TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De minister en de majesteit

Titel:De minister en de majesteit - Adriaan Dijxhoorn, minister van Defensie in oorlogstijd
Schrijver:Gent, T. van
Uitgever:Boom
Uitgebracht:2022
Pagina's:494
ISBN:9789024446780
Omschrijving:

Er wordt wel eens gezegd dat militarisme en politiek niet samen gaan. Beroepsofficier en minister Adriaan Dijxhoorn is daar een onmiskenbaar voorbeeld van. De militair, geprezen om zijn scherpe inzicht, werd verguisd als minister. Hij zou een besluiteloze minister zijn geweest, beslist niet geschikt om het land door de oorlog heen te leiden. Tobias van Gent, eerder gepromoveerd op een studie over het Nederlandse beleid aan de vooravond van de Duitse inval op 10 mei 1940, kwam na uitgebreid onderzoek tot een heel andere conclusie en die heeft hij thans gepubliceerd in een indrukwekkend boek ‘De minister en de majesteit. Adriaan Dijxhoorn, minister van Defensie in oorlogstijd’. De vragen die hij zichzelf daarbij stelde, waren onder meer of Dijxhoorn nu wel of niet een daadkrachtige bestuurder was; hoe hij als minister zelf zijn opkomst en neergang ervoer; en wat de invloed van zijn relatie met koningin Wilhelmina op zijn carričre was.

Wie was eigenlijk Adriaan Dijxhoorn? Hij werd op 10 september 1889 in Rotterdam geboren als Adriaan Quirinus Hendrik Dijxhoorn in een familie van winkeliers en handelaren. Een militaire carričre voor de jonge spruit lag niet direct voor de hand, want een dergelijke loopbaan bood immers geen rijk bestaan, maar de jonge Adriaan wilde desondanks officier worden. Na de HBS ging hij naar de KMA. Adriaan was net negentien geworden. Zijn militaire carričre verliep voorspoedig. In 1916 werd Dijxhoorn overgeplaatst naar de KMA om docent in tactiek en strategie te worden. Eind 1919 trad hij toe tot de Hoogere Krijgsschool (HKS) om in de toekomst een functie te kunnen krijgen bij de Generale Staf. Inmiddels stond de ambitieuze Dijxhoorn bekend om zijn makkelijke omgang, zijn grote verantwoordelijkheidsgevoel, zijn scherpe visie, maar ook om zijn uitgesproken opvattingen over kwesties binnen Defensie. Het lukte Dijxhoorn om een aanstelling te bemachtigen bij de Generale Staf. In 1927 werd hem de kans geboden om een tweejarige opleiding te volgen aan de hogere krijgsschool in Parijs, de ESG. Daarna keerde hij terug naar de HKS om daar docent Tactiek te worden. Ook deed hij suggesties voor hervormingen van het militair onderwijs. Daarnaast schreef hij artikelen en een gevechtshandleiding.

In 1938 werd Dijxhoorn – hij was ondertussen bevorderd tot luitenant-kolonel – aangesteld als hoofd van afdeling II B - Afdeeling Generale Staf. Dijxhoorn was nu de belangrijkste adviseur van de minister van Defensie, destijds J.J.C. van Dijk. Tevens was hij door die functie de schakel tussen de minister van Defensie, de Chef van de Generale Staf luitenant-generaal Reijnders en de commandant van het Veldleger, eerst luitenant-generaal Roëll, opgevolgd door luitenant-generaal Van Voorst tot Voorst. Zo goed als de samenwerking met Van Dijk verliep, zo slecht waren de verhoudingen tussen Dijxhoorn en Reijnders, en tussen Dijxhoorn en Van Voorst tot Voorst. Beiden vonden de invloed van Dijxhoorn te groot en zij waren niet de enigen. Spoedig zou Dijxhoorn van militaire zijde op meer weerstand stuiten toen hij tot nieuwe minister van Defensie werd benoemd.

