TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    De Ise-klasse slagschepen bestond uit twee schepen, de Ise (1916) en de Hyüga (1917) die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden gebouwd volgens het Dreadnought principe. De schepen werden in de jaren 1934 tot 1937 gemoderniseerd en speelden een bescheiden rol tijdens de 2e Chinees-Japanse oorlog. Aangezien de schepen te verouderd waren voor inzet in de strijd in de Pacific, werden ze in 1943 voorzien van een vergroot vliegdek met watervliegtuigen en katapulten. Halverwege 1945 werden beide schepen opgelegd als reserve en door Amerikaanse luchtaanvallen tot zinken gebracht. Na de oorlog werden de wrakken gesloopt.


    Ise, 1941 Bron: Public Domain (onbekend)

    Definitielijst

    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.

    Schepen in deze klasse

     Ise (1916)
     10 mei 1915: kiellegging
     2 november 1916: tewaterlating
     15 december 1917: aflevering
     28 juli 1945: gezonken en onherstelbaar beschadigd
     20 november 1945: geschrapt van marinelijst
     9 oktober 1946 - 4 juli 1947: gesloopt
     Hyüga (1917)
     6 mei 19152: kiellegging
     27 januari 1917: tewaterlating
     30 april 1918: aflevering
     27 juli 1945: gezonken en onherstelbaar beschadigd
     20 november 1945: geschrapt van marinelijst
     2 juli 1946 - 4 juli 1947: gesloopt

    Geschiedenis

    De Ise-klasse slagschepen werden ontwikkeld in een tijd van internationale wapenraces. Nadat de Japanse marine tijdens de Russisch-Japanse oorlog in de Slag bij Tsoesjima de Russische vloot had verslagen, besefte men dat op dat moment in de Pacific en het Verre Oosten twee potentiele vijanden aanwezig waren, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. De Japanse politiek op dat moment, was vooral gericht op verdediging. Berekend werd dat voor een effectieve verdediging van de Japanse thuiswateren in geval van een aanval door één van deze grootmachten, een vloot op 70% van de U.S. Navy, voldoende was. In 1907 werd derhalve besloten om acht moderne slagschepen van maximaal 20.000 lt en acht moderne kruisers van maximaal 18.000 lt te laten construeren.[1][2]

    De eerste slagschepen van het moderniseringsprogramma waren twee schepen van de Kawachi-klasse (1909). Deze werden gevolgd door drie schepen in de Füso-klasse (1912), waarvan al eerder een schip, de Füso (1914) op stapel was gezet. Het eerste schip van deze drie, de Yamashiro (1915) was al in aanbouw toen bekend werd dat er geen geld was om de andere twee schepen, de Ise en de Hyüga te bouwen. In juli 1914 werd alsnog toestemming verleend. Door deze vertraging werd besloten om het ontwerp van de Füso-klasse te herzien en ontstond een nieuwe klasse van twee schepen, de Ise-klasse.[3][4]


    Yamashiro, Füso en Haruna, de Füso-klasse schepen Bron: Public Domain (onbekend)

    Vanwege problemen met het op grote snelheid afvuren van het geschut van de Füso-klasse, werd nieuw geschut ontwikkeld. Dit werd een 356 mm geschut. Daarnaast werd de bepantsering van de barbette verbeterd en werd bekeken of de schepen meer snelheid konden krijgen. Het ontwerp werd iets langer om een grotere boiler kamer te creëren en gewicht werd bespaard door verkorting van het voorschip. Door dit alles verslechterde de accommodatie voor de bemanning terwijl de hoeveelheid manschapen werd vergroot. De wijzigingen werden vastgelegd in ontwerp A-92 zoals de Japanse marine het ontwerp noemde.[5]

    Door het herontwerp ontstonden schepen met een lengte van 208,18 meter en een waterverplaatsing van 31.260 lt (31.760 ton) en een diepgang van 8,93 meter. Totaal kregen de schepen een bemanning van 1.360 manschappen. De voortstuwing werd geleverd door twee paar stoomturbines die elk twee propellerschachten aandreven. Deze dreven vier propellers aan met een doorsnede van 3,43 meter. De turbines leverden 40.000 pk (Hyüga) en 45.000 pk (Ise) vermogen per schacht. Stoom voor deze turbines werd opwekt door 24 stuks Kampon Ro Gö boilers. Deze configuraties leverden bij Ise een maximale snelheid van 23,6 knopen (43,7 km/u) en bij Hyüga 24 knopen (44 km/u) op. DE brandstof bestond uit een mengsel van kolen en olie en met de voorraden aanwezig kon een afstand van 17.930 km worden afgelegd bij een snelheid van 14 knopen (26 km/u). De benodigde stroom aan boord werd geleverd door drie generatoren van 200 pk (150 kW) en twee turbo generatoren van 340 pk (250 kW) die een spanning van 225 volt leverden. De bepantsering ter hoogte van de waterlijn bedroeg 299 mm met daaronder een laag van 100 mm. Het bovendek bestond uit twee lagen bepantsering van elk 55 mm dikte. Het benedendek had een dubbele laag van elk 30 mm dikte. De pantsergordel varieerde in dikte van 203 tot 102 mm. De geschutskoepels hadden een bepantsering van 254 mm aan de voorzijde en een dak van 76 mm dikte. de kazematten werden beschermd door een bepantsering van 149 mm en de barbetten van 299 mm. De brug werd beschermd door een bepantsering van 305 mm dikte.[6][7]

    De hoofdbewapening bestond uit twaalf stuks 356 mm / 45 kaliber geschut, verdeeld in drie paar dubbelloops geschutskoepels verdeeld over het voorschip. middenschip en achterschip. Elke geschutskoepel werd hydraulisch aangedreven. Het geschut had een elevatie van -5 tot +20 graden, welke in 1921 werd vergroot tot +30 graden. Alleen koepel 6 kon niet worden verbeterd vanwege de in de weg zittende bovenbouw. Het secundaire geschut bestond uit twintig stuks 140 mm / 50 kaliber Type 3 geschut. Hiervan waren achttien stuks aangebracht in kazematten in het onderste gedeelte van de bovenbouw van het voorschip en twee op het dek daarboven. Dit geschut had een maximale elevatie van +20 graden. Voor het luchtafweer ontvingen de schepen vier 76,2 mm / 40 kaliber 3e Jaar Type 8 luchtafweergeschut. Onder de waterlijn werden zes 533 mm torpedolanceerbuizen aangebracht, drie aan elke zijde van het schip.[8][9]


    Hyüga kort na in dienststelling Bron: Public Domain (onbekend)

    Na in dienststelling werden beide schepen ingedeeld bij de 1e Slagschip Divisie van de Dai-ichi Kantai (1e Vloot). Na de aardbeving van 1923 in de Baai van Korea, maakten de schepen deel uit van een smaldeel dat hulp in de regio ging bieden. In 1927 ontving de Ise korte tijd een platform met een Mitsubishi 1MF3 jager boven op geschutskoepel 2. Dit werd in de jaren 1928-1929 vervangen door een platform op koepel 5 met een Yokosuka E1Y drijvervliegtuig.

    Tussen 1931 en 1933 werd het luchtafweer vervangen door acht stuks 127 mm / 40 kaliber Type 89 geschut, gepositioneerd in vier dubbele opstellingen in het voorste gedeelte van de bovenbouw. Daarnaast werden twee stuks in licentie gebouwde 40 mm Vickers luchtafweergeschut toegevoegd. Het paar 140 mm geschut op de bovenbouw werd in deze periode verwijderd.[10]

    In de jaren tussen 1934 en 1937 kregen de schepen te Kure een intensieve modernisatie waarbij het voorste gedeelte van de bovenbouw werd vergroot. Onder water ontvingen de schepen uitstulpingen aan de romp ter verdediging tegen torpedo inslagen en om het gewicht van de aanvullende bepantsering te compenseren. Aan de achterzijde werd het ontwerp met 7,62 meter verlengd, waarmee de lengte toenam tot 213,80 meter. De waterverplaatsing nam toe tot 42.001 lt (42.675 ton) met een diepgang van nu 9,45 meter. Het aantal bemanningsleden steeg tot 1.376 manschappen. De oude boilers werden vervangen door acht Kampon olie gestookte boilers, geplaatst in de achterste boilerruimte. Hierdoor kon de voorste schoorsteen worden verwijderd. Ook de turbines werden vervangen en wel door vier geschakelde Kampon turbines van 80.000 pk (60.000 kW). De snelheid steeg hiermee tot 25.26 knopen (46,78 km/u). Een grotere brandstofvoorraad zorgde tevens voor een vergroting van het bereik tot 14.580 km bij 16 knopen (30 km/u). De torpedolanceerbuizen onder water werden verwijderd en de twee stuks Vickers geschut vervangen door twintig stuks in licentie gebouwde 25 mm Hotchkiss Type 96 luchtafweergeschut in tien dubbele opstellingen. Het voorste paar 140 mm geschut aan beide zijden van de bovenbouw werd in deze periode verwijderd. Op het achterschip werd een kraan en een katapult gemonteerd voor drie Nakajima E4N2 drijvervliegtuigen. Deze zouden rond 1938 vervangen worden door Nakajima E8N2 toestellen.[11][12][13][14]


    één van de Ise-klasse schepen na de verbouwing van de jaren 1930 Bron: Public Domain (onbekend)

    Ten tijde van de 2e Chinees-Japanse oorlog werden beide schepen ingezet langs de kust van China om de Japanse aanwezigheid te benadrukken en de zeeblokkade uit te oefenen. In november 1940 werden beide schepen overgeplaatst naar de 2e Slagschip Divisie en eind 1940 uitgerust voor deelname aan een eventuele oorlog.

    Bij aanvang van de vijandelijkheden in december 1941, namen beide schepen deel aan de ondersteuningsvloot voor de aanval op Pearl Harbor en vanaf maart 1942 namen de schepen deel aan de zoektocht naar de Amerikaanse vliegdekschepen in de Pacific. Op 5 mei raakte Hyüga ernstig beschadigd door een explosie in geschutskoepel 5 en op 11 mei raakte op Ise een machinekamer beschadigd. Beide schepen werden naar Kure gezonden voor reparatie waarbij nieuwe radar werd geplaatst.

    Toen in juni 1942 tijdens de slag om Midway, de Japanse marine vier van haar vliegdekschepen verloor, verdween in één klap een groot deel van de luchtbescherming die kapitale slagschepen nodig bleken te hebben. De Japanse marine ging hard op zoek naar alternatieven aangezien de bouw van nieuwe vliegdekschepen te veel tijd zou kosten. Er waren al plannen in het verleden om verouderde slagschepen te verbouwen tot een soort vliegdekschepen voor met name snellere drijvervliegtuigen. Uiteindelijk ontstond een plan om bij dergelijke schepen het achterste paar geschutskoepels te verwijderen en alle bovenbouw op het achterdek te vervangen door een vliegdek met twee katapulten. De eerste schepen die werden geselecteerd voor een dergelijke verbouwing was de Ise-klasse. Dit kwam doordat de Hyüga gerepareerd moest worden na de explosie in geschutskoepel 5. Indien deze verbouwing succes had zou de Füso-klasse hierna volgen.[15]

    Begin 1943 werd een aanvang gemaakt met de verbouwingen. De achterste geschutstorens, aanwezige bovenbouw en barbetten werden verwijderd, waarbij vrijgekomen metalen werden gebruikt om de ontstane openingen te dichten. Alle overgebleven stuks 140 mm geschut werd verwijderd en vier stuks dubbelloops 125 mm werd toegevoegd rond de brugopbouw. Het dubbele 25 mm geschut werd vervangen door evenveel drievoudige opstellingen en negen drievoudige werden toegevoegd. In 1944 zou het luchtafweer nogmaals worden uitgebreid met twaalf drievoudige en elf dubbele 25 mm opstellingen. Dit werd in september 1944 nog eens uitgebreid met zes luchtafweer raketlanceerinrichtingen bij het vliegdek. Dit vliegdek van 70 meter lengte werd boven op het achterschip aangebracht. De breedte van het dek werd 29 meter aan de voorzijde en 13 meter aan de achterzijde. Doordat het aan de achterzijde over de hek hing werd de totale lengte 219,62 meter. Aan beide zijden van de achterste bovenbouw op het schip werd een katapult gepositioneerd voor het lanceren van de vliegtuigen. Onder het vliegdek was een 40 meter lange hangar gebouwd met capaciteit voor negen vliegtuigen, waar vandaan middels een lift de vliegtuigen naar het dek konden worden getransporteerd. Met twee vliegtuigen op de katapulten, drie op het vliegdek en de rest in de hangar, konden dertien toestellen worden vervoerd. Brandstof voor de vliegtuigen werd opgeslagen in het voormalige magazijn van geschutstoren 6. Twee uitklapbare kranen waren aan beide zijden van het schip aangebracht om de vliegtuigen terug aan boord te kunnen tillen. Standaard diende ieder schip elf vliegtuigen aan boord te krijgen van het type Yokosuka D4Y en Aichi E16A.[16]


    Ise na de conversie Bron: Public Domain (onbekend)

    Nadat de verbouwing gereed was, werden na een inwerkperiode beide schepen weer naar de 2e Slagschip Divisie gezonden. Vanaf 1 mei 1944 werden de schepen ingedeeld bij de Dai Yon Kökü Sentai (4e Vliegdekschip Divisie) en ontvingen ze vliegtuigen van de Dai Roku-San-Yon Kaigun Kokutai (634e Marine Luchtgroep). DE schepen waren hiermee in oktober 1944 betrokken bij de Slag in de Golf van Leyte, waarbij beide schepen licht beschadigd raakten. In november werden van beide schepen de katapulten verwijderd en werden ze klaar gemaakt om te dienen als troepentransportschepen voor de Filippijnen. Vervolgens werden de schepen naar Cam Ranh Bay gezonden en ingedeeld bij de Dai-go Kantai (5e Vloot). Hier werden de schepen vooral als transportschepen ingezet voor het transport van brandstof en voorraden naar Japan ten behoeve van de te verwachten geallieerde invasie. Op 1 maart 1945 werden beide schepen in reserve genomen en operationeel opgelegd in Kure. Na een Amerikaanse luchtaanval op 19 maart werd besloten dat beide schepen zouden dienen als luchtafweerposities. Tijdens een Amerikaanse luchtaanval op 27 juli 1945 raakte Hyüga dusdanig beschadigd dat het schip ter plaatse zonk en op 28 juli volgde Ise hetzelfde lot. Beide wrakken werden na de Tweede Wereldoorlog te plaatse gesloopt.[17]


    de gezonken Hyüga Bron: Public Domain (onbekend)

    Definitielijst

    Divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    invasie
    Gewapende inval.
    kaliber
    De inwendige diameter van de loop van een stuk geschut, gemeten bij de monding. De lengte van de loop wordt vaak aangegeven in het aantal kalibers. Zo is bv de loop van het kanon 15/24 24 ×15 cm lang.
    radar
    Engelse afkorting met als betekenis: Radio Detection And Ranging. Systeem voor het met elektromagnetische golven vaststellen van de aanwezigheid, afstand, snelheid en richting van voorwerpen als schepen, vliegtuigen, enz.
    Slagschip
    Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.
    smaldeel
    Deel van een oorlogsvloot die zelfstandig opereert.
    torpedo
    Oorlogswapen, met van een explosieve lading voorzien sigaarvormig lichaam met een voortstuwings- en besturingsmechanisme, bestemd om na lancering via het water zijn weg te zoeken naar vijandelijke schepen en deze door een onderwaterexplosie uit te schakelen.

    Technische gegevens

     Klasse: Ise-klasse (bij bouw)
     Aantal in klasse:
    2
     Land:
    Japan
     Type:
    Slagschepen
     Waterverplaatsing:
    3.1260 lt (31.760 ton) standaard
     Lengte:
    208,18 meter
     Breedte:
    28,65 meter
     Diepgang:
    8,93 meter
     Aandrijving:
    4 schachten
    24x Boiler
    2x2 Stoomturbines
    45.000 pk (34.000 kW)
     Snelheid:
    23 knopen (43 km/u)
     Bereik:
    17.930 km bij 14 knopen (26 km/h)
     Bepantsering:
    Pantsergordel: 299 mm
    Dek: 85 mm
    Koepel: 254 mm
     Bewapening:
    6x2 356 mm geschut
    20x1 14o mm geschut
    4x1 76,2 mm luchtafweergeschut
    6x 533 mm torpedolanceerbuizen
     Bemanning:
    1.360

    Noten

    1. Stille, 2008, pag. 4, 7
    2. Evans, 1979, pag. 124, 143, 150
    3. Stille, 2008, pag. 26
    4. Evans, 1979, pag. 159, 166
    5. Stille, 2008, pag. 26
    6. Jentsura, 1976, pag. 25-26
    7. Stille, 2008, pag. 26
    8. Campbell, 1985, pag. 20-26
    9. Stille, 2008, pag. 26
    10. Campbell, 1985, pag. 74, 192-193
    11. Chesneau, 1980, pag. 171
    12. Jentsura, 1976, pag. 26
    13. Campbell, 1985, pag. 200
    14. Stille, 2008, pag. 26-27
    15. Jordan, 2009, pag. 39-40
    16. Jordan, 2009, pag. 43-50
    17. Jordan, 2009, pag. 51-52

    Informatie

    Artikel door:
    Wilco Vermeer
    Geplaatst op:
    01-09-2022
    Laatst gewijzigd:
    01-11-2022
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde boeken

    Kaigun