De Duitse Kriegsmarine werd in 1935 ingesteld als opvolger van de Reichsmarine. Aanvankelijk vond de opbouw ogenschijnlijk plaats onder de voorwaarden van diverse Internationale verdragen, maar al spoedig werden de verdragsregels overtreden. Vanaf het aankomen van Adolf Hitler als Reichskanzler werd in zijn opdracht begonnen met de opbouw van een sterke marine. Toch zou het nog tot 1938 duren voordat een plan werd opgesteld om zich te kunnen meten met andere grote marines. Volgens de plannen zou de Kriegsmarine in 1945 op sterkte zijn. De aanvang van de oorlog in 1939 maakten dat tijdens de Tweede Wereldoorlog vele van de plannen moesten worden gewijzigd, waarbij vooral op een onderzeebootoorlog werd ingezet. Op 23 juli 1945 werd de Kriegsmarine formeel opgeheven. Pas op 12 november 1955 (Marine) en 1 maart 1956 (Volksmarine), werden in West- en Oost-Duitsland weer eigen marines opgebouwd. In 1990 werden de beide marines samengevoegd en in 1995 werd de naam formeel omgedoopt tot Bundesmarine.
Oberbefehlshaber der
Kriegsmarine: |
Grossadmiral Erich Raeder Grossadmiral Karl Dönitz Generaladmiral Hans-Georg von Friedeburg Generaladmiral Walter Warzecha |
30 juni 1935 23 januari 1943 1 mei 1945 22 mei 1945 - 23 juli 1945 |
1935 - 1939: |
||
Marinekommandoamt |
Operationsabteilung Organisationsabteilung Marinenachrichtendienst Ausbildungsabteilung Flottenabteilung |
|
Allgemeine Marineamt |
Marinewerftabteilung Marinewaffenabteilung Nautische Abteilung Kriegswissenschaftliche Abteilung |
|
Marineverwaltungsabteilung |
Personalabteilung Etatabteilung Justizariat |
|
1939 - 1944: |
||
Chef des Stabes der
Seekriegsleitung (C/Skl) |
Admiral Otto Schniewind Admiral Kurt Fricke Admiral Wilhelm Meisel |
|
Stab des Oberbefehlshaber der
Kriegsmarine (M) |
Marinehaushaltsabteilung (E) Militärische Abteilung für Schiffsmaschinenbetrieb (Ing.) Marine-Medizin-Abteilung (G) Kriegswisenschaftliche Abteilung (Skl KA) |
|
Flottenkommando (1943: Marine-Gruppenkommando Nord und Flottenkommando) |
Flottenchef 1939: Befehlshaber der Panzerschiffe Befehlshaber der Aufklärungsstreitkräfte Befehlshaber der U-Boote 1940: Befehlshaber der Kreuzer Führer der Zerstörer Führer der Torpedoboote Befehlshaber der U-Boote Führer der Minenschiffe Führer der Minensuchverbände Führer der Vorpostenverbände Führer der Seeluftstreitkräfte Schlachtschiffe 1942: Befehlshaber der Panzerschiffe Chef des Ausbildungsverbandes, Kiel Führer der Zerstörer Führer der Torpedoboote Befehlshaber der U-Boote Führer der Seeluftstreitkräfte 1943: Admiral Nordmeer Kampfgruppe mit Schlachtschiffen und Kreuzern Ausbildungsverband der Flotte Führer der Zerstörer Führer der Schnellboote Führer der Minenschiffe Marinenachrichten-Abteilung Nord Marinewetterwarte |
|
Marinegruppenkommando |
Marinegruppenkommando Nord Marinegruppenkommando Ost Marinegruppenkommando Süd Marinegruppenkommando West |
|
Marineoberkommandos |
Marineoberkommando Nordsee Marineoberkommando Norwegen Marineoberkommando Ostsee Marineoberkommando Süd Marineoberkommando West |
|
Seekriegsleitung |
Operationsabteilung (1/Skl) Abteilung Marine-Nachrichtendienst (2/Skl) Abteilung Nachrichtenauswertung (3/Skl) Amtsgruppe U-Bootswesen (Skl U) Marinekommandoamt (A) Organisationsabteilung (A II) Ausbildungsabteilung (A IV) |
|
Allgemeines Marinehauptamt |
Stab Artilleriewaffenamt (AWa) Amt Torpedowaffe (TWa) Amtsgruppe Sperrwaffen (SWa) Amtsgruppe Technisches Nachrichtenwesen Amtsgruppe Pioniere und Festungen Amt Rüstung und Wehrwirtschaft Kriegsmarine (RüWi) Amtsgruppe Forschung, Erfindungs- und Patentwesen |
|
Marinewaffenamt |
Stab Artilleriewaffenamt (AWa) Amt Torpedowaffe (TWa) Amtsgruppe Sperrwaffen (SWa) Amtsgruppe Technisches Nachrichtenwesen (NWa) Amtsgruppe Pioniere und Festungen (PiWa) Amt Rüstung und Wehrwirtschaft Kriegsmarine (RüWi) Amtsgruppe Forschung, Erfindungs- und Patentwesen (FEP) |
|
Amt Kriegsschiffbau |
Abteilung Schiffbau (K I) Abteilung Maschinenbau (K II) Militärische Abteilung (K III) Amtsgruppe Schiffsmaschinenbetrieb (K IV) Amtsgruppe Werften (K V) Amtsgruppe Werft-, Hafen- und Strombau (K VI) |
|
Donauflottille |
Kapitän zur See Bütow Korvettenkapitän Stubbendorff Korvettenkapitän Petzel Korvettenkapitän von Hellpewarth (m.W.d.G.b.) Korvettenkapitän Birnbaum Korvettenkapitän Viktor Mohr Korvettenkapitän Kurt Seifert |
|
vanaf mei 1944: |
||
Seekriegsleitung |
Operationsabteilung (1/Skl) Abteilung Marine-Nachrichtendienst (2/Skl) Abteilung Nachrichtenauswertung (3/Skl) Amtsgruppe U-Bootswesen (Skl U) Marinekommandoamt (A) Organisationsabteilung (A II) Ausbildungsabteilung (A IV) |
|
Chef der Kriegsmarinerüstung |
Artillerie-Waffenamt (AWa) Amt Torpedowaffe (TWa) Amtsgruppe Sperrwaffen (SWa) Amtsgruppe Technisches Nachrichtenwesen (NWa) Amtsgruppe Pioniere und Festungen (PiWa) Amt Rüstung und Wehrwirtschaft (RüWi) Amtsgruppe Forschung, Erfindungs- und Patentwesen (FEP) Amt Kriegsschiffbau (K) |
|
Allgemeines Marinehauptamt |
Marinetruppenamt (Tr) Amtsgruppe Marine Rechtswesen (R) Marine Medizinakamt (G) Amt Marinebauwesen (B) Marine-Verwaltungsamt (C) Wehrgeistiger Führungsstab (WF) |
Op 1 februari 1872 werd na de eenwording van Duitsland tot het Duitse Keizerrijk, door samenvoeging van de Preussische Marine en de Marine des Norddeutschen Bundes, de Kaiserliche Marine geformeerd. Het belangrijkste doel van deze marine was het garanderen en het openhouden van de Duitse handelswegen over zee. Tussen 1880 en 1890 werd de Kaiserliche Marine vol ingezet bij de kolonisatiedrang van het Duitse Keizerrijk. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog waren de Unterseeflotte en de Hochseeflotte de belangrijkste wapens van deze marine.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd een groot deel van de Duitse vloot bij Scapa Flow geïnterneerd en door de Duitsers zelf tot zinken gebracht. Wat nog over was in Duitsland en volgens de verdragen door Duitsland mocht worden behouden, werd ondergebracht bij de nieuwe Reichsmarine die op 16 april 1919 was geformeerd als Vorläufige Reichsmarine.
Ondanks beperkingen die waren opgelegd door het Verdrag van Versailles en diverse andere verdragen zoals vlootverdragen, begon de Reichsmarine in het geheim met het voorbereiden van moderniseringen en uitbreidingen. Ook formeel in het openbaar werden diverse moderniseringen en bouwprogramma's doorgevoerd, waarbij zoveel mogelijk rekening werd gehouden met diverse verdragen. Neutrale landen zoals Nederland, werden gebruikt om technieken te verbeteren en bouwprogramma's op te starten, vooral met het doel technische knowhow op orde te houden. Zo werden bijvoorbeeld in Nederland het Nederlandse Ingenieurskantoor voor Scheepsbouw (IVS) (opgericht door Krupp in 1922) en de Venlose firma Nedinsco (opgericht in 1921 door Carl Zeiss) opgezet. De IVS bereidde het later Duitse onderzeebootprogramma voor en Nedinsco zou later optische instrumenten zoals periscopen leveren.[1]
Nadat Admiral Erich Raeder in 1928 bevelhebber van de Reichsmarine werd, begon de uitbreiding en modernisering van de Reichsmarine duidelijker vormen te krijgen en steeds opener tegen de grenzen van diverse verdragen aan te schuren. In het begin van de jaren 1930 trachtte Duitsland op legale wijze onder de verdragen uit te komen, wat vooral door de starre houding van Frankrijk mislukte. Hierop kondigde op 26 juli 1932 de Reichswehrminister Kurt von Schleicher aan dat Duitsland zich vanaf dat moment niet meer gebonden achtte aan het Verdrag van Versailles. Hierop werd direct besloten tot een uitbreidingsprogramma voor de vloot, de vestiging van een onderzeebootwapen, een marineluchtvaartdienst en de bouw van een vliegdekschip.
Toen op 30 januari 1933 Adolf Hitler de macht in Duitsland overnam, waren de belangrijkste stappen naar een modernisering van de Reichsmarine derhalve al ingezet. Op 1 juni 1935 werd de Reichsmarine omgedoopt tot Kriegsmarine en op 18 juni datzelfde jaar werd een Brits-Duitse Vlootovereenkomst gesloten waarbij Duitsland werd toegestaan een vloot op te bouwen tot 35% van die van de Royal Navy. Hierbij ging het om 35% binnen elke categorie, waardoor Duitsland ook weer zware oorlogsschepen zoals slagschepen en zware kruisers mocht bouwen. Desondanks duurde het nog lang voordat daadwerkelijk in grote aantallen nieuwe schepen werden gebouwd.[2]
Pas nadat in 1938 Adolf Hitler inzag dat zijn annexatieplannen mogelijk tot een oorlog met Groot-Brittannië zouden kunnen leiden, werd besloten tot aanzienlijke uitbreidingsplannen. De basis hiervoor werd het zogenaamde Z-plan (Ziel-plan). Dit plan omvatte de bouw van zes grote slagschepen, de bouw en verbouw van vier slagschepen, drie slagkruisers, vier vliegdekschepen, de opbouw van een vloot met 48 lichte kruisers, 68 torpedobootjagers en 249 onderzeeboten. De uitbreidingen werden geacht in 1945 te zijn afgerond.[3][4][5]
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939, raakten de plannen voor de uitbreiding van de Kriegsmarine al gelijk verouderd. Door de ontwikkelingen moesten de plannen constant worden bijgeschaafd tot er uiteindelijk nagenoeg niets van terecht kwam. Het falende optreden van de Kriegsmarine tijdens de operatie Weser, de invasie van Noorwegen en Denemarken, zorgden ervoor dat Adolf Hitler weinig vertrouwen meer had in de Kriegsmarine. Operationeel werd vooral ingezet op de onderzeebootoorlog en die schepen die voor de directe ondersteuning van land- en luchteenheden nodig waren. De grotere eenheden die de Kriegsmarine nog wel had en kreeg, werden vooral ingezet voor dezelfde doelstellingen als waar de onderzeeboten voor werden ingezet, het verstoren en trachten stil te leggen van de bevoorradingsroutes van de geallieerden. Ook dit eindige vrijwel volledig na het verlies van de Bismarck (1939). Naast inzet op zee en in de lucht, waarbij de marine luchtstrijdkrachten onder de vlieger van de Luftwaffe opereerden, bediende de Kriegsmarine kustgeschut en naarmate de oorlog vorderde steeds meer grondtroepen.[6][7]
Met het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog in mei 1945, kwam ook een einde aan de Kriegsmarine. Net als na de Eerste Wereldoorlog, werd de Duitse marine gereduceerd tot een kleine rompeenheid, voornamelijk voor het opruimen van mijnen. Deze laatste restanten werden op 31 december 1947 eveneens ontbonden. Duitsland zelf werd opgedeeld in West-Duitsland en Oost-Duitsland. Met het ontstaan van de tegenstellingen tussen West en Oost, later bekend als de koude oorlog, werd op 12 november 1955 in West-Duitsland als onderdeel van de Bundeswehr, de Marine geformeerd. Oost-Duitsland volgde op 1 maart 1956 met de installatie van de Volksmarine. Na de eenwording van beide Duitslanden in 1990, werden beide marines samengevoegd als Marine binnen de Bundeswehr. In 1995 werd de veel gebruikte roepnaam Bundesmarine formeel ingesteld als naam voor de nieuwe Duitse marine.