TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De Shoah in België

Titel: De Shoah in België
Auteur: Insa Meinen
Uitgever: De Bezige Bij
Uitgebracht: 2011
ISBN: ISBN 978-90-8542-283-9
Bijzonderheden: Vertaling van "Die Shoah in Belgien" door Iannis Goerlandt
Omschrijving:

Al jaren bestaat er in België een controverse over de rol die de plaatselijke autoriteiten hebben gespeeld in de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Heel wat detailonderzoek heeft al aangetoond dat de Joden vaak konden rekenen op de hulp van de bevolking bij hun zoektocht naar onderduikadressen of vluchtroutes. Lange tijd nam men ook aan dat de meeste lokale besturen zeker niet actief aan de deportaties naar de naziconcentratiekampen hebben meegewerkt.

Het was historicus Lieven Saerens die zowat tien jaar geleden de kat de bel aanbond door te wijzen op de ‘Antwerpse specificiteit’. Tijdens de zomer van 1942 speelden de stedelijke politiediensten van Antwerpen wel degelijk een actieve rol bij razzia’s die de eerste Joden via de Dossinkazerne van Mechelen in Auschwitz deden belanden. Saerens toonde ook aan dat het Antwerpse stadsbestuur (met burgemeester Delwaide als hoofd van de politiek op kop) hiervoor mee verantwoordelijk was. Zijn vaststellingen deden heel wat stof opwaaien.

In het boek van de Insa Meinen over De Shoah in België wordt deze kwestie weer opgerakeld. Gevolg: opnieuw de nodige media-aandacht. De Duitse historica plaatst inderdaad heel wat nuances bij de stellingen van Saerens. Dit komt vooral omdat zij de Jodenvervolging in België vanuit een totaal andere invalshoek bekijkt. Daar waar (Belgische) historici in het verleden vooral de Belgische autoriteiten op nationaal en gemeentelijk vlak hebben bestudeerd, focust Meinen op de Duitse (en nog niet bestudeerde) bronnen, niet alleen van de Sipo-SD (de politie- en inlichtingendienst van de SS) maar ook van de Militärverwaltung (het militair bestuur in België).

Dit ‘Duitse perspectief’ leert in elk geval dat de militaire bezettingsinstanties weinig opgezet waren met de lauwe en zelfs obstructieve houding van de meeste lokale besturen om mee te werken aan de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen. Vooral in Brussel leek dit het geval te zijn. Zo weigerden de Brusselse burgemeesters in mei 1942 aan de Joodse bevolking davidsterren uit te reiken. Dezelfde weigerachtige houding namen ze aan wanneer tijdens de daaropvolgende maanden de arrestaties in een stroomversnelling kwamen. Veelbetekenend is ook dat de Brusselse gemeentepolitie optrad tegen twee Vlaamse SS-ers die personen in de Joodse wijk hadden gemolesteerd. Insa Meinen geeft toe dat de situatie in Antwerpen (dat samen met Brussel de grootste concentratie Joden telde) enigszins anders was. Maar na de deelname aan de eerste razzia’s, nam het verzet binnen het Antwerpse politiekorps toe. De weerstand was blijkbaar zo groot dat de Duitsers er zelfs mee dreigden om 50 rijkswachters en agenten te gijzelen, dit als antwoord op de tanende loyaliteit om mee te werken met de bezetter. Op een bepaald ogenblik werd er zelfs mee gedreigd om onwillige politiemensen in Breendonk op te sluiten.

Hoe de precieze rol van het Antwerpse stadsbestuur en haar politieapparaat nu precies moet worden ingeschat, wordt met de nieuwe gegevens niet eenvoudiger. Meinen kan natuurlijk niet rond de vaststelling dat in de Scheldestad nu eenmaal veel meer Joden werden gearresteerd dan bijvoorbeeld in Brussel (volgens Saerens respectievelijk 65% en 37%). Volgens de Duitse historica zijn de cijfers maar approximatief en vormen zij nog geen bewijs voor een grotere bereidwilligheid van de plaatselijke gezagsdragers. In Antwerpen leefden de Joden immers veel meer dan in Brussel geconcentreerd in een klein stadsgedeelte, waardoor het ‘rendement’ van een plotse razzia automatisch groter was. In Brussel was de VJB (Vereniging voor Joden in België) ook meer verankerd in het stedelijk weefsel en kon zij gemakkelijker haar ‘invloed’ bij de bezetter aanwenden om deportaties uit te stellen. Of de analyse van Saerens dan wel van deze van Meinen het meest de situatie van 1942-45 benadert, blijft voer voor academische discussie. Niemand kan ontkennen dat in Antwerpen een meer volkseigen politiek werd gevoerd. In de stad hadden het VNV, de Vlaamse SS en het antisemitische Volksverwering nu eenmaal een grotere voet aan de grond dan waar ook in het land.

Enkele vaststellingen van het boek blijven overeind. Vooreerst hielden de gemeentebesturen (behalve in Antwerpen) zich vrij strikt aan de Belgische wetgeving: de politie nam niet deel aan arrestaties van mannen, vrouwen en kinderen die niet van een strafbaar feit waren beschuldigd. Ten tweede was het militaire bestuur allesbehalve opgezet met het standpunt van de Belgische overheden. Dit bleek reeds in 1941 toen Militärverwaltungschef Eggert Reeder schreef: ‘Aangezien de Belg, deels omdat hij de Jood niet kent, voor de rechtvaardigheid van de maatregelen tegen de Joden geen begrip heeft en dit punt bovendien door de jarenlange hetze tegen het Derde Rijk erg gevoelig ligt, zou het verkeerd zijn nu grootscheepse acties tegen Joden op stapel te zetten. De Militärverwaltung zal daarom de Joodse invloed ook in de toekomst zonder opvallende acties uit het openbare leven weren’. En dit heeft het militair bestuur in samenwerking met de Sipo-SD dan ook gedaan. Vanaf eind 1942 was de Belgische politie nog maar zijdelings betrokken bij de arrestaties.

Bijzonder interessant is ook de bijdrage over de overlevingsstrategieën van de Joden. Zo constateerde Meinen dat vele gedeporteerde Joden meerdere reddingspogingen achter de rug hadden. Een minutieus onderzoek naar de samenstelling van het zogenaamde 21ste transport uit Mechelen naar Auschwitz leert dat ongeveer de helft van de 1560 gevangenen al een of andere reddingspoging hadden ondernomen (een ontsnapping uit een vorig transport, een vlucht uit een buurland, het bezit van valse papieren, onderduiking, het niet dragen van de davidster,…). Het zegt veel over de vindingrijkheid van deze mensen … en evenveel over hardnekkige vervolging van de nazi’s.

Historisch interessant is ook dat de Militärverwaltung een veel grotere rol heeft gespeeld in de Judenpolitik dan tot vandaag werd aangenomen. Het militair bestuur in België onder leiding van Alexander von Falkenhausen en zijn rechterhand Eggert Reeder werd meestal gezien als een tegengewicht tegen de brutale en racistische SS. Insa Meinen nuanceert dit hardnekkige beeld van de ‘goede Wehrmacht’. Als het ging over de vervolging van de Joden week het militair bestuur niet veel af van de harde partijlijn. Daar waar op andere vlakken (bijvoorbeeld de behandeling van gevangenen in Breendonk) geregeld meningsverschillen bestonden, kan men inzake Jodenvervolging gerust spreken van een harmonische samenwerking tussen het leger en de SS. Dit gaat in tegen de algemeen verspreide stelling dat Reeder en von Falkenhausen in feite geen grip hadden op de Sipo-SD. De Militärverwaltung werkte wel degelijk actief mee bij de uitvaardiging van antisemitische verordeningen, de plundering van de Joodse bevolking en de deportaties vanaf augustus 1942. Hiervoor stelde zij zowel haar Feldgendarmerie als de Geheime Feldpolizei (die slechts formeel onder de Wehrmacht viel) ter beschikking.

Nieuw zijn ook de gegevens over de Devisenschutzkomandos (DSK). De precieze plaats van het DSK binnen de hiërarchie van het Derde Rijk is nogal vaag. Het waren ambtenaren met een SS-rang maar officieel en disciplinair vielen zij onder het militaire apparaat. Feitelijk kwam hun taak neer op de beroving van de Joodse bezittingen (geld, goud en andere waardevolle bezittingen). Het is illustrerend voor de mercantiele overwegingen die achter de antisemitische retoriek van de nazi’s schuilgingen…

Kortom, het boek biedt een aantal nieuwe inzichten en is dan ook een aanrader.

Beoordeling: Uitstekend

Informatie

Artikel door:
Patrick Praet
Geplaatst op:
28-08-2011
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen