"Eigenlijk begint Bas zijn buitengewoon nauwkeurig gedetailleerd verhaal graag in de crisistijd, rond 1930, toen zijn vader met een klein boerderijtje startte. Eerst met één geit, daarna een koe, daarna nog een koe, enzovoort tot dat er zes waren. Omdat toen de grote boeren hun land allemaal zelf hielden, kon hij niet aan weiland komen. Dus huurde hij de bermen van landwegen en van de zeedijk. Met de zeis moest er gras worden gemaaid om op te slaan voor wintervoer. Daar moest ik ook bij helpen. Auto’s reden er toen nog niet, dus het gras was daar heel goed.
Ik ben het vierde van zeven kinderen. Toen ik negen werd, was ik aan de beurt om te helpen. Om vijf uur mijn bed uit om de koeien te melken en daarna buiten tot schooltijd op de koeien passen. Die bermen kon je niet afzetten, op een klein stukje na. Daar zette ik de koeien neer tot de school weer uit ging. ’s Avonds weer melken natuurlijk.
Mijn oudste broer, Chris, kreeg in de herfst zelfs nog “landbouwverlof” van school om aardappels te gaan rapen. Dat heeft hem niet belemmerd in zijn latere functioneren, want hij is uiteindelijk referendaris geworden bij de Belastingdienst. Daarvoor had hij de verificateurscursus gevolgd in Rotterdam. Hij bleef zijn hele werkzame leven bij de Belastingdienst en richtte er zelfs de Douaneharmonie op.
Hij had eerst bij een grote boer gewerkt. Maar hij had last van (lies)breuken, waaraan hij vier keer is geopereerd. Toen mocht hij geen zwaar werk doen. Met hulp van de vrouw van de boer, kon hij een groentezaakje opbouwen. Met de hondenkar reed hij de klanten af. Toen hij voor militaire dienst werd opgeroepen nam eerst een zus het van hem over en daarna kwam ik aan de beurt. Ik mocht als eerste in het gezin naar de Lagere Land- en Tuinbouwschool, de LLTS in Haamstede. De hoofdleraar was mijnheer Hartog. Op 8 mei 1940 kreeg ik er mijn diploma. Als examengroep moesten we een boomgaard inrichten op de tekentafel.
Een dag later, op 9 mei ging ik met mijn vader mee om bieten te zaaien. Wij hadden daarvoor een speciale zaaimachine, getrokken door het paard. Je liep er achter en waar het land smaller werd moest je bij de machine bepaalde klepjes afsluiten om het zaaien de vereiste smalte van het land te laten volgen. Ik liep fluitend achter die zaaimachine, maar ik maakte een fout bij de bediening. De kwetsuur die ik daarbij opliep heeft de blijvend vervormde middenvinger aan mijn linker hand opgeleverd.
Dus toen op 10 mei de oorlog uitbrak liep ik met mijn hand in een mitella. We stonden aan de haven in Brouwershaven om de eerste Duitse motorrijders te zien binnenkomen. Dat ging toen nog echt gemoedelijk.
Ik heb toen een tijdje die groentezaak voortgezet in Brouwershaven, waar we naar toe waren verhuisd. Maar doordat er geen citrusfruit meer kwam, was er in het dorp niet zo veel meer te doen voor me. Groenten teelden de mensen immers zelf op hun tuintjes.
Mijn vader werkte heel hard. Haalde onder andere het gemeentevuil op en verdiende daar driehonderd gulden per jaar mee als bijverdienste. Daar werd ik ook bij ingezet. Omdat mijn vader maar een klein bedrijfje had, moest ik al jong van alles aanpakken om te helpen het gezin met zeven kinderen in leven te houden. Mijn moeder hield het gezin goed draaiende. Toen hebben we echte armoede meegemaakt.
Vader was analfabeet, doordat hij tijdens zijn schooljaren veel ziek was geweest. Onder andere omstandigheden zou ik waarschijnlijk niet in Nederland groot zijn geworden. Vader had graag willen emigreren naar Afrika. Hij heeft ook op het punt gestaan om naar Engeland te gaan, want daar zochten ze mensen voor in de landbouw.
In juni 1943 kreeg ik de oproep om naar Duitsland te gaan..."
Ga naar oorlogsherinneringen.nl om verder te lezen en ontdek meer.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!