Titel: | Na de oorlog - Hoe kinderen van overlevenden de Tweede Wereldoorlog met zich meedragen |
Schrijver: | Goldschmidt, Saskia |
Uitgever: | J.M. Meulenhoff |
Uitgebracht: | 2025 |
Pagina's: | 208 |
ISBN: | 9789089682932 |
Omschrijving: | Dit boek bevat tien verhalen geschreven door tweede en derde generatie van Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De verhalen zijn verzameld door Saskia Goldschmidt, ook die van haar staat in het boek. Elke getuigenis beschrijft de relatie van de verteller met de eigen (groot)ouder(s) die de oorlog hebben overleefd. De schrijvers zijn allemaal geboren na de oorlog. Of direct na bevrijding, zoals Job Cohen die geboren is in 1947, of later in 1973 toen Naomi Ehrlich geboren werd. Het is dan ook niet gek dat alle tien de verhalen verschillend zijn. De ouders of de grootouders hebben allen iets anders beleefd. In de afgelopen tachtig jaar zijn er veel relazen naar buiten gekomen en zo weten wij wat er zich heeft afgespeeld in de kampen zoals Sobibor, Auschwitz-Birkenau, Mauthausen en Bergen-Belsen. De getuigenissen uit dit boek beschrijven vooral de afschuwelijke situatie in Bergen-Belsen, het kamp waar Anne Frank en haar zus na hun verblijf in Auschwitz naar toe zijn gebracht en zijn overleden. Onmiddellijk na de oorlog was er minder belangstelling voor onderduikers. Uit een aantal verhalen in dit boek blijkt dat onderduikers het even goed of even slecht hebben gehad. Zo heeft de oma van Naomi Ehrlich, Eva, een nare tijd gehad bij haar onderduik in Alkmaar: “Bij een afschuwelijk mens. Ze heeft mij uitgebuit, maar we waren volslagen rechteloos, volledig overgeleverd.” Dolf, de vader van Job Cohen daarentegen, heeft zijn kinderen nooit belast met zware verhalen. “Hij vertelde dat die onderduik in zekere zin voor hem een fijne tijd is geweest.” Dolf zat tweeënhalf jaar ondergedoken op een afgeschermd stukje zolder in Haarlem. Zijn tijd heeft hij doorgebracht met veel lezen en luisteren naar de radio. De aandacht gaat uit naar ervaringen van Joodse oorlogsslachtoffers die overgaan op de kinderen en kleinkinderen. Uit de vertellingen blijkt dat, ondanks de enorme verschillen die de eerste generatie slachtoffers tijdens de oorlog heeft meegemaakt, de gevoelens van de tweede en derde generatie onderling sterk op elkaar lijken. De eerste jaren na de oorlog was er weinig aandacht voor de nakomelingen, noch voor hun gevoelens. De kinderen zijn zich tijdens hun kindheid niet zo bewust geweest van het oorlogsverleden. Waarom hun vader of hun oma niet veel vertelt valt niet op. Dat is gewoon zo. Ook wordt er niet gevraagd waarom een vader ‘s nachts in zijn slaap schreeuwt. De vragen komen in de pubertijd duidelijker naar boven. Bij de verhalenvertellers bestaat er weinig gemak te vragen naar de ervaringen van hun familieleden tijdens de oorlog. Uit angst om hen pijn te doen en soms ook de angst om deze pijn zelf te moeten verwerken. In het verhaal van Milja Willemse wordt Jón Kalman Stefánsson geciteerd: “Het belangrijkste is dat de dingen die een blijvend effect op je hebben, diepgaande gevoelens, vervelende ervaringen, tegenslagen, intens geluk – beproevingen of geweld die in de samenleving of in jouw wereld erin hakken –, je zo diep kunnen raken dat ze in de genen worden geperst, vervolgens van generatie op generatie worden doorgegeven en zodoende degenen vormen die nog niet geboren zijn. […] het verleden zit dus altijd in ons. ” De overeenkomst tussen de vertellers lijkt op een aangeboren terughoudendheid van hen om aan de eerste generatie te vragen wat er gebeurd is. Liever maar niet vragen aan de opa’s en oma’s, vaders en moeders wat zij hebben meegemaakt, dan hen pijn te doen met hun vragen. Omgekeerd kan of wil niet ieder oorlogsslachtoffer zijn of haar ervaringen vertellen aan de (klein)kinderen. Dit boek met de verhalen van tweede en zelfs derde generatieleden laat zien dat de ervaringen van generatie op generatie (de intergenerationele overdracht) overgaan. Het begrip hiervan maakt duidelijk waarom gedrag voor anderen en ook voor henzelf soms onbegrijpelijk is. Is de moeizame relatie die je met je moeder hebt gehad het gevolg van al het goede dat niet goed genoeg was voor haar? De moeder van David Goudsmit, Betty Polak, werkte als leidster in de Joodse crèche in Amsterdam en heeft ten minste 600 kinderen kunnen redden. Toch heeft haar zoon ervaren hoe schuldig zijn moeder zich voelde dat er zoveel kinderen niet gered konden worden. Haar ervaringen hebben er volgens David toe geleid dat zij geen goede relatie met elkaar hebben kunnen opbouwen. Waarom hadden jouw groot(ouders) angst voor het donker? Waarom zochten zij juist bij bepaalde angsten het donker op? Of waarom hebben opa en oma geen douche, maar wel een bad? Door deze verhalen te lezen wordt duidelijk dat gedrag niet altijd begrepen wordt. Niet iedereen weet van de familieverhalen af. Ook de tweede generatie zit in sommige situaties met vragen die zij niet kunnen beantwoorden zonder de ervaringen van hun familieleden tegen het licht te houden. Dat leert ons ook te kijken naar de huidige oorlogen die er zijn en wat dit in eerste instanties betekent voor hen (denk hierbij ook aan de jonge kinderen) die de oorlog persoonlijk meemaken en wat dit zou kunnen betekenen voor de generaties die na hen komen. Mede daarom is dit juist een waardevol boek. |
Beoordeling: | ![]() ![]() ![]() ![]() |