Het was in augustus 1939 dat Jonkheer De Geer tijdens de vorming van zijn tweede kabinet Dijxhoorn benaderde met de vraag of hij de nieuwe minister wilde worden, nadat diverse heren die meer geschikt waren, beleefd de functie geweigerd hadden. Voor het eerst werd er, gezien de oorlogsdreiging, gekeken naar een minister die geen politieke ervaring had. Een beroepsmilitair leek op dat moment een aantrekkelijkere keuze dan een politicus en Dijxhoorn bezat de noodzakelijke kwalificaties. Daar bestond geen twijfel over. Maar als luitenant-kolonel moest Dijxhoorn leiding geven aan officieren die hoger in rang stonden en dat werd binnen de krijgsmacht, waarin een sterke machtsstructuur heerste, niet zomaar geapprecieerd. Eerdere conflicten, onder meer met Reijnders, liepen, nu Dijxhoorn minister was, verder op met Reijnders’ ontslag tot gevolg. Maar ook met het staatshoofd werd de relatie in de loop van de tijd slechter. Dijxhoorn ondervond veel weerstand van koningin Wilhelmina. Niet alleen van haar rechtstreeks, maar ook via haar entourage, bestaande uit haar secretaris en vertrouweling François van ’t Sant en haar schoonzoon Prins Bernhard. Het was een bekend fenomeen. Bij conflicten met een van deze twee verloor iemand ook meteen de steun van de koningin.

De conflicten met Dijxhoorn liepen zo hoog op dat Wilhelmina haar vertrouwen in haar minister opzegde. De aanleiding was de benoeming van Van Voorst Evekink als tweede man op het Bureau Bijzondere Aangelegenheden. Wilhelmina was tegen de benoeming, gesteund door minister-president Pieter Sjoerds Gerbrandy die bezwaar had tegen diens ‘huwelijksleven’. (Van Voorst Evekink was al een keer gescheiden en tijdens zijn tweede huwelijk nam hij het niet zo nauw met de echtelijke trouw.) Er zat voor Dijxhoorn niets anders op dan ontslag te nemen. Wel mocht hij in militaire dienst blijven en in die hoedanigheid vervulde Dijxhoorn nog diverse functies, onder meer als militaire vertegenwoordiger in Amerika in de Combined Chiefs of Staff (CCS), en was hij betrokken bij diverse Nederlandse representatieve activiteiten in Washington.

In de herfst van 1944 keerde Adriaan Dijxhoorn terug naar Londen. Het plan om Dijxhoorn te benoemen als liaison bij veldmaarschalk Bernard Montgomery leek opnieuw gedwarsboomd te worden door Wilhelmina die verlangde dat Dijxhoorn in Washington bleef. Uiteindelijk ging het voorstel niet door, omdat van de zijde van Montgomery werd aangegeven dat er geen Nederlandse inmenging nodig was. Dijxhoorn werd toen aangesteld op het ministerie van Oorlog voor bijzondere opdrachten. Maar een latere poging om Dijxhoorn benoemd te krijgen tot chef van de Generale Staf, een logische stap in zijn carričre, stuitte wederom op weigering door Wilhelmina. Dit keer hield ze voet bij stuk tot grote teleurstelling van Dijxhoorn. Eind 1946 trad hij toe tot het Hoog Militair Gerechtshof dat na de oorlog door de Nederlandse regering opnieuw in werking werd gezet.

Hoe was Adriaan Dijxhoorn als minister en hoe kwam het beeld dat wij thans van deze man hebben tot stand? Als we verschillende historici moeten geloven, was hij een man die makkelijk over zich heen liet lopen en die zelf weinig besluitvaardig was. Dat was voornamelijk de conclusie van Loe de Jong in zijn ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ en het zijn juist de opvattingen van De Jong die zeer bepalend zijn geweest voor het beeld dat over Dijxhoorn is ontstaan. Zo vond de historicus-journalist ook dat Dijxhoorn een nogal defaitistische opstelling had. Verscheidene historici namen zijn mening dan ook over in de veronderstelling dat die correct was, maar klopt dat oordeel wel?

Van Gent is ook medeauteur van het boek ‘Slag om de Schelde 1944’ en werkte eveneens mee aan de totstandkoming van de gelijknamige film uit 2020. Een uitstekend project, als je je niet laat misleiden door de filmtitel en met een open blik durft te kijken naar de personages. De strekking van deze film is namelijk hoe een ieder vanuit zijn/haar eigen situatie omgaat met een drastische catastrofe als een oorlog. Die psychologische invalshoek vinden we ook terug in ‘De majesteit en de minister’. Van Gent gaat behoorlijk diep in op de persoonlijkheid van de militair en voormalige minister en weet daardoor een goed en tamelijk gedetailleerd beeld van Dijxhoorn te geven. Van Gent stelt dan ook – in tegenstelling tot De Jong – dat Dijxhoorn niet echt defaitistisch te noemen is, aangezien hij toch ook dikwijls strijdbaar was. Diverse keren probeerde de minister zijn stempel te drukken op bepaalde beleidsplannen. Dijxhoorn zat bijvoorbeeld achter het besluit om de regering uit te laten wijken naar Londen, nadat koningin Wilhelmina al naar Engeland was gegaan, en ook bij het terugkeerbeleid van de regering en koningin naar Nederland na de oorlog wilde hij zijn invloed laten gelden. Ook kwam hij een paar keer flink in verweer tegen prins Bernhard, bijvoorbeeld toen die een eigen vliegtuig wilde hebben. Ook was Dijxhoorn tegen de grote rol op militair en economisch gebied die Wilhelmina voor haar schoonzoon zag weggelegd eenmaal terug in Nederland.

Verder concludeert Van Gent dat Dijxhoorn wel de flexibiliteit miste die nodig was voor een politieke functie. Eveneens miste hij de noodzakelijke incasseringsvermogen. Hij was te gevoelig om goed opgewassen te zijn tegen roddel en laster. Daarentegen bezat hij sterke karaktertrekken als eerlijkheid en betrouwbaarheid en was hij een harde werker. Eigenschappen waaraan grote waarde werd gehecht binnen de militaire wereld. Maar zijn politiek-strategisch inzicht bracht hem nogal eens in conflict, niet in de laatste plaats met de koningin. Kort gezegd: Adriaan Dijxhoorn was een man die zijn leven lang met tegenstand werd geconfronteerd. Over zijn ontslag komt Van Gent tot de slotsom dat dit niet helemaal onterecht was. Sinds zijn verblijf in Engeland was Dijxhoorn minder besluitvaardig. De krachtige persoonlijkheid die hij was in Den Haag was verdwenen. Als reden gaf Dijxhoorn zelf aan: het gebrek aan voldoende ambtenaren. Maar als militair voelde hij zich niet echt thuis in Londen, waar naar zijn mening roddels en intriges hoogtij vierden.

Dijxhoorn was een echte militair in hart en nieren met een tussenperiode als minister van Defensie. Zo is ook de opbouw van dit boek. Naast bij de persoonlijke carričre van Dijxhoorn en bij zaken als de militaire discussies tussen Dijxhoorn en Reijnders over het krijgsplan voor als het oorlog mocht worden met Duitsland, staat Van Gent ook uitvoerig stil bij de militaire ontwikkelingen in de 20ste eeuw. Zowel qua opleiding als qua werkwijze en omvang van de krijgsmacht voor en na de Tweede Wereldoorlog.

Een ander aspect dat in dit boek duidelijk naar voren komt, is de rol van koningin Wilhelmina. Die blijkt aanzienlijk geweest te zijn toen ze eenmaal in Engeland verbleef, vooral doordat het parlement niet op volle sterkte was in Londen. Ze zag haar kans schoon om autoritairder op te treden. Een aanpassing die ze dacht door te kunnen voeren, wanneer ze weer terug kwam in Nederland, wat echter mislukte. In haar opvatting over Dijxhoorn werd ze gesteund door Gerbrandy en Loe de Jong die zeer op Wilhelmina gesteld waren. Die sympathie was daarom mede bepalend voor De Jongs visie met betrekking tot Adriaan Dijxhoorn, wat ons huidige beeld werd.

Als een rode draad door het boek loopt de Parlementaire Enquętecommissie die in de periode 1947-1957 het functioneren van de Nederlandse regering in oorlogstijd onderzocht. Hoewel deze commissie tot een redelijk positief oordeel kwam over Dijxhoorn, was de volledige procedure rondom Dijxhoorns ontslag niet boven tafel gekomen, omdat Wilhelmina als staatshoofd buiten het onderzoek moest blijven. Haar rol in deze affaire bleef destijds onderbelicht.

‘De minister en de majesteit’ is een zeer informatieve studie die breed inzicht verschaft in de militair en minister Dijxhoorn, alsmede in de krijgsmacht tijdens de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog en in de Nederlandse militaire positie na de oorlog. Dat alles onder het scherp toeziend oog van koning Wilhelmina.

Beoordeling: Uitstekend

Informatie

Artikel door:
Annabel Junge
Geplaatst op:
23-07-2022
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen