TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Een bezoek aan Museum 40-45 in Dordrecht

De oorlogsgeneratie, daartoe worden de Nederlanders gerekend die tussen 1920 en 1935 geboren zijn en de Tweede Wereldoorlog dus bewust meegemaakt hebben. 70 jaar geleden kwam een einde aan deze oorlog en langzaamaan, maar onvermijdelijk sterft de oorlogsgeneratie uit. Wat is er dan mooier om in een oorlogsmuseum rondgeleid te worden door iemand van deze generatie, wiens gevorderde leeftijd niets afdoet aan het enthousiasme waarmee hij bezoekers vertelt over de oorlog.


Uniformen van het Nederlandse leger met uitleg over de strategische ligging van Dordrecht tijdens de Meidagen van 1940.

Eind tachtig is hij, de museumvrijwilliger die mij op een rustige zondagmiddag rondleid door het Museum 40-45 in Dordrecht. Het is een klein, maar sfeervol museum in een historisch pand in het oude centrum van de voormalige garnizoensstad waar de rivieren de Beneden-Merwede, de Noord en de Oude Maas samenkomen. Het twee verdiepingen tellende pand herbergt een bonte collectie van objecten uit de oorlogstijd, die afkomstig zijn uit Dordrecht en omgeving waar gedurende de jaren 40-45 veel gebeurd is. Tijdens de Meidagen van 1940 vonden vanwege de strategische ligging hevige gevechten plaats in en om de stad. 200 Nederlandse militairen sneuvelden bij de strijd om het Eiland van Dordrecht.

Dordrecht en de bezetting
Zowel de brug over de Oude Maas als de Moerdijkbruggen bij Dordrecht vormden voor de Duitsers een belangrijke toegangsweg voor de opmars via Noord-Brabant richting de Vesting Holland. Het duurde niet lang voordat de bruggen door Duitse luchtlandingseenheden ingenomen werden. Na de capitulatie van het Nederlandse leger kreeg ook Dordrecht te maken met alles wat bezetting inhield. Duitse soldaten die door de straten marcheerden, stadsgenoten die de kant van de bezetter kozen en de deportatie van de meerderheid van de Joodse bevolking. Verzet was er ook in en om de stad, mede dankzij de nabije ligging van De Biesbosch, waar het doolhof van slootjes en de haast ondoordringbare wilgenbossen een ideale plek vormden voor onderduikers en verzetsmensen om zich te verbergen.


Vitrinekast met daarin onder andere zelfgemaakte sigaren van zelf gekweekte tabak.


Duitse objecten maken ook onderdeel uit van de collectie, waaronder de helm met het gat erin.

Het zijn echter niet zozeer de historische hoofdlijnen waarover mijn gids me vertelt. “Als ik eenmaal begin met praten dan stop ik niet meer,” zo werd ik van tevoren al door hem gewaarschuwd. Dat was niet teveel gezegd, maar gefascineerd luisterde in naar al zijn verhalen over bekende en minder bekende feiten. Maar vooral over zijn eigen belevenissen vertelde hij met verve. Over hoe hij eens met zijn moeder te water raakte omdat ze als gevolg van de verduistering in de stad geen hand voor ogen zagen en hoe op een andere dag twee jongemannen in vrouwenkleren voor de deur stonden om bij hem en zijn ouders tijdelijk onder te duiken voor de arbeidsinzet. Het hakenkruisvlaggetje van een Duitse stafauto in één van de vitrines is door hem als kwajongensstreek buit gemaakt, terwijl de chauffeur een tukkie deed.

Kleine collectiestukken
Grote objecten, zoals tanks, zijn er in dit museum niet. Groter dan de in de museumhal opgestelde Willys Jeep wordt het niet, maar het zijn juist de kleine collectiestukken die de meest fascinerende verhalen opleveren. Zo vertelt mijn gids hoe de tijdens de oorlog ingemaakte groenten, die in glazen potten opgesteld zijn, nog steeds eetbaar zijn en over het rare loopje van een Duitse officier, dat blijkt uit de slijtage op de hak van zijn laarzen (die overigens lang niet meer zo glimmen als de Duitse voorschriften eisten). Een pop draagt het gestreepte concentratiekampkloffie; hier kun je met eigen handen voelen aan de dunne stof en beseffen hoe koud het voor gevangenen gedurende urenlange appels en dwangarbeid in de winter geweest moet zijn. Ook de kolossale overschoenen van een militair aan het Oostfront, kun je gewoon aanraken, net als het Duitse Flakgeschut van de Dordtse spoorbrug, dat door mijn gids persoonlijk bij een ijzerhandel opgehaald en gered van de sloop werd.


Het gestreepte uniform voor concentratiekampgevangenen.


De Amerikaanse Willys jeep in de ontvangstruimte van het museum.

Opmerkelijk zijn ook de collectebussen van de Winterhulp met onder het deksel rammelende plaatjes, een slim trucje dat het moest doen voorkomen alsof er al gul gedoneerd was aan de nationaalsocialistische hulporganisatie. Ook zelf gemaakte sigaren van zelf gekweekte tabak en een Duitse helm waarvan het gat erin verraad dat de drager de inslag niet overleefd heeft, maken onderdeel uit van de gevarieerde collectie. Een mansgrote, zware cilinder ligt op de grond van de expositieruimte; mijn gids legt uit dat het een kist is die door de geallieerden gebruikt werd om wapens voor het verzet te droppen. Vooral in de vlakbij Dordrecht gelegen polders van de Alblasserwaard hebben veel van zulke droppingen plaatsgevonden. In Museum 40-45 dus geen imposante diorama’s, noch hypermoderne mediapresentaties, maar dankzij een bevlogen gids, die achter elk museumstuk het verhaal kent, komt de geschiedenis tot leven.


De cilinder die door de geallieerden gebruikt werd voor wapendroppingen voor het Nederlandse verzet.

Nieuwe, bloedige oorlog
Twee sympathieke Russen, werkzaam in een internationaal opererend bedrijf, bezoeken ook het museum. Uit Sint Petersburg zijn ze afkomstig, de stad die tijdens de Tweede Wereldoorlog nog bekend stond als Leningrad. 872 dagen werd het voormalige regeringscentrum van de Russische tsaren door de Wehrmacht belegerd. De wapens die in dit museum keurig achter glas geëxposeerd worden, lagen in zijn jeugd gewoon voor het oprapen in de omgeving van zijn stad, zo vertelt één van de Russen. Ook de voedselbonnen in een vitrine vallen hem op; hoe schraal de rantsoenen in Nederland ook waren, het was veel meer dan wat de bevolking van Leningrad ter beschikking stond. Onze Hongerwinter was al ellendig, maar het aantal van meer dan 1 miljoen burgers die in de Russische stad omkwamen van honger en ontbering tergt elke verbeelding. De vieze smaak van bloembollen valt in het niet bij de gevallen van kannibalisme die in de belegerde stad gerapporteerd zijn.

Dat hun moederland momenteel betrokken is bij een nieuwe, bloedige oorlog blijft onbesproken. Hun oprechte interesse voor onze beleving van de Tweede Wereldoorlog is bemoedigend en de locatie nodigt niet aan tot het bespreken van Poetins omstreden buitenlandpolitiek. Zoals elk serieuze oorlogsmuseum is het Dordtse Museum 40-45 een plek van kalme bezinning, waar de bezoeker gewaarschuwd wordt voor de gevolgen van oorlog en haat. Hoe fascinerend de geschiedenis ook is, achter veel museumstukken schuilt ook een tragedie. Een als kapstok in gebruik genomen davidsster uit de voormalige synagoge is bijvoorbeeld één van de weinige overblijfselen van de naar nazikampen afgevoerde Joodse gemeenschap uit de stad. Dankzij het museum blijft de herinnering bestaan, ook wanneer de oorlogsgeneratie er niet meer is.

Het Museum 40-45 in Dordrecht is gevestigd aan de Nieuwe Haven 27 – 28. Uitgezonderd maandag en donderdag is het alle dagen geopend. De openingstijden zijn te vinden op www.museum19401945.nl. Entree voor volwassenen is € 2,- en is € 1,- voor kinderen.

Gebruikte bron(nen)

  • Bron: Kevin Prenger
  • Gepubliceerd op: 21-02-2015 18:47:48