Woonde in Welberg (NB). Zoon van graanhandelaar Adrianus Franciscus Kock (26 februari 1885 Terheijden - 6 november 1918 Terheijden) en Cornelia Josephina Maria Domen (15 juli 1882 Dongen - 17 juli 1952 Tilburg). Ongehuwd. Rooms-Katholiek. Kapelaan. Studeerde voor priester aan het Groot-Seminarie in Hoeven. Vanaf november 1936 tot aan zijn dood was hij kapelaan in het kerkdorp Welberg bij Steenbergen. Hij hield zich speciaal met jeugdwerk bezig. Was actief in het verzet, volgens de site Brabantse Gesneuvelden waarschijnlijk bij de hulp aan onderduikers.
Eind oktober 1944 lag Welberg onder geallieerd vuur. Een twintigtal personen, onder wie de kapelaan, zocht zijn toevlucht in de kelder van het hoofd van de school. Nadat de eerste Canadezen van het Algonquin Regiment in het dorp waren verschenen, kwamen er mensen op Allerheiligen – 1 november 1944 – uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Zij dachten dat het dorp bevrijd was. Harry Kock (soms ook Henri genoemd) sprak kort met een Canadees, die voor de opening van de schuilkelder verscheen.
'Hun naam leeft voort' meldt dat er echter slechts sprake was geweest van een verkenningspatrouille, die zich daarna had teruggetrokken. Elders wordt aangegeven dat de Duitsers de Canadezen weer hadden verdreven. Volgens een tekst op de site liberationroute.nl waren Duitse krijgsgevangenen er getuige van waren geweest dat de kapelaan de Canadezen had begroet (1*).
Bij de tegenaanval waren de krijgsgevangenen bevrijd. De mensen die een schuilplek in de kelder van het schoolhoofd hadden gevonden, moesten tevoorschijn komen. Kock werd uit de groep gehaald. De Duitsers dachten blijkbaar dat hij de Canadezen inlichtingen had verstrekt.
De kapelaan werd voor 'Schwein(hund)' uitgemaakt, meegesleurd naar de zijkant van het huis en met de kolf van een geweer - of: kolven van geweren - op het achterhoofd geslagen. Later is geconstateerd dat hij ook een buikwond had. Dat wijst erop dat hij met een bajonet is gestoken of dat er op hem is geschoten.
De anderen werden tegen de muur gezet, maar mochten op zeker moment weer in de schuilkelder terugkeren. Later kregen ze tijdens een nieuwe Canadese aanval opdracht te vertrekken. Tijdens het vertrek lukte het de pastoor zwaargewonde de absolutie te geven. Ook kreeg hij wat water te drinken. Eenzaam stierf de kapelaan. Het gezelschap van zeventien personen bereikte ongedeerd Steenbergen.
Op 5 mei 1955 is in Welberg de Kapelaan Kockstraat ten doop gehouden. Op het Bevrijdingsmoment in Welberg prijken de namen van 57 gesneuvelde Canadese militairen en dertig omgekomen inwoners van Welberg.
Pas twee dagen later - 3 november 1944 - gaven de Duitsers toestemming het stoffelijk overschot naar Steenbergen over te brengen, waar het in de tuin van het plaatselijke ziekenhuis voorlopig werd begraven. E
Eind mei 1945 vond de herbegrafenis van de kapelaan plaats op de Rooms-Katholieke Begraafplaats St. Cornelius in Welberg in vak BK, rij 4, grafnummer 1. (1*) Er is sprake van twee enigszins van elkaar afwijkende lezingen van wat zich na de komst van de Canadezen (Canadese verkenningspatrouille) voordeed. De site liberationroute.nl schrijft dat hij de Canadezen verwelkomde en Engels met hen sprak. De site Brabantse Gesneuvelden meldt dat er plotseling een Canadese soldaat voor de ingang van de schuilkelder stond en dat Harry naar buiten kroop en enkele woorden met hem wisselde, waarna hij weer in de schuilkelder terugkeerde.
Pas twee dagen later - 3 november 1944 - gaven de Duitsers toestemming het stoffelijk overschot naar Steenbergen over te brengen, waar het in de tuin van het plaatselijke ziekenhuis voorlopig werd begraven. Eind mei 1945 vond de herbegrafenis van de kapelaan plaats op de Rooms-Katholieke Begraafplaats St. Cornelius in Welberg in vak BK, rij 4, grafnummer 1.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!