Het Amerikaanse vliegtuigmoederschip USS Langley (AV-3) was ontstaan door het ombouwen van het eerste Amerikaanse vliegdekschip, USS Langley (CV-1). Oorspronkelijk gebouwd als fleet collier (kolenbevoorradingsschip) USS Jupiter (AC-3), werd de USS Langley (AV-3) op 27 februari 1942 als Seaplane Tender dusdanig beschadigd dat het tot zinken werd gebracht door haar escorteschepen USS Whipple (DD-217) en USS Edsall (DD-219).
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Mare Island Naval Shipyard, Vallejo, California[1] |
18 oktober 1911[2] |
24 augustus 1912[3] |
7 april 1913[4] |
27 februari 1942 (gezonken) |
Bouwnummer : geen |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
7 april 1913 |
24 maart 1920[5] |
USS Jupiter (Navy Fleet Collier No. 3), US Navy |
||
20 maart 1922[6] |
25 oktober 1936 |
aircraft carrier USS
Langley (CV-1) - US Navy |
||
21 april 1937[7] |
27 februari 1942[8] |
vliegtuigmoederschip USS Langley (AV-3), US Navy |
Op 11 juli 1919 werd de USS Jupiter (Navy Fleet Collier No. 3) aangewezen om te worden verbouwd tot vliegdekschip. Op 12 december 1919 vertrok het schip hiervoor naar Hampton Roads, Virginia. Hier ging het op 24 maart 1920 uit dienst. De verbouwing vond plaats op de Navy Yard in Norfolk, Virginia. Op 11 april 1920 kreeg het schip formeel de naam USS Langley. De naam was gekozen ter ere van Samuel Pierpont Langley, een Amerikaanse astronoom, fysicus, luchtvaart pionier en vliegtuig ingenieur. Op 20 maart 1922 werd het schip officieel in dienst genomen als USS Langley (CV-1).[9][10]
Op 25 oktober 1936 vertrok de USS Langley naar de Mare Island Navy Yard in Californië om te worden omgebouwd tot Seaplane Tender. De verbouwing werd op 26 februari 1937 afgerond. Het schip behield haar naam maar kreeg de nummering AV-3 op 11 april 1937. Tussen 1 februari 1939 en 10 juli 1939 was het schip gestationeerd bij de Atlantic Fleet. Op 24 september 1939 keerde de USS Langley terug naar de Pacific Fleet.[11][12]
Toen de Japanse strijdkrachten de Filippijnen op 8 december 1941 aanvielen, lag de USS Langley voor anker in Cavite. De Japanse strijdkrachten ontwijkend vertrok het schip naar Balikpapan, Nederlands-Indië en later naar Darwin, Australië. Hier kwam het op 1 januari 1942 aan. De USS Langley werd vervolgens toegewezen tot American-British-Dutch-Australian Command (ABDACOM of ABDA-Command). Haar taak werd het uitvoeren van anti-onderzeeboot patrouilles nabij Darwin. Hier bleef het schip tot 11 januari 1942.[13]
Na haar taak bij Darwin vertrok de USS Langley naar Fremantle en voegde zich bij de m.s. Sea Witch (1940). Beide schepen werden geladen met kratten met 32 Curtiss P-40 jachtvliegtuigen van het 13th Pursuit Squadron (Provisional), Far East Air Force. De vliegtuigen waren bedoeld voor Nederlands-Oost Indië. Op 22 februari 1942 vertrok de USS Langley, samen met m.s. Sea Witch, in konvooi MS 5. Dit bestond naast deze schepen nog uit USAT Willard A. Holbrook (AP-44), m.v. Duntroon (1935) en s.s. Katoomba (1913). Als escorte vaarde de USS Phoenix (CL-46) mee. Op 27 februari 1942 verlieten de USS Langley en m.s. Sea Witch het konvooi en voegden zich bij escorteschepen USS Whipple (DD-217) en USS Edsall (DD-219). Om 11.40 uur voeren de schepen op 121 km ten zuiden van Tjilatjap, toen ze werden aangevallen door Japanse Mitsubishi G4M Betty bommenwerpers. Tijdens de aanval werd de USS Langley door vijf bommen getroffen. Hierbij werden 16 bemanningsleden gedood. De bovenbouw raakte in brand en al snel helde het schip 10 graden over naar bakboord. Om 13.30 uur werd opdracht gegeven het schip te verlaten. De escorteschepen trachtten de USS Langley met negen 100 mm granaten en twee torpedo's tot zinken te brengen ten einde het niet in vijandelijke handen te laten vallen. Toen de escorteschepen het gebied verlieten, was de USS Langley nog steeds niet gezonken. Uiteindelijk werd het schip getorpedeerd door de USS Whipple (DD-217) en USS Edsall (DD-219)[14]. Men gaat er vanuit dat het schip uiteindelijk is gezonken op 8.51'Zuiderbreedte - 109.02'Oosterlengte.[15]
De overlevenden werden door de escorteschepen opgepikt en deels overgebracht naar de USS Pecos (AO-6). Vele van de overlevenden kwamen later om het leven toen de USS Pecos en de USS Edsall ook door Japanse vliegtuigen tot zinken werden gebracht.
Naam: | USS Langley |
|
Callsign/Registratie: |
AV-3 |
|
Bouwer: |
Mare Island Navy Yard,
California (ombouw) |
|
Bouwnummer: |
geen |
|
Type/Klasse: |
Vliegtuigmoederschip / geen |
|
Waterverplaatsing: |
12,700 lt (12,900 t) - standaard 13,900 lt (14,100 t) - maximum |
|
Lengte: |
165,20 meter |
|
Breedte: |
19,90 meter |
|
Diepgang: |
7,30 meter |
|
Aandrijving |
3 boilers General Electric turbo-electrische transmissie 2 schachten 7,200 shp (5,400 kW) |
|
Snelheid: |
15,5 knopen (28,7 km/u) |
|
Bereik: |
6.5000 km (bij 10 knopen) |
|
Bewapening: |
4x 127 mm/51 cal geschut |
|
Bemanning |
468 |
Commanander George Dominic Murray
(Kapitein-luitenant ter zee) |
30 mei 1937 |
Captain Arthur Cayley Davis
(Kapitein ter Zee) |
15 juni 1939 |
Captain Frank Dechant Wagner
(Kapitein ter Zee) |
18 juni 1940 |
Commander Robert Perche McConnell
(Kapitein-luitenant ter zee) |
16 juli 1941 |
Commander Felix Budwell Stump
(Kapitein-luitenant ter zee) |
20 september 1941 |
Commander Robert Perche McConnell
(Kapitein-luitenant ter zee) |
13 januari 1942 - 27 februari
1942 |