"Toen er in 1940 dreiging was, gingen wij de kelder in. Ik was de laatste die de kelder in ging. Wat bleek? Ik had een granaatscherf in mijn linkerarm. Ik weet niet hoe die erin gekomen is. Gelukkig had ik een jas aan, dat beperkte de verwonding enigszins. Een Franse militair bond mijn arm af, dat was mijn redding. Ik was anders doodgebloed. Mijn hand is nooit meer goed geworden. Ik merkte wel dat de artsen weinig ervaring hadden met oorlogsverwondingen.
De capitulatie van Nederland betekende niet de capitulatie van Zeeland. Met steun van de Belgen en de Fransen werd er doorgevochten, totdat eiland voor eiland aan de Duitsers moest worden afgestaan.
Hoe ik uit de kelder ben gekomen, dat weet ik niet meer. Er was een bakkerswagen en ik werd hierop meegenomen, ik lag tussen de broodkruimels. Ik ben vervoerd naar een Katholieke meisjesschool, waar ik werd gewassen, ik kreeg daar schone kleren aan. Er zaten allemaal nonnen om mijn bed te bidden. Ik zei later tegen de dominee: ‘dat heeft toch geholpen’.
Toen moest ik naar een ziekenhuis in Terneuzen. Het laatste telefoongesprek dat mogelijk was, was het gesprek dat nodig was om mijn ziekenhuisopname te regelen. De Duitsers wilden de telefoonlijnen vernietigen en deden dit ook. Dát laatst mogelijke gesprek heeft mij de redding gebracht, omdat er zo een ambulance kon worden geregeld. Ik zat toen in de plaats ‘Koewacht’. Via Axel kon ik mijn vader nog even zien. Axel ligt tussen Koewacht en Terneuzen. Ik ben drie maanden in het ziekenhuis van Terneuzen geweest. Ik was de jongste in het ziekenhuis. Het heeft meer dan tien dagen geduurd voordat mijn ouders naar het ziekenhuis konden komen. Van Axel naar Terneuzen was het namelijk nauwelijks om door te komen.
Ik lag op de operatietafel, daar werden scherven uit mijn arm gehaald. Vader kon niet bereikt worden, men wilde zijn toestemming om mijn arm te amputeren. Ik was veertien jaar oud en besloten werd om mijn arm niet te amputeren. Dat is mijn redding geweest.
In het ziekenhuis is toen een soort constructie gemaakt ter ondersteuning, de arts vond dat dit de spierkracht liet afnemen. Hij was er geen voorstander van.
Vóór dat ik de granaatscherf in mijn arm kreeg, zwom ik graag en speelde ik graag piano. Beide liefhebberijen kon ik niet meer doen, door mijn armprobleem. In de winter van 1939-1940 was het heel koud, ik heb toen nog veel geschaatst. Later zou ik dat niet meer kunnen. Op mijn 15de verjaardag, 19 augustus 1940, mocht ik naar huis. Ik liep heel lang met een mitella, ik had dan vaak een regencape aan waardoor je de mitella niet kon zien.
Op de school stond afweergeschut boven op het gebouw. Die school had de naam de Kopschool. Dat was het hoogste punt. Als het afweergeschut gebruikt werd, moesten we op de gang staan, langs het glas. Men had nog geen ervaring met oorlog. Dit was zeker niet veilig. Soldaten die terugtrokken uit de Peel sliepen op stro bij ons op school. Dit was de Peel-divisie, die waren via België naar Axel gekomen, waar ik woonde..."
Ga naar oorlogsherinneringen.nl om verder te lezen en ontdek meer.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!