Wie aan muziek in de Tweede Wereldoorlog denkt, kan niet om het lied ‘Lili Marleen’ heen, gezongen door de rokerige en zwoele stem van een van de meest gevierde én controversiële kunstenaars uit die tijd: Marlene Dietrich. Dit is het opmerkelijke verhaal van een Duitse actrice, zangeres, fundraiser én moraalbooster voor de geallieerden.
Marlene Dietrich werd op 27 december 1901 als Marie Magdalene Dietrich geboren in Schöneberg, tegenwoordig een stadsdeel van Berlijn. Zij was het tweede kind van het echtpaar Dietrich. Haar vader was Königlichen Polizeileutnant Louis Erich Otto Dietrich, haar moeder Wilhelmine Elisabeth Josephine Dietrich - Felsing. Dochter van een gerespecteerde juweliersfamilie, die aan de beroemde boulevard Unter den Linden een winkel bezat. Haar zus was de twee jaar oudere Elisabeth. Marlene groeide dan ook op in een gegoed middenklassengezin in het mondaine Berlijn. Na de dood van haar vader in 1908 hertrouwde haar moeder in 1914 met luitenant Eduard von Losch, die echter twee jaar later in de Eerste Wereldoorlog sneuvelde. Marlene maakte zo al vroeg in haar leven verlies en de gevolgen van oorlog van dichtbij mee. Iets dat ze later in haar leven ook zou meedragen. In die tijd besloot ze haar naam Marie Magdalene te vervangen door Marlene. Ze was pas 11 jaar oud, maar zelfbewust.
In haar tienerjaren ontdekte ze haar talent en liefde voor muziek, theater en film in de hoofdstad van het Duitse Rijk. Na haar middelbareschooltijd startte ze in 1918 haar opleiding tot concertvioliste aan de Musikhochschule Weimar, die ze in 1921 verliet om verder te studeren in Berlijn. Een stad die inmiddels het bruisende middelpunt was geworden van de wilde jaren twintig. Door ziekte moest ze echter haar opleiding afbreken en ze besloot actrice te worden. Na een succesvolle auditie werd ze aangenomen bij het Deutsche Theater als figurant.
Het duurde niet lang voordat ze zou meewerken aan haar eerste film ‘So sind die Männer’. In de daaropvolgende jaren zouden nog vele volgen. Tijdens een daarvan ‘Tragödie der Liebe’ ontmoette ze de Joodse productieassistent Rudolf Sieber. Ze trouwde met hem op 17 mei 1923 en dit huwelijk hield uiteindelijk stand tot zijn dood, ruim 50 jaar later. In 1924 werd hun enige dochter Maria Elisabeth geboren.
Langzaam vond Marlene haar weg in de Duitse film. Eerst als figurante, maar langzaam maar zeker ook in bijrollen en kleine hoofdrollen, zoals de Oostenrijkse film ‘Café Elektric’ en ‘Ich küsse Ihre Hand, Madame’. Een echte doorbraak bij het grote publiek bleef echter uit. Marlene speelde nu weliswaar in films, maar bleef - ook noodgedwongen - het theater trouw met tal van optredens in kleine vaudeville voorstellingen.
Dit alles zou veranderen in 1930 met haar rol van Lola in de klassieker ‘Der Blaue Engel’. Deze film moest de eerste Duitse geluidsfilm worden naar het Heinrich Mann boek ‘Professor Unrat’ en zou in een Engelse en Duitse versie worden gedraaid. Voor de rol van Lola was de Oostenrijks-Amerikaanse regisseur Josef von Sternberg op zoek naar een hoofdrolspeelster. De productiemaatschappij gaf voor dit grote project de voorkeur aan bekende actrices als Lucie Mannheim, Blandine Ebinger, Brigitte Helm en Käte Haack. In 1929 had Von Stenberg op aanraden van een vriend, Marlene gezien in een theatervoorstelling van ‘Zwei Krawatten’, maar was allesbehalve overtuigd dat deze onbekende actrice zijn dragende hoofdrolspeelster was. Maar de vriend bleef aandringen en Von Stenberg besloot om Marlene toch een auditie te gunnen. Een kans die Marlene met beide handen aangreep. Ze overtuigde de regisseur en kreeg de rol die de koers van haar leven zou veranderen. Het in de film gezongen lied ‘Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt’ werd een wereldhit. De samenwerking met Von Sternberg zou nog jaren duren en eveneens een blijvende impact op haar carrière hebben.
Na het succes van ‘Der Blaue Engel’ maakte Marlene definitief de oversteek naar Hollywood, waar ze een contract kreeg van de grote filmstudio Paramount Pictures. Het werd een succesvolle sprong. In 1930 kreeg ze een Oscarnominatie voor haar hoofdrol in ‘Morocco’ en speelde ze in 1932 in het commerciële succes ‘Shanghai-Express’.
Dit internationale succes werd in Duitsland met enerzijds trots, maar anderzijds lede ogen bekeken. De wereldwijd populaire Marlene zou het perfecte uithangbord zijn in de propaganda van de Nationaal Socialistische Deutsche Arbeiterspartei die in 1933 aan de macht was gekomen. Hitler was een groot fan van films en van de Duitse actrice in het bijzonder. Hoewel over de exacte gebeurtenissen verschillende verhalen de ronde doen, is zeker dat Minister van Propaganda Goebels midden jaren dertig meerdere pogingen ondernam om Marlene over te halen terug te keren naar Duitsland. Hoge gages, volstrekte vrijheid in keuzes voor rollen en zelfs een zegeparade in het centrum van Berlijn werden haar aangeboden om haar te verleiden terug te keren naar haar vaderland. Marlene weigerde categorisch. Ze zou op het laatste aanbod gezegd hebben: “Alleen als mijn man mag meerijden”. Ze wist heel goed dat het feit dat haar echtgenoot Joods was, voor de nazi’s onverdraagbaar was. Hitler was furieus over de weigering, verbood al haar films en liet alle kopieën van de film ‘Der Blaue Engel’ vernietigen. Alle, behalve één kopie die hij zelf in bezit hield. De liefde van het Duitse volk werd daarop vakkundig afgebroken in de propaganda.
Marlene’s filmcarrière begon echter barsten te vertonen. De echt grote successen bleven uit en in 1937 weigerde filmstudio Paramount Pictures haar contract te verlengen. Ze besloot het Amerikaanse staatsburgerschap aan te vragen en keerde Hollywood de rug toe om een tijd in London en Parijs door te brengen. In Parijs hielp ze andere gevluchte - veelal Joodse - kunstenaars en intellectuelen die door de nazi’s vervolgd werden in het vaderland. Ze zorgde voor eten en geld. Zo hoorde ze van dichtbij hoe haar vaderland zich ontwikkelde onder het nationaalsocialisme.
In 1939 kreeg Marlene een succesvolle rol in de western ‘The Big Bluff’. Een opvallende verandering van imago, maar wel een naar een genre dat oer-Amerikaans was. Ondanks geruchten dat ze eigenlijk een Duitse spionne was, werd haar in datzelfde jaar uiteindelijk het Amerikaanse staatsburgerschap toegekend. Dit leverde haar in Duitsland wederom een storm van verontwaardiging op. Het propaganda blad Der Stürmer schreef: “De lange relatie van de Duitse actrice Marlene Dietrich met Joden heeft haar karakter on-Duits gemaakt”. Tot aan haar dood in 1992 zouden grote delen van het Duitse volk haar als landverraadster zien. Vooral ook omdat ze weinig sympathie kon opbrengen voor de Duitse gesneuvelden en burgerslachtoffers. Tijdens een interview in 1966 zou ze op de vraag of de doden bij de bombardementen op Berlijn, Hamburg en Keulen haar niets uitmaakten gezegd hebben:
“We waren in oorlog. Ik was voor alles wat ertoe bijdroeg dat deze oorlog snel en in ons voordeel zou eindigen. Hoe kan mijn hart pijn doen wanneer Hamburg gebombardeerd wordt, als het al verscheurd is door de bombardementen op Londen? Ik stond aan de zijde van de onschuldigen; zij moesten winnen.”[1]
Marlene was niet alleen tegen het nationaalsocialisme. Ze speelde op diverse manieren een actieve rol in de oorlogsinspanningen. Zo riep ze mensen op om oorlogsobligaties te kopen voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Ze zei daarover:
“Ik ga op tournee, om oorlogsobligaties te verkopen, waarmee ze bommen kunnen kopen, die ze op Berlijn kunnen gooien, waar mijn moeder nog leeft. Ik moet daarover niet teveel nadenken, want als ik dat wel doe, dan kan ik niet ermee doorgaan.”[2]
Maar daar bleef het niet bij. Ze sprak de Duitse soldaten in Britse oorlogsuitzendingen toe en noemde de Führer “een idioot”. Toen haar toenmalige minnaar de Franse acteur Jean Gabin besloot zich bij het Franse leger te melden, wilde Marlene ook haar bijdrage aan het front leveren. Ze bezocht veldhospitalen, trad op voor fronttroepen en nam een aantal albums in het Duits op voor het Muzac project van het Amerikaanse Office of Strategic Services (de voorloper van de CIA). Een programma om het moraal van de Duitse troepen te ondermijnen. Een van de nummers die Marlene opnam was het iconische ‘Lili Marleen’. Het lied was overigens niet special voor haar geschreven én al zeer populair in haar voormalige vaderland.
De kerntekst was al in 1915 geschreven als gedicht van Hans Leip, een Duitse leraar uit Hamburg, tijdens zijn diensttijd in het Duitse keizerlijke leger. In 1938 componeerde Norbert Schultze de muziek en liet Lale Andersen de tekst in 1939 inzingen. Er werden maar 700 exemplaren van verkocht. Echt populair werd het echter onder de Duitse soldaten, toen het vanaf 1941 dagelijks op een vast tijdstip werd gedraaid door Soldatensender Radio Belgrado voor Duitse soldaten in Zuid-Europa en aan het Afrikaanse front. De geallieerden in de regio konden echter ook afstemmen op dit station en zo werd het ook bekend en populair aan de andere zijde van het conflict.
Dietrich ging op twee zogenaamde USO-tours (USO staat voor United Service Organization Inc.), waarbij ze Noord-Afrika, Italië, Frankrijk en Duitsland zou aandoen. Zo was ze de eerste artiest die geredde geallieerde soldaten in Anzio bereikte. Haar shows bestonden uit een mix van zingen, dansen en een komische act, waarmee ze haar ervaring als entertainer en jaren in het cabaret volledig benutte. Vaste onderdelen waren ‘Lili Marleen’ en een zingende zaag act, waarbij ze gebruik maakte van haar opleiding als violiste decennia eerder. Ze werd immens populair onder de troepen. Zeker niet in de laatste plaats omdat ze niet op veilige afstand bleef van het front. Dat bleek eens te meer in december 1944. Op 14 december kwam Marlene met een aantal andere entertainers aan in het rustige Bastogne voor een USO-optreden. Ze at met de troepen en maakte, zoals gewoonlijk, veel indruk met haar optreden.[3]. Niemand kon op dat moment weten dat niet ver daarvandaan het Duitse leger zich opmaakte voor een grootschalige tegenaanval onder de codenaam ‘Wacht am Rhein’; het Ardennenoffensief. Een aanval die uiteindelijk op 16 december 1944 in de vroege ochtend begon. Op die dag zou Marlene in Honsfeld optreden, op steenworp afstand van de frontlinie. Marlene kon net op tijd ontsnappen. Honsfeld zou op een dag later de plek worden waar SS luitenant-kolonel Jochen Peiper en zijn eenheid de eerste Amerikaanse krijgsgevangenen zouden executeren tijdens hun opmars. Uiteindelijk zou Marlene meer dan 500 optredens verzorgen.
In de zomer van 1945 kreeg Marlene het nieuws dat haar moeder de oorlog had overleefd. In het volstrekt verwoeste Berlijn had het Russische leger haar gevonden en toen de Amerikanen in juli 1945 Berlijn binnentrokken, kregen ze de kans om haar te spreken. Het zou tot september dat jaar duren voordat Marlene haar kon ontmoeten omdat ze een USO-optreden in de stad had. Haar moeder zou kort daarna - in november 1945 - overlijden en in Berlijn worden begraven. Dietrich wist inmiddels dat haar zus ook nog in leven was.
In 1947 ontving Marlene als eerste vrouw de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor burgers; de Medal of Freedom. Ook in Frankrijk werd ze erkend voor haar inspanningen. In 1950 werd haar de titel ‘Ridder van het Ere Legioen’ verleend (Chevalier de la Legion d’Honneur). Later zou ze nog gepromoveerd worden tot Commandeur.
Anders was het echter in Duitsland, haar voormalige vaderland. In een documentaire uit 1983 sprak ze over haar concert in Berlijn in 1960. Vele Duitsers namen het haar kwalijk het land te hebben verlaten en zich zo nadrukkelijk aan de zijde van de geallieerden te hebben geschaard. Daarmee had ze zich niet alleen tegen Hitler gekeerd, maar vooral ook tegen miljoenen Duitse soldaten, die mede door haar inspanningen gesneuveld waren. Marlene accepteerde dit als een gegeven, maar vertelde ook over een oude vrouw die had gezegd: “Nou, zullen we maar weer vrienden zijn?” De vrouw stelde voor om te focussen op hetgeen hen verbond: een stad, een vaderland en een cultuur. Er waren meer mensen die zo dachten, vulde Marlene snel aan.[4]
Toch zou ze niet in Berlijn, maar in Parijs sterven in 1992. Haar laatste wens was in haar Berlijn begraven te worden. De weerstand tegen haar was inmiddels bij de meerderheid van de bevolking verdwenen, maar toen de plannen voor een grootse begrafenisplechtigheid bekend werden gemaakt, ontvlamde toch een protest onder delen van de bevolking en in de senaat. Uiteindelijk werd hiervan afgezien. Marlene werd onder grote belangstelling uiteindelijk begraven op de III. Städtischen Friedhof Stubenrauchstraße, de plek waar ook haar moeder was begraven.
Het zou nog tot 1997 duren, voordat het eerste plein naar haar vernoemd zou worden. Ter gelegenheid van haar 100e verjaardag bood de deelstaat Berlijn officieel excuses aan voor de behandeling die ze na de oorlog ontvangen had en werd ze in 2022 postuum ereburger van die stad. Ondanks heftige kritiek van delen van de bevolking.