TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ondernemen in oorlogstijd: Noord-Brabantse industrie tijdens de Tweede Wereldoorlog

Titel:Ondernemen in oorlogstijd - Noord-Brabantse industrie tijdens de Tweede Wereldoorlog
Schrijver:Bijsterveld, A. e.a.
Uitgever:Amsterdam University Press
Uitgebracht:2025
Pagina's:312
ISBN:9789048569335
Omschrijving:

Van oudsher is in Noord-Brabant veel industrie te vinden. Deze provincie is dan ook zeer interessant gekozen voor een beeld van ondernemerschap in oorlogstijd. Tijdens de oorlog kregen de hier gevestigde ondernemers te maken met een steeds verder verstarrende grip van de bezetter op de Nederlandse samenleving, inclusief pijnlijke dieptepunten zoals de Jodenvervolging en de gedwongen tewerkstelling van Nederlandse mannen in Duitsland .

Om deze situatie in beeld te brengen verscheen de bundel ‘Ondernemen in oorlogstijd’, samengesteld door Arnoud-Jan Bijsterveld en Henk van Mierlo. Bijsterveld is historicus en voormalig bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan Tilburg University. Van Mierlo was werkzaam als accountant en promoveerde in 2014 op een studie naar de ontwikkeling van de sigarenindustrie in Valkenswaard.

Ondernemers kwamen na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 in een lastige situatie terecht. Afhankelijk van de sector waar men in opereerde, had men een evenwicht te vinden tussen het overeind houden van het bedrijf, de belangen van de werknemers, het eigen levensonderhoud en de eigen veiligheid én er werd verwacht dat men politiek zo zuiver mogelijk bleef. Dit in een economie die nog niet hersteld was van de depressie van de jaren ‘30. De werkloosheid was hoog, de mogelijkheden voor buitenlandse handel (buiten Duitsland) verdwenen en de bezettingsmacht (inclusief de Nederlandse uitvoerders zoals de secretarissen-generaal) nam steeds ingrijpender maatregelen waar men aan diende te gehoorzamen. Daarbij hadden Nederlanders ook niet de ervaring van Belgische en Franse ondernemers na de Eerste Wereldoorlog dat er na bezetting afgerekend zou kunnen worden bij al te fanatieke samenwerking met de bezetter. Dat er na de geallieerde overwinning een zuivering volgde was voor sommigen moeilijk te verkroppen. Immers, onder bezetting hadden ze niet de keuzevrijheid gehad “die vele anderen zich konden veroorloven” omdat men “de verantwoordelijkheid droeg voor zijn bedrijf en hen die daarin werkten”.

Na een uitgebreide introductie waarbij vooral de berechting ná de bevrijding aan bod komt, worden drie sectoren en vier bedrijven nader bekeken. De sectoren zijn de Tilburgse textielindustrie (specifiek de wollenstoffenindustrie), de sigarenindustrie en leder- en schoenfabrieken. Bij de bedrijfsstudies komen sigarenfabrieken, golfkartonfabriek de ‘Zuid-Nederlandsche Handelsmaatschappij v/h A. van Dam', 'IJzergieterij De Etna' en conservenfabrikant ‘Hero Breda’ aan bod.

De artikelen over de sectoren lenen zich niet echt voor vergelijkingen of het trekken van algemene conclusies over ondernemen in oorlogstijd. Daarvoor zijn de verschillen in aanpak tussen de auteurs te groot. De ene keer wordt er zeer nauwgezet een brede context geconstrueerd waarin vele aspecten worden meegewogen. Anderen zoomen meer in op een specifiek aspect en laten andere aspecten (grotendeels) buiten beschouwing.

Deze verschillen lijken in de eerste plaats terug te voeren op de bronselectie. Niet ieder artikel put even uitgebreid uit bronnen uit de bezettingstijd. Wanneer een auteur bijvoorbeeld met name put uit dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), gaat het betreffende artikel vooral over de (gerechtelijke) afhandeling ná de oorlog en minder over het ondernemen tijdens de oorlog zelf. Te meer omdat genoemde zaken doorgaans draaiden over collaboratie en politieke betrouwbaarheid en daardoor in de kern een zeer onvolledig beeld geven.

Het artikel van Frank de Jong over de Tilburgse textielindustrie is zo’n hoofdstuk dat een meer afgebakende aanpak kent. Er komt met name aan bod hoe er samen met Duitse functionarissen een structuur van zwarthandel gevonden werd waarin diverse partijen veel geld konden verdienen met vrijwillige leveringen aan de bezetter. Deze leveringen kwamen boven op de leveringen die fabrikanten sowieso al opgelegd kregen. Er ontstaat een duidelijk beeld dat de bezetter tevreden was over de samenwerking met bedrijven in de wollenstoffenindustrie. Men werd in genoemde gevallen in elk geval niet gedwongen een Verwalter (beheerder) aan te stellen, iets wat bij bijvoorbeeld Philips wel gebeurde.

De keerzijde van deze afbakening is dat onderwerpen zoals de NSB of de Jodenvervolging in dit hoofdstuk onbesproken blijven. Deze keuze komt toch wat vreemd over. Van Tilburgse Joden is volgens het Joods Cultureel Kwartier (JCK) bekend dat ze met name ook in de textielindustrie werkten. Het (voor de oorlogstijd) meest recente cijfer dat het JCK geeft is 1930 waarin 171 Joden in Tilburg en omgeving gevestigd waren, maar, zo geeft men aan, in de jaren ‘30 hebben ook veel Joodse vluchtelingen uit Duitsland zich hier gevestigd. Het is dus zeer goed denkbaar dat er enkele tientallen Joden werkzaam waren in deze sector.

De sigarenindustrie komt in twee interessante artikelen - geschreven door Van Mierlo - aan bod. In deze hoofdstukken is wel voor een brede analyse op vele aspecten gekozen. Deze analyse wordt daarbij ook zeer gedegen ondersteund met tabellen en grafieken die het inzicht versterken. De sigarenindustrie werd al vrij snel opgedragen een significant deel van de productie aan de Wehrmacht te leveren. Voor Wehrmacht-opdrachten werden daarbij vaak bestaande Nederlandse (branche)organisaties zoals Rijksbureaus als doorgeefluik gebruikt. Doordat Nederlandse ambtenaren de opdrachten aan bedrijven doorgaven werden deze door fabrikanten al snel als overheidsopdrachten gezien. Door importbeperkingen kromp gedurende de oorlog de sigarenproductie steeds verder wegens gebrek aan grondstoffen. Hierdoor werd de productie steeds meer geconcentreerd bij een kleiner aantal fabrieken. Het gevolg was dat zo’n 22.000 werknemers de sector verlieten en daardoor meer risico liepen bij de Arbeitseinsatz terecht te komen. Wel probeerden fabrikanten hier nog iets in te betekenen door ‘loonopdrachten’ van Duitse fabrikanten te aanvaarden of andere producten te gaan produceren.

Bijzonder is het verhaal over sigarenfabrikant ‘De Huifkar’. Deze fabrikant wist luxe sigaren af te laten nemen door hooggeplaatste nazi’s zoals Hermann Göring en Arthur Seyss-Inquart. Als gevolg hiervan wisten ze onder gedwongen levering aan de Wehrmacht uit te komen en genoot men enige bescherming tegen maatregelen waarmee concurrerende fabrikanten geconfronteerd werden.

De ‘arisering’ van het Nederlandse bedrijfsleven komt het meest schrijnend naar voren in het verhaal van de hand van Ton Kox over de golfkartonfabriek Van Dam. Bij dit bedrijf duurde het door juridische procedures tot 1949 voordat de oorspronkelijke (Joodse) eigenaar zijn bedrijf weer volledig in bezit had. Ondertussen had de Duitse leidinggevende, die in de tussenliggende jaren de aandelen in handen had, op meerdere manieren fors geld verdiend aan deze overname. Dit terwijl hij zelf zijn financiële verplichtingen omtrent de overname niet volledig was nagekomen.

In een zeer boeiend artikel van Paul M.M. Klep wordt voorts de roerige oorlogsgeschiedenis van ijzergieterij ‘De Etna’ beschreven. Hier werd een Duitse Verwalter aangesteld door het bezettingsregime. Deze beheerder had zeker in het begin veel problemen met de oorspronkelijke eigenaren. Deze bleven zich nadrukkelijk anti-Duits opstellen. Maar het was juist dit anti-Duitse sentiment dat ervoor gezorgd had dat er een Verwalter was aangesteld. Hij gaf leiding aan het bedrijf en zorgde ervoor dat de productie vooral ten dienste van de bezetter en diens oorlogsinspanningen kwam te staan. Opvallend is verder dat in de bezettingsperiode de sociale voorzieningen voor werknemers verbeterden. De werknemersvoorzieningen in de fabriek werden verbeterd. De werkweken werden weliswaar langer, maar daarbij regelde de Verwalter extra maaltijden voor het personeel en gingen de lonen omhoog. Er kwam een pensioenfonds en een invaliditeitsfonds waarin het bedrijf ook enkele malen stortingen deed.

Van Mierlo vat in zijn beschrijving over Brabantse sigarenmakers het handelen van ondernemers in de oorlogsperiode treffend samen: “Alles overziend blijkt dat de strategische keuzes die directieleden van de beschreven bedrijven maakten, doorgaans niet werden ingegeven door Duitsgezindheid. Veeleer speelden eigenbelang, amoreel opportunisme, winstbejag en wellicht enige naïviteit een doorslaggevende rol. Ongetwijfeld heeft de ondernemersmentaliteit om winstkansen te benutten zodra deze zich voordoen - en zo de positie van het bedrijf en zichzelf te verbeteren - deze keuzes een extra impuls gegeven.” Dit beeld is niet uniek voor sigarenmakers. Het sluit dan ook aan op andere publicaties waarin ondernemerschap in het Derde Rijk bestudeerd is.

Alles bij elkaar biedt deze bundel een zeer interessante introductie op Brabants ondernemerschap. Door de keuzes die de samenstellers en auteurs gemaakt hebben is het boek anekdotisch van aard en ligt er nog veel ruimte voor verdere verdieping wat betreft enkele sectoren. Uiteindelijk zijn de verschillende verhalen wel zo gevarieerd dat de lezer in elk geval zich een indruk kan vormen van de complexiteit van ondernemen in oorlogstijd.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Patrick Schellen
Geplaatst op:
16-06-2025
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen