Voordracht:
"Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in de strijd tegenover de vijand onderscheiden door, zich in Maart 1943 als medewerker aan te sluiten bij een belangrijke inlichtingengroep op militair gebied en in October van dat jaar als leider van deze groep op te treden.
Voorts door, na de radiotelegrafische verbinding met Engeland zoveel mogelijk te hebben verbeterd, zich in September 1943 bij een overval op een vijandelijke Schnellboot in de Scheveningse Vissershaven uiterst koelbloedig te gedragen, waardoor mede de overrompeliung aanvankelijk slaagde en een goed georganiseerde aftocht mogelijk werd, toen de motoren van deze Schnellboot weigerden.
Tenslotte door met het inlichtingenwerk voort te gaan totdat hij eind November 1943 werd gevangen genomen. Daarbij - ook na zijn doodvonnis - gecompromitteerde groepsleden uit de gevangenis te waarschuwen, waarna hij, na de capitulatie van Duitsland, uit een concentratiekamp terugkeerde.
Door dit optreden belangrijke diensten te bewijzen aan de Geallieerde oorlogvoering en de Nederlandse Regering."
Koninklijk Besluit Nr. 24, dd. 14 december 1949.