De onderstaande bijdrage is ingezonden door Lein Gilde. Het is een reactie op het boek 'Gestold Verleden' van Ton Goossens over het bombardement op Middelburg van 17 mei 1940. Een samenvatting van dit onderzoek is te vinden op deze website, met als titel: "Foute" informatie op Middelburgse monumenten. In oktober 2015 kondigde het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) een onderzoek aan naar de schuldvraag van het bombardement op Middelburg. STIWOT (Stichting Informatie Wereldoorlog Twee) neemt geen stelling in deze discussie in, maar biedt op deze website een onafhankelijk podium voor verschillende standpunten.
Dhr. Goossens doet een stellige uitspraak: "gezien de onderzoeksresultaten moet de Franse artillerie zonder voorbehoud als veroorzaker van de fatale stadsbrand worden gezien." (1), p. 131. Hij vindt aanwijzingen voor zijn uitspraak in:
In veel geschreven teksten wordt vermeld dat de Fransen Middelburg beschoten. Enkele teksten zijn stellig, andere voorzichtig. Veelal wordt een vermoeden uitgesproken. Goossens is stellig in zijn uitspraak, omdat hij in sommige ooggetuigenverslagen, gevonden blindgangers met kaliber 7,5 cm en in een aantal foto's, feitelijke aanwijzingen vindt die de uitgesproken vermoedens bevestigen. In onderstaande wordt nagegaan of de interpretatie van Goossens aannemelijk is.
Omdat Goossens de eigenschappen van het gebruikte geschut bij zijn interpretatie betrekt, p.117, zijn deze in de tabel samengevat en aangevuld met de berekende naderingssnelheid van en de hoek waarmee een granaat Middelburg treft. Bij de berekening is aangenomen dat de maximale voortdrijvende lading werd gebruikt. De opstelling van het geschut is globaal aangegeven in figuur 1.
1 | Type geschut | Feldhaubitze 15 cm sFH18 | Kanone 10,5 cm sK18 | Canon de 155 mm mle 1932 Schneider | Canon de 75 mm mle 1897 |
2 | Kaliber [cm] | 15 | 10,5 | 15,5 | 7,5 |
3 | Gewicht granaat [kg] | 43,5 | 15,14 | 50 | 5,5 |
4 | Gewicht explosieve lading [kg] | 5,6 | 2,0 | 5,5 | 0,695 |
5 | Beginsnelheid granaat maximaal [m/s] | 520 | 835 | 900 | 500 |
6 | Maximale elevatie [graden] | 45 | 48 | 45 | 18 |
7 | Dracht [m] | 13325 | 19075 | 27000 | 6900 |
8 | Afstand tot centrum van Middelburg | 10500 | 11400 | 12000 | 2250 en 4250 |
9 | Naderingssnelheid granaat [m/s] | 302 | 296 | 376 | 335 en 280 |
10 | Hoek van inval granaat [graden] | 33 | 27 | 14,8 | 4,6 en 12,6 |
Goossens vermeldt dat granaten van het Franse 75 mm geschut een kromme baan beschrijven. p. 117, 118. Uit de berekening blijkt dat de granaten van het Franse 75 mm geschut de kleinste hoek van inval hebben, de baan is dus vrij vlak. Figuur 2.
Deze batterij stond ten westen van Breskens. De batterijcommandant rapporteert: "... 11h00 Tir de réglage effectué sur le même objectif observé par des éléments francais sur place (3 salves de 4 O.E.A.)...". p. 54. Vertaald: '..11.00 u ingeschoten op hetzelfde doel waargenomen door Fransen ter plaatse ( 3 salvo's van 4 brisantgranaten)...' De genoemde tijd komt overeen met 10.20 u Nederlandse tijd. p. 37. De brandweercommandant rapporteert tussen 10.30 en 11.00 u vier granaatinslagen: in de Lange Delft 111 om 10.30 u, de St. Pietersstraat 54 om 10.40 u, de Korte Delft 26 om 11.00 u en in de Korte Giststraat zonder tijdsaanduiding. Het is aannemelijk dat deze laatste om 10.50 u insloeg. p. 37, 55 en 56. De inslagen vallen na 10.20 u en zouden dus van de genoemde batterij afkomstig kunnen zijn.
Bij correspondentie met Goossens bleek dat hij ervan uitgaat dat inschieten altijd schot voor schot plaatsvindt en meent daarom dat er niet op één enkel doel is ingeschoten, zoals het citaat vermeldt, maar op drie en dat op elk doel vier granaten schot voor schot zijn afgevuurd. Hij meent verder dat één van de doelen in Middelburg lag, maar vermeldt niet welk doel dat zou kunnen zijn. Het tijdstip van de inslagen, de ligging van de bebouwing in combinatie met de plaats van inslag en de omvang van de schade, bevestigen volgens Goossens dat deze Franse batterij inschoot op Middelburg. Er zijn echter aanwijzingen om hieraan te twijfelen.
Over de inslag in de Lange Delft 111 vermeldt de brandweercommandant onder meer: "....ontdekt ter plaatse een grote stofwolk, beschadigingen aan de voorgevel, een gesprongen winkelruit maar geen brand." (2) Deze inslag bevestigt niet onweerlegbaar dat de granaat uit het zuiden kwam. Het betreft een gevel die naar het zuidzuidoosten is gericht. Deze gevel kan zowel door een granaat uit het zuiden als door een granaat uit het oosten worden getroffen. Figuur 1. Maar de invalshoek van de Canon 155 in het zuiden is zo klein dat de gevel niet op de vermelde wijze kan worden beschadigd. Deze inslag moet dus toegeschreven worden aan de Kanone of de Feldhaubitze in het oosten, waarvan de granaten steiler invallen.
Over de inslag in Korte Delft 26 meldt de brandweercommandant: "Een granaat vliegt door de oostgevel, door de slaapkamer, raakt een kast, gaat door een open deur en spat in het trappenhuis uiteen, van de trap is weinig meer over en het huis is gehuld in een grote stofwolk." (2) Deze gevel ligt niet op het oosten, maar op het noordoosten en kan dus niet door een granaat uit het zuiden zijn getroffen.
De Korte Giststraat ligt ongeveer oost/west en is vrij smal. Een granaat uit het zuiden zal of in de bebouwing aan de zuidzijde of in het dak aan de noordzijde inslaan en in ieder geval schade en mogelijk brand veroorzaken. Een granaat uit het oosten heeft een kans niet op de bebouwing maar op de straat te vallen met relatief geringe schade aan de bebouwing en geen brand. Uit de inslag in de St. Pieterstraat kan geen informatie worden afgeleid.
Omdat de gemelde geringe schade van de inslagen niet verklaard kan worden door inslagen van 155 mm brisantgranaten, acht Goossens het aannemelijk dat de Fransen voor het inschieten pantsermunitie gebruikten, O.P.F.: Obus de perforation flottant, een granaat die bij de inslag een rookwolk verspreidt. p. 122. Hij komt tot deze stelling omdat er sprake was van geringe schade en dat er bij twee inslagen, Lange Delft 111 en Korte Delft 26, een stofwolk werd gerapporteerd. Maar de stofwolk kan ook zijn ontstaan door het instorten van een op riet gestuukt plafond en de schade kan ook zijn veroorzaakt door een relatief lichte brisantgranaat van 10,5 cm afkomstig van de Duitsers.
Hoe de Fransen bij het inschieten op Middelburg de waarneming ter plaatse uitvoerden vermeldt Goossens niet. Voor een waarnemer op de grond zou de ligging van het vuur in de stad moeilijk zijn te beoordelen. De waarneming zou vanaf het stadhuis of de Lange Jan moeten zijn uitgevoerd, dat was voor de autoriteiten niet onopgemerkt gebleven. Maar de burgemeester vermeldt dat er na 14 mei geen Franse troepen meer in de stad waren. (3), p.76.
Uit bovenstaande volgt dat drie van de vier inslagen niet toegeschreven kunnen worden aan de Franse derde mobiele marinebatterij ten zuiden, maar wel aan Duits geschut ten oosten van Middelburg.
