Pearson diende in de Eerste Wereldoorlog voordat hij ging studeren aan de Universiteit van Toronto en Oxford. Hij begon zijn carrière als hoogleraar geschiedenis, maar trad al snel in dienst bij de Canadese buitenlandse dienst, waar hij ambassadeur in de VS en later minister van Buitenlandse Zaken werd. Hij speelde een sleutelrol bij de oprichting van de Verenigde Naties en de NAVO, en in 1957 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede.
Pearson ging in 1948 de politiek in en leidde de Liberale Partij van 1958 tot 1968. Na twee verkiezingsnederlagen werd hij in 1963 premier, waar hij twee opeenvolgende minderheidsregeringen leidde. Ondanks het ontbreken van een meerderheid introduceerde zijn regering transformatieve beleidsmaatregelen: het Canada Pension Plan, universele gezondheidszorg, studieleningen en het Canada Assistance Plan. Hij hield ook toezicht op de invoering van de Maple Leaf-vlag in 1965 en stelde koninklijke commissies in voor tweetaligheid en de positie van vrouwen.
Op het gebied van buitenlandse zaken ondertekende Pearson het Autopact met de VS, hield hij Canada buiten de Vietnamoorlog en introduceerde hij 's werelds eerste op punten gebaseerde immigratiesysteem. Hij verenigde de Canadese strijdkrachten en was voorzitter van de viering van het honderdjarig bestaan van het land in 1967.
Pearson ging in 1968 met pensioen en werd opgevolgd door Pierre Trudeau. Hij bleef bijdragen aan de internationale ontwikkeling en de academische wereld tot aan zijn dood in 1972.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!