John Robert Walker (bij zijn familie bekend als Jackie) sneuvelde op 12 oktober 1944 in de buurt van Overloon. Hij was toen 22 jaar oud. Hij was soldaat in het1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment (Servicenummer 11402946). Hij werd aanvankelijk begraven op het terrein van Weduwe Goemans, Overloon en herbegraven op 27 mei 1947 in graf IV. B. 5 op de Overloon CWG Cemetery. De inscriptie op zijn graf luidt: “Op een dag, ooit, zullen onze ogen de gezichten zien die in de herinnering blijven”.
Familieachtergrond
Jackie was de zoon van James Walker en Susan Paxton die in 1920 in Stockton on Tees in County Durham waren getrouwd. James Walker was geboren op 21/9/1897 in West Hartlepool en Susan op 11/10/1898 in Stockton. Jackie was een van de elf kinderen die tussen 1920 en 1940 werden geboren, hoewel er twee op jonge leeftijd stierven. Hij werd geboren op 10/1/1922 in Stockton.
In 1921 woonden James en Susan op 9, Smithfield, Stockton on Tees met hun eerste kind, Joseph, geboren in 1920. Dit was een huis met 9 kamers. Het hoofd van het huishouden was de vader van James, Thomas Walker, geboren in 1866 in Stockton. Zijn moeder, Mary E. Walker, was er ook, geboren in 1870 in Stockton. Verder woonden er nog 13 mensen. Hieronder waren vijf van Thomas’ ongetrouwde kinderen in de leeftijd van 10 tot 27 jaar. Ook aanwezig waren een getrouwde dochter, Maud Gatenby met haar man Ernest en een zoontje van 5 maanden en een getrouwde zoon, Henry R. Walker met zijn vrouw Margaret en drie van hun kinderen tussen de 9 maanden en 5 jaar oud.
Thomas werkte als een ijzermaler bij de Victoria Gas & Chemical Works maar zat zonder werk. Een van zijn zoons werkte daar ook en zat ook zonder werk. James werkte bij de Furness Ship Building Company in Haverton Hill, aan de noordelijke oever van de Tees. Twee van zijn broers werkten daar ook. Ook zijn zwager Ernest Gatenby werkte daar. Zijn broer Henry werkte bij Richardson, Duck and Coy. maar zat op dat moment zonder werk. Dit was een andere scheepsbouwer.
De scheepsbouw was in de 15e eeuw in Stockton begonnen en floreerde in de 17e en 18e eeuw. De Furness Shipbuilding Company was in 1917 opgericht als een noodscheepswerf om schepen te repareren die tijdens WO1 beschadigd waren geraakt. Tijdens WO2 werd het uitgebreid om aan de vraag in oorlogstijd te kunnen voldoen. Richardson, Duck and Coy. had in WO1 enkele marineschepen en ook veel koopvaardijschepen gebouwd. Het bedrijf werd in 1920 overgenomen door een ander bedrijf en kreeg in 1922 te maken met arbeidsconflicten en een gebrek aan orders. In 1925 ging het bedrijf failliet.
In september 1939 woonden James en Susan Walker in hun eigen huis op 6 Midbourne Road, Stockton on Tees. James werkte nu als algemeen arbeider. Zij hadden zeven kinderen, waaronder Jackie die werkte als boorder in een staalfabriek. De oudste, Joseph, was niet thuis en de jongste was nog niet geboren.
Militaire carrière
Jackie nam op 16/10/1941 dienst als boordschutter bij het 52e Anti Aircraft Driver Training Regiment van de Royal Artillery. Voor zijn indiensttreding was hij een shotblaster geweest.
Hij werd op 13/1/1942 overgeplaatst naar het 50th Light Anti Aircraft Regiment in Barnard Castle. Hij schijnt begin 1942 in Maryport, Eastleigh en Upton te hebben gezeten. In 1942 werd elk beschikbaar Light Anti Aircraft kanon ingezet bij de steden aan de zuidkust van Engeland om zich te verdedigen tegen vluchtaanvallen van Luftwaffe jachtbommenwerpers. Op 9/5/1942, mogelijk in Eastleigh, was hij twee uur afwezig zonder verlof waarvoor hij 10 dagen salaris moest inleveren. Hij kreeg ook 10 dagen soldij in mindering omdat hij niet zijn wapen bemandde toen hij op 21/2/1943 in Millbrook bij het detachement werd ingedeeld.
Hij schijnt vanaf 27/7/1943 een soort infectie te hebben opgelopen in een medische faciliteit in Clacton die er op uitdraaide dat hij op 5/8/1943 werd overgeplaatst naar het ziekenhuis van de Emergency Medical Service in Clacton of mogelijk Colchester. Hij werd na 10 dagen ontslagen naar Wansford.
Op 28/10/1943 werd hij overgeplaatst naar het South Lancashire Regiment en toegewezen aan het No. 19 Infantry Training Centre in Formby voordat hij op 22/2/1944 werd geplaatst bij de 101 Reinforcement Group in Leigh on Sea. Op 6/3/1944 sloot hij zich aan bij het 1ste Bataljon van de South Lancashires. Hij kreeg nog eens 5 dagen soldij in mindering omdat zijn geweer roestig en vuil was toen de compagniescommandant het op 1/4/1944 inspecteerde.
Op dat moment maakte het 1st Battalion of the South Lancashire Regiment deel uit van de 8th Infantry Brigade (waartoe ook het 1st Suffolk Regiment en 2nd East Yorkshire Regiment behoorden) die verbonden was aan de 3rd Infantry Division, bijgenaamd Monty’s Ironsides. Met deze divisie landde ze op D-Day (6 juni 1944) op Sword Beach.
Het lijkt erop dat Jackie op 27 juni 1944 gewond raakte door granaatscherven in beide schouders terwijl hij gelegerd was in Le Landel tijdens de aanval op Chateau de la Londe die deel uitmaakte van de slag om Caen.
Hij werd op 29/6/1944 geëvacueerd naar Engeland en op 1/7/1944 opgenomen in het Walton Hospital in Liverpool en op 17/7/1944 overgebracht naar een herstellingsoord. Hij werd op 3/8/1944 bij 30 Reinforcement Holding Unit geplaatst en op 22/8/1944 teruggestuurd naar Noordwest-Europa.
Ondertussen had zijn regiment in augustus deelgenomen aan de Slag om de Falaise Pocket.
Daarna bevonden ze zich op 20 augustus in Chappelle au Moine waar ze tot 3 september bleven. Dit gaf hen de gelegenheid om te trainen en wat te ontspannen. Dit zal het moment zijn geweest waarop Jackie zich weer bij hen voegde.
Op 3 september verhuisden ze van daar naar Les Andelys, ten zuidoosten van Rouen. Ze bleven ongeveer tot 16 september in dit gebied, namen deel aan verschillende routemarsen van 10 tot 20 km, ontvingen versterking van de nu opgeheven 59 Divisie, deden aan training en wat ontspanning.
Van 16 september tot 18 september trokken ze in drie etappes door België om Lille St Hubert te bereiken, net ten zuiden van de Nederlandse grens ten zuiden van Eindhoven. Hier moesten ze de East Yorks en Suffolk Regiments assisteren bij het maken van een bruggenhoofd over het Scheldekanaal dat ze op 20 september overstaken om Hamont te bereiken, net ten westen van de Nederlandse grens en vervolgens Weert in Nederland op de 22ste, ondanks dat de Geallieerden moeilijkheden ondervonden door bruggen die vernield waren.
Ze bleven in deze omgeving tot 25 september toen C Company oostwaarts trok naar Schoor als onderdeel van een plan om de westelijke oever van een kanaal dat verder naar het oosten lag vrij te maken. Het hele bataljon zou hier de volgende dag aan deelnemen, maar er was besloten dat ze die dag naar Maarheeze zouden trekken, dus nam alleen C Company hieraan deel. Hun vooruitgang was traag, dus kregen ze het bevel zich terug te trekken en na de rest van het bataljon verder te trekken naar Maarheeze. Op 27 september trokken ze weer verder om Bakel te bereiken, dat net ten noordoosten van Eindhoven ligt. De volgende dag trokken ze weer iets noordelijker naar Mortel om de Amerikaanse 7de Pantserdivisie het gebied bij Bakel te laten bezetten. De Amerikanen trokken door naar Sint Anthonis. Het bataljon bleef in Mortel tot 1 oktober toen ze verder noordwaarts trokken naar Heumen dat net ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Cuijk ligt en vervolgens naar het nabijgelegen Mook op 3 oktober.
Tegen die tijd was Operatie Market Garden verder naar het noorden er niet in geslaagd om de brug bij Arnhem in te nemen. Hierdoor bevonden de Geallieerden zich in een smalle corridor door Nederland. De Amerikaanse 7de Pantserdivisie deed op 30 september een poging om deze corridor te verbreden door Overloon aan te vallen vanaf hun positie bij Sint Anthonis om te proberen deze corridor oostwaarts naar de Maas te verbreden, maar deze aanval mislukte.
Het 1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment bleef bij Mook tot 8 oktober toen ze zuidwaarts trokken naar Wanroij. Er was besloten dat de Amerikanen zich zouden terugtrekken en het verbreden van de corridor door Overloon, Venray en Venlo aan de Britten zouden overlaten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de aanval op Overloon op 11 oktober zou beginnen. Dit werd echter uitgesteld tot 12 oktober vanwege het zeer natte weer en de toestand van de grond.
Op 12 oktober begon de aanval ’s middags met een zeer zwaar spervuur van artillerie. De 2 East Yorks leidden de aanval op wat omschreven werd als Dog Wood ten westen van Overloon, terwijl de 1 Suffolks zich richtten op Overloon zelf. Beiden bereikten hun doel tegen 1500 uur, maar er moest nog wat opgeruimd worden. De 1 South Lancs werden aanvankelijk in reserve gehouden, maar om 17.00 uur kregen A en D Companies het bevel om op te rukken om een resterend gebied te ontruimen met één troep van de 3 Grenadier Guards ter ondersteuning van elke vooruitgeschoven compagnie. B en C Companies en nog een troep van de Grenadier Guards werden in reserve gehouden. Ze ondervonden weinig tegenstand en tegen de schemering waren ze in positie aan de voorste rand van een open plek. Het was echter op deze dag dat Jackie Walker in de strijd sneuvelde, samen met vijf anderen van zijn bataljon die die dag sneuvelden en nu naast elkaar begraven liggen.
Leslie Joseph Smith, George Vickers, Dennis Roberts, Edward Roberts en Sydney Williamson.
Jackie’s 1939-45 oorlogsmedaille, de 1939-45 ster en de Frankrijk en Duitsland ster werden op 7/10/1949 aan zijn familie uitgereikt.
Jackie’s oudste broer, Joseph, stierf ook als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Joseph bleek in 1939 niet bij zijn ouders te wonen. Het kan zijn dat hij al dienst had genomen als cavalerist bij de 3rd Carabiniers (Prince of Wales’s Dragoon Guards) van het Royal Armoured Corps (dienstnummer 4454878).
Joseph trouwde begin 1944 met Cora Steinmetz in de buurt van Stockton. Ze was geboren op 4/11/1922 en was de dochter van William en Susannah Steinmetz. William was geboren op 8/12/1895 en Susannah op 10/4/1897. In september 1939 woonden William en Susannah, Cora en twee andere kinderen op 28 Eastbourne Road, Stockton on Tees. William werkte als algemeen arbeider in een staalfabriek. Cora werkte in de huishouding.
Joseph stierf op 26/12/1945. Familie heeft aangegeven dat hij gewond raakte in de Tweede Wereldoorlog, maar stierf aan malaria. Hij ligt begraven in een graf van de Commonwealth War Graves Commission op de Durham Road Cemetery in Stockton. De inscriptie op zijn graf is als volgt:
“Trooper J. Walker 3rd Carabiniers Royal Armoured Corps 26 december 1945 leeftijd 25 jaar”.
Zijn broer John, South Lancashire Regiment, sneuvelde in Nederland 12.10.1944 op 22-jarige leeftijd”.
Cora trouwde in 1951 met Joseph T. Robinson en overleed in 2002 in Stockton.
De moeder van Jackie en Joseph, Susan Walker, stierf in 1975 en zijn vader, James Walker, in 1977.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!