Hiertegen kan worden ingebracht dat tussen 10.30 en 10.50 u de Duitse batterijen nog niet in stelling stonden, want het dagrapport van de SS-V. Division vermeldt dat op 10.50 u drie afdelingen in stelling staan. p. 37. Maar dat betekent niet dat er geen batterij was die al voor 10.30 u in stelling stond en een vuurplan kreeg met onder meer het onderdeel: "Feuerüberfälle, auf Middelburg". p. 77. De mededeling dat er drie artillerieafdelingen in stelling staan, staat in het rapport van de divisiecommandant en een dergelijk rapport is per definitie een aggregatie van de rapportages van de lagere niveaus.
Bij inschieten is er veelal sprake van waarneming in het voorterrein. In dit geval was luchtwaarneming noodzakelijk. Bekend is dat de Duitsers op 17 mei vliegtuigverkenning hebben ingezet. p. 87. De brandweercommandant vermeldt dat er om 10.00 u luchtalarm was. (2) Mogelijk waren de Henschels 126 voor artillerie waarneming in aantocht.
Stel dat men bij het inschieten de Lange Jan als richtpunt koos, dan is de volgorde en de positie van de inslagen beter te verklaren wanneer werd ingeschoten vanuit het oosten dan vanuit het zuiden. Figuur 3. Bovendien komt de volgorde overeen met de inschietprocedure, het zogenaamde "eingabeln" zoals vermeld in (9).
Op grond van bovenstaande is het aannemelijk dat de eerste vier granaten die in Middelburg insloegen van Duitse herkomst waren.
De eerste batterij van I/89 R.A. krijgt de opdracht om posities in te nemen ten zuiden en ten noorden van de boerderij de Grenadier en vanaf 15.20 u de terugtocht van de infanterie te dekken. p. 61. Het centrum van Middelburg ligt dan al geruime tijd onder vuur en er woeden al vele branden.
Jan de Visser, boer op "de Eendragt" ongeveer 1 km zuidwest van "de Grenadier", verklaart dat er op zijn erf vier Franse stukken richting Middelburg stonden opgesteld. Frans vuur richting Middelburg is dus aannemelijk. p. 71. Vraag is: waarop heeft men dan geschoten? Conform de opdracht zouden dat naderingsroutes van de vijand moeten zijn. Vanaf "de Eendragt" kon het kruispunt Nieuwlandseweg/Kanaalweg onder schot worden gehouden. De Duitsers naderden dit kruispunt langs de meelfabriek. (10). Gelet op de concentratie van inslagen bij dit kruispunt, mag worden aangenomen dat de Fransen dit kruispunt onder vuur namen. (4)
Het gebruikte geschut kon vanaf deze posities niet effectief andere mogelijke doelen, b.v. kruispunten binnen de bebouwing, onder vuur nemen. De baan van de granaten was daarvoor te vlak. Vanuit deze positie is met dit geschut daarom vrijwel zeker niet op de binnenstad gevuurd.
De officier rapporteert: "...le 11 [?] Mai 1940 au matin elles étaient en batterie sur les rives de l'Escaut et ouvraient un feu violent sur les positions ennemies pour leur interdire l'accès de Flessingue et de Middelbourg à l'embouchure du fleuve." p. 73. Er wordt niet gezegd wanneer een krachtig vuur werd uitgebracht en ook niet dat men op "de toegangswegen van Middelburg en Vlissingen" schoot. De verklaring van deze Franse officier, kan niet als bewijs worden aangevoerd voor de beschieting van Middelburg door de Fransen.
In Middelburg was het geluid van naderende granaten en de inslag daarvan goed te horen. Maar was het schieten en de knal van de schokgolf ook te horen? Twee militaire getuigen maken melding van schietgeluiden: "Kanongebulder en machinegeweervuur is niet van de lucht. En het komt steeds dichter bij." en "Vanuit de richting Sloedam klinkt zwaar geschut." (3), p. 115,117. Het is wel opvallend dat burgers geen melding maken van schietgeluiden. (1) en (3) Hebben de militairen de situatie spannender doen voorkomen dan deze was?
Om dat te beoordelen is inzicht nodig in de bronsterkte van de knal van het schieten en de knal van de schokgolf van granaten. Onder meer uitgaande van de metingen van de bronsterkte van het geluid van het schieten van een M109A3GN houwitser, is voor elk type geschut voor een neutrale atmosfeer het geluidsdrukniveau van het schieten ter plaatse van de uitkijkposten geschat: 64 dB(A) voor Feldhaubitze en Kanone, 59 dB(A) voor Canon 75 en 69 dB(A) voor Canon 155. (5) Het achtergrondniveau van het geluid is geschat ervan uitgaande dat Middelburg op 17 mei een verlaten stad was en het geluidsniveau niet hoger zal zijn geweest dan thans in zogenaamde 'stilte gebieden' wordt waargenomen. (6) Op grond hiervan is het aannemelijk dat het achtergrondgeluid op de uitkijkposten niet sterker was dan 45 dB(A). Hierbij is gecorrigeerd voor windsnelheid en hoogte. De verschillende schietgeluiden moeten op de uitkijkpost dus duidelijk hoorbaar zijn geweest waarschijnlijk met uitzondering van het schietgeluid van de Canon 155 mm, want dat moest tegen de wind in reizen. In zo'n situatie buigt het geluid naar boven af. Middelburg lag voor dit geluid waarschijnlijk in de geluidsschaduw. (11)
Alleen het geluid van de schokgolf van de granaten van de Canon 155 mm was naar Middelburg gericht. Granaten van dit geschut vlogen met een snelheid van ca. 400 m/s op een hoogte van ca. 1400 m langs Middelburg richting Sloedam. Het geluidsniveau van de schokgolf is geschat met de methode van Van den Berg. (7) Omdat de geluidsbron zoveel hoger lag dan de waarnemer is niet gecorrigeerd voor de invloed van de bodem. Met de toegepaste methode is het geluidsniveau geschat op 78 dB(A). Dit geluid was op de uitkijkposten in Middelburg dus duidelijk te horen en hoogstwaarschijnlijk ook in de stad. De situatie met een voorstelling van de schokgolf is geschetst in figuur 4.
De uitkijkpost op het stadhuis neemt omstreeks 13.15 u waar dat een granaat, die naar even later bleek in de Bellinkstraat brand veroorzaakte, uit het zuidoosten kwam. p. 70. De burgemeester en de brandweercommandant verklaren iets dergelijks. p. 71 en p. 73.
De waarnemer verwijst naar een zuidoostelijke bron. Hoe zou de waarnemer de inslag kunnen koppelen aan een bron in deze richting. Vermoedelijk doordat er (nagenoeg) samenvallend met de inslag, uit die richting andere dan tot dusver gehoorde geluiden werden gehoord. Aan welke bron kon het geluid worden toegeschreven? Goossens "Als deze verklaringen juist zijn, moeten de schoten zijn afgevuurd door het 7,5 cm veldgeschut tussen Arnemuiden en Nieuwland." p. 71. Maar deze positie ligt gezien vanuit Middelburg meer naar het oosten en dit geschut was de hele morgen actief en nog steeds, want de Duitsers waren nog niet doorgebroken en de waarnemers konden dit zien en horen. Op "de Grenadier" was op dat moment nog geen geschut in stelling.
De Franse derde mobiele marine batterij begon vanaf 13.20 u zijn resterende 200 brisantgranaten te verschieten op de Sloedam. p. 59. Het geluid van het schieten van deze batterij werd niet gehoord, maar de knal van de schokgolf van de passerende granaten wel.
Bovenstaand is aangetoond dat de uitkijkpost in zuidoostelijke richting "schietgeluiden" kon horen, maar dit wijst er niet op dat Middelburg vanuit het zuidoosten door de Fransen is beschoten, zoals Goossens vermeldt. p. 78.
Middelburg lag in ieder geval binnen bereik van de volgende kalibers:
Boven Walcheren waren in de meidagen veel Duitse vliegtuigen actief, deze werden door de Engelsen en de Nederlanders onder vuur genomen. Blindgangers van dit vuur kunnen in Middelburg zijn neergekomen. p.79. Een gevonden blindganger met een tijdbuis wijst hierop. p. 79. De gevonden blindgangers met de kalibers van 7,5 en 7,6 cm kunnen ten onrechte zijn toegeschreven aan de Fransen. p. 72.
Kapitein Hofs rapporteert twee blindganger met kaliber 15,5 cm, volgens hem afkomstig van de Franse Marine batterij te Breskens en rapporteert ook een kaliber van 24 cm afkomstig van Engels scheepsgeschut, maar dit laatste kaliber werd niet gebruikt. Aan de betrouwbaarheid van de eerste waarneming kan daarom worden getwijfeld.
J.L.A. baron van Ittersum meent dat er ook vanaf zee op Middelburg is gevuurd. "ik heb althans een grote onontplofte granaat zien liggen, gekomen uit die richting." Helaas vermeldt hij niet hoe hij vaststelde dat deze vanaf zee kwam. Dus dit is ook geen vaststaande aanwijzing dat de Fransen Middelburg beschoten.
Ir. D.S. Tuijnman, sergt. bij de kustartillerie, heeft in de Noordstraat, tussen stadhuis en R.K. kerk, een blindganger zien liggen. Op het bureau werd hem verteld dat het één van de granaten was die vanuit Zeeuws Vlaanderen door de Franse artillerie waren afgevuurd. Op het bureau wist men kennelijk dat er op deze locatie een granaat lag en uit welke richting deze was afgevuurd. Uit het verslag blijkt niet dat men nadere informatie vroeg om vast te stellen of het wel het exemplaar was dat op het bureau bekend was. Ook hier staat de betrouwbaarheid van de mededeling niet vast.
Uit het schadebeeld op foto's meent Goossens de zwaarte of het type van een granaat te kunnen afleiden, maar dat is niet eenvoudig. Want de schade die een granaat van een bepaald kaliber aan een gebouw kan veroorzaken is afhankelijk van de sterkte van de constructie en de plaats waar het gebouw wordt getroffen. Ook de snelheid waarmee en de hoek waaronder de granaat het doel treft en de instelling van de tijdbuis zijn van belang. (12)
Goossens gaat ervan uit dat granaten van 150 en 155 mm in het algemeen kraters slaan met een diameter van 3,5 à 5 m en granaten van 75 mm kraters van ca. 1 m, p. 118, dat wordt bevestigd in (13). De granaten slaan dan in op onverhard terrein.
Het gat dat een inslag op de kademuur van de Dwarskaai, p. 120, (14), heeft geslagen is klein maar kan wel door een zware granaat zijn veroorzaakt, want de kademuur is een zware constructie en de vertraging van de schokbuis kan kort zijn geweest.
De inslag in de voorgevel van de St. Petrus en Paulus Kerk, p. 119, (15), zou evengoed door een lichte, een zware of een pantsergranaat kunnen zijn veroorzaakt, want een gevel is een relatief lichte constructie en zal door de genoemde granaten doorboord worden voordat ze ontploffen. De door de brandweercommandant beschreven inslag op Lange Delft 26 is hiervan ook een voorbeeld. Een gat in de gevel wijst dus niet zo zeer op een granaat met een geringe explosieve kracht of een pantsergranaat, maar vooral op een geringe weerstand van de gevel, waardoor het projectiel weinig vertraging ondervindt en de ontploffing op ruime afstand van de doorboorde gevel plaatsvindt.
De inslag op het dak van de IJzerhandel D. de Jager, p. 121, (16), wordt toegeschreven aan een lichte houwitsergranaat, bedoeld is een 75 mm granaat van de Fransen. Er is geen wapening te zien. Het dak zal dus gemaakt zijn van ongewapend beton. Uitgaande van de afmetingen van de te onderscheiden stenen van ca. 20 cm, is de diameter van het gat in het dak geschat op ca. 80 cm, dat is kleiner dan 1 meter. Volgens Goossens is de inslag daarom veroorzaakt door een 75 mm granaat afkomstig van de Fransen. Maar beton is geen onverhard terrein. De schade moet dus veroorzaakt zijn door een zwaardere granaat.
De foto waarop een granaattrechter naast een muur staat afgebeeld, heeft het bijschrift: "Granaattrechter van lichte brisantgranaat, afgevuurd door een houwitser." p. 117, (17). Dat betekent dat Goossens de diameter schatte op ca. 1 m. Deze foto komt ook voor in het rapport van de Brandweercommandant met het bijschrift: "Bom direct bij muur van school-A. Ramen en dak beschadigd doch geen scherven door de steensmuur." (2)
De situatie is gereconstrueerd. Op een vergroting van een digitale kopie van de foto zijn de steenlagen goed te onderscheiden. Met een aanname van de afmetingen hiervan, 6 cm, en het gegeven dat de opname kennelijk is gemaakt met een kleinbeeldcamera, waarvoor is aangenomen dat de brandpuntsafstand 50 mm en de beeldhoek 46 graden is, en de aanname dat de camera zich 1,63 m boven het maaiveld bevond, is een horizontaal beeld van de situatie geconstrueerd. Zodoende is de diameter van de granaattrechter geschat op 3,5 à 4,5 m. Figuur 5. Dat betekent dat de inslag niet is veroorzaakt door een lichte, maar door een zware granaat. De ligging van de afgebeelde gevel kon helaas niet worden achterhaald.
Goossens stelt dat de granaat die de voorgevel van de St. Petrus en Paulus Kerk doorboorde uit het zuiden kwam, maar de voorgevel van de St. Petrus en Paulus Kerk loopt nagenoeg noord zuid en ligt dus op het westen. p. 119. De inslag kan alleen verklaard worden wanneer de granaat uit het oosten kwam en de voorgevel aan de achterzijde binnendrong via het dak. Omdat de weerstand van het dak en de gevel laag waren ontplofte de granaat pas na passage.
De granaat die de kademuur van de Dwarskaai trof zou ook uit het zuiden komen. p. 120. De kademuur ligt op het noordoosten. Een granaat uit het zuiden die onder een hoek van 14,8 graden invalt, wordt door de bebouwing aan de zuidwestzijde afgevangen. De granaat die de kademuur trof kwam dus uit het oosten.
Literatuur:
1. A.B.J. Goossens, 'Gestold Verleden. 17 mei 1940, Frans oorlogsgeweld op Middelburg', Middelburg 2012.
2. Zeeuws Archief (ZA), A.J.W. Mathijssen, 'De brandramp van mei 1940 te Middelburg', juni 1940. Toegang 1160, inv.nr.1/58.
3. P. Sijnke (red.), 'Middelburg 17 mei 1940. Het vergeten bombardement', Vlissingen 2010, p. 76.
4. Goossens, achterzijde boekomslag.
5. M. Huseby. 'Noise emission data for M109, 155 mm field howitzer.' ISBN 978-82-464-1300-6, 2007.
6. Achtergrondgeluid:
6.1. G.P. Van den Berg, R. Uitham. 'Karakterisering van het achtergrondgeluid'.
Natuurkundewinkel Rijksuniversiteit Groningen, NWU-104, febr. 2001.
6.2. F. van den Berg, R. de Graaf. 'Hoge molens vangen veel wind II'. Natuurkundewinkel Rijksuniversiteit Groningen, NWU-110, dec. 2002.
6.3. C.P. Lanting, G.P. Van den Berg. 'Op zoek naar stilte.' Natuurkundewinkel Rijksuniversiteit Groningen, NWU-114, dec. 2003.
6.4. F. Boersma, 'Hoe stil zijn stilte gebieden'. Wetenschapswinkel, Noorderbreedte, 19 (1995) nr. 5, p. 211 - 213.
7. F.H.A. Van den Berg, I.M. Noordhoek, G.C.J. Otter, 'A practical method for calculating the lang-range sound propagation of projectile noise.' 'TNO, Delft. Gepresenteerd op Inter-noise congres 2000 te Nice.
8. L.W. de Bree, 'Zeeland 40-45' deel 1, Den Boer Middelburg 1979, p. 77,120,121,142,143.
Websites:
9. Inschieten:
de.wikipedia.org
10. Naderingsroute Duitsers:
www.waroverholland.nl
11. Geluidvoortplanting en sterkte geluid in buitenlucht en geluidschaduw: nl.wikipedia.org
lichtbeeldgeluid.nl
12. Kracht van schwere 10 cm Kanone sK18:
www.militaertechnik-dernva.de
13. Kratergrootte:
www.winterwar.com
Beeldbank Zeeland (BZ):
14. rec.nr. 67078
15. rec. nr. 67144
16. rec. nr. 67075
17. rec. nr. 67071