In de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 vond een zeeslag plaats tussen Geallieerde en Japanse schepen in de Straat van Soenda. Drie Geallieerde schepen kwamen in gevecht met een aanzienlijk grotere aanvalsvloot van de Japanse Keizerlijke Marine. Bij de zeeslag die hierop ontstond gingen alle drie de Geallieerde schepen verloren, evenals vijf Japanse schepen. Aan geallieerde zijde vielen 1.071 dodelijke slachtoffers en werden 675 manschappen krijgsgevangen gemaakt. De Japanse marine had 10 doden en 37 gewonden te betreuren. Bij de Japanners ging deze slag de geschiedenis in als de Slag in de Baai van Bantam.
Op 27 februari 1942 vond in de Javazee een zeeslag plaats, de eerste slag in de Javazee, waarbij een Amerikaanse-Britse-Nederlandse-Australische smaldeel, onder leiding van de Nederlandse Admiraal Karel Willem Frederik Marie Doorman, probeerde de Japanse invasievloot voor Java te onderscheppen. Het ABDA-Command smaldeel bestond uit twee Zware-kruisers, drie Lichte-kruisers en negen torpedobootjagers en werd door de Japanse vloot volledig uit elkaar geslagen. Een aantal schepen lukte het te ontkomen, waaronder de Amerikaanse Zware-kruiser USS Houston (CA-30) onder bevel van Captain Albert H. Rooks en de Australische Lichte-kruiser HMAS Perth (D29) onder bevel van Captain Hector Waller. Beide schepen wisten tegen 13.30 uur op 28 februari 1942 de haven van Tandjong Priok te bereiken. Tijdens de strijd in de Javazee was de achterste geschutskoepel van de USS Houston uitgeschakeld waardoor dit schip nog over zes van haar negen stuks geschut beschikte. In de haven werden de schepen bevoorraad, voor zover de aanwezige voorraden dit toelieten.
Op diezelfde dag kregen de schepen opdracht op te stomen naar Cilacap aan de zuidkust van Java om zich daar op te houden tot nadere orders. Ze zouden hierbij ondersteuning krijgen van de Nederlandse torpedobootjager Hr. Ms. Evertsen (1926) onder bevel van Luitenant ter zee Walburg Marius de Vries. Dit schip was nog niet gereed voor vertrek en zou zich later bij de twee kruisers voegen. De gezagvoerder van de HMAS Perth, Hector Waller, kreeg het bevel over het smaldeel. Verwacht werd dat zij hier alleen enkele Australische korvetten zouden tegen komen. De beide kruisers vertrokken rond 19.00 uur. De Evertsen volgde twee uur later. De bevelhebber van het smaldeel verwachtte geen vijandelijke schepen tegen te komen en dat het smaldeel later bericht zou krijgen naar Fremantle of Colombo uit te varen.[1]
Geallieerd smaldeel: |
Commandant: Captain
Hector Waller |
USS Houston (CA-30), Captain
Albert H. Rooks |
|
HMAS Perth (D29), Captain Hector
Waller |
|
Hr. Ms. Evertsen (1926),
Luitenant ter zee Walburg Marius de Vries |
Rond 22.00 uur bereikten de beide kruisers de Straat van Soenda. Op dat moment bevond zich hier een Japanse invasievloot, waarvan de manschappen aan het landen waren in de Baai van Bantam. Deze invasievloot bestond uit een groot aantal transportschepen. Ter bescherming hadden zij de beschikking over het vliegdekschip Ryujo (1931), vijf kruisers (Japanse 7e Slageskader) en twaalf torpedobootjagers (Japanse 5e Torpedobootjagereskader) onder leiding van Admiraal Kenzaburo Hara en viceadmiraal Takeo Kurita. De Lichte-kruiser Natori (1922), bevond zich met de torpedobootjagers Harukaze (Dai-5), Hatakaze (Dai-9), Asakaze (Dai-3), Fubuki (Dai-35), Hatsuyuki (Dai-37), Shirayuki (Dai-36), Shirakumo (Dai-42) en Murakumo (Dai-39) in de buurt van de transportschepen. De noordflank werd gedekt door de Zware-kruisers Mogami (1934) en Mikuma (1934) in gezelschap van de torpedobootjager Shikinami (Dai-46). in reserve, verder naar het noorden bevonden zich het vliegdekschip Ryujo, begeleid door de Zware-kruisers Suzuya (1934) en Kumano (1936), samen met het vliegtuigmoederschip Chiyoda (1938) en de torpedobootjagers Isonami (Dai-43) en Uranami (Dai-44).
Japans smaldeel: |
|
Japanse 7e Slageskader, Sectie
2: |
Mogami (1934) - Dai-sa
Shakao Sakiyama (Kapitein-ter-Zee) |
Mikuma (1934) |
|
Japanse 5e Torpedobootjagereskader: |
Sho-sho Kenzaburo Hara
(Schout-bij-Nacht) |
Natori (1922) |
|
Japanse 12e Torpedobootjagerdivisie: |
Shirakumo (Dai-42), Chu-sa
Toyoji Hitomi (Kapitein-luitenant-ter-zee) |
Murakumo (Dai-39), Chu-sa Hideo Azuma (Kapitein-luitenant-ter-zee) | |
Japanse 11e Torpedobootjager
Divisie: |
Fubuki (Dai-35), Chu-sa Masao Yamashita (Kapitein-luitenant-ter-zee) |
Shirayuki (Dai-36), Chu-sa Rokorou Sugawara (Kapitein-luitenant-ter-zee) | |
Hatsuyuki (Dai-37), Chu-sa Junnari Kamiura (Kapitein-luitenant-ter-zee) | |
Japanse 19e Torpedobootjager
Divisie: |
Shikinami (Dai-46), Chu-sa
Akifumi Kawahashi (Kapitein-luitenant-ter-zee) |
Japanse 5e Torpedobootjager
Divisie: |
Asakaze (Dai-3) |
Hatakaze (Dai-9) |
|
Harukaze (Dai-5) |
|
Japanse 21e Torpedoboot Divisie: |
Hatsukari (1933) |
Chidori (1933) |
|
Japanse 2e Basis Eenheid: |
Shirataka (1929) |
Japanse 1e Mijnenveeg Divisie: |
W-2 (1922) |
Transporteenheid
Landingsgebied C: |
m.s. Sakura Maru (1940) |
Ryujo Maru |
|
Horai Maru |
|
Tatsuno Maru |
|
23 overige schepen |
|
Transporteenheid
Landingsgebied B: |
6 transportschepen |
Overige: |
23 transportschepen |
Het was de Japanse torpedobootjager Fubuki (Dai-35) die de twee geallieerde kruisers rond 22.40 uur signaleerde. De Fubuki bleef de schepen onopgemerkt volgen. Rond 23.06 uur signaleerde wachten op de HMAS Perth een onbekend schip waarvan werd aangenomen dat het een in deze omgeving patrouillerend Australisch korvet was. Pogingen contact met het schip te leggen mislukte, waarbij het schip op hoge snelheid wegvoer. De Perth concludeerde hierop dat het een Japans schip moest zijn. Al spoedig werd het geïdentificeerd als een Japanse torpedobootjager, mogelijk de Harukaze (Dai-5). Hierop liet de commandant van de Perth het vuur openen. Spoedig daarna werd de Japanse vloot gesignaleerd en openden zowel de Perth als de Houston het vuur op met name de Japanse transportschepen. Iets na 23.13 uur vuurde de Fubuki een aantal torpedo's af, waarvan ten minste een torpedo de Houston raakte en het schip hierdoor snelheid moest minderen. De Perth werd rond 23.26 uur voor het eerst geraakt door granaat vuur maar kon, evenals de Houston het gevecht blijven voortzetten. Rond 23.49 uur vuurden de Japanse schepen Mogami en Mikuma een eerste salvo torpedo's af op de geallieerde schepen, gevolgd door de Harukaze. Rond 23.52 concentreerden de Mogami en Mikuma hun vuur op de Houston, waarop diverse branden uitbraken. Hierop moest een deel van het schip onder water worden gezet, waardoor twee geschutstorens niet meer konden vuren. Rond 00.05 uur werd HMAS Perth geraakt door een torpedo en maakte water. Kort daarop volgde een tweede torpedotreffer en werd het bevel gegeven het schip te verlaten. Tien minuten na de tweede treffer volgde een derde treffer en rond 00.25 uur zonk de Perth ten noordoosten van St. Nicholas Point. Op dat moment vuurde men nog vanaf de Houston maar was het bevel al afgegeven ook dat schip te verlaten wat vanaf 00.33 uur ook gebeurde. Binnen 12 minuten zonk ook de Houston nadat de torpedobootjager Shikinami nog een torpedo op het schip afvuurde. Vier Japanse transportschepen (s.s. Ryujo Maru, m.s. Sakura Maru, s.s. Horai Maru en s.s. Tatsuno Maru) en de Japanse mijnenveger W-2 (1922) gingen ook ten onder.[2][3]
Toen de Hr. Ms. Evertsen (1926) het gebied bereikte, was de zeeslag nog volop aan de gang, maar was al duidelijk dat de overmacht veel te groot was. De Nederlandse torpedobootjager trachtte via de Straat van Soenda te ontsnappen, maar stuitte daarbij op de Japanse torpedobootjagers Shirakumo (Dai-42) en Murakumo (Dai-39). Kort wist het Nederlandse schip de Japanners te ontlopen door een rookgordijn te leggen, maar werd al spoedig getroffen door de Japanse schepen. Zwaar beschadigd liet men de torpedobootjager aan de grond lopen.[4]
Aan boord van de USS Houston kwamen 696 manschappen om het leven. Totaal werden 369 manschappen door de Japanners gered. Aan boord van de HMAS Perth kwamen 375 opvarenden om, terwijl 307 manschappen werden gered. De beide gezagvoerders kwamen om het leven. Na de strijd bleek dat de Japanners maar liefst 85 torpedo's hadden afgevuurd. Van de Nederlandse Hr. Ms. Evertsen kwamen drie mensen om het leven en werden 146 manschappen gevangen genomen.[5]