TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Riphagen

Titel: Riphagen
Schrijvers: Bart Middelburg & René ter Steege
Uitgever: Nieuw Amsterdam
Uitgebracht: 1990, 1997, 2010
Pagina's: 206
ISBN: 9789046807354
Omschrijving:

Dries Riphagen, die graag de bijnaam "Al Capone" voerde, was in de jaren dertig een leidend figuur in de Amsterdamse onderwereld. In de Tweede Wereldoorlog had hij met zijn verraderswerk naar schatting zeker tweehonderd mensen de dood ingejaagd. Zijn beruchtste daad was ongetwijfeld het verraden van de kern van de door Gerrit Jan van der Veen opgerichte Persoonsbewijscentrale. Verraderswerk dat hij overigens heel handig in de schoenen wist te schuiven van de Joodse verraadster Betje Wery. Riphagen werd nooit berecht. Hij werd in 1945 gearresteerd, vluchtte in 1946 naar Spanje en daarna naar Argentinië. Daar werd hij een persoonlijke kennis van Juan en Evita Perón, die er voor zorgden dat hij een Argentijns paspoort kreeg. Dat stelde hem in staat eind zestiger en begin zeventiger jaren weer naar Europa te reizen. In 1973 overleed hij in het Zwitserse Montreux, waar hij ook begraven werd. Bart Middelburg en René ter Steege beschrijven in dit boek, een geactualiseerde versie van de edities die in 1990 en 1997 uitkwamen, het levensverhaal van deze crimineel en een van Nederlandse grootste oorlogsmisdadigers.

De lijst oorlogsmisdaden waaraan Riphagen zich schuldig maakte was imposant. Hij was lid van de extreem antisemitische Nationaal Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP), een partij die onvoorwaardelijk de Duitse lijn volgde en de NSB veel te zachtaardig vond. Het eerste oorlogsjaar concentreerde Riphagen zich nog op zijn gebruikelijke criminele activiteiten, waarbij hij als snel zag dat aan de plundering van Joodse middenstanders kapitalen te verdienen was en ging hij steeds meer collaboreren met de bezetters. In juli 1941 solliciteerde hij als bewaker bij het concentratiekamp Erika in Ommen, maar hij was al weer snel terug in Amsterdam. In september 1942 kwamen hij en collega-pooier Joop Out voor het eerst uit voor het beruchte Judenreferat IV-B-4 van de Sicherheitsdienst en waren ze bij diverse overvallen betrokken. In het voorjaar van 1942 sloot Riphagen zich aan bij het Devisenschutzkommando in Amsterdam en bij de Kolonne Henneicke. Zijn compagnon Joop Out had zich toen al aangemeld bij de SD in de Euterpestraat. In deze periode was Riphagen, en met hem een hele groep uit de Amsterdamse criminele wereld met "Al Capone" als de onbetwiste leider, veelvuldig betrokken bij allerlei razzia's, overvallen, verraderswerk en plunderingen. In juni 1944 speelde Riphagen aan de SD de gegevens door van de kern van de Persoonsbewijscentrale, waarna kopstukken als Van der Veen, Duwaer en Badrian werden gefusilleerd of op de vlucht werden neergeschoten. Na Dolle Dinsdag (september 1944) vluchtte Riphagen naar het oosten en sloot zich aan bij de Gruppe Hoffmann van de SD in Assen. Daar was hij betrokken bij de ondervraging van personen die onderduikers hadden, waarbij hij erg hardhandig optrad. In maart 1945 keerde hij weer terug naar Amsterdam en besloot hij, met de bevrijding in zicht, onder te duiken. In mei 1945 gaf hij zich vrijwillig over aan rechercheurs van de Inlichtingendienst Politieke Misdrijven van de oud-verzetsman Wim Sanders. Hij deed dat op dezelfde voorwaarden waarop eerder maatjes uit het criminele milieu zich hadden overgegeven: ze beloofden alle medewerking bij de opsporing van andere collaborateurs, bedongen dat ze niet naar de gevangenis hoefden en kregen in plaats daarvan "huisarrest". Riphagen krijgt zo onderdak bij rechercheur Frits Kerkhoven. Daar wist hij in 1946 heel simpel te "ontsnappen" om voorgoed buiten het bereik van de Nederlandse justitie te blijven.

De auteurs stellen de voor de hand liggende vraag: Hoe was het mogelijk dat iemand waarvan al tijdens de oorlog in brede kring bekend was dat hij tot de "zware categorie" hoorde, niet in de gevangenis werd opgesloten, nooit voor de rechtbank kwam en zo simpel aan de rechterlijke macht wist te ontsnappen. De schokkende conclusie is dat Riphagen bij dat alles de volledige medewerking kreeg van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV), de voorloper van de BVD en CIVD. Dat bureau werd direct na de oorlog opgericht en verzandde al direct in een competentiestrijd tussen mr. Louis Einthoven, de voormalige Rotterdamse hoofdcommissaris en Wim Sanders, iemand met een vooraanstaande positie in het verzet en in 1943 oprichter van de Centrale Inlichtingen Dienst (CID). In essentie komt het er op neer dat Sanders, om zijn eigen wankele positie in de machtstrijd binnen de BNV niet nog meer te verzwakken, grote oorlogsmisdadigers als Riphagen en zijn groep liet ontsnappen. Daarbij geholpen door de al genoemde rechercheur Kerkhoven, die een begerig oogje op mevrouw Riphagen had laten vallen. Bovendien was het wel zeker dat het koppel Kerkhoven-Riphagen kon beschikken over een deel van de diamanten en andere kostbaarheden die Dries Riphagen zich in de oorlogsjaren had toegeëigend. Het lijkt allemaal een goedkope spionagethriller, zei het dat het geen "good guys" waren die wisten te ontsnappen. Dezelfde Sanders speelde trouwens een soortgelijk dubieus spel met dubbelspion Chris Lindemans ("King Kong"), bij deze kwam het echter voor Sanders beter uit hem niet te laten ontsnappen.

Middelburg en Ter Steege waren in 1990 een van de eersten die over het werk van Nederlandse verraders schreven. Overigens fraai de latere aanvulling aan de hand van interviews met o.a. de beruchte Betje Wery en Rob Riphagen, de zoon van "Al Capone". De getuigenis van de eerste accentueert wat voor grote ploert Riphagen geweest is, de tweede getuigenis geeft hem echter onverwachts toch een menselijk tintje. Op het genre, als het zo genoemd mag worden, werd een aantal jaren geleden door Van Liempt ("Kopgeld") een vervolg gegeven en recentelijk verschenen over deze duisterse personen boeken van Van der Zee ( "Vogelvrij - De jacht op de Joodse onderduiker") en Middelburg ("Jeanne de Leugenaarster"). Er ontstaat op deze manier een steeds beter overzicht in de beweegreden van deze verraders en de omstandigheden waarin ze opereerden. Via het boek van Middelburg en Ter Steege wordt nog meer dan in de andere boeken al het geval was, de aandacht gevestigd op de volstrekt onbekwame manier waarop in de eerste naoorlogse jaren werd omgegaan met collaborateurs en verraders. Zoals Van der Zee in een recent interview over "Vogelvrij" al liet weten dat er behoefte is aan een compleet boek over het optreden van de speciale politiediensten, zo valt uit dit boek met gemak de aanbeveling te halen dat het functioneren van de opsporingsdiensten en rechtbanken in de periode 1945-1950 eens wetenschappelijk onder de loep mag worden genomen. Want daarmee was nogal wat mis. Riphagen was immers bepaald niet de enige die een meer dan verdiende straf wist te ontlopen.

Beoordeling: (Goed)

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
06-07-2010
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen