TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Bob de Geus 1923-1999

Titel:Bob de Geus 1923-1999 - De oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder
Schrijver:Pauw, L.
Uitgever:Verloren
Uitgebracht:2023
Pagina's:102
ISBN:9789464550542
Omschrijving:

In een tijd waarin de discussie gaande is of we verzetsstrijders nu wel of niet ‘helden’ moeten noemen, is het boekje ‘Bob de Geus 1923-1999. De oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder’ verschenen. Geschreven door Leo Pauw op instigatie van Hans de Geus, zijn buurman en zoon van Bob de Geus.

Was Bob de Geus een held? Zelf was hij daar helder over. Een romantische tijd was het zeker niet, zei hij ooit in een interview. Deelnemen aan het verzet had niets met moed of neiging tot heldendom te maken, het was iets wat je gewoon deed en hij zou het zo weer doen.

Bob de Geus was geen leider van een verzetsgroep, hij was slechts een klein radartje in een groter geheel, zoals Pauw al concludeert in zijn boek wanneer hij zichzelf de vraag stelt: "Hoe belangrijk was de bijdrage van Bob de Geus?" Terecht beantwoordt Pauw zijn vraag met de constatering dat zonder kleine radartjes het grote geheel niet kon functioneren. Een verzetsheld ben je immers niet alleen. Waarom zouden dan alleen de belangrijkste verzetsstrijders een boek verdienen? Laten we eens wat dieper ingaan op dit boek.

Leo Pauw begint zijn boek met het mislukte bombardement op Hilversum dat plaatsvond op 29 december 1944. Bob de Geus was daar met zijn vrouw getuige van. Sterker nog, hij had een verzoek voor dat bombardement zelf aangevraagd bij Bureau Inlichtingen in Londen. Dat is in feite ook meteen het kernpunt van dit boek, want Bob de Geus was verkenner voor Groep Albrecht. Hij had een tekening gemaakt van de grote commandobunker op het terrein van de S.A. Rudelsheim Stichting (een organisatie voor opvang van Joodse kinderen met een beperking), waar inmiddels het hoofdkwartier van de Wehrmacht in Nederland gevestigd was, met het oogmerk om het pand te bombarderen. Maar het ging ernstig mis en de verwijten in zijn richting droeg Bob zijn hele leven met zich mee.

Teunis Johannes de Geus, roepnaam Bob, werd geboren op 10 maart 1923 in Ankeveen in een eenvoudig gezin. Zijn vader was timmerman en aannemer en zijn moeder was dochter van de tuinknecht van de regentenfamilie Roëll. Na elf jaar werd het huwelijk van zijn ouders ontbonden en droeg zijn moeder de zorg voor haar inmiddels drie kinderen alleen. In 1935 verhuisde het gezin naar Hilversum. Bob groeide op als een gewone jongen die naar de christelijke mulo ging, aan sport deed, maar nauwelijks in politiek geďnteresseerd was. Dat veranderde snel toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Vooral het bombardement op Rotterdam deed hem beseffen dat het werkelijk oorlog geworden was. Van door hem gepleegd echt verzet was nog geen sprake. Wel stak hij af en toe autobanden van de Duitse bezetter lek en soms knipte hij telefoondraden door. Bij dergelijke speldenprikken bleef het. Op dat moment werkte Bob nog bij de Rijksverzekeringsbank waar ook veel NSB’ers werkzaam waren. Toen in 1941 de Februaristaking vanuit Amsterdam oversloeg naar Hilversum wilde Bob zich aansluiten bij het echte verzet . Vanwege het risico voor hem, gezien zijn werkomgeving, kreeg hij van diverse kanten het advies om ontslag te nemen. Dat deed hij, om in de vrijgekomen tijd zijn hbs-diploma te halen.

In 1943 kreeg Bob een oproep om zich te melden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Om die te ontlopen dook hij tijdelijk onder, maar nauwelijks een week later kwam hij weer tevoorschijn en sloot zich aan bij de verzetsgroep van Gé Verheul. Dat is bijna een vanzelfsprekendheid te noemen, want de groepsleden kwamen bijeen in de villa van dominee Roth, zijn toekomstige schoonvader. Gelegen aan de Utrechtseweg 61 was de pastorie tijdens de oorlog een centrum van illegale activiteiten en de groep noemde zich Club U61. In het begin deed Bob de Geus eenvoudige klussen, van koeriersdiensten tot het wegbrengen van onderduikers naar veilige adressen. Tot een lid van Groep Albrecht – een landelijke spionagegroep rondom Henk de Jonge alias Albrecht – Verheul om hulp vroeg. Bob werd aangewezen om opgeleid te worden tot spion/verkenner.

Eind 1944 ontdekte Bob dat een aantal hooggeplaatste officieren in Hilversum aanwezig was op het Rudelsheimcomplex. De Duitsers hadden in 1942 dit terrein gevorderd om daar het centrale bestuur van de Wehrmacht in Nederland te vestigen. De Geus vroeg een bombardement voor dit complex aan bij Bureau Inlichtingen in Londen. Zijn verzoek werd gehonoreerd en in de avond van 29 december vlogen dertig Typhoons van de RAF bewapend met bommen het Nederlandse luchtruim binnen. Bob de Geus was zelf getuige toen de eerste bommen vielen. Een rusthuis, een andere villa en een boerderij werden geraakt, maar daar zaten geen Duitsers. Het hoofdkwartier daarentegen werd nauwelijks geraakt en beschoten. De munitie was ook nog eens te licht voor de dikke wanden van het pand. Verder werd het gebied rondom de watertoren getroffen door bommen, evenals een weeshuis en een pension. Maar ook in dit gebied bevonden zich geen Duitsers. De Groep Albrecht, en de jonge Bob de Geus in het bijzonder, werden onmiddellijk voor de fouten verantwoordelijk gehouden door de lokale bevolking. Op 20 maart 1945 volgde nog een tweede bombardement. Ook dat werd niet goed uitgevoerd, maar over die mislukking werd veel minder gesproken. De nadruk bleef liggen op het eerste bombardement dat zeven mensenlevens, waaronder één Duitse soldaat, gekost had.

In 2010 kwam historisch geograaf Edward Pelgrim, die onderzoek deed naar dit bombardement, tot de slotsom dat de RAF ten onrechte overtuigd was van de juistheid van de doelen, maar dat de verkeerde informatie niet afkomstig was van Groep Albrecht. Hun waarnemingen waren altijd accuraat geweest. Een mogelijkheid was, volgens Pelgrim, dat er meerdere verzetsgroepen actief waren in de contreien van Hilversum. Mogelijk had een andere groep verkeerde inlichtingen doorgegeven. Helaas maakte Bob de Geus dit eindoordeel niet meer mee. Hij was in 1999 overleden.

Terugkomend op de vraag: was Bob de Geus een held? Oppervlakkig gezien heeft het daar alle schijn van als we het boek lezen. Het lijkt een eerbetoon aan hem, zowel met betrekking tot zijn rol in als na de oorlog. Die indruk wordt versterkt door de definitieve uitkomst dat De Geus aan het verkeerde uitgevoerde bombardement geen schuld heeft. Na de oorlog maakte de voormalige verzetsstrijder een voorspoedige carričre in het leger. Hij vervulde diverse belangrijke functies. Zo werd hij Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht en kreeg hij een hoge functie bij het koningshuis waar hij ook vertrouweling werd voor diverse leden van de koninklijke familie. Voor het beschrijven van deze naoorlogse periode maakte Pauw gebruik van bronnen die alleen maar positief spraken over De Geus. Dit boek lijkt dan ook hoofdzakelijk een blijvende herinnering voor zijn familie en vrienden.

Ondanks zijn lovende woorden is Pauw voorzichtig wanneer het gaat om de vraag of het verzet nut heeft gehad. Mensen als Bob de Geus waren helden, omdat zij het op durfden te nemen tegen de bezetter. Tegelijk zijn daar vraagtekens bij te zetten, omdat als gevolg van hun daden vaak vreselijke represailles door de bezetter werden uitgevoerd om het verzet te onderdrukken. In zijn aanhoudende terughoudendheid zei Bob de Geus zelf dat het verzet "de bevrijding niet één dag dichterbij heeft gebracht". Het heeft de deportatie van de Joden in Nederland ook niet kunnen tegenhouden.

Pauw eindigt zijn boek met de conclusie dat tijdens de Duitse bezetting de Nederlandse bevolking te verdelen viel in drie groepen. De grootste groep bestond uit mensen die zich zoveel mogelijk afzijdig hielden van de politiek en de gevolgen; dan was er een kleinere groep bestaande uit mensen die meeliepen met het nationaalsocialisme; en ten slotte de kleinste groep die bestond uit verzetsstrijders die met gevaar voor eigen leven dat van anderen trachtten te redden. Bob de Geus was zo iemand, aldus de auteur.

Kijken we naar het zwaartepunt van het boek, namelijk het mislukte bombardement, dan wordt het ineens interessant voor een grotere groep geďnteresseerden in de Tweede Wereldoorlog. Dan draait het eigenlijk om eerherstel voor Bob de Geus. Immers wat Pauw – bewust of onbewust – de lezer meegeeft, is dat verzetsstrijder zijn niet ophoudt wanneer een oorlog ten einde is. Zijn leven lang voelde Bob de Geus het verwijt over het mislukte bombardement als een aan hem persoonlijk gericht verwijt, terwijl hij zeker wist dat hij de juiste gegevens had doorgegeven. Edward Pelgrim heeft die foute beoordeling uiteindelijk recht gezet, maar voor Bob de Geus kwam die verlossing te laat. Het is jammer dat de auteur dit facet niet nadrukkelijker uitgewerkt heeft. Verzetsstrijders voelden wel degelijk berouw over de ‘onnodige’ slachtoffers die regelmatig vielen als gevolg van hun acties, maar dat weerhield hen niet om te blijven strijden. Er werden immers ook veel levens gered. Verzet pleegde je niet om een held te willen zijn, verzet pleegde je om onderdrukking tegen te gaan met alle gevolgen van dien.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Annabel Junge
Geplaatst op:
14-05-2023
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen