor wie bovengenoemde situatie niet van toepassing is. Naar mijn mening kan een een situatie als boven ook" – en let u op het woord "ook" – "op elk moment door een rechtbank worden berecht omdat het hier gaat om moorden die de vijand zijn vliegers verboden heeft te plegen." Dan, document D-780, bewijsstuk GB-313, is nog een exemplaar van het memorandum van Buitenlandse Zaken dat ik tot in bijzonderheden heb voorgelezen toen ik de zaak tegen Beklaagde von Ribbentrop presenteerde; en het staat vol met aantekeningen van uw officier, Generaal Warlimont, in grote lijnen overeenkomend met het memorandum. Ik wil dat niet nog een keer behandelen.
Dan, in document D781, bewijsstuk GB-314, wil uw afdeling duidelijk maken wat Beklaagde Göring bedoelde en dus schreef u hem nogmaals ter attentie van Von Brauchitsch:
"Het is helaas niet mogelijk uit uw brief op te maken of de Reichsmarschall heeft ingestemd met de feiten die hem zijn medegedeeld die bij publicatie van een geval van lynching als terrortistisch beschouwd moeten worden en of hij bereid is de commandant van het doorgangskamp van de Luftwaffe in Oberursel de dienovereenkomstige mondelinge instructie te geven. Nogmaals wordt verzocht dat de Reichsmarschall ertoe wordt gebracht zijn toestemming te geven en dat zijn afdeling zo mogelijk tegen de 27ste direct wordt geïnformeerd."
Dan verder gaand, in document D-782, bewijsstuk GB-315, staat dat de Minister van Buitenlandse Zaken binnen een dag of twee zal antwoorden en in document D-783 van de 26ste, bewijsstuk GB-316 komt het antwoord per telefoon, van de afdeling van de adjudant van de Reichsmarschall, Kapitein Bräuner: "De Reichsmarschall stemt in met de formulering van het concept van terreur-vliegers zoals vermeld en met de voorgestelde procedure. Hij vraagt vandaag om informatie over de genomen maatregelen."
Het is dus onjuist, Beklaagde, dat Beklaagde Göring niet instemde met de procedure? Hier is een telefoongesprek vanuit het kantoor van zijn adjudant – en dat wordt opgemerkt door uw afdeling – waarin wordt gezegd dat hij instemt met de formulering van het concept en met de voorgestelde procedure. Dat moet toch juist zijn, niet waar?

Definitielijst

Berghof
Een diep in de Beierse alpen verborgen villa op de top van de Obersalzberg vlakbij Berchtesgaden. Deze villa was in het bezit van Hitler en het centrum van de zogeheten Alpenfestung. De villa kende een enorm tunnelcomplex van in totaal bijna 11 kilometer lengte. Vanuit de Berghof werd een groot deel van de tijd het Derde Rijk bestuurd door Hitler en zijn naaste medewerkers. Daarnaast bracht ook Eva Braun als minnares van Hitler er veel tijd door.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
krijgsraad
Militair gerechtshof.
Landwacht
Tijdens de bezetting gewapende NSB-ers met politiebevoegheden.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei

Afbeeldingen

Wilhelm Keitel, chef van het Oberkommando der Wehrmacht. Bron: Harvard Law School Library.

Ochtendzitting deel 2

KEITEL: Ja, ik heb dit document nog nooit gezien maar onder genomen maatregelen versta ik overplaatsing naar Kamp Oberursel voor krijgsgevangene van de Luftwaffe, geen lynchrecht. Misschien mag ik iets toevoegen over het gesprek dat ik met de Reichsmarschall had..
Sir David MAXWELL-FYFE: Het is volkomen duidelijk. Ik ga niet weer door die correspondentie heen. Ik heb u er in het voorbijgaan op gewezen. In uw brieven staat zowel lynchen en de maatregelen die moeten worden genomen voor publicatie van gevallen van lynching als de andere procedure voor het scheiden van deze mensen die in handen van de SD zijn, in afwachting van bevestiging van de verdenking van terreur-vliegers. Het is volkomen duidelijk. Ik heb met u bijna 10 brieven doorgenomen waarin uitdrukkelijk staat dat beide kwesties aan de Reichsmarschall zijn voorgelegd: publicaie van lynchen en de scheiding van andere krijgsgevangenen. Hij zegt: "Ik stem met de voorgestelde procedure in."
KEITEL: Mag ik iets zeggen?
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja graag.
