STIWOT Reizen is vanaf nu samengevoegd met TracesOfWar.nl en zal verder gaan onder de naam TracesOfWar Travel.

STIWOT Battlefieldtour "Normandië" 2013

Van zaterdag 5 tot en met woensdag 9 oktober 2013 organiseerde STIWOT Reizen een 5-daagse Battlefield Tour naar Normandië. Centraal binnen deze tour stonden de invasiestranden waar op 6 juni 1944 de invasie van Normandië plaatsvond. Onder deskundige leiding van Jeroen Niels en Barry van Veen bezochten we alle vijf de invasiestranden, inclusief de luchtlandingsgebieden die aan weerszijden van het invasiegebied zijn gelegen. Als uitvalspunt kozen we voor het centraal gelegen Campanile Hotel in Bayeux en het vervoer was zoals bij veel Battlefield Tours van STIWOT Reizen in handen van Betuwe Express. Voor de gelegenheid verwende Betuwe Express ons met een VIP-bus.

Zaterdag 5 oktober 2013 - Heenreis
We verzamelden ons zaterdagochtend op het station Veenendaal – De Klomp, waar onze luxe touringcar klaar stond. Na een korte kennismaking met de deelnemers vertrokken we richting Normandië. Om alvast in de sfeer te komen werd onderweg de bekende film “The Longest Day”, vertoond. Nadat we in de namiddag in Bayeux waren aangekomen kon iedereen zich installeren op de kamers van het hotel en vervolgens dineren in de oude binnenstad.



Zondag 6 oktober 2013 - Britse luchtlandingen en Sword Beach
Op zondag stond de oostelijke landingssector centraal. We begonnen de dag met een bezoek aan het gebied waar op 6 juni 1944, even na middernacht, de luchtlandingen van de 6e Britse Airborne Divisie begonnen. Wij traden in de voetsporen van de 9e Parachutistenbrigade van Lieutenant-Colonel Terence Otway. Deze eenheid was belast met de uiterst belangrijke taak om de geschutsbatterij bij Merville onschadelijk te maken, voordat de landingen op Sword Beach van start zouden gaan. We bezochten de plek waar de manschappen zich klaarmaakten voor de aanval. Hier vertelde Jeroen Niels over de problemen die zich voordeden bij de landingen; slechts een kwart van het bataljon, zo’n 150 man, wist op tijd het rendez-vouspunt te bereiken. Met een beperkt aantal manschappen - bovendien nog eens zonder ondersteunende wapens als kanonnen, explosieven en mortieren - trokken ze op richting de geschutsbatterij. Wij volgden dezelfde route als het bataljon had genomen en kwamen even later bij de batterij, dat tegenwoordig ingericht is als museum, aan. Hier werd de eigenlijke aanvalsactie van het bataljon uitgediept.



Nadat we de aanval van de parachutisten op de batterij van Merville hadden behandeld, vervolgden we de weg die dit bataljon had genomen naar hun volgende locatie, namelijk het Château d’Amfreville. Tegenwoordig zijn alleen nog de buitenmuren van dit Château te zien. De ruïne ligt bovenop een heuvelkam, die zich uitstrekt van Sallenelles in het noorden tot Troarn in het zuiden. Deze heuvelkam moest in de eerst uren van D-Day door de eenheden van het 3e Parachutisten Brigade (8e Parachutistenbataljon, 9e Parachutistenbataljon en het 1e Canadese Parachutistenbataljon) worden bezet om verwachte Duitse tegenaanvallen richting de stranden te blokkeren. Vanaf het Château hadden we een prachtig uitzicht op de vallei van de Orne in de richting van Ouistreham en konden we bovendien het oostelijke invasiestrand, Sword Beach zien liggen. Pas hier besef je de strategische ligging van deze heuvelkam en het belang dat de Geallieerden aan de bezetting ervan hadden toegekend.



