TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

Het boek heeft tot taak het verheffen en veredelen van onze volksche waarden.

Nadat in de jaren negentig een lijst met de k-nummers en de daarbij behorende drukkerijen opdook, onderzocht Harold Makaske het mysterie van deze cijfercodes die drukkers verplicht op al hun werk moesten plaatsen. De k-nummers vormden de eerste schakel tussen de papierdistributie en de censuur. Dit artikel is in zekere zin een uitwerking van zijn eerdere verhaal en beschrijft de papierdistributie en censuur tijdens de bezettingstijd.


Bron: Collectie auteur

Papierdistributie

Al op 29 augustus 1939 bracht de regering de grondstoffen voor het maken van papier onder de Distributiewet. Met de zogenaamde Papierbeschikking 1939 Nr.1 werd het Rijksbureau voor Papier opgericht. Alle papierfabrikanten waren verplicht “schriftelijk opgave te doen van zijn voorraden papiergrondstoffen, benevens van zijn voorraden van: aluminiumsulfaat, gips, kalk, aardappelmeel, wolvilten, porseleinaarde, chloorkalk, chloor, caustische soda, koperdoeken en steenkolen.” Zonder toestemming mochten deze zaken niet meer worden verhandeld.[1]

Een week later scherpte de minister van Economische Zaken de regeling aan. Deze goederen mochten zonder toestemming ook niet meer worden vervoerd en gebruikt. De hele papierfabricage kwam zo onder toezicht.[2] In oktober 1939 verleende de directeur van het Rijksbureau een algemene vrijstelling voor het vervoerverbod. De verkoop en het gebruik van papier was niet gereguleerd. De distributie betrof uitsluitend de grondstoffen voor de papierproductie.


Bron: Collectie auteur

Drukkerijen speelden in op de gewijzigde omstandigheden door hun klanten te wijzen op de kwaliteitsvermindering van papier. De folder van drukkerij Stegman uit Rotterdam is een voorbeeld. Daarmee riep de drukker zijn klanten op nog gebruik te maken van de oude kwaliteit door nu drukwerk te bestellen, “want het is minder prettig om over eenigen tijd papier te moeten gebruiken van een kwaliteit waar U zich bij gebruik telkens aan ergeren moet en waar U bovendien nog meer voor heeft betaald.”[3] Een vooruitziende blik, want de papierdistributie liet niet lang op zich wachten.

Na de Duitse inval werd het ministerie van Economische Zaken omgedoopt tot Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Secretaris-generaal Hans Max Hirschveld bracht op 15 oktober 1940 ook papier en papierwaren onder de Papierbeschikking. Ze vielen daarmee voortaan onder de Distributiewet en mochten niet meer vrij worden verhandeld, vervoerd, in voorraad gehouden en verwerkt. Niet alleen de producenten, maar ook drukkerijen kregen met de regels te maken en kwamen zo onder toezicht te staan.[4] In mei 1941 werd bovendien de beschikking ook van toepassing op oud papier en de verwerkers daarvan.[5]

Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels

In de weken na de capitulatie bezocht de Duitse persattaché Willy Janke een aantal Haagse boekhandels en verzocht de eigenaren om anti-Duitse publicaties uit de handel te nemen. Naar aanleiding daarvan verzond de Vereniging voor de boekhandels – Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels (Vereeniging) – een circulaire aan haar leden waarin ze verzocht de anti-Duitse boeken te verpakken in “dichtgespijkerde kisten of in verzegelde pakken ter beschikking van de Duitsche autoriteiten” te houden. Dit zou ook gelden voor bibliotheken.[6]

In de Duitse bezettingsorganisatie werd direct het Sonderreferat Kultur-Austausch onder de Hauptabteilung für Volksauflärung und Propaganda opgericht. Deze afdeling viel onder het Generalkommissariat zur besonderen Verwendungen van Fritz Schmidt. Het Sonderreferat kreeg al snel de naam Referat Schrifttum en werd verantwoordelijk voor de censuur.

Tijdens een bestuursvergadering op 12 augustus 1940 discussiëren de bestuursleden van de Vereeniging over een Centrale Commissie van advies. De Duitsers hadden aangedrongen op zo’n keuringsraad. Het bestuur stelde voor de commissie als taakomschrijving te geven:

Nederlandsche uitgevers van advies te dienen omtrent de vraag of de inhoud van reeds verschenen en nog te verschijnen nieuwe boeken, brochures en andere niet periodiek verschijnende geschriften, en herdrukken van deze uitgaven, geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de in Nederland bestaande omstandigheden.[7]

In notulen van dezelfde vergadering stond ook dat de Duitsers hadden verklaard geen censuur vooraf in te voeren.


Bron: Collectie auteur

Al een week later kleurden de wolken boven de persvrijheid echter gitzwart. Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart kwam met Verordening 102. Daarin bepaalde hij in artikel 1:

Het ten uitvoer leggen van plannen op elk gebied van het uitgeven of vervaardigen, of den handel in drukwerken behoeft de goedkeuring van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied.

Overtreding van deze bepaling kon twee jaar gevangenisstraf of een boete tot 1000 gulden opleveren.[8]

Het duurde nog enige tijd voordat de organisatie om dit te regelen was opgezet. Het Duitse Referat Schrifttum, onder leiding van Dr. H. Lohse, had niet de expertise om Nederlandse teksten te beoordelen, dus moest dat binnen de Nederlandse overheid worden georganiseerd.

De Vereeniging was wel zeer voortvarend met haar circulaire uit mei waarin de verkoop en het uitlenen van anti-Duitse boeken werd verboden. Pas in oktober 1940 meldde secretaris-generaal Hendrik Jan Reinink van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in de Staatscourant dat de Duitsers hadden bepaald dat de “leiders van alle bibliotheken verplicht [waren] anti-Duitsche literatuur achter slot en grendel te bergen en dus niet meer uit te leenen.”[9]


Bron: Collectie auteur

Scholen waren al in september aangeschreven dat zij “alle boeken, tijdschriften, plaatwerken, atlassen en dergelijke, welke een anti-Duitsche strekking hebben” moesten verwijderen. “De aldus verwijderde werken dienen, behoorlijk afgesloten, afzonderlijk te worden bewaard.” Om te duiden wat onder anti-Duitsch moest worden verstaan, schreef Reinink in de circulaire aan de scholen:

Te Uwer oriënteering kan ik U nog mededeelen, dat onder werken met anti-Duitsche strekking dienen te worden verstaan die, welke toespelingen, opmerkingen, beweringen of verdachtmakingen bevatten, welke het Groot-Duitsche Rijk, zijn volk, zijn leiding zijn politieke ontwikkeling en zijn houding ten opzichte van wereldbeschouwing en sociale en economische problemen in discrediet brengen of daartoe geschikt zijn.

Als voorbeeld werd een aantal schrijvers opgesomd. Opvallend is dat het uitsluitend Duitse schrijvers waren.[10]

Later verschenen ook de boeken van populaire Nederlandse schrijvers op de lijsten met verboden boeken. Dat waren onder andere titels van A. den Doolaard, Rie Cramer, A.M. de Jong, Multatuli en Simon Vestdijk. In de paragraaf Diversen stonden verboden drukwerken als 'Foto’s van Amerikaansche, Engelsche en Russische filmsterren', diverse kerkbladen en de 'HBS-agenda 1940-1941'.[11]


Bron: Collectie auteur

Ook verboden waren de 'Enkhuizer Almanakken 1941' en '1942'. Deze zijn wel gedrukt en ook deels verspreid. De jaren 1943 en 1944 zijn gecensureerd verschenen. Zo was het vermelden van de waterstanden om militair-strategische redenen verboden, maar konden de lezers wel nakijken dat een “pauwin” 31 dagen broedt.

Damesleesmuseum


Bron: Collectie auteur

Niet alleen boeken werden verboden. Het Haagse Damesleesmuseum is een in 1894 opgerichte particuliere bibliotheek die aan haar leden boeken uitleende. Op 28 juli 1941 besloot de Commissaris voor niet-commerciële Vereenigingen en Stichtingen dat de vereniging voor onbepaalde tijd werd geschorst en dat het gebouw dicht ging.

Nieuwe departementen

Eind 1940 splitste Seyss-Inquart het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in twee aparte ministeries. Het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming (OWK) kwam onder leiding van de Amsterdamse hoogleraar Duits Jan van Dam. Nadat in december 1941 de Nederlandsche Kultuurkamer door Seyss-Inquart was opgericht, veranderde Cultuurbescherming in de naam van het departement in Kultuurbescherming. Van Dam werd verantwoordelijk voor de censuur van lesmateriaal.


Bron: Collectie auteur

Het tweede nieuwe ministerie werd het Departement van Voorlichting en Kunsten (DVK). Dat stond eerst onder leiding van NSB’ers Tobias Goedewaagen. Hij werd eindverantwoordelijke voor de censuur van de kranten, tijdschriften en boeken, brochures en dergelijke. Op 1 februari 1943 volgde NSB’er Herman Reydon hem op. Al zes dagen later pleegde verzetsgroep CS6 een aanslag op de nieuwe secretaris-generaal, die aan de gevolgen daarvan in augustus van dat jaar overleed. Tot aan de bevrijding bekleedde vervolgens de nationaalsocialistische jurist jonkheer Sebastiaan Matheus Sigismund de Ranitz de functie.

Definitielijst

capitulatie
Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
Nederlandsche Kultuurkamer
Op 25 november 1941 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, ingestelde overkoepelende vakorganisatie van allen die werkzaam waren op het gebied van kunst en cultuur.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
Propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.

Kultuurkamer

Eind 1941 stelde Seyss-Inquart de Nederlandsche Kultuurkamer in. Alleen werkzaam in de cultuursector moesten verplicht lid worden. Niet alleen de schrijvers, maar ook uitgevers, boekhandelaren, bibliotheken en verhuurders van leesportefeuilles en het personeel van al deze bedrijven en instellingen moesten zich aanmelden. Dat gold zelfs voor “letterlievende” verenigingen die lezingen over literatuur organiseerden, aldus de verordeningen van Seyss-Inquart en de Nederlandsche Kultuurkamer.

Maar dat betekende niet dat iedereen kon toetreden. De latere secretaris-generaal van DVK, De Ranitz, schreef daarover in De Schouw, het tijdschrift van de Kultuurkamer:

Niet een ieder zal als lid van de Kultuurkamer kunnen worden opgenomen De President kan de toelating van hen weigeren, die de noodige betrouwbaarheid en geschiktheid missen.[…] Cultuurwerkers hebben een openbare taak. Daarom bestaan hier zedelijke eischen. Het zal mogelijk moeten zijn iemand, die kennelijk vijandig staat tegenover de volkgemeenschap, b.v. een communist, de toelating tot de Kultuurkamer te weigeren.[12]

Die president was de secretaris-generaal van DVK. Schrijvers en andere kunstenaars die onder pseudoniem publiceerden, moesten daarvoor toestemming krijgen van de president van de Kultuurkamer. Als het een “buitenlandsche of buitenlandsch klinkende” schuilnaam was, werd deze toestemming geweigerd. De Kultuurkamer was onderverdeeld in Gilden voor de verschillende kunstvormen. Voor journalisten, de periodieken en uitgevers en dergelijke was er het Persgilde. De literaire sector werden verenigd in het Letterengilde.

De Leidse hoogleraar Jan de Vries stond aan het hoofd van het Letterengilde. Hij schreef in De Schouw:

Slechts als de schrijver den weg weet tot de bronnen van het volksbestaan, ontsluit hij de poort voor de toekomst, de toekomst van zijn eigen roem, en wat oneindig veel belangrijker is, ook de toekomst van de zich van menschengeslacht tot menschengeslacht openbarende Idee. De letterkundige, die zijn plaats te midden van zijn volk weet, zal ook den weg tot het Letterengilde weten te vinden, en hij zal ter wille van het hoogere volksbelang de belemmeringen van dezen tijd van overgang overwinnen. De stroom des tijds stuwt voort; wie vertrouwen heeft in de toekomst laat zich willig meevoeren en wie in zich een roeping voelt kan niet werkloos aan den oever blijven staan. Het Letterengilde wil daarom allen omvatten, in een gemeenschappelijken dienst aan het Woord en een toegewijde dienst aan ons Volk.[13]


Bron: Collectie auteur

De Kultuurkamer had dus de taak allen die werkzaam waren in de cultuur te verenigen en de “Nederlandsche kultuur in het licht van haar verantwoordelijkheid tegen over volksgemeenschap te bevorderen”.[14] Het was een publiekrechtelijke organisatie met verordende bevoegdheden.


Bron: Collectie auteur

Het Letterengilde had geen directe invloed op de papierdistributie en censuur. De Vries zei daarover cryptisch in een interview:

Men zou zich kunnen voorstellen, dat in een tijd, dien wij nu beleven, schrijvers van een bepaalde soort niet zoo gemakkelijk toegang zouden kunnen krijgen tot het oor van het publiek, als schrijvers van een andere geaardheid. De beoordeeling daarvan ligt echter niet in de eerste plaatst op het gebied van het letterengilde. Een oordeel hierover komt aan het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten toe, dat blijkens zijn naam juist in dit opzicht deze taak op zich heeft genomen. Het Letterengilde heeft zich in dit opzicht te richting naar de beschikkingen van het departement.[15]


Bron: Collectie auteur

Ondanks deze geruststellende teksten was de weerstand groot en verschenen er oproepen de aanmelding te boycotten. Zo ging er een illegaal pamflet rond met de tekst:

In de kultuurkamer wordt de kunst gecorrumpeerd! Schrijvers, schilders, beeldhouwers, musici, kunstnijveren en bouwkunstenaars en gij allen die meneer Goedewaagen in opdracht van Seyss Inquart bijeen wil drijven in zijn gilden: Weet wat gij doet! Gij pleegt verraad en gij verbeurt het recht de kunst te dienen en den naam kunstenaar te dragen indien gij de Kultuurkamer kiest boven uw eer als artiest. [...] Weigert toe te treden tot de gilden! En maakt de afkondiging van de Kultuurkamer tot een leeg gebaar van de NAZI-hansworsten die vergeefs probeeren, het Nederlandsche volk en zijn kunstenaars te corrumpeeren.[16]

Het animo onder schrijvers zich te melden voor de Kultuurkamer was gering. Op de prominente schrijvers werd druk uitgeoefend om ze binnenboord te krijgen. Sommigen meldden dat zij niet langer publiceerden en probeerden zo onder de druk uit te komen, maar dat lukte lang niet altijd. De bekendste aanmeldingsbrief, die al tijdens de bezetting illegaal rondging, was van Adriaan Roland Holst. Hij schreef na een dreigement van Duitse zijde, dat hij zich aanmeldde omdat hij de Duitse strafwet respecteerde, maar voegde daaraan toe:

Naar men mij verzekert, is het aan de leiding dezer Kultuurkamer, te beslissen of ik al dan niet als lid zal worden goedgekeurd. Het moet mij van het hart, u te verzekeren, dat uw afkeuring door mij op hoge prijs zal worden gesteld.[17]

Definitielijst

NAZI
Afkorting voor een nationaal socialist.
Nederlandsche Kultuurkamer
Op 25 november 1941 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, ingestelde overkoepelende vakorganisatie van allen die werkzaam waren op het gebied van kunst en cultuur.

Toestemming DVK

Begin 1941 kreeg Seyss-Inquarts censuurverordening 102 uit 1940 handen en voeten. Het DVK richtte de Afdeeling Boekwezen op. Deze censuurafdeling stond onder leiding van de Leidse leraar Nederlands Jo van Ham en beoordeelde alle publicaties inhoudelijk. Pas na een positief rapport over het manuscript en wanneer daarna ook nog toestemming was verleend door het Referat Schriftum mocht met het uitgeven worden begonnen. Het DVK bepaalde ook het formaat en de oplage voor de uitgave.


Bron: Collectie auteur

Ondanks de papierschaarste bracht de uitgeverij die gelieerd was aan de Nederlandsche Kultuurkamer en het DVK, Uitgeverij De Schouw, eind 1941 naast het tijdschrift van de Kultuurkamer nog een nieuw boekentijdschrift op de markt: De boekenschouw voor het nieuwe Europa. In het eerste nummer werd de titel toegelicht:

Het is een wijdsche titel: Boekenschouw van het nieuwe Europa. Hij openbaart niets minder dan dat de redactie zich voorstelt maand na maand de boeken te schouwen, die zij meent als bouwsteenen voor het nieuwe Europeesche bewustzijn te kunnen beschouwen.[18]

In een volgend nummer probeerde de redactie begrip te kweken voor de overheidsbemoeienis:

Thans is het papier schaarsch en de overheid, toch reeds er op uit om in plaats van de onverschilligheid der vroegere machthebbers een levendige belangstelling voor het boek aan den dag te leggen, krijgt te beslissen over de waarde of onwaarde der uitgaven. Papier zal er zijn voor die boeken die daarvoor het eerst in aanmerking komen. Indien goede uitgaven achterwegen zouden moeten blijven, zou dit te betreuren zijn. Dat er noodgedwongen een strenge selectie zal plaats hebben, dat is ongetwijfeld een goede zijde van den toestand.[19]

De lezer hoefde niet over een grote politieke antenne te beschikken om te begrijpen uit welke hoek de wind de “noodgedwongen strenge selectie” kwam.


Bron: Collectie auteur

Tot begin 1942 viel de preventieve politieke censuur nog mee. Dat is in zekere zin logisch, want in Nederland waren nog verschillende politieke partijen actief en dat gaf een beperkte vrijheid. Zij konden wel brochures blijven maken, maar hun periodieken werden in de loop van 1941 verboden. Voor het Liberale Weekblad viel het doek al in februari. Van De Unie, het weekblad van de Nederlandsche Unie, verscheen het laatste nummer enkele maanden later op 17 juli. De partij staakte de uitgave nadat de Duitsche autoriteiten besloten het blad vooraf te censuren. De Weg, het weekblad van het Nationaal Front, kon tot 30 augustus 1941 uitkomen. Opmerkelijk is dat de socialist Johan Scheps tot in 1941 met zijn eigen uitgeverij Op Korte Golf openlijk zeer kritische brochures kon uitgeven. De socialistische partijen waren al in 1940 verboden. Na 1941 deed Scheps dat illegaal.


Bron: Collectie auteur

Deze relatieve openheid veranderde op 14 december 1941. De NSB vierde op die dag haar tienjarig bestaan en daar verklaarde Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart:

Van nu af bestaat er slechts één politieke wil der Nederlanders en wel die, welke voortspruit uit de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland.[20]

De overige politieke partijen werden verboden en ontbonden.

Consequentie van deze beslissing was dat tegenspraak niet meer werd geduld en de autoriteiten de censuurregels aantrokken. Vanaf 15 januari 1942 moest voor al het drukwerk, ook al had de drukkerij het papier nog op voorraad, toestemming worden gevraagd. Voor het uitgeven van onder andere boeken, brochures, prentbriefkaarten en dergelijke gold bovendien dat de teksten en illustraties vooraf inhoudelijk moesten zijn goedgekeurd.[21]

Daarmee was de politieke censuur op boeken en brochures compleet. Het DVK had na verloop van tijd 112 censors in dienst die de manuscripten lazen en daarover rapporten schreven. Daarbij werd niet alleen op politieke inhoud gelet, maar ook op culturele relevantie.[22]

Dat deze controle het aantal uit te geven boeken zou laten dalen, werd openlijk toegegeven. De Boekenschouw van het nieuwe Europa opende in juli 1942 met de constatering:

Wanneer de statistische gegevens over de boekenproductie in 1942 verschenen zijn, zullen wij vermoedelijk vrij sterke verschillen constateeren in vergelijking met de voorafgaande jaren. Men kan een zekeren teruggang in het aantal titels verwachten en willicht ook verschuivingen wat de onderwerpen betreft. De geringere hoeveelheid beschikbaar papier en de kritische rol die de Overheid ten aanzien van alle nieuwe uitgaven is gaan vervullen, zullen in meer dan één opzicht haar invloed doen gelden.[23]


Bron: Collectie auteur

Opgemerkt moet worden, dat bij de toetsing weinig onderscheid plaatsvond tussen nationaalsocialistische en andere uitgeverijen. De manuscripten die Anton Musserts uitgeverij NENASU bijvoorbeeld inleverde, kregen vaak vernietigende beoordelingen en de meeste kregen geen toestemming voor publicatie. Een ander voorbeeld is het boekje ‘Hoe de Leider voor Volk en Vaderland behouden bleef’ van autohandelaar en WA-man Nico Went. Hij schreef over de ‘onderduik’ van Mussert tijdens de meidagen van 1940. Mussert was tevreden over de tekst en liet zelfs nog een extra hoofdstuk toevoegen. Binnen de NSB werd echter schamper gereageerd op deze ‘hooiberg-brochure’ en zo belandde het boekje op de lijst met verboden boeken. Soms werden ook bizarre keuzes gemaakt. Zo gaf NENASU de serie ‘Nationaal-Socialistische Mijnbouw’ uit. De vier delen waren samen goed voor maar liefst ruim elfhonderd pagina’s onverkoopbare papier.[24]

Vanaf 22 juni 1942 verlaagde het Rijksbureau het vrijgestelde gewicht voor ‘vrij drukwerk’ van vijf naar tweeëneenhalve kilo. Alle opdrachten voor druk- en stencilwerk waar meer dan het vrijgestelde gewicht aan papier en/of karton voor nodig was, moesten ter goedkeuring worden voorgelegd aan één van de Districtscontrôlebureaus van het Rijksbureau. Deze verplichting betrof zelfs drukwerk voor eigen gebruik in een bedrijf of organisatie (b.v. personeelsbladen of interne circulaires). Rouwcirculaires en -rouwkaarten vielen buiten de regeling. Deze moesten overigens wel van een k-nummer zijn voorzien en mochten niet groter zijn dan 105 x 148 millimeter.

Op 22 maart 1943 verscheen de Beschikking Goedkeuring Drukwerkorders 1943 van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Daarmee werd de toestemming voor algemeen drukwerk weggehaald bij de districtsbureaus en gecentraliseerd naar het Rijksbureau. Artikel 4 bepaalde:

Een aanvrage om goedkeuring dient, voor zoover betreft boeken en brochures, vergezeld te gaan van een verklaring van den Secretaris-Generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, dan wel van den Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, dat de verwerking van de voor het beoogde doel benoodigde — nauwkeurig aangegeven — hoeveelheid papier of karton onder de huidige omstandigheden verantwoord kan worden geacht.[25]

Definitielijst

Nederlandsche Kultuurkamer
Op 25 november 1941 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, ingestelde overkoepelende vakorganisatie van allen die werkzaam waren op het gebied van kunst en cultuur.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
Rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
Volk en Vaderland
Het dagblad van de NSB.
WA
Afkorting van Weerafdeling, de knokploegen van de NSB.

Overtredingen

Hoewel de producenten van druk- en stencilwerk uitvoerig waren geïnformeerd over het verplichte gebruik van het K-nummer, bleek een aantal ondernemers Oost-Indisch blind of doof. In de Wegwijzer voor het grafische bedrijf, editie november 1942, klaagde de directeur van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie, H. Koechlin:

Leest U in een verloren uurtje of in de rustige avonden den geheelen Wegwijzer nog eens door. Maar al te veel hooren onze controleerende ambtenaren bij het constateeren van overtredingen nog als excuus: ik wist het niet. Inderdaad, de voorschriften zijn vele, maar wie ze zoo stipt mogelijk toepast, krijgt ook geen moeilijkheden.[26]


Bron: Collectie auteur

Drukkerijen kregen te maken met grote administratieve lastenverzwaringen waarvan de verplichting van het K-nummer misschien wel het minste was. Iedere prijsopgave moest worden voorzien van een calculatie en deze moest “ordentelijk” worden opgeborgen. De papiervoorraad diende op basis van de door het rijksbureau “verstrekte richtlijnen” te worden bijgehouden en dan was er nog de administratieve rompslomp van de papiertoewijzing. Mocht het allemaal niet lukken:

Tob dan niet langer en schrijf een briefje aan de Afdeeling Buitendienst met het verzoek om bezocht te worden door een rayonambtenaar. Deze zal U dan met raad en daad bijstaan.[27]

Het overtreden van de voorschriften moest per direct stoppen, want “aangezien hierop reeds herhaaldelijk is gewezen en overtredingen dus uit slordigheid worden begaan, is bepaald dat tegen begane overtredingen in het vervolg strafmaatregelen zullen worden genomen.”[28] Die werden door de Juridische Afdeeling van het rijksbureau zelf afgehandeld. Ernstige gevallen kwamen voor de Economischen Rechter.[29]

Dat drukkerijen ze zich niet identificeerden op illegaal drukwerk, waarbij werd gesjoemeld met papier, mag duidelijk zijn, maar minder duidelijk is of drukkerijen om principieel politieke redenen de bepalingen overtraden bij het maken van regulier drukwerk. Dat zal niet veel zijn voorgekomen, want het risico om te worden gepakt, was levensgroot. Bovendien werd het steeds moeilijker om zonder vergunning aan papier te komen.

Verantwoordelijkheid

Van belang is ook de bepaling dat de feitelijke drukker verantwoordelijk was voor het product en zijn k-nummer moest vermelden. Het nummer zegt dus niets over de aannemer van het drukwerk. Dit kon bijvoorbeeld gedaan zijn door de gelijkgeschakelde Arbeiderspers, die het vervolgens wegens drukte of andere redenen uitbesteedde aan de Utrechtse drukkerij Van Boekhoven, die veel fout drukwerk verzorgde. Het drukwerk bevat dan niet K 113 van de Arbeiderspers, maar K 2347 van Van Boekhoven. Het was ook mogelijk dat een boek verschillende K-nummers bevatte als een drukkerij niet alles zelf kon drukken. Zo zullen er boeken zijn met drie K-nummers: op het boekblok (de inhoud), op de gedrukte kaft èn op de papieren stofomslag. Heimelijk als onderaannemer een graantje meepikken van werk dat foute uitgeverijen en drukkerijen uitbesteedden kon dus niet langer. Door het K-nummer viel je dan door de mand.

VK-nummer

Naast drukwerk met een kennummer bestaat er ook drukwerk met een VK-nummer. Hierover verschaft de Wegwijzer ook duidelijkheid. Dat betrof drukwerk dat bestemd was voor export naar Duitsland. Het cijfer van de drukkerij bleef gelijk, maar de K moest in dat geval worden vervangen door VK.

Vijf ponden

Aanvankelijk waren er slimme drukkers die bewust dunne boekjes in kleine oplage lieten verschijnen waarvoor niet meer dan de vrijgestelde tweeëneenhalve kilo papier nodig was. Dat gebeurde vooral voor illegale bellettrie. Een voorbeeld is uitgever-boekhandelaar A.A. Balkema. Hij publiceerde een ‘illegale reeks’ met maar liefst 19 titels uit onder de naam ‘De Vijf Ponden-Pers’.

Deze maas in de wet werd echter snel gedicht. Vanaf 12 augustus 1943 verviel de vrijstelling. Vanaf dat moment was toestemming nodig voor al het drukwerk.[30] Een maand later werd echter stencilwerk ‘ten eigen behoeve’ weer uitgezonderd.[31]

Ondertussen was de organisatie van de grafische sector ook gereorganiseerd. De bedrijven kregen vanaf 1 juli 1943 te maken met het nieuw opgerichte Rijksbureau voor Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie. Op grond van de Beschikking Papier, Papierverwerkende en Grafische Industrie 1943 moesten alle bedrijven, drukkerijen en toeleveranciers daarvan, zoals makers van loodzetsels en stempels, zich verplicht aanmelden bij dit bureau. Zonder aanmelding was de bedrijfsvoering in deze sectoren verboden.

Op dezelfde datum kwamen nieuwe voorschriften naar buiten over de toegestane massa van papiersoorten, het toegestane gebruik van papiersoorten en drukinktkleuren. Artikel 20 bepaalde dat uitsluitend de in de bijlage genoemde artikelen van papier en karton mochten worden vervaardigd. Voortaan was dus de productie van alles verboden tenzij het expliciet was toegestaan.

In 1944 volgde nog een verbod op de productie en verkoop van agenda’s, kalenders, almanakken e.d. voor de volgende jaren.[32]

Levering aan Duitse instanties

Op levering van drukwerk aan Duitse instanties waren weer andere regels van toepassing. Eén daarvan was dat voor het drukwerk voor Duitse instanties en personen in geen geval meer berekend mocht worden dan voor gelijksoortige Nederlandse opdrachten. Dat zelfs nationaalsocialistische kameraden hier de hand mee lichten, blijkt uit bewaard gebleven correspondentie van Oostfrontstrijder Johan Hommes over zijn boekje ‘Het sprookje van den Veldgrijzen Strijder’. Dit boekje werd in 1944 in opdracht van de Germanische Leitstelle van de SS verzorgd door de drukkerij van Anton Mussert, N.V. drukkerij v/h Bosch en zn. in Utrecht. Zijn uitgeverij NENASU zorgde voor de vormgeving. Deze bedrijven van de NSB-leider presteerden het niet alleen zonder toestemming voor papiergebruik, een aantal clandestien gedrukte exemplaren te laten inbinden en te leveren aan de schrijver, maar draaiden de SS vervolgens ook nog een financiële poot uit. De schrijver vroeg de uitgeverij de rekening aan de SS met honderd gulden te verhogen en dat bedrag aan hem uit te keren.

Hommes schreef het hoofd van de uitgeverij:

Kameraard Bartels, ik ken U als een kameraad, die hart heeft voor de uitgave van mijn boekje en hoop dan ook, dat U een gunstige doorvoering van mijn plan naar krachten zult ondersteunen.

Het Leidend Beginsel van de NSB, waarin stond dat het persoonlijk belang ondergeschikt was aan het groeps- en landsbelang, was hier blijkbaar niet van toepassing, want zonder te schromen honoreerde Bartels deze daad van ‘nazi-solidariteit’ en verhoogde de rekening met honderd gulden. De SS vond het geen probleem en betaalde zonder morren de rekening, waarna NENASU de illegaal gedrukte boekjes opstuurde en het bedrag overschreef op de rekening van de schrijver.[33]

Definitielijst

nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

Kranten en periodieken


Bron: Collectie auteur

Over de regulering en censuur van journalisten en kranten- en tijdschriftenbedrijven schreef René Vos het boek ‘Niet voor publicatie. De Legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting’. Zijn proefschrift geeft een uitstekend overzicht van de verschillende maatregelen. Ook interessant is het boek van H.A. Goedhart ‘De Pers in Nederland’. Dit boek verscheen in 1943 onder auspiciën van het DVK. Het boek is dus van nationaalsocialistische signatuur, maar bevat de regelingen die op journalisten van toepassing waren. Graag verwijs ik naar deze twee uitgaves.

Scholen


Bron: Collectie auteur

Voor het toezicht op het gebruikte drukwerk in het onderwijs was het departement van Van Dam verantwoordelijk. OWK stuurde diverse circulaires over leesboeken die verboden waren. Ging het in oktober 1940 vooral om de anti-Duitsche en/of anti-nationaalsocialistische literatuur, dit werd gevolgd door een verbod op het gebruik van “Joodsche en Marxistische literatuur, als ook van werken, geschreven door personen van aanvankelijk Duitsche nationaliteit, die, naar den vreemde uitgeweken, thans aldaar Groot-Duitschland en het nationaal-socialisme bestrijden.”[34]. Niet lang na dit rondschrijven ontvingen de scholen een nieuwe brief. Daarin werd erop gewezen dat de Duitse Commissaris-Generaal voor Bestuur en Justitie nog een keer duidelijk wilde maken dat hij “alle boeken van Joodsche schrijvers” verbood.[35]

Het onderwijs had niet alleen te maken met de verboden boeken in de bibliotheek, maar nog ingewikkelder: de censuur van de lesboeken. Om die te beoordelen richtte het departement de Commissie Voorlichting voor Leerboeken op.[36] Al in november 1940 ontvingen scholen een lijst met boeken waarvan het gebruik “tot nader order” was verboden. De bijgevoegde lijst was acht pagina’s lang. Boeken met titels als ‘Vrolijk volkje’, ‘Een vrolijk lied’, ‘Een alleen… is maar verdrietig’, ‘Het Ruisende woud’, ‘Bonte bloemen’, ‘Blad en Bloem’, ‘Omhoog de harten’ en ‘’t Zingende leven’ waren blijkbaar zo politiek subversief of verdacht dat ze vooralsnog achter slot en grendel moesten.[37]

OWK had het er maar druk mee. Tussen december 1940 en oktober 1941 verschenen maar liefst zeven lijsten met schoolboeken die na aangebrachte wijzigingen weer gebruikt konden worden. En dan waren er ook nog nieuw uit te geven schoolboeken, wetenschappelijke boeken en programma's voor onderwijsinstellingen. Ook deze moesten ter beoordeling worden voorgelegd aan het departement. In oktober 1942 zou een catalogus van schoolboeken verschijnen. Door een reeks van problemen en aanpassingen liet de uitgave op zicht wachten tot in 1943. Scholen konden uiteindelijk het boek bij de Staatsuitgeverij bestellen voor 4,50 gulden.[38]


Bron: Collectie auteur

Met de splitsing van het voormalige departement OCW was ‘Onderwijs’ in de naam van het ministerie vervangen door ‘Opvoeding’. Dat onderstreepte de andere filosofie die werd gepredikt. Het departement gaf het tijdschrift Opvoeding, Wetenschap, Kultuurbescherming uit. Naast de officiële mededelingen en vacatures van scholen voor leerkrachten bevatte het blad ook artikelen die overduidelijk met een ideologisch sausje waren overgoten. Over de kultuur leerden de lezers bijvoorbeeld:

Wij moeten naar de natuurlijke relaties, gegrond in mythe en stambewustzijn. Eerst dan scheppen we de mogelijkheid, werkelijke kultuurdragers te zijn.[39]

Definitielijst

nationaal-socialisme
Een door Hitler opgestelde politieke ideologie, die gebaseerd was op de superioriteit van het Germaanse ras, het leidersprincipe en een fel nationalisme dat gevoed werd door de harde Vrede van Versailles. Het Nationaal-socialisme was anti-democratisch en racistisch. De leer werd uitgewerkt in Mein Kampf en georganiseerd in de NSDAP. Het Nationaal-socialisme vormde van 1933-1945 het fundament van het totalitaire Hitler-Duitsland.
socialisme
Politieke ideologie die streeft naar geen of geringe klassenverschillen. Produktiemiddelen zijn in handen van de staat. Ontstaan als reactie op het kapitalisme. Karl Marx probeerde het socialisme wetenschappelijk te onderbouwen.

Bijzonder onderwijs

De Duitse nazi’s hadden niet veel op met het Nederlandse onderwijssysteem. De pacificatie van 1917 had de financiering van het bijzonder onderwijs gelijkgetrokken met dat van het openbaar onderwijs. Inhoudelijk bleef het bijzonder onderwijs echter in grote lijnen – binnen de landelijk vastgestelde leerdoelen – autonoom in de vormgeving van het onderwijs en de lesstof. Dat stond haaks op de wens van de Duitse nationaalsocialisten die een centraal aangestuurd onderwijs voorstonden. Daarmee stonden zij ook tegenover de NSB. In 1938 presenteerde Mussert de brochure ‘Grondslagen voor het lager- en middelbaaronderwijs in den Nationaal-Socialistischen Staat’. Daarin liet hij het bijzonder onderwijs in takt. Er zouden drie corporaties komen: voor het de openbare scholen (Volksscholen), de katholieke en de protestantse zuil.[40]

Seyss-Inquart probeerde via secretaris-generaal Van Dam grip te krijgen op het bijzonder onderwijs. Hij deed dat met Verordening nr. 137 van 25 juli 1941. Daarin bepaalde hij:

Teneinde een ontwikkeling van het gesubsidieerde bijzonder onderwijs in overeenstemming met de onder de huidige omstandigheden te stellen eischen te waarborgen, is de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming bevoegd de wettelijk vastgestelde voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie uit openbare kassen aan te vullen door scherp omlijnde voorwaarden betreffende de samenstelling van het leerplan en het gebruik van leermiddelen.

De secretaris-generaal kreeg dus direct invloed op het lesmateriaal en kon dat censureren. Voor zijn benoeming had Van Dam al een nota geschreven waarin hij het opheffen van het bijzonder onderwijs bepleitte. Daarom was hij ook voor Seyss-Inquart de ideale kandidaat om leiding te geven aan het onderwijsdepartement.[41]

Het is logisch dat het politiek gedreven departement niet alleen boeken verbood, maar ook ideologisch gewenste teksten propageerde. Hiermee is goed te illustreren dat Van Dam problemen ondervond met de organisatie van het bijzonder onderwijs. Op 15 januari 1943 wees de secretaris-generaal de scholen op het boek ‘Onze voorouders’ van de Leidse professor en leider van het Letterengilde Jan de Vries. Hoewel de schrijver geen NSB-lid was, sympathiseerde hij wel met het nationaalsocialisme. Van Dam schreef over zijn uitgave:

Hierin wordt van het leven der Germanen een zeer objectief en duidelijk beeld gegeven, dat in menig opzicht volkomen afwijkt van de dusver vaak op dit stuk gegeven onjuiste voorlichting. Mitsdien acht ik het van belang dat het geschrift als handleiding bij het onderwijs in de geschiedenis en als leesboek wordt gebruikt.[42]

Het boekje verscheen bij uitgeverij De Schouw, die was gelieerd aan de Nederlandsche Kultuurkamer, en kan moeilijk anders worden gezien dan nationaalsocialistische propaganda.

De hoogleraar beschreef de Germaansche voorouders vooral op basis van het 2000 jaar oude boek van de Romeinse geschiedschrijver Tacticus. Door dat boek zijn “wij in menig opzicht over de toenmaligen toestanden goed ingelicht.”,[43] aldus De Vries. De Germanen, met de fysieke kenmerken “felle, blauwe ogen, rondblonden haren en geweldige lichaamsbouw”[44] waren vooral landbouwers. Maar: “In die tijd was elke man, als er oorlog dreigde, ook krijgsman”.[45] Tacticus beschreef dan ook de strijdlust van de Germanen:

In de strijd waren zij sterk door hun onweerstaanbare aanvalskracht, maar wanneer het er meer op aankwam een onderneming met geduld en doorzettendheid tot een goed einde te voeren, dan verslapte hun ijver; de wil om een zaak aan te pakken zou dus groter zijn dan de vasthoudendheid bij de uitvoering.[46]


Bron: Collectie auteur

Deze labbekakkerige houding paste niet in de nazi-leer en daarom haastte De Vries zich om daaraan toe te voegen:

Toch vraagt men zich af of deze voorstelling wel geheel juist is; wij denken slechts aan het oneindige geduld waarmee de Germaansche kunstenaars hun versieringen in hout en metaal hebben aangebracht.[47]

Wie ‘men’ was en hoe wetenschappelijk verantwoord de relatie was tussen het geduld van kunstenaars en dat van krijgslieden liet de professor in het midden.

Het boekje had ook een hoofdstuk over De godsdienst der Germanen. De Vries constateerde dat de Romeinse schrijver weinig over de goden meldde. Daarom keek hij naar de overleveringen uit Scandinavië en somde de belangrijkste goden uit die lokale volksverhalen op. De verering vond plaats in “heilige bossen onder de open hemel”.[48] En, belangrijk was ook:

Behalve goden geloofden de Germanen ook aan andere bovennatuurlijke wezens. Daaronder waren behulpzame zoals dwergen en alven, maar ook gevaarlijke zoals reuzen.[49]

Van Dam adviseerde deze tekst met klem te gebruiken in het onderwijs en stelde het zelfs verplicht voor de openbare scholen. Blijkbaar durfde hij het niet aan om dat ook te doen voor het bijzonder onderwijs. Dat de besturen en toezichthouders van het bijzondere onderwijs weinig ophadden met deze nationaalsocialistische verering van de voorouders, blijkt uit correspondentie.

Een maand na de brief van OWK ontvingen de katholieke scholen een brief van het R.K. Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding. Directeur Verhoeve reageerde in opdracht van Z.H. Exc. Den Aartsbisschop van Utrecht op Van Dams aanbeveling:

Ten aanzien van het boekje ‘Onze Voorouders’ bestaan bij het Hoogwaardig Episcopaat principiële bezwaren, en het is daarom Zijn verlangen, dat het als leermiddel op onze scholen niet wordt toegelaten.[50]

De religie en politiek botsten. De Germaansche dwalingen over dwergen, alven en reuzen mochten de tere, zalig katholiek gevormde kinderzieltjes uiteraard niet van de wijs brengen. Zo kwam ineens de censuur vanuit een andere hoek aanwaaien. De Germaansche nazi’s legden het af tegen de Roomsche Katholieken.


Bron: Collectie auteur

In 1943 verscheen ‘Sibbe en Stamboom. Leerboek der sibbekunde voor de hoogste klassen der lagere school en de jeugd, die de school reeds heeft verlaten’. De schrijver was H.R. Scholten, een onderwijzer aan de openbare uloschool te Terborg.

De leerlingen kregen met het boekje het gewenste “stambewustzijn” bijgebracht en leerden hoe ze een stamboom konden maken. In die lesstof sijpelde op subtiele wijze ook de nationaalsocialistische racistische idealen in de hoofden van de leerlingen:

Als wij onze sibbe zo eens vluchtig doorgaan, zullen we spoedig opmerken, dat er hier en daar nog wel iets aan te merken valt. Wees er steeds op uit om er aan te verbeteren. Wat een ieder voor zijn sibbe doet, komt ten goede aan het hele volk! Ontdek de slechte invloeden, die ons volk bedreigen, en roei ze uit. Spoor de waardevolle krachten op, die ons groot zullen maken.[51]

Die waardevolle krachten kwamen verderop in de tekst uit de Germaansche mouw:

Een Vlaamse boer, een Duitse mijnwerker of Noorse visser stemt in zijn denken en doen meer met ons overeen dan een Negerfransman, Papoea of Bosjesman. In ruime zin gesproken is elk lid van dit grote Germanenvolk een verre bloedverwant van ons. Daardoor komt, dat wij ons tot die volkeren sterk aangetrokken voelen. Via onze sibbe- en volksverbondenheid komen we vanzelf tot de bloedverbondenheid van alle Germaanse volkeren.[52]

Hoewel voor deze uitgave papier was vrijgemaakt, is het maar de vraag of dit overduidelijke nationaalsocialistische leerboekje op veel scholen is gebruikt.

Schriften

Boeken waren niet de enige leermiddelen die problemen opleverden voor scholen. Ook het gebruik van bijvoorbeeld schriften werd beperkt. Begin 1943 werd de inkoop ervan aan banden gelegd. In juli van dat jaar ging het departement nog verder: leerlingen mochten tussen mei 1943 en april 1944 gemiddeld maar acht schriften gebruiken. De toewijzing ervan aan scholen geschiedde op basis van het aantal leerlingen.[53]

Definitielijst

nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Nederlandsche Kultuurkamer
Op 25 november 1941 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, ingestelde overkoepelende vakorganisatie van allen die werkzaam waren op het gebied van kunst en cultuur.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
propaganda
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.

Het laatste jaar

Terwijl in 1944 niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit van het papier sterk terugliep en boeken steeds soberder werden geproduceerd, droomden de nationaalsocialisten nog steeds over de toekomst. A.D. Oosthoek schreef in De Schouw:

Het boek van de toekomst zal niet in de eerste plaatst ‘koopwaar’ dienen te zijn, het zal een kultuurbezit moeten worden, dat tot taak heeft het verheffen en veredelen van onze volksche waarden.[54]

Er viel echter al snel weinig meer te verheffen en te veredelen door de zwarte kameraden. Op 6 juni zetten de geallieerden voet op Franse bodem en begon de moeilijke tocht naar Berlijn. In het oosten brachten de Sovjetlegers de Duitsers en hun vrijwilligers uit allerlei landen, waaronder Nederland, grote verliezen toe. De ‘kulturele’ sector kreeg het ook steeds moeilijker. De maatschappelijke problemen stapelden zich op. Mannen liepen het gevaar van straat te worden geplukt om naar de Duitse oorlogsindustrie te worden gestuurd en vrouwen kregen het steeds lastiger om de benodigde levensmiddelen te vinden. De enige winkels die nog leken te floreren waren de boekhandels. Zij kregen weliswaar weinig nieuwe boeken geleverd, maar de vraag naar boeken was zo groot dat de oude ‘winkeldochters’ als zoete broodjes over de toonbank gingen.[55] Mensen bleven veilig thuis en zochten bij een schamele brandend lampje ontspanning en afleiding door te lezen.

Ondertussen bleven de nationaalsocialisten hun greep op de sector uitbreiden. Aanvankelijk waren de wetenschappelijke en schoolboeken buiten het bereik van de Kultuurkamer gebleven. Van Dam en zijn OKW hielden zelf het toezicht op de organisatie van de leermiddelen. Dat veranderde in juli 1944 toen het Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten, ondertussen onder leiding van De Ranitz, ook die sector naar zich toetrok. Uitgevers van wetenschappelijke en schoolboeken dienden zich “ten spoedigsten” voor aanmelding van het Letterengilde op te geven. Dat gold ook voor schoolboekhandelaren en andere boekhandelaren voor wat betreft de wetenschappelijke en schoolboeken.[56]

Na Dolle Dinsdag, 5 september 1944, was de NSB in ontbinding. Ook de nationaalsocialistische ambtenaren op de departementen waren voor een groot deel gevlucht. Hoofdredacteur J.C.A. Coucke van De Haagsche Courant schreef op woensdag 6 september een gewaagd commentaar waarin hij constateerde dat allerlei officiële instanties ineens onbereikbaar waren:

Juist nu er kans is op nabije oorlogshandelingen is dit toch wel allerzonderlingst, en bovendien in strijd met het decreet van den rijkscommissaris, waarbij verlangd werd. dat een ieder zijn beroep, ambt of bedrijf op de gewone wijze moest blijven verrichten. Hetzelfde geldt voor het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, dat gisteren plotseling gesloten is en de bonzen – alle N.S.B.-ers – zijn zonder meer afgereisd. De lagere ambtenaren werden achtergelaten, zij mochten naar huis. [...] Een dergelijke angstpsychose hadden wij zeker niet verwacht van menschen, die verklaard hebben, zelfs voor hun ideaal te willen sterven.[57]


Bron: Collectie auteur

Het dagelijks leven ontwrichtte verder toen het personeel van de Nederlandsche Spoorwegen ruim een week later, 17 september, in staking ging. De Duitse autoriteiten grepen de Spoorwegstaking aan de distributie van voedsel en brandstoffen te minimaliseren. Terwijl de Nederlanders onder de rivieren al waren bevrijd, begon in met name het westen van het land de Hongerwinter. Op 5 december 1944 tekende aankomend schrijver Johannes Jacobus Voskuil, bekend van ‘Bij nader inzien’ en de romancyclus ‘Het Bureau’, het dagelijks leven in Den Haag op in zijn dagboek:

Per maaltijd krijgen we twee sneetjes brood, per dag twee aardappelen. Boter en broodbelegging zijn niet meer te krijgen. In de stad is geen feestverlichting, want er is geen licht meer. Er zijn geen versierde etalages. Niemand trouwens die erover denkt naar de stad te lopen nu de tram niet meer rijdt. Hier en daar staat een armetierig sinterklaasje, in een hoek van een boekwinkel, de enige zaak waar je na lang zoeken nog iets kunt vinden.[58]

Het verzet riep in de illegale bladen op voor Sinterklaas en Kerst vooral geen boeken te kopen van nationaalsocialistische uitgeverijen:

Liever geen boek dan een nazi-boek. Liever geen geschenk dan één waar bloed aan kleeft![59]

Voor drukkerijen betekende de situatie dat hun persen niet meer konden draaien. Veel tijdschriften staakten noodgedwongen de uitgave en kranten verschenen op zeer klein formaat. Het Dagblad voor Noord-Holland werd op miniformaat gedrukt in Oliemolen ‘Het Pink’. Zelfs dat leverde problemen op, want een editie uit oktober 1944 meldde rechtsonder op de voorpagina: “Verschijning door windstilte vertraagd”.


Bron: Collectie auteur


Bron: Collectie auteur

Zelfs de tot Dolle Dinsdag nog als enige op het originele grote formaat verschenen NSB-propagandakrant Volk en Vaderland liep begin 1945 van een stencilmachine alsof het een illegaal krantje was. Papier was ineens niet meer de meest beperkende factor, maar dat was elektriciteit voor de drukpersen. De zwarte handel in papier leidde tot de absurde situatie dat Anton Musserts drukkerij papier verkocht aan de makers van illegale socialistische en communistische bladen terwijl er NSB-leden sneuvelden aan het oostfront in de strijd tegen het communisme.[60]

Het mag voor zich spreken dat er in deze omstandigheden het uitgeven van nieuwe boeken zo goed als stilviel. Van De Schouw, het blad van de Nederlandsche Kultuurkamer, verscheen het laatste nummer in januari 1945.

Definitielijst

communisme
Politieke stroming, ontstaan uit het werk Das Kapital van Karl Marx, geschreven in 1848, als een reactie op de door Marx omschreven klassenstrijd tussen de arbeiders (het proletariaat) en de bourgeoisie. Volgens Marx zouden de arbeiders via een revolutie de macht overnemen van de welgestelde klasse. De communistische stroming streeft naar een ideale situatie waarin de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijk eigendom van de staatsburgers zijn. Dit zou een einde aan armoede en ongelijkheid moeten maken (communis = gemeenschappelijk).
geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
Nederlandsche Kultuurkamer
Op 25 november 1941 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Arthur Seyss-Inquart, ingestelde overkoepelende vakorganisatie van allen die werkzaam waren op het gebied van kunst en cultuur.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
rijkscommissaris
Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.
Spoorwegstaking
Deze werd op 17 september 1944 via de radio afgekondigd en ingewilligd door het Nederlandse spoorwegpersoneel. De spoorwegstaking diende ter ondersteuning van het geallieerde plan Market Garden. Nadat de geallieerde luchtlandingsactie mislukt was hielden de arbeiders de staking vol tot aan de bevrijding.
Volk en Vaderland
Het dagblad van de NSB.

Cijfers papierproductie en boeken

Het ‘Statistisch Zakboek 1944-1946’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek laat in cijfers zien hoe de papierproductie tijdens de bezettingsjaren terugliep. Werd in 1939 nog 67 miljoen kilo druk- en schrijfpapier geproduceerd, in 1943 was dat teruggelopen tot 19 miljoen kilo. Krantenpapier liep nog verder terug: van 94 miljoen kilo in 1939 naar 11 miljoen in 1943.[61] Het CBS zakboekje bevatte ook een duidelijke grafiek van het aantal nieuw verschenen boeken. De nieuwe boeken uit 1945 verschenen voornamelijk na de bevrijding. Tijdens de laatste oorlogswinter viel het uitgeven van nieuwe boeken zo goed als stil. Het Nieuwsblad voor den Boekhandel bevatte altijd een lijst met nieuw verschenen titels. Het januarinummer 1945 meldde er slechts zeven.[62]


Bron: Collectie auteur

Bevrijding

Na de bevrijding bleef de papierdistributie nog enige tijd van kracht en er waren discussies over controle op drukwerk door Militair Gezag, maar de strakke preventieve censuur verviel. Tot wanneer de verplichting rondom het vermelden van het K-nummer op drukwerk formeel van kracht is gebleven en of dat wel officieel is ingetrokken, is onduidelijk. Het lijkt erop dat na de bevrijding en het weer samenvoegen van de twee nazi-departementen onder de oude naam Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, deze verplichting ook verviel. Formeel werd de Beschikking goedkeuring drukwerkorders 1943 per 1 april 1946 ingetrokken en daarmee verviel de wettelijke basis voor de preventieve censuur.[63]

Noten

  1. Buitengewone Nederlandsche Staatscourant, 29 augustus 1939, pag. 2.
  2. Buitengewone Nederlandsche Staatscourant, 5 september 1939, pag. 2.
  3. Folder Drukkerij Stegman, collectie auteur.
  4. Nederlandsche Staatscourant, 15 oktober 1940, voorpagina.
  5. Nederlandsche Staatscourant, 23-24 mei 1941, pag. 4.
  6. Circulaire opgenomen in J. Schilt, Hier wordt echter het belang van het boek geschaad…, pag. 134.
  7. J. Schilt, pag. 144.
  8. Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied 1940, stuk 20, Verordening 102, 19 augustus 1940.
  9. Nederlandsche Staatscourant, 21 oktober 1940, voorpagina.
  10. Circulaire Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 17 september 1940.
  11. Brief Parket van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof Arnhem aan onder andere de Hoofden van plaatselijke politie, 22 februari 1943.
  12. De Schouw, 15 januari 1942, pag. 2.
  13. De Schouw, 30 maart 1942, pag. 123.
  14. Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied 1941, stuk 47, Verordening 211, 22 november 1941, pag. 901.
  15. De Schouw, 15 juni 1942, pag. 245.
  16. Ongedateerd pamflet in collectie auteur.
  17. De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden deel 5-2, pag. 780.
  18. De Boekenschouw van het nieuwe Europa, november 1941, pag. 1.
  19. De Boekenschouw van het nieuwe Europa, maart 1942, pag. 1.
  20. [NSB], De Veertiende december 1941beslissend voor de toekomst van ons Volk, pag. 5.
  21. Deze beslissing stond in bijna alle kranten, bijvoorbeeld in Het Vaderland, 14 februari 1942, avondblad B, pag. 1.
  22. J. Schilt, pag. 173.
  23. De Boekenschouw van het Nieuwe Europa, juli 1942, pag. 1.
  24. Zie hierover Harold Makaske, Zwarte Propaganda. De politieke geschiedenis van Anton Musserts uitgeverij NENASU.
  25. Nederlandsche Staatscourant, 22 maart 1943, pag. 6.
  26. Rijksbureau voor de Grafische Industrie, Wegwijzer voor het Grafische Bedrijf, november 1942, pag. 2.
  27. Rijksbureau voor de Grafische Industrie, Wegwijzer voor het Grafische Bedrijf, november 1942, pag. 6 e.v.
  28. Rijksbureau voor de Grafische Industrie, Wegwijzer voor het Grafische Bedrijf, november 1942, pag. 12.
  29. Rijksbureau voor de Grafische Industrie, Wegwijzer voor het Grafische Bedrijf, november 1942, pag. 58.
  30. Wijziging Beschikking Goedkeuring Drukwerkorders 1943, in de Nederlandsche Staatscourant, 12 augustus 1943, pag. 2.
  31. Nederlandsche Staatscourant, 9 september 1943, pag. 3.
  32. Nederlandsche Staatscourant, 2 augustus 1944, pag. 4.
  33. De correspondentie zat in de jaren 90 in een map met ongesorteerde en nog niet gearchiveerde administratie in het archief van het NIOD.
  34. Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, circulaire 1867, 25 maart 1942.
  35. Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, circulaire 2510, 16 september 1942.
  36. J. Schilt, pag. 149.
  37. Brief met bijlage van Rijksschooltoezicht L.O., november 1940.
  38. Circulaire Departement OWK, 14 oktober 1942.
  39. Opvoeding, Wetenschap, Kultuurbescherming, 15 maart 1942, pag. 99.
  40. [NSB], Grondslagen voor het lager- en middelbaaronderwijs in den Nationaal-Socialistischen Staat, pag. 9.
  41. H. van Setten, Opvoeding in Volkse geest. Fascisme in het onderwijs 1940-1941, pag. 17.
  42. Circulaire Departement OWK, 15 januari 1943.
  43. De Vries, Onze voorouders, pag. 3.
  44. Idem, pag. 3.
  45. Idem, pag. 9.
  46. Idem, pag. 25.
  47. Idem, pag. 25.
  48. Idem, pag. 24.
  49. Idem, pag. 24.
  50. Brief van het R.K. Centraal Bureau voor Onderwijs en opvoeding aan de besturen der R.K. Scholen, 23 februari 1943.
  51. Scholten, Sibbe en Stamboom, pag. 30.
  52. Idem, pag. 67.
  53. Circulaire OWK, 27 juli 1943.
  54. De Schouw, 15 februari 1944, pag. 86.
  55. J. Schilt geeft in zijn boek diverse voorbeelden van boekhandelaren die ‘klagen’ dat het zo druk is in hun winkel.
  56. Verordeningenblad der Nederlandsche Kultuurkamer, nr. 2 1944, 1 augustus 1944, pag. 4.
  57. Haagsche Courant, 6 september 1944, voorpagina.
  58. J.J. Voskuil, Bijna een man, pag. 65.
  59. Het Nieuws van dezen Dag, 30 november 1944, pag. 2.
  60. Zie hierover: Harold Makaske, Zwarte Propaganda. De politieke geschiedenis van Anton Musserts uitgeverij NENASU.
  61. CBS, Statistisch Zakboek 1944-1946, pag. 67.
  62. J. Schilt, pag. 216.
  63. Nederlandsche Staatscourant, 1 april 1946.

Definitielijst

nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.