KEITEL: Ik herinner me mijn gesprek met Reichsmarschall Göring op de Berghof heel goed. We wachtten op Hitler die een rede zou houden voor de generaals. Dat moet ongeveer op dezelfde tijd zijn geweest. Tijdens dit gesprek werden 2 punten genoemd. Punt 1 was de interpretatie van het gewenste – hoe zal ik het zeggen – van het geplande of gedachte lynchrecht. De tweede vraag was dat mijn invloed op Hitler niet groot genoeg was geweest om deze kwestie definitief op te lossen. Die twee punten besprak ik die dag met Göring. We stelden vast dat de hele methode die hier besproken werd de voorwaarde zou zijn voor het vrij toepassen van lynchrecht dat we als soldaat afwezen en ten tweede vroeg ik hem zeer dringend zijn invloed op Hitler weer aan te wenden zodat hij van dergelijke maatregelen af zou zien. Dit gesprek vond plaats op de Berghof in een zijkamer van de hal waar Hitler de generaals toesprak. Ik herinner me dit heel goed.
Ik heb net de correspondentie bekeken die heen en weer is gegaan. Ik herken maar enkele fragmenten. Die gaan over het overleg over een maatregel, gewenst door Hitler die God zij dank nooit is toegepast omdat dienovereenkomstige bevelen nooit werden uitgebracht.
Sir David MAXWELL-FYFE: Zou u naar het volgende document willen kijken, document D-784, bewijsstuk GB-317. Dat is een nota van Generaal Warlimont aan u. In paragraaf 1 staat dat Buitenlandse Zaken toestemming heeft gegeven; Ambassadeur Ritter telefoneerde op de 29ste dat de Reichsaußenminister het ontwerp had goedgekeurd. In paragraaf 2 staat: "De Reichmarschall stemt in met de formulering van het concept van terreur-vliegers zoals voorgesteld door het OKW en volgens de voorgestelde methode." Dat wordt naar u gestuurd en er staat een met potlood geschreven notitie op, geparafeerd door Warlimont: "We moeten eindelijk handelen. Wat is er anders nog voor nodig?" Hebt u hierop actie ondernomen?
KEITEL: Nee.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dan waarom …
KEITEL: In feite …
Sir David MAXWELL-FYFE: Waarom, als u er dan geen actie op ondernam, waarom vroeg u de Luftwaffe dan 4 dagen later of ze instructies hadden gegeven aan het Kamp in Oberursel. Kijkt u op document D-785, GB-318.
De PRESIDENT: Sir David, het lijkt alsof het geparafeerd is door de Beklaagde, D-784.
Sir David MAXWELL-FYFE: Mijn exemplaar is geparafeerd W van Warlimont.
De PRESIDENT: D-784; op het exemplaar dat ik heb staat de paraaf K bovenaan, naast de notitie van Warlimont.
Sir David MAXWELL-FYFE: Oh ja, het spijt me Edelachtbare. Het is helemaal mijn fout. U hebt gelijk. (tot de getuige). Dus, voordat ik van D-784 afstap, dit is aan u overlegd en door u geparafeerd?
KEITEL: Nee, ik heb alleen maar mijn K op document D-784 gezet om aan te geven dat ik het gelezen had. Ik heb er niets op geschreven.
Sir David MAXWELL-FYFE: Maar het document is aan u overlegd en dus hebt u het gelezen. U wist dat zowel Buitenlandse Zaken als Göring ermee instemden dat deze procedure zou worden gevolgd.
KEITEL: Ik heb het gelezen en er een K op gezet.
Sir David MAXWELL-FYFE: En 4 dagen later, in D-785 vraagt uw afdeling aan Göring via Von Brauchitsch of ze zijn uitgevoerd:
"Vermeldt u alstublieft of de instructies, in de zin van de verklaringen van de opperbevelhebber der strijdkrachten, staf Operaties van 15 juni, aan de commandant van het doorgangskamp ven de Luftwaffe in Oberursel zijn doorgegeven of wanneer men van plan is dat te doen."
KEITEL: Ik heb dit document niet eerder gezien maar het lijkt me toe dat het de juistheid van mijn standpunt bevestigt, dat deze vragen aan de Reichsmarschall, de overplaatsing naar Oberursel het enige punt in kwestie was en niet of hij lynchrecht wilde, het goedkeurde of dat hij het juist vond. De vraag lijkt me duidelijk. Ik weet niets over de kwestie zelf.
