TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Aan de vooravond

Titel: Aan de vooravond - Europese Joden voor de Tweede Wereldoorlog
Schrijver: Bernard Wasserstein
Uitgever: Nieuw Amsterdam
Uitgebracht: 2012
Pagina's: 640
ISBN: 9789046813768
Omschrijving:

Recentelijk verscheen van de gezaghebbende Britse historicus Bernard Wasserstein het boek "Gertrude van Tijn en het lot van de Nederlandse Joden". De inspiratie voor dat boek moet hij ongetwijfeld hebben gevonden bij het schrijven van "Aan de vooravond", dat vorig jaar van de persen rolde, waarvoor hij een enorme massa informatie had verzameld en waarvan slechts een beperkt deel in dit magistrale overzichtswerk kon worden gebruikt. In "Aan de vooravond" roept Wasserstein op indrukwekkende manier de Joodse geschiedenis aan het begin van de twintigste eeuw in herinnering.

Het is gebruikelijk dat op de achterzijde van boeken in superlatieven over een boek wordt geschreven en de superlatieven zijn behoorlijk van toepassing bij dit boek, dat ongetwijfeld het magnus opus van Wasserstein zal worden. The Indepent spreekt over "Een ontroerende en nauwgezette historische beschrijving van een wereld aan de rand van de afgrond" en The Jewish Cronicle wordt aldus geciteerd: "Een informatieve en ontroerende evocatie van de rijkdom en diversiteit van het Joodse leven in het Europa van voor de oorlog". In beide citaten komt het woord 'ontroerende' terug, maar als er al een puntje van kritiek op het boek te geven zou zijn, is dat uitgerekend de opmerking dat juist dat ontroerende element net iets te veel afwezig is. Dit aspect komt verderop in de recensie nog aan bod.

In "Aan de vooravond" worden hoofdzakelijk de drie decennia beschreven vóór 1 september 1939, toen de Duitse legers Polen binnenvielen en daarmee de Tweede Wereldoorlog ontketenden. Een enkele keer is het voor het begrijpen van historische ontwikkelingen noodzakelijk terug te kijken naar gebeurtenissen in de negentiende eeuw. Wasserstein beschrijft in zijn boek twee parallelle ontwikkelingen, die in de vooravond van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust de tweeduizend jaar oude Joodse geschiedenis in Europa bedreigden. De Joden stonden machteloos tegenover de interne en externe krachten die hen zouden vernietigen. "Wat ze ook deden, het leek nog het meest op het weinig doeltreffende gespartel van langzaam stikkende vliegen in een afgesloten fles", beschrijft Wasserstein de situatie waarin ze zich bevonden voordat de barbaren met hun vernietigende werk begonnen.

De eerste factor die de Joodse samenleving bedreigde was uiteraard de agressie van buitenaf. Met een variant op Marx begint Wasserstein zijn boek met de zin: "Er waarde in de jaren dertig een spook door Europa: het spook van de Jood". In bijna alle Europese landen werden Joden door een groot deel van de bevolking beschouwd als een vreemde verschijning, als mensen die hier niet thuishoorden. Ze werden gevreesd en veracht als de moordenaars van Christus, bekeken alsof ze de gehoornde duivel waren, beschouwd als revolutiebeluste radicalen of als kapitalistische uitbuiters, als onverbeterlijke aanhangers van een achterhaald geloof of juist als achterbakse vertegenwoordigers van het modernisme. Kortom, welke nationaliteit, religie of politieke overtuiging de anderen ook hadden, er was altijd wel een reden te bedenken waarom vooral de Joden schuld hadden aan al wat niet beviel of in de denktrant niet van pas kwam.

In de naoorlogse literatuur ligt om niet onbegrijpelijke redenen de nadruk op het antisemitisme in nazi-Duitsland, maar het antisemitisme was over heel Europa verspreid, was er diepgeworteld en uitte zich in een stortvloed van maatregelen om de Joden uit te sluiten van deelname aan het gewone maatschappelijke verkeer. Steeds minder werden ze geaccepteerd als medeburger en steeds meer behandeld als boeman, als onmens en als opgejaagd beest. Het antisemitisme in Hitlers Duitsland kwam bepaald niet uit de lucht vallen. Hierbij kan de kanttekening gemaakt worden dat Wasserstein Nederland en België noemt als landen waar dat antisemitisme zich verreweg het minste voordeed. De nadruk in het boek ligt op Polen en de Sovjet-Unie, waar het merendeel van de tien miljoen Joden leefde. In het grootste deel van het Europese continent werd in de jaren die aan de oorlog vooraf gingen de Joden veel van hun burgerrechten ontnomen en dreigden ze volledig te worden uitgestoten. De eerste wrange conclusie die impliciet uit Wassersteins boek kan worden getrokken: De Jodenvervolging was geen exclusieve Duitse aangelegenheid en de Holocaust had ook wel elders en met dezelfde kracht kunnen gebeuren. Wasserstein spreekt er zich niet zo expliciet over uit, maar het is overduidelijk dat zijn uitgangspunt volstrekt tegenstrijdig is aan wat Daniel Goldhagen in "Hitlers Gewillige Beulen" (1996) beweerde, namelijk dat de Holocaust een onvermijdelijke uitkomst was van de Duitse maatschappij en haar diepgewortelde antisemitisme.

De existentiële crisis waarin de Europese Joden verkeerden werd volgens Wasserstein ook veroorzaakt door het verval in eigen kring. Twee ontwikkelingen lagen aan de basis. Het antisemitisme maakte allerlei verdedigingsmechanisme noodzakelijk. Een daarvan was de opkomst van het zionisme, dat in belangrijke mate was gebaseerd op het idee dat de Joodse bevolking alleen veilig was als er een eigen Joodse staat zou zijn. Door de Britten werd zo'n staat in Palestina in het vooruitzicht gesteld, maar al vanaf begin dertiger jaren kwam de oorspronkelijke Palestijnse bevolking daartegen in het geweer en besloten de Britten de emigratie van grote aantallen Europese Joden naar Palestina moeilijker te maken. Dat zionisme was sterk seculier en socialistisch georiënteerd; het betekende dus een stevige aanslag op de traditionele religieuze Joodse samenleving.

Een ander verdedigingsmechanisme bestond eruit om zich steeds meer onzichtbaar te maken om maar geen enkele aanleiding te geven tot nieuwe maatregelen en/of nieuw geweld. Tegelijkertijd waren er steeds meer Joden die geen enkele affiniteit meer hadden met hun religie en tradities. Men voelde zich in de eerste plaats Duitser, Fransman, Rus of Hongaar. Het gevolg van de gelijktijdige ontwikkelingen was dat steeds meer Joden niet meer naar de synagoge gingen, dat het jiddisch als spreektaal steeds meer in onbruik raakte, dat de Joodse verenigingen en instellingen een kwijnend bestaan gingen leiden en dat maatregelen werden genomen om elementen te maskeren die de Joodse oorsprong konden verraden, zoals typische Joodse namen. In de twintiger en dertiger jaren werd in Joodse onderzoeksrapporten in onder meer Polen, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk en de Sovjet-Unie telkens dezelfde conclusie getrokken: gelet op de lage Joodse geboortecijfers en het hoge aantal huwelijken buiten de eigen kring zou het Jodendom in Europa uitsterven. In Duitsland bijvoorbeeld daalde tussen 1925 en 1933, dus voordat Hitler er aan de macht kwam, de Joodse bevolking van 564.000 naar 503.000 inwoners. Een daling van maar liefst 11% in slechts acht jaar tijd. Wasserstein citeert in dit verband Hannah Arendt die hierover in 1994 in "The Origins of Totalitarianism" opmerkte: ".....het is en blijft opmerkelijk dat de vervolging en uitroeiing door de nazi's in de ogen van een statisticus deed denken aan een zinloze versnelling van een proces dat toch wel zou hebben plaatsgevonden". Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, nam in Duitsland het Joodse geboortecijfer nog verder af en kwam er een emigratiegolf op gang. Op 1 september 1939 woonden er nog slechts 345.000 Joden in Duitsland, waaraan in de tussentijd bovendien Oostenrijk en het Protectoraat Bohemen en Moravië waren toegevoegd.

Vanwege de combinatie van al deze processen kwam de Joodse bevolking in demografisch opzicht in een snelle neerwaartse spiraal, die volgens alle experts wel moest uitmonden in een 'raciale zelfmoord'. Voor het goede begrip: die experts waren tijdgenoten en overwegend afkomstig uit de Joodse bevolking zelf. Wasserstein probeert met zijn boek vooral een verdwenen wereld terug in herinnering te roepen. Hij houdt zich meer bezig met beschrijven dan met verklaren, van het geven van keiharde conclusies onthoudt hij zich al helemaal. Die mag de lezer tussen de regels doorlezen. Wasserstein schaart zich volledig achter de toenmalige onderzoekers, die betoogden dat de demografische ontwikkeling, plus het streven naar verregaande assimilatie en acculturatie er onvermijdelijk toe zouden leiden dat de Joden als afzonderlijke religieuze en raciale groep binnen enkele decennia zou verdwijnen. De tweede en nog wrangere conclusie: de Holocaust was vanuit dat statistische perspectief een zinloze versnelling van een proces dat al volop gaande was.

Wasserstein beschrijft nauwgezet alle processen die aan die conclusie ten grondslag lagen, waarbij een wijds panorama van de toenmalige Joodse bevolking in Europa de revue passeert: politieke leiders, schrijvers, schilders, journalisten, rabbijnen, boksers, communisten, zionisten, huisvrouwen, zakenlui, komieken, kinderen, bedelaars en andere 'loeftmentsjen' (mensen zonder duidelijk werk en inkomen). Hij beschrijft de langzame ondergang van talloze jiddische kranten en tijdschriften, die steeds meer in de verdrukking kwamen, omdat mensen de taal steeds minder beheersten en de voorkeur gaven aan publicaties in de officiële landstaal. Hij bespreekt het succes van de zionistische beweging en van de oppositie die de beweging vanuit de Joodse samenleving ontving. Hij laat de teloorgang zien van de 'sjtetls' (de dorpjes op het Oost-Europese platteland), toen de straatarme straatventers, pachtboeren, herbergiers, molenaars, smeden, blikslagers, schoenlappers, kalk- en pekbranders, wagenmakers, timmermannen, houthakkers en andere armoedzaaiers de misère in hun dorpen ontvluchtten en naar de grote steden trokken of emigreerden.

Wasserstein beschrijft zoveel onderwerpen, zoveel personen, zoveel landen, zoveel ontwikkelingen en zoveel instellingen dat het hier onmogelijk is om ook maar enig onderwerp verder dan in algemene lijnen te beschrijven. Als hij bijvoorbeeld de teloorgang in het interbellum beschrijft van de jiddische literatuur en periodieken op het Europese continent, passeert een haast eindeloze rij boeken, schrijvers, tijdschriften en andere publicaties. Het duizelt de lezer op een gegeven moment van de hoeveelheid informatie die in een beperkt aantal pagina's wordt gegeven. Datzelfde herhaalt zich bij alle andere onderwerpen die hij bespreekt. Het boek heeft een indrukwekkende compleetheid en beschrijft de vernietiging een grootse Joodse beschaving die tot ontroering zou moeten leiden en dat met enige regelmaat ook wel doet, maar (oneerbiedig en chargerend gezegd) vaker het vage gevoel oproept alsof men bij een notaris de inventarislijst doorneemt van een failliet gegane multinational.

De compleetheid die Wasserstein heeft nagestreefd en ook heeft bereikt, heeft als nadeel dat de grote ontroering achterwege blijft. De ontroering blijft te veel wat aan de oppervlakte hangen. In de citaten op de achterzijde had 'ontroerend' dan ook beter vervangen kunnen worden door 'imponerend'. Men zou het onvergetelijke fotoboek "A Vanished World" van Roman Vishiac, dat in 1983 in Nederland verscheen onder de titel "Een verdwenen wereld", bij het lezen naast zich moeten neerleggen om alsnog de ontroering op te roepen. Maar ook zonder deze kunstgreep geldt: Iedereen die wil begrijpen wat voor enorme culturele en sociale rijkdom met de vernietiging van de Joodse beschaving in Europa verloren is gegaan, zou kennis moeten nemen van Wassersteins boek. Een imponerende geschiedenis van een voorgoed verdwenen wereld.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
19-07-2013
Laatst gewijzigd:
05-09-2013
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen