TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Het verraad van Anne Frank

Titel:Het verraad van Anne Frank - Het baanbrekende onderzoek van een internationaal coldcaseteam in Nederland
Schrijver:Sullivan, R.
Uitgever:Ambo|Anthos
Uitgebracht:2022
Pagina's:408
ISBN:9789026346392
Omschrijving:

Op de warme vrijdagmorgen 4 augustus 1944 tussen tien uur en half elf stopte een Duitse auto aan de Prinsengracht 263 voor de openstaande magazijndeuren van het bedrijfspand van NV Nederlandsche Opekta Mij., een filiaal van het in 1928 in Keulen gestichte moederbedrijf Opekta GmbH. Het bedrijf verkocht pectine, waarmee huisvrouwen thuis jam konden maken. Karl Josef Silberbauer, een Oostenrijkse politiefunctionaris en SS'er en vier à vijf Nederlandse SD'ers in burger liepen het pand binnen. Een van hen stelde een vraag aan de magazijnchef die zijn duim omhoog stak en kort antwoordde: "Boven". Na een korte speurtocht liep Silberbauer recht af op de boekenkast, waarachter zich de deur bevond die toegang gaf tot het achterhuis. Daar bevonden zich acht onderduikers: Otto Frank, zijn vrouw Edith en hun twee dochters Margot en Anne, Otto Franks zakenpartner Hermann van Pels, diens echtgenote Auguste en hun zoon Peter en de tandarts Fritz Pfeffer. Op bevel van Silberbauer moesten geld en sieraden worden afgegeven. Ruim 2,5 uur later kwam een gecharterde vrachtauto iedereen ophalen. In de tussentijd kon iedereen kleding en toiletgerei inpakken. De onderduikers werden naar het hoofdkwartier van de Aussenstelle des Befehlshabers der Sicherheitspolizei und des Sicherheitsdienstes aan de Euterpestraat overgebracht. Later vertelde Silberbauer dat hij voor de inval opdracht had gekregen van zijn superieur Julius Dettmann, die een telefonische mededeling had gekregen dat zich in het pand een aantal onderduikers bevond.

Na de oorlog, toen Anne Franks dagboek ‘Het Achterhuis’ was gepubliceerd, kwam de vraag op wie eigenlijk dat telefoontje aan Dettmann had gepleegd. Aangezien die bij de Duitse capitulatie zelfmoord had gepleegd, bleef dat gissen. In de loop der jaren circuleerden allerlei theorieën en namen. Was een van de personeelsleden van Opekta en trouwe helpers van de onderduikers (Miep Gies, Victor Kugler, Johannes Kleiman, Beppie Voskuijl en Johannes Voskuijl) misschien per ongeluk loslippig geweest? Had Nellie Voskuijl, de zus van Beppie die pro-Duits was, wat in de gaten en iets aan haar Duitse kennissen verteld? In hoeverre waren magazijnchef Willem van Maaren en zijn knecht Lammert Hartog te vertrouwen? Aan wie had Lammerts vrouw Lena Hartog-van Bladeren, die als schoonmaakster bij Opekta werkte, het geheim van de onderduik rondgebazuind? Alleen aan het echtpaar Genot-van Wijk, die bang waren dat het verhaal als een lopend vuurtje door de wijk ging? Was het terecht gekomen bij twee kruimeldieven (Joseph Jansen en Tonny Ahlers), waarvan er eentje NSB’er was en die samen een handig opzetje hadden gemaakt om Otto Frank te chanteren? Was het gerucht wellicht terechtgekomen bij Martin Sleegers, een wat obscuur figuur die als nachtwacht door de wijk liep? Of anders wellicht bij een van de politiemannen (Maarten Kuiper, Cornelis de Boef, Willem Grootendorst, Gezinus Gringhuis en Abraham Kuiper), waarvan enkelen de SS’er Silberbauer vergezelden bij de inval? Was het ter ore gekomen van Ans van Dijk, de beruchte Joodse V-Frau die door het centrum van de stad liep en hier tientallen mensen had verraden? Heeft de nieuwe vriendin van de heer Goldschmidt, de huurder van Franks vorige woning aan her Merwedeplein, het verder verteld?

Hoe betrouwbaar was Arthur Lewinsohn, die aan de Prinsengracht 263 gevestigd was als kapper/apotheker en die het veld moest ruimen toen zijn huurruimte nodig was voor de onderduik? Dezelfde vraag kon worden gesteld bij Maurits Alexander Wessels, die op een gegeven moment het pand aan de Prinsengracht 263 kocht, niet wetende dat er onderduikers in zaten of had hij toch een vermoeden? Wat te denken van de pleegouders van Anneke Kohnke, het dochtertje van een bevriend Joods echtpaar, die toevallig rond het moment van de overval van haar onderduikadres door een koerierster naar een weeshuis in het centrum van Amsterdam werd gebracht? Heeft een van de vele buren een keer wat opgemerkt, zoals de NSB’ers Siet Aandewiel en J. Mater die vlak naast hen woonden of anders iemand uit een van de tientallen woningen met zicht op het achterhuis? Heeft een van de talrijke leveranciers die dagelijks bij Opekta langskwamen iets opgemerkt? Zijn de onderduikhelpers gevolgd door een anonieme Duitser of NSB’er, die een tip had gekregen dat er wel erg veel voedsel gekocht werd door hen? Heeft groetenboer Hendrik ten Hoeve, een verzetsman en één van die leveranciers, bij zijn arrestatie zijn mond gehouden? Of hebben Richard en Ruth Weisz, de twee onderduikers bij Ten Hoeve, onbewust wat verraden toen ze in Westerbork de notoire V-Mann Leopold de Jong tegen het lijf liepen? Of anders wel Max Meuler, die samen met Hendrik ten Hoeve in het verzet zat en ook werd gearresteerd? En wat wisten de leden van de Joodse Raad over adressen van Joodse onderduikers? Zoals JR-lid Arnold van den Bergh, die direct na de oorlog via een anoniem briefje van het verraad werd beschuldigd?

Vanaf 2015 werd een internationaal coldcaseteam samengesteld van historici, criminologen, datawetenschappers, forensisch experts, journalisten en politiemedewerkers onder leiding van oud FBI-agent Vincent Pankoke, dat zich ging richten op de grote vraag: wie verraadde Anne Frank? Dat was volgens het Anne Frankhuis de meest gestelde vraag van bezoekers, maar desondanks was er de voorgaande zeventig jaar nooit een grootschalig en multidisciplinair onderzoek verricht naar de inval in het achterhuis. Slechts onderzoeken in 1946-1947 van de Politieke Recherche Afdeling en in 1963-1964 van de Rijksrecherche naar de vraag of de steeds beschuldigde magazijnchef Willem van Maaren de verrader was geweest. Bij beide onderzoeken werd geconcludeerd dat er geen overtuigend bewijs tegen hem was. Integendeel, er waren veel aanwijzingen dat de man volstrek onschuldig was. Daarna verschenen verschillende boeken, met steeds een bepaalde theorie en een persoon die als schuldige werd bestempeld. Aan de hand daarvan verrichte het NIOD een onderzoek om deze nieuwe theorieën tegen het licht te houden en concludeerde dat ze afgewezen moesten worden en dat het altijd een mysterie zou blijven wie de onderduikers verraden had. Daarna verschenen echter weer andere boeken van andere schrijvers, met steeds een nieuwe theorie en nieuwe ‘schuldige’. Telkens moest worden geconcludeerd dat er onvoldoende bewijslast was om die claims te onderschrijven. Het coldcaseteam wilde nu het definitieve bewijs boven tafel krijgen. De afgelopen jaren heeft men minutieus gewroet in tienduizenden pagina’s documenten, in alle verslagen van eerdere politieonderzoeken en in onderliggende stukken en tientallen interviews afgenomen. Er werd gewerkt in een kantoor in Amsterdam-Noord, met wanden die vol hingen met foto’s van de nazihiërarchie in Nederland, de acht onderduikers, de mogelijke verdachten, met plattegronden en met tijdbalken. Er was een 3D-model van het pand Prinsengracht 263 gemaakt en er werden computerprogramma’s geschreven om de research te vergemakkelijken. Crime Scene Investigation in Amsterdam-Noord.

Het team vroeg Rosemary Sullivan (Valois-Montreal, 1947) om op pakkende wijze verslag te doen van de werkzaamheden en uitkomsten van het jarenlange onderzoek van het coldcaseteam. Volgens het voorwoord vanwege haar fascinatie met de Tweede Wereldoorlog, hoewel de Canadese toch vooral veel gelauwerd is vanwege haar biografieën van personen uit de Canadese literaire wereld. Rosemary Sullivan doceerde tot haar pensioen aan de Universiteit van Toronto. Daarna zette ze dat op bescheiden schaal voort, maar ging ze zich helemaal toeleggen op het schrijven. Ze schreef eerder biografieën over Canadese dichter-schrijfsters Elizabeth Smart, Margaret Atwood en Gwendolyn MacEwen, die met diverse literaire prijzen werden bekroond. Dat gold ook voor haar biografie ‘De dochter van Stalin’ uit 2015, dat in zestien landen werd vertaald. In 2006 verscheen van haar ‘Villa Air-Bel’, met de lange Nederlandse ondertitel ‘De Tweede Wereldoorlog: hoe Marc Chagall, Marcel Duchamp en anderen uit handen van de nazi’s werden gered’. De culturele wereld in Parijs zou in 1940 totaal verrast zijn geweest door het feit dat ze plotseling door de bezetters werden gezien als staatsvijanden. Met gevaar voor eigen leven zou een grote groep kunstenaars hen uit handen van de nazi’s hebben gehouden door hen onder te brengen in Villa Air-Bel, een kasteel buiten Marseille. Voor dit boek ontving ze de Canadian Jewish Books Yad Vashem Award in Holocaust History. Sullivan, die ook nog heeft gewerkt voor Amnesty International, is verder overladen met nationale en internationale onderscheidingen en eretitels.

Het coldcaseteam houdt zich overduidelijk bezig een Nederlandse historische probleemstellig en het is dan ook niet verwonderlijk dat het team bijna geheel bestaat uit (vooral jonge) Nederlandse wetenschappers. De projectleider is echter van de FBI, die op typisch Amerikaanse manier de mensen aan het werk zet. Het adagium is dat degene die op de criteria kennis, motivatie en mogelijkheid het hoogst scoort wel de schuldige moet zijn. Anders dan bij de recherche-onderzoekers uit 1947-1948 en 1963-1964 is het hier niet de vraag of er voldoende bewijs is om een strafvervolging tegen iemand te beginnen, maar kan nu op basis van een aanname – ‘die moet het wel bijna zeker geweest zijn’ – iemand in een boek als het ware veroordeeld worden als schuldige. Het boek is ook duidelijk geschreven voor de Amerikaanse markt, waarvoor een gerenommeerd Engelstalige schrijfster wordt ingehuurd. Kennis van de materie lijkt van ondergeschikt belang te zijn geweest, het verhaal moet op de eerste plaats pakkend worden verteld en dat doet Rosemary Sullivan voortreffelijk.

Begonnen wordt met het in vogelvlucht een en ander te vertellen over Nederland gedurende de Tweede Wereldoorlog. Pas op pagina 133 wordt echt begonnen met de overval en met het één voor één de belangrijkste verdachten tegen het licht te houden. Op pagina 248 is dat proces al afgerond, waarna de Joodse Raad, notaris Van den Bergh en het mysterieuze briefje dat na de oorlog aan Otto Frank werd gestuurd aan de orde komen. De andere personen die mogelijk het verraad zouden kunnen hebben gepleegd, vallen dus allemaal redelijk snel af. Ruwweg is bij iedereen de conclusie, dat er omstandigheden zijn die hen verdacht maakten, maar is er geen of onvoldoende bewijs tegen hen. Ze worden snel afgevoerd van de lijst. Zodra echter notaris Van de Bergh aan bod komt, lijkt het ontbreken van enig bewijs geen rol meer te spelen. De cruciale factor is een anoniem briefje dat voor het verschijnen van Anne Franks dagboek bij Otto Frank werd afgegeven. Daarin werd Van den Bergh ervan beschuldigd dat hij als lid van de Joodse Raad de beschikking had over adressen van Joodse onderduikers en die aan de Jüdische Auswanderung in Amsterdam had doorgegeven. Nergens wordt aangetoond dat de Duitsers daadwerkelijk zo’n lijst hadden, laat staan dat die dan door Van den Bergh aan hen zou zijn doorgespeeld. De suggestie dat Van den Bergh zo de oorlog heeft kunnen overleven wordt ook niet onderbouwd. Waarschijnlijk zat hij ondergedoken, zoals hij ook voor zijn dochter via het verzet een veilig adres had geregeld, maar het is onbekend waar dat is geweest. Er staat slechts vast dat hij in elk geval niet naar een van de Duitse concentratiekampen is gestuurd. Van den Bergh beschikte over een uitgebreid netwerk met goede contacten met verzetslieden, dus het regelen van een onderduikadres moet niet lastig voor hem zijn geweest.

Het team maakt er verder een belangrijk punt van dat Otto Frank, en op zijn verzoek ook de helpers, nooit de naam van de Duitse officier Silberbauer hebben willen noemen en nooit hebben onthuld wie de verrader is geweest, terwijl ze wisten welke twee personen dat zijn geweest. Even daargelaten dat het niet erg zeker is dat ze de identiteit van de verrader kenden, hoeft hun vermeende zwijgen hierover helemaal niet voort te komen uit de mogelijkheid dat Frank geen ruchtbaarheid wilde geven aan het ongemakkelijke feit dat de verrader een Jood zou zijn geweest. Wellicht wilde hij ten koste van alles verhinderen dat de aandacht werd afgeleid van de hoofdzaak – Annes dagboek en Anne als symbool voor alle ondergedoken Joden – zodat er niet alleen zou worden gesproken over iets wat totale bijzaak was: wie het adres aan de Duitsers had doorgegeven. Het historische verhaal zou worden overschaduwd door het detectiveverhaal, was zijn vrees. Een vrees die dus is uitgekomen.

Voor wie weinig bekend is met de geschiedenis van Anne Frank en de overval, zijn er voldoende interessante boeken op de markt. Dit boek geeft een goed en prettig leesbaar overzicht van de diverse personen die bij het onderduiken en de overval een rol speelden. Aan de eindconclusie dat Van den Bergh de verrader was, kan niet al te veel waarde worden toegekend. Daarvoor zijn er te veel onduidelijkheden. Hij is slechts een van de ‘sterke verdachten’, veel verder zullen we waarschijnlijk nooit komen.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
29-01-2022
Laatst gewijzigd:
31-01-2022
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen

Gerelateerd nieuws

Namen experts onder aanvraag 'geen verrassing', zeggen Anne Frank-onderzoekers

feb2022

Namen experts onder aanvraag 'geen verrassing', zeggen Anne Frank-onderzoekers

Het coldcaseteam dat onlangs een omstreden onderzoek publiceerde naar het verraad van Anne Frank zegt dat het geen verrassing kan zijn dat ze de namen van enkele prominente deskundigen genoemd hebben in een subsidieaanvraag voor het onderzoek. Daarmee reageert het team op een publicatie in Trouw.

Lees meer

Uitgeverij biedt excuses aan voor omstreden boek over verraad Anne Frank

jan2022

Uitgeverij biedt excuses aan voor omstreden boek over verraad Anne Frank

Het boek Het verraad van Anne Frank wordt voorlopig niet bijgedrukt door uitgeverij Ambo Anthos, zo is maandag bekendgemaakt. De uitgeverij biedt in een brief excuses aan voor het omstreden boek, waarin een Joodse notaris als de verrader van de familie Frank wordt aangewezen. De uitgeverij had een kritische houding moeten aannemen.

Lees meer