We verplaatsen ons vervolgens in westelijke richting naar Ranville. Deze plaats was in 1944 een verzameling van verschillende kleine gehuchten. Ranville was de plek waar de 6e Britse Airborne Divisie zijn hoofdkwartier had. We bezochten hier onder meer de Oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest Ranville en het naastgelegen kerkhof waar ook een aantal militaire graven zijn aangelegd. Op dit kerkhof ligt onder meer Den Brotheridge begraven, die bij de aanval op Pegasus Bridge om het leven kwam. Aansluitend reden we door naar het Mémorial Pegasus. In dit museum wordt aandacht besteed aan de inzet van de 6e Britse Airborne Divisie tijdens D-Day en de daaropvolgende dagen. In het centrale gedeelte werd een korte film (in het Nederlands) vertoond. Vervolgens kon men een rondje lopen door het museum en een bezoek brengen aan de originele Pegasus Bridge die sinds enkele jaren in de museumtuin zijn plek heeft gevonden. Nadat we het museum hadden bezocht liepen we via de uitgang naar de overkant van de weg. Hier bezochten we de plek waar even na middernacht op 6 juni 1944 drie Horsa zweefvliegtuigen op slechts enkele tientallen meters afstand van hun doel wisten te landen. Deze plekken zijn vandaag de dag gemarkeerd en bij iedere markering is een kort verhaal te lezen. Jeroen vertelde ons hier over de succesvolle aanval op Horsa Bridge (over de rivier de Orne) en Pegasus Bridge (over het Kanaal van Caen).



Op deze plek kwam een eind aan het bezoek aan het luchtlandingsgebied. We staken de brug over en reden via Bénouville over de doorgaande weg richting de kustplaats Ouistreham. Aangekomen bij het strand reden we de boulevard af in de richting van Colleville-Montgomery Plage (in 1944 Colleville-sur-Orne geheten). Het tweede deel van de dag werd besteed aan de landingen op het meest oostelijke invasiestrand dat de Geallieerden de codenaam Sword hadden gegeven. Op 6 juni 1944 ging hier de 3e Britse Infanterie Divisie, bijgestaan door de 27e Pantser Brigade aan land. We bezochten allereerst de sector Queen Red, vooral bekend van de landingen van de Commando’s onder Lord Lovat. Minder bekend is dat eenheden van het 2e bataljon East Yorkshire Regiment hier als eerste aan land gingen. Daarna reden we verder over de boulevard richting La Breche- d’Hermanville en bezochten we de sector Queen White, waar het 1e bataljon South Lancashire Regiment op 6 juni het spits af beet. Nadat we beide sectoren van Sword Beach, waar op 6 juni 1944 daadwerkelijk de landingen hadden plaatsgevonden, hadden bezocht, gingen we het binnenland in.



Naast beide genoemde bataljons was er nog een derde bataljon binnen de 8e Infanterie Brigade, namelijk het 1e bataljon Suffolk Regiment. Hoewel zij niet in de eerste aanvalsgolf zaten wachtte ook hen op D-Day een belangrijke taak, met de verovering van twee Duitse verdedigingswerken, enkele kilometers landinwaarts. Het ging hierbij om zogenaamde ‘strongpoints’ die de Geallieerden hadden aangeduid met de codenamen Morris en Hillman. Van Morris is vandaag de dag weinig meer te zien. Bovendien is het de laatste jaren helemaal ingebouwd in een nieuwbouwwijk. Wij bezochten daarom Hillman, van waaruit we een indrukwekkend uitzicht hadden over Sword Beach en de dorpen Colleville-Montgomery en Hermanville-sur-Mer. Beide dorpen waren het terrein van waaruit het Suffolk Regiment de aanval op Hillman inzette. Na een hernieuwde aanval van het regiment slaagde men erin het terrein in de late middag van 6 juni 1944 te bezetten. De Duitsers hadden zich echter teruggetrokken in de ondergrondse versterkingen van dit 400 bij 600 meter grote fortencomplex. Hiermee was het Suffolk Regiment gebonden de opmars hier te staken en in positie te blijven totdat de Duitsers zich de volgende ochtend overgaven. Een grote tegenvaller, vooral op strategisch gebied, in de opmars richting Caen.



Ter afsluiting van deze dag bezochten we de heuvelkam bij Périers-sur-le-Dan. Hier kwamen we te spreken over de enige Duitse tegenaanval, ondersteund door pantsereenheden, die op D-Day heeft plaatsgevonden. Het Duitse opperbevel had ertoe besloten de Duitse pantsereenheden in het achterland paraat te houden. In het geval van een Geallieerde invasie zouden deze troepen zo snel mogelijk naar het invasiegebied moeten optrekken, om het nog in opbouw zijnde en dus kwetsbare Geallieerde leger terug de zee in te drijven. Het probleem was dat er kostbare uren voorbij gingen voordat de Duitsers door hadden dat de invasie inderdaad had plaatsgevonden. Pas in de loop van de middag passeerden de eerste pantsereenheden deze heuvelkam in de richting van Sword Beach. Tegen die tijd echter was het Geallieerde bruggenhoofd al zodanig versterkt dat de tankspitsen van het 21e Duitse Panzer Divisie stuk voor stuk werden uitgeschakeld, door eenheden van het 3e Britse Infanterie Divisie ondersteund door jachtvliegtuigen.

Een aantal Duitse Pantsergrenadiers wist nog wel het strand bij Lion-sur-Mer te bereiken, wat ertoe leidde dat er op deze eerste dag door de geallieerden geen contact met het naastgelegen Juno Beach kon worden gemaakt. Deze tegenslag was echter maar van marginale betekenis, te meer omdat deze Duitse eenheden zich in de loop van de avond weer terugtrokken. De inname van Caen, een knooppunt van wegen, bleek echter een veel te grote opgave voor de Geallieerden. Het zou nog ruim een maand duren alvorens deze stad werd ingenomen. Met een uitweiding van Jeroen over deze Duitse tegenaanval kwam een eind aan onze excursie langs het oostelijke gedeelte van het invasiegebied.



Maandag 7 oktober 2013 - Juno, Gold en Omaha Beach
De maandag stond in het teken van een bezoek aan de middelste drie invasiestranden, met de codenamen Juno, Gold en Omaha Beach. Vanuit onze vaste standplaats in Bayeux reden we naar Courseulles-sur-Mer. Hier bezochten we het invasiestrand Juno Beach. Op 6 juni 1944 was dit het strand waar de 3e Canadese Infanterie Divisie aan land ging. In Courseulles-sur-Mer bevindt zich een haven, die er in 1944 ook al lag. De Duitsers hadden beide kanten van de ingang van deze haven met bunkers versterkt. Dat verklaart waarom de landingen in juist dit gebied gepaard gingen met enorme verliezen onder de Canadese regimenten. Na Omaha is Juno Beach het strand waar de meeste slachtoffers zijn gevallen tijdens D-Day. Nadat we onder leiding van Jeroen een wandeling langs enkele bunkers en het strand hadden gemaakt, liepen we in de richting van het Centre Juno Beach. Dit museum, dat in 2003 werd geopend, behandelt de Canadese rol voor, tijdens en ná de Tweede Wereldoorlog. Met een eigentijdse presentatie en een bijzonder enthousiaste groep medewerkersis dit één van de meest interessante musea van het invasiegebied.



Na een bezoek aan dit museum trokken we met de bus verder in de richting van Arromanches-les-Bains. Van hieruit hadden we een prachtig uitzicht over de resten van de kunstmatige haven, die de Geallieerden hier enkele dagen na de landingen hebben aangelegd. Aan de hand van foto’s en kaarten gaf Barry van Veen een gedetailleerde uitleg over de constructie van Mulberry B, zoals die werd genoemd. Maandenlang was deze haven de belangrijkste plaats van waaruit de Geallieerde legers werden bevoorraad. Zelfs toen het front al honderden kilometers was opgeschoven kwamen de belangrijkste bevoorradingen hier aan. Dit veranderde pas op het moment dat de toevoerroute naar Antwerpen geheel veroverd was. Op dezelfde plek werd ook uitgeweid over de succesvolle landingen op het andere Britse strand, Gold Beach. Een goed gecoördineerde aanval van de 50e Britse Infanterie Divisie, ondersteund met tanks zorgde voor een snelle doorbraak landinwaarts.



De volgende stop deze dag was bij de kustbatterij van Longues-sur-Mer. Bijzonder aan de vier enorme geschutsbunkers is dat de kanonnen nog altijd op de originele posities in de bunkers zijn te bewonderen. Deze 155mm kanonnen waren erop gericht om de schepen die bij een invasie voor de stranden kwamen te liggen, onder vuur te nemen. Vanaf de kliffen is het uitzicht inderdaad adembenemend. Ook bezochten we de vooruitgeschoven vuurleidingsbunker, waar de bekende scène met majoor Pluskat in de film “The Longest Day” is opgenomen. De Geallieerde schepen die op D-Day voor de kust lagen namen de bunkers onder vuur. De kanonnen hebben nog een aantal keer gevuurd, maar van grote betekenis zijn ze niet geweest. Op 7 juni werden de stellingen in de rug aangevallen door eenheden die de dag ervoor op Gold Beach waren geland en was de rol van de batterij van Longues-sur-Mer uitgespeeld.



Na deze stop verlieten we het Brits/Canadese deel van het invasiegebied. Onze volgende stop was Colleville-sur-Mer, gelegen aan ‘Bloody Omaha’, zoals dit invasiestrand door de Amerikanen zou worden genoemd. Omaha Beach was het enige invasiestrand waar op 6 juni 1944 twee infanteriedivisies zouden landen. Wij bezochten als eerste ‘Widerstandsnest 62’. Een verzameling van een aantal grote en kleine verdedigingswerken waaruit de Duitsers urenlang de 1e US Infanterie Divisie op het strand wisten vast te pinnen. Dit is één van de weinige plekken waarbij het concept van Rommel’s Atlantikwall een succes bleek.




Verderop, ter hoogte van Vierville-sur-Mer was de landingssector van de 29e US Infanterie Divisie. Ook zij ondervonden zware tegenstand op het strand. Pas na drie uur wisten de eerste Amerikanen door de verdedigingslinie te breken, maar wel ten koste van zware verliezen. Veel van de gesneuvelde militairen liggen begraven op de Amerikaanse Militaire Begraafplaats in Colleville-sur-Mer, maar vanwege de shut-down van het Amerikaanse overheid was deze begraafplaats gesloten. Daarom kon we helaas geen bezoek brengen aan deze indrukwekkende plek.

Vervolgens nam Barry ons mee naar onze laatste stop van deze dag, Pointe du Hoc. Hier kwamen we ruimschoots te spreken over de spectaculaire aanval van de Amerikaanse elitetroepen, de Rangers. Zij waren belast met een schier onmogelijke aanval op een zwaar verdedigde geschutsstelling. Direct vanuit zee rijzen hier de kliffen op tot een hoogte van zo’n 40 meter. Het 2e bataljon Rangers landde op 6 juni 1944 onderaan de klif en werkte zich met veel moeite en bovendien onder vijandelijk vuur naar de top van de klif. Zij die de top wisten te bereiken troffen hier een overmacht aan Duitsers aan. Toch wisten de elitetroepen de positie op de vijand te veroveren, totdat zij erachter kwamen dat de kanonnen helemaal niet in de bunkers aanwezig waren. Na een verkenning in het binnenland bleek dat de kanonnen in een bos niet ver van de klif waren opgesteld. Alsnog werden deze onschadelijk gemaakt. Het duurde echter nog tot de middag van 7 juni voordat de troepen, waarvan er nog enkele tientallen in staat waren te vechten, werden ontzet. De Duitsers, die al die tijd de posities van de Rangers rond Pointe du Hoc hadden belaagd, konden nu eindelijk worden teruggedreven.
Aan het einde van de middag reden we weer terug naar ons hotel in Bayeux. Met een bezoek aan de middelste drie invasiestranden was een eind gekomen aan deze excursiedag.



Dinsdag 8 oktober 2013 - Amerikaanse luchtlandingen en Utah Beach
De volgende dag stond een bezoek aan het westelijk deel van het invasiegebied op het programma. In dit gebied, ten noorden van Carentan, ging de 4e US Infanterie Divisie aan land op Utah Beach. Het plan was dat achter het invasiestrand luchtlandingstroepen van de 101e US Airborne Division en de 82e US Airborne Division zouden landen. Zij zouden een aantal belangrijke posities innemen om de opmars van de infanteristen mogelijk te maken. Hierna zou het schiereiland, de Cotentin, afgesneden worden en de belangrijke haven van Cherbourg zou worden ingenomen.

De eerste stop was in het plaatsje Sainte-Marie-du-Mont. Op het dorpsplein voor de kerk werd verteld over de inzet van de 101e US Airborne Division. Al snel leerden we dat de landingen zelf vrijwel overal waren uitgelopen op een groot debacle. Toch wisten de parachutisten door in kleine ad-hoc samengestelde troepen te opereren veel van hun doelen op tijd te bereiken. Nadat de Amerikaanse parachutisten het dorp doortrokken en zij richting het westen optrokken, passeerde enkele uren later de commandant van het 6e Duitse Fallschirmjäger Regiment het dorp, niet wetende dat de Amerikanen slechts een paar uur ervoor het dorp hadden verlaten.



Vervolgens reden we naar het kleine dorpje Angoville-au-Plain waar een ander deel van de 101e US Airborne Division landde. Bijzonder aan dit plaatsje is de kerk, die snel na de landing van de parachutisten tot noodhospitaal werd ingericht. Op 6 juni 1944 en de daaropvolgende dagen wisselden het dorp meermaals van bezetter, maar het medische werk van twee Amerikaanse hospikken kon gewoon worden voortgezet. Bovendien was er het bijzondere verhaal van de mortier die door het dak van de kerk naar binnen is gevallen, en te midden van de gewonden en stervenden neerviel…. maar op één of andere manier niet ontplofte!



Nadat we het operatiegebied van de 101e US Airborne Division hadden bezocht gingen we via één van de door hen vrijgemaakte uitvalswegen naar het strand van Utah Beach. Hier landde in de ochtend van 6 juni de 4e US Infanterie Divisie. Mede door het vrijmaken van de uitvalswegen door de parachutisten wisten tanks en infanterie snel op te rukken richting het binnenland. Vooral Theodore Roosevelt Jr., de zoon van de oud-president van de Amerika, speelde een belangrijke rol bij de landingen. Hoewel de divisie op een ander deel van het strand landde dan de bedoelding was, was het aan zijn aanpassingsvermogen te danken dat hij vanaf deze nieuwe locatie de troepen succesvol van het strand wist te krijgen, zonder grote verliezen te lijden. Voor zijn leiderschap werd hij later geëerd met de hoogste militaire dapperheidonderscheiding, de Medal of Honor.
Nadat we het strand hadden bezocht liepen we naar het Musée du Débarquement d'Utah Beach, waar in een aantal grote ruimtes een overzicht wordt gegeven van de landingen op dit strand. Met een aantal spectaculaire objecten als een B-26 Marauder bommenwerper en een landingsboot is dit een mooi museum, dat zeker een bezoek waard was.



Na de lunch verlieten we Utah Beach en gingen we richting La Fiére. Hier vertelde Barry ons over de aanvalsdoelen van de 82e US Airborne Divisie. Zij landden aan de randen van het Amerikaanse bruggenhoofd in de Cotentin en hadden onder andere als taak een aantal bruggen te veroveren, om van daaruit de opmars naar het binnenland mogelijk te maken. Eén van de bruggen die veroverd moest worden, was de brug bij La Fiére over de rivier de Merderet. Vanaf een plateau aan de oostkant van dit riviertje hadden we een mooi overzicht over het gevechtsterrein. Op 6 juni wisten Amerikaanse parachutisten de brug te bereiken, maar het zou nog dagen duren voordat de brug definitief veroverd werd. Niet ver van de brug vandaan zat de bevelhebber van de divisie, Lieutenant-General James Gavin in een schuttersputje, waarvan de overblijfselen tot op de dag van vandaag te zien zijn. Een groot beeld van een Amerikaanse parachutist, bekend onder de bijnaam ‘Iron Mike’, overziet vandaag de dag het slagveld rond La Fiére.



Nadat we de brug hadden bezocht, reden we verder in de richting van Sainte-Mère-Église. Dit stadje was vooral belangrijk vanwege zijn knooppunt van wegen. Ook vandaag de dag geldt het als één van de grote plaatsen in de directe omgeving. Dit stadje is vooral bekend geworden bij het grote publiek vanwege de parachutist die in de kerktoren landde en hier enkele uren heeft gehangen. Tegenwoordig hebben ze als eerbetoon aan deze man, John Steele, een pop opgehangen aan de kerktoren. Sainte-Mère-Église is een levendig stadje te midden van het verder slaperige deel van de Cotentin. Barry gaf hier uitleg over hoe het dit plaatsje in de nacht van 6 juni 1944 is vergaan en hoe het dezelfde nacht rond 04.30 uur zonder zware gevechten door de Amerikanen werd veroverd. Hiermee is dit stadje één van de eerst bevrijdde plaatsen tijdens de invasie.



We bezochten tevens het Musée Airborne aan de rand van het centrale plein. Net als in het dorp, waar het centrale plein opnieuw werd bestraat, was men in het museum zelf druk met de voorbereidingen voor het komende jubileumjaar. Verwacht wordt dat er volgende zomer weer een nieuwe hal aan het museum zal worden toegevoegd. Momenteel is het museum verspreid over twee hallen, waarbij enkele van de meest in het oog springende collectiestukken het Waco zweefvliegtuig en een C-47 Dakota zijn.

Nadat we door de bus weer werden opgepikt verlieten we Sainte-Mère-Église voor onze laatste stop van deze dag. Een Battlefield Tour zou niet compleet zijn zonder aandacht te geven aan de Duitse kant van het verhaal. Daarom reden we als laatste naar de Duitse oorlogsbegraafplaats bij La Cambe. We bezochten het misschien wel bekendste graf van La Cambe, namelijk dat van tank-ace Michael Wittmann. Hij wordt gezien als een van de succesvolste tankofficieren van de oorlog. Hij is vooral bekend geworden door zijn optreden rond Villers-Bocage, waar hij een groot aantal Britse tanks en pantservoertuigen wist uit te schakelen. Wittmann kwam echter op 8 augustus 1944 om het leven, tijdens gevechten met de Britten bij het dorpje Cinthaux. Zijn verkoolde lichaam werd pas later teruggevonden en op basis van onderscheidingen werd hij geïdentificeerd. Nadat zijn lichaam eerst in een massagraf werd gelegd, werd hij na de oorlog op La Cambe herbegraven. Nadat we het graf van Wittmann hadden bezocht, was iedereen vrij om op eigen gelegenheid een rondje over de begraafplaats te maken. Met het bezoek aan de Duitse oorlogsbegraafplaats bij La Cambe hadden we de laatste bezienswaardigheid van deze excursie bezocht. Nadat René, onze buschauffeur, ons weer naar Bayeux had gereden, aten we ’s avonds een gezamenlijk afscheidsdiner in de stad.



Woensdag 9 oktober 2013 - Terugreis
De volgende ochtend reden we weer terug naar Nederland. In de bus werd er opnieuw een film vertoond, ditmaal “Saving Private Ryan”. Aansluitend werd nog een documentaire gedraaid over de landingen op 6 juni 1944. Veel plekken in deze documentaire hadden we de afgelopen dagen bezocht en kwamen daarom bij veel mensen bekend voor. Tegen het einde van de middag kwamen we weer in Nederland aan en werd er afscheid genomen van alle deelnemers. We kunnen terugkijken op een interessante en informatieve meerdaagse excursie.

Wanneer u ook interesse heeft in het ervaren van deze Battlefield Tour met een groep kunt u hierover contact met ons opnemen.

Gebruikte bron(nen)

  • Bron: STIWOT Reizen, met dank aan: Peter Bijster voor de fotografie.
  • Gepubliceerd op: 29-10-2013 21:36:38