TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De collaborateur

Titel: De collaborateur
Schrijver: Jaap Hofman
Uitgever: Aspekt
Uitgebracht: 2011
Pagina's: 334
ISBN: 9789059114333
Omschrijving:

Het boek is een heruitgave van het in 1981 gepubliceerde proefschrift van de psychiater Jaap Hofman. De auteur liet later nog andere publicaties met psycho-historische onderwerpen verschijnen, waaronder een publicatie over Rudolf Hess en over de problematiek van NSB-kinderen. In “De Collaborateur” werd voorzien in een manco dat de schrijver W. F. Hermans in 1979 als volgt onder woorden had gebracht: “Er is nauwelijks ooit een poging gedaan het verschijnsel van het landverraad objectief te bestuderen. Men heeft de landverraders, NSB’ers enz. van stonde af aan overladen met berispingen en preken, maar na de constatering dat zij slecht en misdadig waren, zich niet verder in de feiten verdiept.” Hofmans “De collaborateur” is grotendeels gebaseerd op moeilijk te verkrijgen uniek archiefmateriaal dat niet eerder, noch later voor enig ander onderzoek is gebruikt. Het primaire doel was inzicht te krijgen in de persoonlijkheid, de levensloop, de sociale positie en de vooral ernstige politiek-delinquente gedragingen, voor zover mogelijk in hun onderlinge samenhang, van 52 goed gedocumenteerde collaborateurs. Het boek was in 1981 spraakmakend, kreeg veel aandacht en wordt nog steeds veelvuldig door andere auteurs aangehaald. Reden voor uitgeverij Aspekt een heruitgave op de markt te brengen om de integrale versie weer voor iedereen beschikbaar te maken.

Het is de vraag of het boek nog steeds voorziet in een manco en een heruitgave rechtvaardigt. Als dat al zo is, zal de uitgever zich zeker gerealiseerd hebben dat het proefschrift voor slechts een zeer beperkte groep echt interessant is. Niet dat het onderwerp van het boek niet interessant genoeg is. Integendeel zelfs, de inmiddels omvangrijke hoeveelheid publicaties over oorlogsmisdadigers, collaborateurs, verraders, Jodenjagers en foutieve groeperingen laat zien dat er een onverminderde interesse is om kennis te nemen van de achtergronden en beweegredenen van deze mensen. Het lijkt dat de uitgever met deze heruitgave heeft willen inspringen op deze hernieuwde belangstelling voor de NSB en Jodenjagers.

Het probleem met dit boek zit hem hoofdzakelijk in de leesbaarheid. Het is nu eenmaal een proefschrift en wetenschappelijke publicaties blinken, niet alleen in Nederland, zelden uit in hun toegankelijkheid voor de gemiddelde lezer. Een citaat uit het boek (pagina 82) om dat toe te lichten:

“De vraag wie er ontvankelijk waren voor het fascisme (nazisme) leidt tot een andere vraag en wel die van de eventuele psychologische voorwaarden die deze ontvankelijkheid (mede) bepalen. Wat men ook onder psychologische voorwaarden wil verstaan, in ons geval lijkt het zinvol hen te beschouwen als een reactiepatroon dat in causale relatie tot een bepaalde persoonlijkheidsstructuur staat, ten minste voor zover deze persoonlijkheidsstructuur al niet in termen van reactiepatronen is omschreven. Binnen de wordingsgeschiedenis van de persoonlijkheidsstructuur kan men een aantal ontstaansvoorwaarden onderscheiden, waarvan het relatieve gewicht de bron is van een welhaast permanente controverse in de psychologische wetenschappen. Met in achtneming van de chronologische volgorde moet in de eerste plaats de opvatting worden genoemd die het primaat van de ontstaansvoorwaarden zoekt in de constitutionele bepaaldheid; de persoonlijkheidsstructuur derhalve wordt in essentie bepaald door datgene wat in aanleg is gegeven. Binnen het raam van het psychoanalytische gedachtengoed wordt het accent gelegd op de vroegkinderlijke ontwikkeling, in die zin, dat de interactiepatronen met de naaste omgeving, in het bijzonder met de ouders, gedurende de eerste vijf levensjaren bepalend worden geacht voor de wijze waarop de persoonlijkheidsstructuur zich ontwikkelt.”

Tot tweederde deel van het boek is dit de kernmerkende schrijfstijl. Wetenschappelijk verantwoord en ongetwijfeld makkelijk toegankelijk voor vakgenoten van de schrijver of wetenschappelijk geschoolden met belangstelling voor psychologie, maar voor het brede publiek is het een hele opgave alles goed te begrijpen. Met enige inspanning wordt wel duidelijk wat er staat, maar het is dus geen boek dat lekker leest.

Een probleem dat zich overigens als een olievlek uitbreidt. Het is niet verwonderlijk dat bij herhaling publicaties verschijnen waarin de algemene stelling is dat we in een non-informatiemaatschappij leven. We overladen ons met informatie, maar die is vaak zo abstract, zo dubbelzinnig, zo wetenschappelijk en zo onbegrijpelijk, dat zelfs ingewijden het niet langer begrijpen. Het verdient dan ook niet de naam informatie. Een van de meest treffende voorbeelden daarvan betreft een rechtelijke uitspraak over de spitsstrook op de A1, die jarenlang door de minister, de landsadvocaat, de complete ambtelijke top en iedereen die verder bij het onderwerp was betrokken verkeerd werd geïnterpreteerd. Als zij het al niet begrijpen, hoe moet in zo'n situatie de gemiddelde Nederlander een uitspraak dan kunnen begrijpen? Het aantal van dit soort voorbeelden is onuitputtelijk, over elk willekeurig onderwerp en op elk denkbaar vakgebied. Terwijl het niet zo lastig is om concreet, eenduidig, nauwkeurig en begrijpelijk te beschrijven. “De collaborateur” heeft zo'n hoog non-informatief gehalte.

Het is niet ongebruikelijk dat proefschriften die op de markt komen worden herschreven om ze in een populair-wetenschappelijk jasje te gieten. Het zou voor “De collaborateur” geen overbodige luxe zijn geweest. De opzet van het boek leent zich namelijk best voor zo'n populair-wetenschappelijke opzet. De auteur behandelt in de eerste hoofdstukken de achtergronden van het fascisme en nazisme, benoemt de misdadige karakteristieken van het nazisme en haar handlangers, bespreekt de verschillende vormen van collaboratie, gaat in op het karakter van het nationaal-socialisme in Nederland en geeft inzicht in de Bijzondere Rechtspleging in de jaren 1944-1952. Met een wat meer literaire of journalistieke pen zou het een boeiend boek hebben opgeleverd over de psychologische wereld die verborgen zit achter de opkomst en ondergang van de fascistische en nationaal-socialistische bewegingen. Een boek dat zeker zou voorzien in een behoefte. Het strooien van psychologische begrippen die als bekend worden geacht en het doorwrochte taalgebruik dreigen echter voor de gemiddelde lezer te veel af te leiden van de inhoud van het geschrevene.

Wat steken we op van het boek? Op de pagina's 249 tot en met 278 wordt eindelijk besproken waar het allemaal om draait: een systematisch onderzoek naar 52 overwegend zware politieke delinquenten die in de periode 1949-1964 werden onderzocht in het Psychiatrische Observatiekliniek van het Gevangeniswezen (POK), het huidige Pieter Baan Centrum. Doel van het onderzoek is een indruk te krijgen van de levensloop van deze delinquenten, in relatie tot hun bijzondere persoonlijke geaardheid, de sociaal-politieke omstandigheden en de motieven aan het begin van hun politieke carrière. De geanonimiseerde onderzoeksgroep wordt, zowel als totale groep als op basis van hetgeen waarvoor ze veroordeeld zijn, beschreven aan de hand van karakteristieken als leeftijd, grootte en bijzondere kenmerken van het gezin van herkomst, gedragsafwijkingen in de kinderjaren, lichamelijke gebreken, burgerlijke staat, beroepscarrière, justitiële contacten, psychiatrisch verleden en NSB-lidmaatschap. Hofmans eindconclusie is dat de uitkomsten van het onderzoek veelomvattend zijn en derhalve moeilijk samen te vatten. Er kan namelijk geen profielschets worden gemaakt van 'de collaborateur'. Niet helemaal onvoorspelbaar, de misdaden van de groep lopen immers sterk uiteen. Van Jodenjacht, moord, mishandeling, kampbewaarder, via verklikker en Oostfrontstrijder, tot tamelijk passief meewerkende politiefunctionaris en burgemeester.

Uiteindelijk komt de auteur tot een erg mild oordeel over het misdadig gedrag van de meeste onderzochten: de verklaring ligt niet zozeer in hun persoonlijkheid of hun oorsprong, maar in de bijzondere geaardheid van het systeem waarvan ze deel uitmaakte. Het lijkt een wat geforceerde poging om met de karakteristiek 'zwakke persoonlijkheid' toch nog een gemeenschappelijk deler te benomen. Dat systeem dwong dan misdadig gedrag af en bevestigde de juistheid daarvan door groepsdynamische processen. “De meeste mensen zijn niet kwaadaardig, velen ontbreekt het echter aan de moed, standvastigheid en het vermogen tot het vormen van een eigen oordeel. Het zijn deze tekortkomingen die hen, eenmaal onder de invloed van een misdadig systeem, tot gevaarlijke misdadigers kunnen maken.” Niet helemaal onwaar natuurlijk, maar het systeem dus als de grote schuldige? Wie zorgen dan voor dat systeem?

Beoordeling: Redelijk

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
24-06-2011
Laatst gewijzigd:
12-05-2012
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen