Titel: | Herdenk ons |
Schrijver: | Edsel, Robert M. & Witter, Bret |
Uitgever: | Spectrum |
Uitgebracht: | 2025 |
Pagina's: | 557 |
ISBN: | 9789000390144 |
Omschrijving: | Voor hun aandeel in het verslaan van nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog betaalden de Amerikanen een hoge prijs. Wie de rijen met witte kruizen aanschouwt op een van de Amerikaanse militaire begraafplaatsen in Europa ziet hiervan het directe bewijs. Circa 140.000 Amerikaanse mannen en enkele vrouwen werden begraven op een van de oorspronkelijk 36 erevelden in Europa. Daarnaast waren er ongeveer 11.000 vermisten en 25.000 graven op andere locaties. Na de herbegrafenis van velen, op een centrale locatie in Europa of na repatriëring naar de Verenigde Staten, bleven er dertien militaire begraafplaatsen over die worden bijgehouden door de American Battle Monuments Commission. Eén daarvan bevindt zich in het glooiende heuvellandschap van Limburg, het Netherlands American Cemetery in Margraten. In ‘Herdenk ons’, dat Robert E. Edsel in samenwerking met Bret Witter schreef, vormt de Amerikaanse begraafplaats in Margraten de verbindende factor. Edsel is een Amerikaanse zakenman die als schrijver vooral bekend is geworden met zijn verfilmde boek ‘The Monuments Men’ dat in 2010 in het Nederlands werd uitgegeven als ‘De kunstbrigade’. Het gaat over de geallieerde eenheid die zich aan het Westfront bezighield met het veiligstellen van cultureel erfgoed. Een van de leden van deze ‘brigade’ was kapitein Walter J. Huchthausen, een talentvolle Amerikaanse architect. Tijdens de uitvoering van zijn opdracht werd hij in april 1945 in de omgeving van Aken door vijandelijk vuur gedood. Zijn lichaam werd overgebracht naar Margraten en daar bijgezet. Het graf werd regelmatig bezocht en verzorgd door Frieda van Schaik, een jonge Limburgse vrouw met wie de Amerikaan bevriend was geraakt in de tijd dat hij in Limburg gestationeerd was geweest. In Edsels boek maken we nader kennis met Walter en Frieda, maar daarnaast ook met vele andere Amerikanen en Nederlanders wier levensverhalen samenkomen op de begraafplaats in Margraten. De Amerikaanse militairen die aan bod komen, zijn van diverse afkomst en hebben daarmee een verschillend verhaal. “Met uit iedere vijftig staten plus het district of Columbia een gesneuvelde soldaat is de begraafplaats een snapshot van het Amerika van halverwege de eeuw”, aldus de schrijver. Een van de Amerikanen is bijvoorbeeld predikant Pat Fowlkes die in juli 1942 als vrijwilliger in dienst trad van het Army Chaplain Corps. Eerder dat jaar had hij zijn congregatie in een klein plaatsje in Virginia nog gewaarschuwd dat de oorlog “een van de grootste worstelingen [was] tegen de samengetrokken krachten van de duisternis, die de wereld ooit heeft gezien.” De geestelijke werd gedood terwijl hij in 1945 met het 507th Parachute Infantry Regiment in Duitsland landde met als doel de Rijn over te steken. Gedurende vijf maanden was het Amerikaanse leger in Limburg gestationeerd. Veel militairen waren in hun jeugd nooit veel verder dan 150 km van hun geboorteplaats geweest. Overal in Limburg werden ze bij de lokale bewoners uitgenodigd om te komen eten en logeren. Ook de Afro-Amerikaanse militairen van het 784th Tank Battalion werden verwelkomt, ook al had een groot deel van de Limburgse plattelandsbevolking niet eerder mensen gezien met een donkere huidskleur. Sergeant Charles Jefferson van het 784th raakte zo gehecht aan zijn gastfamilie dat hij in brieven naar huis zijn gastvrouw beschreef als zijn “Nederlandse moeder”. Hij was zelfs als vervanger voor de peetmoeder aanwezig bij de doop van de pasgeboren baby van het gezin. Edsel schrijft: “Na de ceremonie poseerden ze voor een foto: een Nederlands gezin en hun zwarte Amerikaanse vriend, een brede glimlach op zijn gezicht, met zijn petekind in zijn armen.” Behalve over de militairen die in Margraten werden begraven, vertelt Edsel ook over het ontstaan van de begraafplaats en over hoe de Amerikanen met hun doden omgingen. In 1943 werd de American Graves Registration Service (GRS) opgericht onder bevel van de Quartermaster General. De eenheid was verantwoordelijk voor het opsporen, registreren en begraven van gesneuvelde Amerikanen. Edsel beschrijft dat voor dit werk een sterke maag was vereist: in de warmte zwollen lichamen soms wel tot twee keer hun normale omvang op en als mannen waren getroffen door zwaar geschut dan moesten alle verspreide lichaamsdelen bij elkaar geraapt worden. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen de slachtoffers, zo schrijft Edsel: “Ieder mens werd met respect begraven, als gelijke, zij aan zij, zonder onderscheid in rang, religie, gender of kleur, en dat terwijl zulke rechtvaardigheid zwarte inwoners en andere minderheden in eigen land niet was gegund.” Voor de ontwikkeling van de begraafplaats stelde de lokale gemeente een stuk boerenland beschikbaar, op nog geen kilometer van het 1.600 inwoners tellende dorp. Een van de grafdelvers was de Afro-Amerikaan Jefferson Wiggins die onderdeel uitmaakte van een compagnie bestaande uit zwarte soldaten en witte officieren. Tijdens de reis over de Atlantische Oceaan aan boord van een troepentransportschip had Wiggins met honderden anderen Afro-Amerikanen opeengepakt gezeten op het onderste dek, onder de zeespiegel, terwijl hun witte landgenoten het veel beter hadden op de bovenste dekken. Voordat hij en zijn kameraden in Margraten begonnen aan hun werk, gaf een witte officier hun instructies: “Ik weet dat dit de gruwelijkste taak is die ieder van ons zal moeten doen, maar het moet nu eenmaal.” Burgemeestersvrouw Emilie van Kessenich is in het boek ook een terugkerende persoon. Zij werd door de Amerikanen gevraagd om ontspannende dansavonden voor de troepen te organiseren. Dit viel niet bij iedereen in goede aarde. De auteur haalt een dorpspriester aan die vanaf de preekstoel zelfs beweerde dat hij de voorkeur gaf aan de Duitse bezetting boven de “verderfelijke films en dansavonden” van de Amerikanen. Later ging Emilie zich inzetten om contact te leggen met de nabestaanden van de militairen die begraven waren in Margraten en die vaak weinig wisten over het lot van hun naaste. Tijdens een bezoek aan Amerika kreeg de burgemeestersvrouw van vele moeders het volgende te horen: “Ik geloofde niet in je. Ik wilde mijn kind thuis laten komen. Maar nu heb ik er vrede mee en laat ik mijn jongen in vrede rusten bij jou.” Gemeentesecretaris Joseph van Laar was de eerste Nederlander die toegang kreeg tot de begraafplaats in Margraten. Op een dag werd hij door een Amerikaanse kapitein gevraagd of hij hier zo nu en dan het graf van zijn neef wilde bezoeken en verzorgen. Deze vraag kon hij niet negeren. Al snel vroegen ook andere Amerikanen hem of hij hetzelfde wilde doen voor hun omgekomen kameraden. Omdat hij dit niet langer alleen kon doen, werd een burgercomité opgericht, onder voorzitterschap van pater Johannes Heuschen, dat vanaf 1945 lokale bewoners stimuleerde om een graf te adopteren. Volgens Edsel beschouwden de burgers van Margraten de begraafplaats als “geschenk aan de Amerikanen, een dankjewel voor hun vrijheid”. Dat de geur van de dood in de begintijd altijd in de lucht hing en dat er steeds weer trucks met lichamen arriveerden, namen ze voor lief. Al in de lente van 1946 had het lokale comité van burgers in Margraten voor elk graf iemand gevonden die de herinnering levend hield. De auteur benadrukt dat het ertoe doet “hoe we hen, die zijn gestorven in oorlog, herdenken en eren”: “Het biedt troost aan de nabestaanden. Het geeft hun offer betekenis. Het herinnert ons er allemaal aan dat vrijheid niet gratis is.” Dankzij de inspanningen van adoptanten werd geen leven vergeten. De bevelvoerend officier van een omgekomen majoor gaf in een brief aan diens ouders een troostende gedachte mee: er werd door een Nederlands gezin omgekeken naar zijn graf op de militaire begraafplaats Margraten. “De Nederlanders zijn nog altijd dankbaar voor onze hulp en zijn voorbeeldig omgegaan met onze troepen,” schreef hij, “en er is dus niet de minste twijfel dat deze familie het graf van uw zoon met zorg en toewijding zal onderhouden.” ‘Herdenk ons’ is een met vaart geschreven boek dat indruk maakt en ontroert. Het gaat niet over militaire strategieën, gevechten en internationale politiek, maar over de kern van wat oorlogen zo tragisch maakt, het sneuvelen van de mannen aan het front. Alle met zorg verzamelde persoonlijke verhalen, zowel die van Amerikanen als Nederlanders, laten een diepe indruk na van de impact die het sterven van elke individuele militair heeft. De bevolking van Margraten en omstreken vervulde een belangrijke, troostende rol voor de nabestaanden van de slachtoffers die op het ereveld begraven werden. Dit vormde de basis van het adoptieprogramma dat tot op de dag van vandaag succesvol is. Zeker in een tijd waarin de Europese relatie met de Verenigde Staten onder druk staat, heeft de in dit boek vertolkte boodschap van Amerikaans-Nederlandse verbroedering tachtig jaar later niets aan betekenis verloren. |
Beoordeling: | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |