Rob Fransman, geboren op 14 juni 1940 in Den Haag, werd in 1943 gescheiden van zijn ouders en broer om naar een onderduikadres te worden gebracht. Hij en zijn broer overleefden via een aantal onderduikadressen de oorlog. Zijn ouders werden op hun onderduikadres gearresteerd en belandden via Westerbork in Sobibor, waar ze op 9 april 1943 werden vermoord. De onderduikperiode had op Fransman een enorme impact. Hij beschrijft zichzelf voor die periode als getraumatiseerd, verlegen en met oncontroleerbare woede-uitbarstingen. Hij ging wonen bij familie in Amsterdam, de stad waar zijn ouders oorspronkelijk vandaan kwamen. Bij de oom en tante waar hij was ondergebracht, was hij echter niet te handhaven, zodat hij na een paar jaar terechtkwam in een tehuis voor oorlogswezen. De eerste jaren veranderende er niet veel. Pas als jong volwassene en toen hij zijn latere vrouw, een overlevende van het concentratiekamp Bergen-Belsen, ontmoette, kreeg hij zijn leven op de rails. Hij werd daarna een succesvol zakenman in Amsterdam, waar hij nog steeds woont. Enkele van zijn kinderen en kleinkinderen woonden lang in Israël. Ze hebben in Tel Aviv de beschikking over een woning, zodat ze ook daar veel verblijven.
Lees meer