Sir David MAXWELL-FYFE: Kijkt u alstublieft naar document D-786, bewijsstuk GB-319. U sloeg de volgende dag over. Dit is van 5 juli. In feite is het een verslag van de bijeenkomst op 4 juli. Er staat dat Hitler het volgende afkondigde:
Volgens krantenberichten hebben de Anglo-Amerikanen in de toekomst de bedoeling om ook kleine plaatsen vanuit de lucht aan te vallen die militair gezien van geen belang zijn en ook niet voor de oorlogseconomie, als vergeldingsmaatregel voor de V-1. Als dit nieuws juist is, dan wenst de Führer via radio en pers bekend te maken dat elke vijandelijke vlieger die aan een dergelijke actie meedoet en wordt neergeschoten, geen recht heeft op behandeling als krijgsgevangene en moet worden behandeld als een moordenaar en gedood. Deze maatregel is van toepassing op alle aanvallen op kleine plaatsen, zijnde geen militaire doelen, verbindingscentra, wapenfabrieken en dergelijke en daarom niet van belang voor de oorlogvoering. Momenteel zijn er geen bevelen; het enige wat moet gebeuren is een dergelijke maatregel te bespreken met het Wi.Ru en Buitenlandse Zaken."
Dus, in plaats van de kwestie te verzachten maakt u de maatregelen alleen maar strenger, anders gezegd, Hitler maakt de te nemen maatregelen alleen maar strenger.
KEITEL: Ik kan me dit niet herinneren maar als die nota toen werd geschreven, moet iets dergelijks door hem op die bijeenkomst zijn genoemd maar ik kan me dat incident niet herinneren.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik wil u alleen maar dit voorleggen: U hebt twee maal gezegd, op vrijdag en vandaag weer, dat er geen orders van de Wehrmacht waren uitgegeven. Een bevel van de Wehrmacht zou niet eens nodig zijn om de bevolking aan te moedigen, neergestorte vliegers te lynchen. Alles wat nodig zou zijn om dat resultaat te bereiken zou zijn de politie ervan te weerhouden mensen te arresteren die die vliegers hadden vermoord, niet waar? U zou geen bevel van de Wehrmacht nodig hebben om uw bevolking aan te moedigen neergestorte vliegers te vermoorden, niet waar?
KEITEL: Nee, alleen de Wehrmacht had het exclusieve recht om een neergeschoten of gelande vlieger in hechtenis te nemen en hem te beschermen tegen lynchen door de bevolking en te voorkomen dat dergelijke dingen gebeurden.
Sir David MAXWELL-FYFE: U zult het met eens zijn dat wanneer een Amerikaanse of Britse vlieger eenmaal overgedragen was aan de SD, zijn kansen op overleven nog geen – wat – 1 op een miljoen waren? Hij zou worden gedood, niet waar?
KEITEL: Dat wist ik toen niet; ik heb er hier pas over gehoord. Ik wist het destijds niet.
Sir David MAXWELL-FYFE: U zult het met me eens zijn dat dat in feite gebeurde; als een vlieger werd overgedragen aan de SD zou hij worden gedood niet waar? Dat zou er toch gebeuren?
KEITEL: Ik wist niet dat het zo was maar in dit …
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik zeg niet wat u gelooft. Nu weten we wat er zou gebeuren.
KEITEL: Nee.
Sir David MAXWELL-FYFE: U hebt ons diverse malen verteld dat u niets wist over de SD. In feite was u ooit een soort hof van beroep voor de SD in Frankrijk niet waar? U hebt toch doodvonnissen van de SD in Frankrijk bevestigd?
KEITEL: Ik herinner me niet enige regeling getroffen te hebben.
Sir David MAXWELL-FYFE: Een Frans bewijsstuk, document nummer RF-1244. Ik heb helaas geen Duits afschrift maar dit is wat er staat:
Parijs, 6 augustus 1942: Betreffende de berechting van de Franse burgers Jean Maréchal, geboren op 15 oktober 1912 en Emmanuel Thepaut, geboren op 4 juni 1916.
"Veldmaarschalk Keitel, handelend op het gezag dat hem op 26 en 27 juni 1942 door de Führer, in zijn hoedanigheid als opperbevelnebber van de strijdkrachten is verleend, heeft geweigerd deze twee ter dood veroordeelde mannen gratie te verlenen en heeft bevolen dat de vonnissen moeten worden voltrokken conform het algemeen strafrecht."
Ze werden veroordeeld door het Tribunal de la Feldkommandantur in Evreux en dit werd gestuurd naar de commandant de la police de Sureté et du SD (commandant van de Sureté en de SD). Toont dat niet aan dat het hier een bekrachtiging van een doodvonnis betrof en dat u dat doorgaf aan de SD?
KEITEL: Dit hele incident is mij een raadsel. Het gebeurde in diverse gevallen dat de Führer, aan wie ik alle beslissingen voorlegde die hij als opperbevelhebber moest bekrachtigen, dat ik wellicht de ondertekening "Namens de bevelhebber van de Wehrmacht. Keitel." gebruikte. Namens, dat kan mogelijk zijn geweest, anders weet ik het niet.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nou, daar lijkt het niet op. Laat mij u aan de tekst herinneren: "Maréchal Keitel, dans le cadre des pouvoirs qui lui ont été donnés les 26 et 27 Juin 1942." (Veldmaarschalk Keitel, handelend op het gezag dat hem op 26 en 27 juni 1942 door de Führer is verleend …). U handelde onder de bevoegdheid u door de Führer verleend. Was die bevoegdheid u niet verleend?
KEITEL: Nee, ik had in dat geval geen enkele bevoegdheid. Ik kan echter de ondertekening "Namens de bevelhebber van de Wehrmacht. Keitel, veldmaarschalk" hebben gebruikt.
De PRESIDENT: Bent u daar klaar mee?
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja, ik was van plan verder te gaan.
De PRESIDENT: Nu, is document D-775 daarvoor niet van belang. De laatste regel van de eerste paragraaf?
Sir David MAXWELL-FYFE: Edelachtbare, ik ben u zeer dankbaar.
De PRESIDENT: D-775. Zoals ik heb begrepen zei Beklaagde dat hij niet wist wat er noodzakelijkerwijs met deze gevangenen zou gebeuren wanneer ze werden overgedragen aan de SD. Dat zijn de laatste woorden van de eerste paragraaf.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dank u wel, Edelachbare. (tot de Beklaagde) Die woorden zijn: ….. het overdragen van vliegers uit het doorgangskamp van de Luftwaffe in Oberursel aan de SD voor Sonderbehandlung".
We weten allemaal, Beklaagde, dat Sonderbehandlung de dood betekent. Wist u niet, in 1944, wat Sonderbehandlung inhield?
KEITEL: Ja, ik weet van Sonderbehandlung inhoudt. Dat weet ik wel.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu is er nog een ander punt in het document dat mijn vriend Generaal Rudenko zaterdag aan u heeft voorgelegd, ik meen dat het vrijdagavond was – document EC-338. U herinnert zich dat Generaal Rudenko u dit voorlegde. Dit document is een rapport van Admiraal Canaris over de behandeling van krijgsgevangenen vanwege de positie van de Sovjet Unie zijnde geen ondertekenaar van de Conventie van Genève. U herinnert zich wat Admiraal Canaris u voorlegde, dat hoewel de Sovjet Unie geen ondertekenaar is, dat er sinds de 18de eeuw een gewoonte is ontstaan dat internering in oorlogstijd geen wraak of straf is maar alleen preventieve hechtenis. Herinnert u zich het document? Het is een rapport van Canaris aan u van 15 september 1941, handelend over de positie van krijgsgevangenen in een land dat de Conventie niet heeft ondertekend. U herinnert zich dat u zei dat u het erme eens was maar dat u die verklaring moest toevoegen omdat het onzin was vanuit het oogpunt van de huidige situatie omdat die voortkwam uit de opvatting van ridderlijke oorlogvoering, dat het hier ging om de vernietiging van een ideologie. U zei dat u dat op instructie van Hitler moest toevoegen. Herinnert u zich dat?
KEITEL: Ik had hem de procedure voorgelegd en vroeg hem het te lezen en daarna heb ik die notitie gemaakt.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ja. Nu is er een paragraaf 3-aa en ik wil dat u daaraan denkt wanneer ik nu dit punt behandel:
"Het onderzoek van burgers en politiek ongewenste krijgsgevangenen, zowel als de beslissing over hun lot ligt in handen van de Einsatzgruppen van de SIPO" – dat is paars onderstreept, het is uw onderstreping en er tegenover staat uw met potlood geschreven notitie: "zeer efficiënt". Dat wil zeggen "Einsatzgruppen van de SIPO, zeer efficiënt". Het gaat verder met "…. en de SD." Admiraal Canaris zegt dan: "volgens methoden die bij de leiding van de Wehrmacht niet bekend zijn". En tegenover "niet bekend bij de leiding van de Wehrmacht" schrijft u: "helemaal niet". Herinnert u zich dat gedaan te heben?
KEITEL: Dat kan ik me nu niet herinneren. Ik moet die opmerking gemaakt hebben met verwijzing naar het feit dat het bij de Wehrmacht niet bekend was. Ik denk dat dat juist is.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ziet u, het is volkomen duidelijk. Admiraal Canaris zegt dat het niet bekend is bij de Wehrmacht en u zet er met potlood de opmerking bij: "helemaal niet". Dat kon niet van Hitler gekomen zijn, dat moet uw eigen mening zijn geweest, niet waar als u er met potlood bij zette helemaal niet. U moet hebben gedacht dat het bij de Wehrmacht bekend was.
KEITEL: Helemaal niet. (Beklaagde leest het document) Ik kan die verklaring niet duidelijker maken. Ik heb die opmerkingen in de haast geschreven. Ik kan ze niet herkennen of verklaren en ik kan u ook geen duidelijke uitleg geven want ik weet het niet. Ik herinner me dat ik een desbetreffende notitie maakte of wilde maken dat het onbekend bleef bij de Wehrmacht en dat is juist.
Sir David MAXWELL-FYFE: Ik wil nu kort het laatste van mijn punten doornemen en u er eeen vraag over stellen: U hebt tegen het Tribunaal gezegd, waarschijnlijk wel 25 keer denk ik, dat u niet geïnteresseerd was in politiek dat u simpelweg uw orders opvolgde met betrekking tot militaire voorbereidingen. Ik wil u daar iets over vragen.
Laten we het eerst hebben over de kwestie Oostenrijk. Ik wil hier maar een document aan u voorleggen. U herinnert zich het verhaal van Beklaagde Generaal Jodl in zijn dagboek over de voorgewende militaire verplaatsingen die volgens Beklaagde Jodl – Ik begrijp dat u zei dat Generaal Lahousen een andere mening had – dat die onmiddellijk effect hadden in Oostenrijk. Herinnert u zich dat? U moet het zich herinneren.
KEITEL: Ja.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu, u suggereerde die militaire verplaatsingen voor te wenden?
KEITEL: Nee, ik heb die niet verzonnen noch voorgesteld maar het was een instructie van de Führer toen hij me die avond wegstuurde. Ik zou dat zelf niet hebben bedacht.
Sir David MAXWELL-FYFE: U hebt de documentenboeken die ik u gegeven heb? Kijkt u daar maar naar. Het is pagina 113 van het Duitse documentenboek. Het is pagina 131 van uw documentenboek, Edelachtbare, het grotere boek.
Nu, dit is uw document van de 13de, Beklaagde.
KEITEL: Ja, dat herinner ik me.
Sir David MAXWELL-FYFE: En er staat, als u naar paragraaf 1 kijkt, om geen echte maatregelen te treffen voor het leger of de luchtmacht, geen troepenbewegingen of heropstellingen om vals maar zeer geloofwaardig nieuws te verspreiden dat kan leiden tot de conclusie dat er militaire voorbereidingen tegen Oostenrijk worden getroffen. En u verspreidt dit nieuws via mensen in Oostenrijk, uw douanemensen, via agenten die u uitstuurt en door msleidende radioberichten en manoeuvres.
Nu legt u dat voor aan Hitler en op de 14de geeft Kapitein Eberhard per telefoon de infomatie door dat de Führer met alle punten heeft ingestemd. U bepaalde wat het nepnieuws en de nepvoorbereidingen moesten zijn om een politiek effect in Oostenrijk te bereiken, niet waar?
KEITEL: Ik heb die voorstellen gedaan op basis van de instructies die mij waren gegeven bij mijn terugkeer in Berlijn.
Sir David MAXWELL-FYFE: Wel, ik wil dit slechts heel kort behandelen en ik denk dat ik dat kan maar ik wil hetzelfde punt maken met betrekking tot Tsjechoslowakije.
Voordat u chef van het OKW werd diende u onder Von Blomberg op het Ministerie van Oorlog. Hebt u het plan van Von Blomberg voor de invasie van Tsjechoslowakije gezien, de richtlijn gedateerd 24 juni 1937?
KEITEL: Ja, dat wist ik.
Sir David MAXWELL-FYFE: Dat wist u?
KEITEL: Ja, het was geen richtlijn voor een invasie; het was het jaarlijkse voorbereidende werk voor mobilisatie. Dat was het en dat weet ik.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nou, paragraaf 2 luidt: 'De taak van de Wehrmacht is om op zo'n manier voorbereidingen te treffen dat het merendeel van de totale sterkte Tsjechoslowakije snel kan binnenvallen, bij verrassing en met de meeste kracht." Ik zou denken dat dat een voorbereiding op een invasie is. Wat ik op dit moment alleen wil weten is: Was u van dat plan op de hoogte, Beklaagde?
KEITEL: Ik denk van wel, dat ik het destijds heb gelezen maar ik herinner me de details natuurlijk niet meer.
Sir David MAXWELL-FYFE: Nu hebt u het Tribunaal verteld dat de eerste keer dat u hoorde over de plannen van de Führer tegen Tsjechoslowakije in 1938 een gesprek met de Führer was op 21 april 1938. Het is erg gemakkelkijk iets te vergeten en ik zeg ik u niet dat u, Beklaagde, op dit punt liegt. Maar het is niet juist, niet waar? U heeft al op 4 maart met Beklaagde Von Ribbentrop over dit punt gecorrespondeerd, niet waar, over de relatie met het Hongaarse opperbevel, 6 weken daarvoor.
KEITEL: Ik kan het me niet herinneren; ik heb geen idee.
Sir David MAXWELL-FYFE: Kijkt u er maar naar. U begrijpt mijn punt? U zegt dat u zich niet met politiek bezig hield maar als u het document wilt bekijken dat ik u zo direct geef – het is 2786-PS – zult u zien dat het blijkbaar een brief is van Beklaagde Von Ribbentrop aan u:
"Zeer geëerde Generaal, Ingesloten stuur ik u de notulen van een onderhoud met de Hongaarse ambassadeur te uwer vertrouwelijke informatie. Zoals u eruit kunt opmaken stelde Mr. Sztojay voor dat mogelijke oorlogsacties tegen Tsjechoslowakije besproken moeten worden met de Duitse en Hongaarse legers. Ik heb mijn sterke twijfels over dergelijke onderhandelingen. In geval dat we met Hongarije mogelijke oorlogsacties tegen Tsjechoslowakije moeten bespreken, bestaat het gevaar dat andere partijen er ook over zouden worden ingelicht. Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer u mij kort op de hoogte zou brengen wanneer er hier beloften worden gedaan op dit terrein." En de Außenminister sluit de notulen van het gesprek met de ambassadeur bij.
KEITEL: Ik herinner me dit incident alleen maar voor zover het een invitatie door Generaal von Ratz betrof. Ik wist niet eens wat er besproken zou worden. Von Blomberg was ook door Von Ratz uitgenodigd en in mijn onwetendheid vroeg ik Hitler of ik op die invitatie moest ingaan. Hitler stemde toe en zei me dat hij het gepast vond. Een bijeenkomst met de Generale Staf Operaties vond echter niet plaats, het was een uitnodiging van Generaal Ritter von Ratz voor de jacht.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting.

Sir David MAXWELL-FYFE: Ik wil u een paar vragen stellen over dit deel van de zaak, Beklaagde. Herinnert u zich het Tribunaal te hebben verteld dat op 21 april, toen u Hitler sprak, hij u een exemplaar van de notulen overhandigde of voorlas, gemaakt door Schmundt over de basis van Fall Grün tegen Tsjechoslowakije?
De PRESIDENT: Sir David, is dit eigenlijk meer een twistpunt dan een onderwerp voor een kruisverhoor? De Beklaagde zegt dat voor wat betreft de rol die hij bij dit alles speelde dit een militaire was. Het gaat de Aanklager om de politieke rol die hij speelde.
Sir David MAXWELL-FYFE: Edelachtbare, als ik het zo mag zeggen dat het een oprechte opmerking is, met het grootste respect ontvangen. De moeilijkheid is dat wanneer een beklaagde diverse malen heeft gezegd "het is politiek" – ik bedoel "het is alleen militair" – dat ik de punten boven tafel wil krijgen die aantonen dat het politiek is maar ik wil ook niets doorkruisen wat het Tribuaal in gedachten had.
De PRESIDENT: Nou, ik vind dat het Tribunaal over alle documenten beschikt op basis waarvan het kan oordelen, tenzij u nieuwe documenten hebt.
Sir David MAXWELL-FYFE: Edelachtbare, die zijn er niet en ik zal natuurlijk onmiddellijk gevolg geven aan wat het Tribunaal zegt. Ik zou echter op een document willen wijzen.
De PRESIDENT: Sir David, ik meen dat het Tribunaal echt denkt dat het verhoor de neiging heeft te lang te worden en soms ook te gedetailleerd.
Sir David MAXWELL-FYFE: Edelachtbare, met uw welnemen, het spijt me als dat is gebeurd maar de beklaagde is meen ik 2 volle dagen verhoord en een halve dag door de verdedigend raadsman en tot zover is de Aanklager nog maar 4 uur aan het woord geweest. Dus hoop ik, Edelachtbare dat u het ons niet kwalijk neemt. Edelachtbare, het enige document dat ik – ik zal het niet uitgebreid behandelen gezien wat u hebt gezegd – het is pagina 31 van het documentenboek. Ik wilde alleen maat dat u dit in gedachten houdt omdat U zich zult herinneren dat Beklaagde heeft gezegd dat de staat van paraatheid van Duitsland zodang was dat hij en de andere generaals van mening waren dat een campagne tegen Tsjechoslwakije niet zou slagen. Edelachtbare, U zult zien dat op die dag, Generaal Halder, de toenmalige Chef Staf zei dat de operatie zeker zal slagen en op de tweede dag voltooid zal zijn. Edelachtbare, ik zal alleen daarmee verder gaan en ik meen dat het alleen maar fair is wanneer het Tribunaal dat punt in gedachten houdt. Ik denk niet dat het al eerder is aangehaald. Ik zal het bij dat punt laten, zoals u hebt aangegeven en ik zal de andere punten in deze zaak ook laten liggen wat ik toch al van plan was. Ik wil alleen een geheel ander punt aansnijden en dan ben ik klaar. (tot de Beklaagde) Beklaagde, het document wat ik u nu heb gegeven is een verslag van een onderhoud tussen u en Hitler op 28 oktober 1939 met betrekking tot de toekomstige vorm van de betrekkingen met Polen en ik wil graag dat u kijkt naar paragraaf 3, de tweede subparagraaf. Ik wil u een gesprek voorleggen dat daaruit ontstond. De paragraaf luidt: "De Poolse intelligentia moet er van worden weerhouden een heersende klasse te vormen. De levensstandaard in het land moet laag blijven. We willen er alleen maar arbeidskrachten uit halen." Herinnert u zich de getuigenis van Generaal Lahousen? Hij zei dat Admiral Canaris fel tegen u had geprotesteerd, ten eerste tegen de voorgenomen executies en de maatregelen voor uitroeiing die werden voorgesteld.

(…)

Dr. NELTE: Daarom laat ik u nog een keer het Canaris document zien, USSR-356 waaruit Generaal Rudenko u uw handgeschreven notitie heeft laten zien en ook de documenten die door de Britse Aanklager zijn ingediend, D-762, 764, 766, 765, and 770.
Volgens de verklaringen afgelegd tijdens uw verhoor lijkt het erop dat uw uitleg betreffende de verantwoordelijkheden een aanvullende verduidelijking behoeft. U hebt gezegd Hitler's orders door te geven met kennis van de inhoud. En nu kom ik terug op de vraag van Mr. Dodd en in het licht van het oordeel dat over u moet worden geveld moet ik u vragen, want het is van het grootste belang, hoe was het mogelijk en hoe wilt u verklaren dat deze meedogenloze orders, in strijd met de oorlogswetten, door u konden worden uitgevoerd of hoe, zoals vermeld in de notitie in het document van Canaris, hoe u die kon steunen. U had wel degelijk uw bezwaren. U hebt ons dat verteld. Dit is een vraag die alleen door u, door u zelf kan worden beantwoord omdat het een persoonlijke kwestie is die als zodanig niet uit documenten àlleen te verklaren valt. U hebt mij een aantal malen verteld en nu hebt u dat weer benadrukt, dat u ons wilde helpen een grondige en waarheidsgetrouwe verklaring voor dit alles te vinden.
Ik vraag u dus: hoe was het mogelijk en hoe verklaart u dat die bevelen en instructies werden uitgevoerd en door u doorgegeven en waarom er geen effectieve tegenstand werd ondervonden?
KEITEL: Wat die verduidelijking betreft, ik realiseer me dat veel bevelen en ook notities die ik op documenten zette die werden gevonden en orders die ik heb doorgegeven, voor derden, voor buitenstaanders en in het bijzonder voor buitenlanders wel onbegrijpelijk moeten lijken.
Om hier een verklaring voor te vinden moet ik u zeggen dat u daarvoor de Führer moet kennen, dat u moet weten in wat voor omgeving ik werkte, dag en nacht, jaren lang; u moet ook niet vergeten te bedenken wat de omstandigheden waren waarin deze gebeurtenissen plaatsvonden. Ik heb hier vaak getuigd dat ik uiting wilde geven aan mijn bedenkingen, aan mijn bezwaren en dat ik dat ook deed. De Führer bracht dan argumenten naar voren die voor hem beslissend leken en hij deed dat op zijn eigen, moet ik zeggen, krachtige en overtuigende manier, hij noemde de militaire en politieke noodzaken en maakte zijn bezorgdheid voelbaar over het welzijn van zijn soldaten en hun veiligheid, net als zijn bezorgdheid over de toekomst van ons volk. Ik moet zeggen dat ik daarom, maar ook vanwege de gestaag groeiende nood, militair gezien waarin wij ons bevonden ik mijzelf overtuigde en vaak overtuigd raakte van de noodzaak en rechtvaardighid van dergelijke maatregelen. Dus gaf ik de orders door die mij werden gegeven en vaardigde ze uit zonder me af te laten schrikken door de mogelijke gevolgen die dat zou kunnen hebben.
Wellicht kan dit worden beschouwd als zwakheid en wellicht zal ik van hetzelfde worden beschuldigd. Maar hoe dan ook, wat ik heb verteld is de waarheid. Tijdens het verhoor door Sir David heb ik zelf toegegeven en erkend dat ik vaak ernstige gewetensbezwaren koesterde en dat ik vaak in een positie belandde waarin ik zelf op een of andere manier de gevolgen van deze zaken kon aanvaarden. Maar het is nooit bij mij opgekomen om op te staan tegen het staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten of te weigeren hem te gehoorzamen. Wat mij betreft en als soldaat is trouw mij heilig. Ik mag er dan van worden beschuldigd fouten te hebben gemaakt en ook zwakte jegens de Führer, Adolf Hitler te hebben getoond, maar het kan nooit worden gezegd dat ik laf was, eerloos of trouweloos.
Dat is wat ik wilde zeggen.
Dr. NELTE: Meneer de President, ik ben aan het einde van mijn verhoor gekomen. Ik zou u willen vragen, als dat mag, dat alleen de documenten die tijdens dit verhoor aan het Tribunaal zijn aangeboden – met de nummers 1 en 2 in documentenboek 2, getiteld Keitel 8 en Keitel 9 – als bewijs worden toegelaten zonder dat ik delen daaruit moet voorlezen. De Aanklager kent de documenten en stemt ermee in.
De PRESIDENT: Beklaagde, ik zou u een vraag willen stellen. Suggereert u dat u uw protesten of bezwaren tegen Hitler's orders ooit op schrift hebt gesteld?
KEITEL: Ik heb hem een keer een schriftelijk protest overhandigd, ja. Dat weet ik zeker. In de andere gevallen en voor zover ik me herinner, werden die zaken mondeling besproken.
De PRESIDENT: Hebt u een afschrift van dat protest bewaard?
KEITEL: Ik heb niets meer, Meneer de President, nog geen stukje papier.
De PRESIDENT: Hebt u een afschrift van het protest bewaard? Ik vroeg niet of u een afschift had, ik vroeg u of u een afschrift hebt gemaarkt?
KEITEL: Ik had een ontwerp en ook het met de hand geschreven document dat ik hem ook had gegeven via de opperadjudant. Ik denk dat het ontwerp tussen mijn persoonlijke stukken zit maar die heb ik niet meer en ik weet niet waar die stukken gebleven zijn. Ze zijn waarschijnlijk in handen geweest van het hoofd van het centrale bureau van de Wehrmacht of later in handen gekomen van de opperadjudant van de Führer, Generaal Schmundt, ik weet het niet. Daar zou het origineel van het document dat ik hem destijds stuurde, te vinden moeten zijn.
De PRESIDENT: En wat was de aanleiding tot dat protest?
KEITEL: Ik protesteerde in het kader van een andere crisis in onze relatie waarin hij zijn wantrouwen had geüit en in verband met de bestaande controverses over principiële zaken bij de oorlogvoering.
De PRESIDENT: Maar wanneer?
KEITEL: Ik meen dat het in 1940 was, 1939 – 1940, in de winter van 39-40.
De PRESIDENT: En u kunt er niet meer over zeggen dan dat het om principiële zaken ging?
KEITEL: Ik vroeg hem duidelijk toestemming om af te treden vanwege beschuldigingen tegen mij en om de redenen die ik noemde.
De PRESIDENT: Dat is alles. De Beklaagde kan naar zijn plaats terug gaan.
(de Beklaagde verlaat de beklaagdenbank).

Lees ook: Slotverklaring Keitel, Vonnis Keitel.

Definitielijst

Berghof
Een diep in de Beierse alpen verborgen villa op de top van de Obersalzberg vlakbij Berchtesgaden. Deze villa was in het bezit van Hitler en het centrum van de zogeheten Alpenfestung. De villa kende een enorm tunnelcomplex van in totaal bijna 11 kilometer lengte. Vanuit de Berghof werd een groot deel van de tijd het Derde Rijk bestuurd door Hitler en zijn naaste medewerkers. Daarnaast bracht ook Eva Braun als minnares van Hitler er veel tijd door.
Conventie van Genève
De verzamelnaam voor vier verdragen die in Geneve zijn geformuleerd en die, onderdeel uitmakend van het internationaal recht, de rechtsregels bepaalt voor oorlogstijd. Deze verdragen hielden zich onder andere bezig met de behandeling van oorlogsslachtoffers en gewonde soldaten, de erkenning van het Rode Kruis als beschermd orgaan in oorlogstijd, rechtsregels bij oorlogen op zee, bescherming van krijgsgevangenen en burgers in oorlogstijd.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
ideologie
Het geheel van beginselen en ideeën van een bepaald stelsel.
invasie
Gewapende inval.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.
SIPO
Sicherheitspolizei. Samenvoegingsverband (sinds 1936) van de Gestapo en Kriminalpolizei
USSR
Unie van Socialistische Sovjet Republieken, ook wel Sovjet-Unie genoemd. Federatie van republieken tijdens de communistische periode van Rusland.

Informatie

Geplaatst door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
25-11-2018
Laatst gewijzigd:
27-12-2018
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nurenberg 1947