TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Hoe Klaas Carel Faber met zes andere oorlogsmisdadigers ontsnapte uit de Bredase koepelgevangenis

DOOR: JAN DE ROOS – Een van de spectaculairste ontsnappingen ooit uit een Nederlandse gevangenis was die van Klaas Carel Faber en zes andere oorlogsmisdadigers op Tweede Kerstdag 1952. Door een geraffineerd plan en een reeks blunders van de autoriteiten wisten zij uit de Bredase koepelgevangenis te vluchten en naar Duitsland te ontkomen. Faber leefde daar in vrijheid tot aan zijn dood in 2012. In zijn boek ‘Faber en zoons. Een familiebedrijf in terreur’ beschrijft historicus Jan de Roos op grond van uitvoerig onderzoek hoe de ontsnapping in zijn werk ging en hoe de vluchters gastvrij werden onthaald in Duitsland. Voor TracesOfWar maakte hij deze samenvatting.

De Bredase koepelgevangenis. Bron: Nationaal Archief


Vredige kerstsfeer
Er heerst een vredige kerstsfeer in de Bredase koepel op vrijdag 26 december 1952. Honderdtachtig gevangenen, onder wie tientallen veroordeelde Nederlandse en Duitse oorlogsmisdadigers, luisteren ’s middags naar een optreden van het jongenskoor De Oosterhoutse nachtegalen. Daarna volgt een gezamenlijke boerenkoolmaaltijd. Even na zeven uur begint in de centrale ruimte van de koepel een filmvoorstelling. Het is Der Himmel auf Erden, een komische klassieker uit de naziperiode met in de hoofdrol Heinz Rühmann.

Niet iedereen is die dag op zijn gemak. Het valt gevangene Willem Houthuijs op dat Klaas Carel Faber erg nerveus is. Hij eet weinig en kijkt voortdurend op de klok. Een paar minuten voor de film begint, loopt Faber samen met zes andere gedetineerden de zaal uit, in de richting van het ketelhuis. De bewakers zien het maar hebben geen argwaan. Drie van de gevangenen hebben in de koepel een baantje als stoker. Ze gaan wel vaker naar het ketelhuis om kolen te scheppen voor de verwarmingsketels.

Maar Houthuijs weet dat ze dit keer iets anders van plan zijn. Eén van de gevangenen, Antoine Touseul, heeft hem verteld dat hij verwacht niet lang meer in de koepel te zijn. Hij wil naar Duitsland. Alsof je als gevangene zo maar kunt besluiten op reis te gaan!

Pas als de lichten uitgaan en de film begint, durft Houthuijs in actie te komen. Hij vertelt adjunct-gevangenisdirecteur Pieter Soons dat de zeven willen vluchten. Soons laat de buitenposten op het gevangenisterrein bezetten en stuurt enkele bewakers naar de stookruimte. Maar de zeven zijn al gevlogen. Ze hebben een hekwerk in de stookkelder geforceerd en het luik van het kolenstortgat, dat uitkomt op de binnenplaats, staat open. In een hoek van de binnenplaats worden een houten en een ijzeren ladder gevonden. Ze zijn met touwen aan elkaar geknoopt en er is een rubberen slang aan bevestigd. Daarmee hebben de zeven zich aan de buitenkant van de vier meter hoge muur naar beneden laten zakken. De hele operatie heeft zich binnen tien minuten voltrokken.

Het luik waardoor Faber en de zes anderen ontsnapten. Bron: Nationaal Archief


Sigaretten uitgedeeld
Intussen gaat de filmvoorstelling gewoon door. Soons, die niet precies weet hoeveel gevangenen er weg zijn, vreest dat er onrust zal ontstaan als de film wordt stopgezet en het licht wordt aangedaan. Hij besluit te wachten tot de pauze. Dan laat hij aan iedere aanwezige gevangene één sigaret uitreiken. Als iedereen is voorzien, blijken er zeven sigaretten over te zijn. Pas om 21.50 uur, bijna drie uur na de ontsnapping, wordt de Bredase politie op de hoogte gesteld. Gevangenisdirecteur Barnum Broekaart geeft de namen van de ontsnapten telefonisch door aan de douane bij de Belgische grens. Niet aan de Duitse grenspost, terwijl Houthuijs toch heeft verteld dat Faber en de zijnen naar Duitsland wilden.

Het duurt nog een uur voordat er een telexbericht uitgaat naar alle politiebureaus en grensposten. In de melding staat dat het om “politieke delinquenten gaat”, niet dat het stuk voor stuk zware oorlogsmisdadigers betreft. Bovendien komt het bericht te laat, de zeven zijn dan al in Duitsland.

De vlucht is goed voorbereid, zo blijkt later. Klaas Carel Faber, de slimste van het stel, heeft via zijn oudste broer Martin geregeld dat er even na zessen twee vluchtauto’s klaarstaan bij de gevangenismuur. Martin heeft van hem geld gekregen om de auto’s te huren en chauffeurs te regelen. De autoverhuurder wordt verteld dat de auto’s nodig zijn voor een uitstapje van bejaarden.

Klaas Carel Faber. Bron: Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen
Martin Faber organiseerde de vlucht van zijn broer. Bron: Nationaal Archief


Even dreigt het nog mis te gaan. Een Bredase agent die de auto’s met gedoofde lichten bij de gevangenis ziet staan, vertrouwt het niet helemaal. Hij spreekt een van de chauffeurs aan. Die zegt dat hij pech heeft en op hulp wacht. De andere auto rijdt snel weg.

Eenmaal buiten de muren moeten de gevangenen zich in de nog aanwezige auto proppen. Het wordt voor de acht mannen een oncomfortabele rit van een paar uur. Rond half twaalf zijn ze bij het Duitse grensplaatsje Wyler. Daar worden ze staande gehouden door twee Duitse douaniers. ‘Sind Sie Deutsche oder Holländer?’ vraagt een van de ontsnapten. Duitsers, is het antwoord, jullie zijn op Duits grondgebied. “Dan is het goed”, zeggen ze. “Wij zijn ontvluchte politieke delinquenten, hebben in de oorlog aan Duitse zijde gevochten, en vragen nu op grond van artikel 16 van de Grondwet van de Duitse Bondsrepubliek hier politiek asiel.” Ook dát hebben ze goed voorbereid. Een Groningse jurist, zelf ook politiek delinquent, heeft dat voor Klaas Carel Faber uitgeplozen. De douaneambtenaren trakteren de zeven mannen in hun kantoortje op koffie en kerststol, het is tenslotte Weihnachten.

De Plymouth waarmee de gevangenen naar Duitsland vluchtten. Bron: Stadsarchief Breda


“Ongevaarlijke mensen”
De volgende ochtend worden ze voorgeleid aan een Duitse grenscommissaris, een voormalige SS’er. Die heeft inmiddels op de radio over de ontsnapping gehoord. Hij vindt dat het om “ongevaarlijke mensen” gaat. De rechter legt Faber en de zijnen nog wel 10 mark boete op wegens illegale grensoverschrijding. Faber heeft via zijn chauffeur handgeld van zijn broer gekregen waarmee hij de boetes kan betalen. Daarmee is de kous af en mogen ze vertrekken. Faber gaat naar de familie Reuskens in het plaatsje Rhöndorf. Bekenden uit de jaren dertig, toen de familie Faber vaak op vakantie ging naar Duitsland en er onder de indruk kwam van de ‘zegeningen’ van het nationaalsocialisme. Frau Reuskens is dolblij als ze Klaas Carel ziet. ‘Jongen, ben je vrij? Wat ben ik gelukkig’. Ze begrijpt niet dat die Holländer deze “vriendelijke, gezeglijke en zachte jongen” levenslang hebben gegeven. Dat hij in 1948 veroordeeld is wegens 22 moorden en deelname aan executiepelotons in het noorden van het land, is haar natuurlijk niet bekend. Wel dat hij “achter verzetsmensen had aangezeten”. Maar dat neemt ze hem niet kwalijk, die hadden immers in 1944 zijn vader Pieter doodgeschoten. Een verzetsdaad van Hannie Schaft en Jan Bonekamp.

Voorpaginanieuws
Intussen staat Nederland op zijn kop. De ‘zeven van Breda’ zijn dagenlang voorpaginanieuws. Een reconstructie maakt duidelijk hoezeer de autoriteiten hebben gefaald. Minister van Justitie Leendert Donker hoorde pas op zaterdag 27 december om 16.00 uur van de ontvluchting door een toevallige opmerking van zijn chauffeur. Niemand had hem op de hoogte gesteld. Ook schortte er van alles aan de beveiliging van de gevangenis. Het kolenluik bleek al maandenlang niet te zijn vergrendeld. De alarmering na de ontsnapping kwam traag op gang. Het duurde veel te lang voor er een opsporingsbericht uitging. Pas op zondagavond 28 december om 21.00, twee dagen na de ontsnapping, verspreidt het West-Duitse ministerie van Justitie een opsporingsbericht. Bovenaan het lijstje staat Klaas Carel Faber, “wegens meervoudige moord tot levenslang veroordeeld”.

Maar de Duitsers maken niet echt werk van de opsporing. De Nederlandse rechercheur M. Erasmus, die naar Duitsland is gestuurd om onderzoek te doen, constateert dat zijn Duitse collega’s op hun handen blijven zitten. Volgens Erasmus is de publieke opinie op de hand van de gevluchten, die immers tijdens de oorlog de kant van de Duitsers kozen. Veel mensen vinden het waanzin dat zij tot levenslang zijn veroordeeld. En er zijn in Duitsland genoeg ex-nazi’s die deze ‘alte Kameraden’ willen helpen.

Klaas Carel heeft inmiddels bij andere bekenden onderdak gevonden, de familie Schragmann in Emmerich. Op zondag 11 januari 1953 wordt hij daar door de Duitse politie aangehouden. Schragmann snapt er niets van. “Het betreft hier geen misdadiger, maar een politieke vluchteling”, zegt hij tegen de pers. Ook de Emmerichse politiecommissaris Francke gaat niet bepaald prat op de arrestatie. Tegenover Nederlandse verslaggevers benadrukt hij dat Faber zo’n rustig en fatsoenlijk man is. Ook bij hem alle begrip voor het feit dat hij na het doodschieten van zijn vader in actie kwam.

Na ruim een jaar hechtenis wordt Faber door een Duitse rechtbank op vrije voeten gesteld. Volgens de rechtbank is hij op grond van een decreet van Adolf Hitler uit 1943 Duitser geworden doordat hij als medewerker van de Sicherheitsdienst in Duitse dienst was getreden. Van uitlevering aan Nederland kon daarom geen sprake zijn. Dat gold ook voor vijf anderen: Herbertus Bikker, Sander Borgers, Willem van der Neut, Willem Polak en Antoine Touseul. Alleen Jacob de Jonge werd door de geallieerden over de grens gezet en heeft nog een deel van zijn straf in Scheveningen uitgezeten.

Bezittingen teruggeëist
Hoe veilig Klaas Carel zich in Duitsland waant, blijkt uit een brutale brief die hij in augustus 1955 stuurt aan de officier van justitie in Breda. Daarin eist hij zijn spullen terug die hij bij zijn vlucht in 1952 in de Bredase koepel heeft achtergelaten. “Mijns inziens worden deze bezittingen ten onrechte achtergehouden. Mocht dit echter niet het geval zijn, zoudt u mij dan willen berichten op welke rechtsbasis dit geschiedt?” Zijn woonadres in Hilden, ten zuidoosten van Düsseldorf, zet hij er gewoon bij. Justitie laat de brief onbeantwoord.

Voor zijn oudste broer Martin heeft de ontsnapping uit de gevangenis nog wel een staartje. Hij ontkent aanvankelijk iedere betrokkenheid bij de vluchtpoging, maar uit onderzoek blijkt al snel dat hij de regisseur is geweest. Martin moet met drie helpers, onder wie de chauffeurs van de auto’s, voor de rechtbank in Breda verschijnen. Aanvankelijk wordt hij vrijgesproken, maar in hoger beroep krijgt hij, net als de anderen, zes maanden gevangenisstraf. Het is voor de tweede keer dat Martin gevangen wordt gezet. Direct na de bevrijding heeft hij al ruim tweeënhalf jaar in een interneringskamp vastgezeten wegens collaboratie met de bezetter. Onder meer had Martin in het najaar van 1940 plannen beraamd om de Haarlemse synagoge aan de Lange Begijnestraat op te blazen.

Maar bij Klaas Carel kan hij niet meer stuk. Die realiseert zich heel goed dat hij zijn vrijheid aan zijn oudste broer dankt. “Daar zijn we hem ook altijd dankbaar voor geweest”, zegt Johanna, de echtgenote van Klaas Carel, kort voor diens overlijden in mei 2012.

Historicus Jan de Roos deed met financiële steun van het Haarlems Mediafonds uitvoerig onderzoek naar de Haarlemse NSB-familie Faber. Klaas Carel en zijn oudere broer Piet maakten tijdens de oorlog meer dan 100 dodelijke slachtoffers, in Haarlem en omgeving, in ’t Gooi en in Groningen, Drenthe en Friesland. Zijn boek Faber & zoons. Een familiebedrijf in terreur. Het telt 352 pagina’s en is rijk geïllustreerd. Prijs € 27,95. ISBN 978-94-91936-40-1. Een voorproefje is te zien op de website van uitgeverij Loutje.

De zeven oorlogsmisdadigers
De zeven mannen die op Tweede Kerstdag 1952 ontsnapten waren stuk voor stuk zware oorlogsmisdadigers.

  • Herbertus Bikker (1915-2008) staat bekend als de beul van Ommen, waar zich het werkkamp Erika bevond. Waffen-SS’er die op veel plaatsen dood en verderf zaaide. Hij werd ter dood veroordeeld, later omgezet in levenslang. Leefde na zijn ontsnapping in vrijheid in Duitsland. Regelmatig stak hij de grens over voor stiekeme bezoeken aan zijn familie in de Achterhoek.


  • Sander Borgers (1917-1985) was Oostfrontstrijder en deelnemer aan de Silbertanne-moorden in Purmerend en Groningen op onschuldige burgers en in Asten en Someren op twee burgemeesters als represaille voor verzetsdaden. Vluchtte vlak voor de bevrijding naar Duitsland. Bij verstek ter dood veroordeeld. Werkte in 1949 vrijwillig mee aan zijn uitlevering, waarna hij in Nederland levenslang kreeg. Leefde na zijn ontsnapping uit Breda in vrijheid in Duitsland.


  • Jacob de Jonge (1922-?) was bewaarder in kamp Erika bij Ommen. Arresteerde een groot aantal verzetsmensen en Joodse onderduikers. Drie Joodse kinderen kwamen door zijn toedoen in een concentratiekamp terecht. Maakte zich in Ommen schuldig aan ernstige mishandelingen. Kreeg levenslang. Na zijn ontsnapping uit Breda weer gepakt in Duitsland en in mei 1953 door de geallieerden over de grens gezet, waarna hij een deel van zijn straf alsnog uitzat in de strafgevangenis van Scheveningen.


  • Willem van der Neut (1919-1983) staat bekend als kampbeul van Amersfoort. Liet gevangenen kniebuigingen maken tot ze erbij neervielen, waarna de bewakers met hun gespijkerde laarzen over de slachtoffers heenliepen. Dompelde gevangenen in een beerput onder of hield hun hoofd in een wespennest. Rukte bij mannen hun baard uit of stak die in brand, een Joodse man hing hij zelfs op aan zijn baard. Kreeg de doodstraf, later omgezet in levenslang. Leefde in Duitsland onder de naam Karl-Heinz Braun.


  • Willem Polak (1915-1993) was lid van het Sonderkommando van Henk Feldmeijer, dat de Silbertanne-moorden pleegde. Hij bracht mensen om het leven in Apeldoorn, Arnhem en De Beemster. Veroordeeld tot levenslang, leefde na de oorlog in vrijheid in Duitsland. Hij stierf na een langdurige ziekte in Hannover.


  • Antoine Touseul (1921-1991) was als SD’er verantwoordelijk voor een groot aantal arrestaties. Veel van zijn slachtoffers kwamen in concentratiekampen terecht. Was lid van de Waffen-SS en mishandelde mensen in Putten en andere plaatsen in Gelderland. Veroordeeld tot de doodstraf, die later werd omgezet in levenslang. Woonde lange tijd in de buurt van Aken, waar hij pompbediende was.


  • Klaas Carel Faber (1922-2012) was een voormalige lijfwacht van NSB-leider Anton Mussert. Hij ging in de zomer van 1944 samen met zijn oudere broer Piet werken op het beruchte Scholtenhuis in Groningen, het noordelijke hoofdkwartier van de SD. Hij maakte samen met Piet jacht op verzetsmensen. Na de oorlog werd Klaas Carel veroordeeld voor 22 moorden, in werkelijkheid waren het er mogelijk 28. Tot aan zijn dood leefde hij in vrijheid in het Beierse Ingolstadt.



Faber & zoons
Een familiebedrijf in terreur
ISBN: 9789491936401
Meer informatie over dit boek
Bestel nu bij Bol.com
Faber & zoons

Gebruikte bron(nen)

  • Bron: Jan de Roos
  • Gepubliceerd op: 12-02-2022 16:59:00