Woonde in Amsterdam, Berkselstraat 1. Gehuwd. Israëlitisch. In de jaren dertig van de vorige eeuw was hij met zijn gezin naar Nederland gevlucht. Over zijn dood lopen tegenstrijdige berichten. Enerzijds wordt beweerd dat Juchenheim zich zelf van het leven heeft beroofd. Aan de andere kant beweren de auteurs Marnix Croes en Peter Tammes in hun boek ,Gif laten wij niet voortbestaan" dat Juchenheim ten gevolge van schotwonden is overleden. Ook publicist Sytze van der Zee houdt het in zijn boek ,Vogelvrij' op moord. Die zou zijn begaan door de Duitse Feldwebel Karl Rudolph na een voorafgaand incident. Per ongeluk liet Juchenheim op 6 april 1943 uit het raam van zijn woning een papieren kolenzak vallen die de op dat moment passerende Rudolph op een arm raakte. Meteen verontschuldigde hij zich. Kennelijk bleef bij de Duitser ongenoegen bestaan over het incident. Drie dagen later stond Rudolph 's avonds om 22.00 uur met twee Amsterdamse hulpagenten, de bloemenkoopman Adrianus Johannes Kienhuis (15 maart 1913 Amsterdam) en de kappersbediende Jozefus Franciscus Geijsberts (11 juli 1913 Amsterdam) bij Juchenheim op de stoep. Hij werd zwaar mishandeld, naar buiten gesleurd en even later in de Oude IJsselstraat twee keer door Rudolph in de borst geschoten. Langer dan een uur lag de zwaargewonde aan tuberculose lijdende man op straat. Toen Rudolph daar weer langs kwam schoot hij Juchenheim een kogel door diens hoofd. Kort na overbrengen in het Centraal Israëlitisch Ziekenhuis bezweek hij aan zijn verwondingen. Merkwaardigerwijs geeft het Joods Archief aan dat hij overleed op 28 april 1943.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!