TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De smalle weg naar het verre noorden

Titel: De smalle weg naar het verre noorden
Schrijver: Richard Flanagan
Uitgever: De Bezige Bij Antwerpen
Uitgebracht: augustus 2014
Pagina's: 388
ISBN: 9789085425700
Omschrijving:

Geallieerde deskundigen hielden het binnen deze termijn voor onmogelijk gezien de ondoordringbaarheid van het terrein, maar toch slaagden de Japanners erin om tijdens de Tweede Wereldoorlog in 16 maanden tijd een spoorlijn aan te leggen van ruim 400 kilometer dwars door het bosrijke en bergachtige gebied van Siam en Birma (tegenwoordig respectievelijk Thailand en Myanmar). Deze Birma-Siamspoorlijn bood het Japanse leger een bevoorradingslijn over land van de Golf van Siam naar de Indische Oceaan. Dit ogenschijnlijk indrukwekkende staaltje van bouwkunst ging echter ten koste van de levens van tienduizenden dwangarbeiders, waardoor de spoorweg bekend is komen te staan als de Death Railway, de Dodenspoorlijn.

Aziatische dwangarbeiders vormden de grootste groep, maar daarnaast waren ook geallieerde krijgsgevangenen tewerkgesteld bij de aanleg van de spoorlijn. In totaal circa 15.000 van hen stierven door ziektes, uithongering en verwondingen die ze opliepen tijdens de afmattende bouwwerkzaamheden, waaronder ook bijna 3.000 Nederlanders. Deze zwarte pagina in de geschiedenis is in ons land vooral bekend geworden door de speelfilm "The Bridge on the River Kwai" uit 1957. Tussen de vele romans die geschreven zijn over de Tweede Wereldoorlog is het aantal titels over de Dodenspoorweg bijzonder schaars. Met zijn boek "De smalle weg naar het verre noorden" bewijst de Australische schrijver Richard Flanagan (1961) echter op onovertroffen wijze eer aan de ongelukkigen die tewerkgesteld waren bij de aanleg van deze spoorweg, zijn landgenoten in het bijzonder.

"Een kind van de Dodenspoorlijn", zo noemde de schrijver zichzelf onlangs in een interview. Gevangene "san byaku san jū go" (335), aan wie hij zijnboek opdraagt, is namelijk zijn vader, die in 2013 op 98-jarige leeftijd overleed. Archie Flanagan was één van de "Dunlop’s Thousand", een legendarische groep Australische krijgsgevangenen die door de Japanners tewerkgesteld was bij de aanleg van de Birma-Siamspoorlijn onder aanvoering van legerarts lieutenant-colonel Edward Dunlop (1907-1993). De namen van zijn makkers die stierven tijdens de onmenselijke arbeid prijkten op een zelfgemaakte houten plaquette in de huiskamer van Archie Flanagan. Met zijn kinderen deelde hij zijn ervaringen, zowel de gruwelijke als de humoristische. Maar ondanks dat zijn zoon Richard de verhalen van zijn vader over de Dodenspoorweg wel kan dromen, deed hij er twaalf jaar over om dit boek te schrijven.

Weliswaar is het boek fictief, maar er zitten elementen in verwerkt die duidelijk overeenkomen met de ervaringen van zijn vader. De hoofdpersoon is net als de hoogste officier in het kamp van zijn vader een door zijn ondergeschikten geliefde en gerespecteerde legerarts. Deze Dorrigo Evans, ondercommandant van de 2/7de hospitaalcompagnie van het Australische leger, wordt krijgsgevangen genomen in 1942 in Java. Daarna is hij tot het einde van de oorlog tewerkgesteld bij de aanleg van de Birma-Siamspoorlijn, net als zijn medegevangenen slechts gekleed in een schaamlap. Als hoogste officier en arts is het zijn onmogelijke taak om elke dag weer te bepalen welke krijgsgevangenen nog enigszins in staat zijn om dwangarbeid te verrichten en te voldoen aan de Japanse quota. Daarnaast vergt hij het uiterste van zichzelf door de zieken, die onder andere lijden aan beriberi (veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1), de medische zorg te geven die met primitieve middelen mogelijk is.

De periode van krijgsgevangenschap vormt de kern van het verhaal, maar daarnaast komen ook het voor- en naoorlogse leven van Dorrigo Evans en enkele andere personages aan bod. Het boek draait in belangrijke mate om de geheime buitenechtelijke verhouding van de hoofdpersoon met Amy, de vrouw van zijn oom. In de liefde blijkt de dappere en volhardende legerarts veel minder doortastend dan je zou verwachten. Hij twijfelt over de betekenis van ware liefde: had hij moeten kiezen voor zijn minnares tot wie hij zich als een magneet aangetrokken voelde of moet hij tevreden zijn met zijn huwelijk met zijn aantrekkelijke en hem zeer toegewijde echtgenote voor wie hij echter eigenlijk minder voelt dan voor Amy? Zelfs in het krijgsgevangenenkamp, omringd door ondervoede gevangenen die ploeteren in de modder en drek, laten de gedachten over Amy hem niet los.

Hoewel Evans’ strubbelingen met de liefde indringend beschreven zijn, spelen de meest enerverende fragmenten zich af in het krijgsgevangenenkamp. Zenuwslopend is de beschrijving van een operatie die Dorrigo Evans in een gammele bamboehut, die is ingericht als operatieruimte, uitvoert op een medegevangene die al twee keer eerder een amputatie heeft moeten ondergaan aan zijn door een zweer en gangreen aangetaste been, eerst boven de knie en daarna hoog op de dij. Omdat ook de overgebleven stomp weer geïnfecteerd is geraakt, moet het rotte vlees weggehaald worden met lepels en wordt de rest van het been geamputeerd met een zaag, hoewel er eigenlijk al praktisch niets meer van het been over is. Een riem dient als tourniquet om de blootgelegde slagader af te binden tijdens de bloedige behandeling, die rampzalig verloopt. Door de tergend spannende, minutieuze wijze waarop Flanagan deze operatie beschrijft, toont hij zich een uitzonderlijk goede verteller.

In het boek worden niet enkel Evans en zijn medegevangenen gevolgd, maar ook een aantal Japanners, waaronder kampcommandant Nakamura. Hij is degene die er bij Evans elke dag op aandringt om voldoende arbeiders te leveren, ook al weet hij dat de uitgemergelde gevangenen met hun rottende wonden en ingevallen lichamen eigenlijk in het kamphospitaal thuishoren. Zijn superieuren eisen echter dat hij zijn doelen met betrekking tot de aanleg van de spoorweg haalt en bevelen weigeren komt niet in hem op. De krijgsgevangenen zijn in zijn ogen eerloze slappelingen, omdat ze in tegenstelling tot wat van Japanse militairen wel verwacht werd, kozen voor overgave in plaats van zelfmoord. Om hun schande nog enigszins te boven te komen, moeten ze juist vereerd zijn om bij te dragen aan de bouw van de spoorlijn ter verering van de Japanse keizer.

De Japanse rechtvaardiging van de gruweldaden die gepleegd werden bij de aanleg van de spoorlijn brengt de schrijver goed naar voren in een dialoog tussen Nakamura en diens meerdere, kolonel Kota. Die is gearriveerd in het kamp om door te geven dat de deadline voor het voltooien van de spoorlijn vervroegd is. De kolonel vertelt Nakamara over zijn fascinatie voor nekken die zijn oorsprong vindt in het afhakken van hoofden van gevangenen met zijn zwaard. Gedetailleerd vertelt hij over hoe hij de techniek van het onthoofden leerde in het leger: de beste positie om het zwaard neer te laten komen, de kleur van het bloed en het gegil van het slachtoffer. Daarna gaat het gemoedelijke gesprek verder over de superioriteit van het Japanse ras en over de schoonheid van de Japanse poëzie, waaruit de conclusie volgt dat de grootsheid van het Japanse volk en de Japanse geest zelfs vreselijke daden als onthoofdingen rechtvaardigt. Ook na de oorlog is Nakamura, die dan door de Amerikanen gezocht wordt als oorlogsmisdadiger, er nog steeds van overtuigd dat hij het juiste gedaan heeft.

Richard Flanagan heeft in zijn boek op ongeforceerde wijze de liefde en de gruwelijkheden van de oorlog samen doen smelten in een prachtig geschreven verhaal. Zelden of misschien wel nooit eerder zijn in een roman de ontberingen in een Japans krijgsgevangenenkamp zo tastbaar en overweldigend beschreven. Smerige details, zoals hoe de mannen die het toilet niet kunnen halen zich op de grond in het kamp ontlasten en over de maden op de stront in de beerput, blijven niet ongenoemd, maar smakeloos wordt het nooit. Dat er verder weinig romans geschreven zijn over de Dodenspoorweg is na het verschijnen van dit boek, dat door Ankie Blommesteijn uitstekend vertaald is, eigenlijk niet erg meer. Dichter dan Flanagan bij hoe het vermoedelijk werkelijk was, zal een romanschrijver, zonder een vader die als krijgsgevangene tewerkgesteld was bij de aanleg van de Birma-Siamspoorlijn, onmogelijk kunnen komen.

Beoordeling: Uitstekend

Informatie

Artikel door:
Kevin Prenger
Geplaatst op:
09-09-2014
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen