TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Ochtendzitting 1 13-03-1946

De PRESIDENT: Het Tribunaal heeft een besluit genomen met betrekking tot verdere behandeling van de beschuldigingen tegen de organisaties en de toepassing ervan op de leden. Ik ga het besluit niet voorlezen maar het zal worden aangeplakt op het informatiebord van de raadsheren van de Verdediging en zal aan hen en aan de Aanklagers worden medegedeeld.
Dr. Jahrreis, bent u klaar met uw verhoor?
Dr. JAHRREISS: Ja.
De PRESIDENT: Goed. Wenst een van de andere raadsheren voor de Verdediging de getuige te verhoren?
(getuige Kesselring neemt weer plaats in de getuigenbank).
Dr. KURT KAUFFMANN (raadsman van beklaagde Kaltenbrunner): Getuige, herinnert u zich wanneer beklaagde Kaltenbrunner voor het eerst in de openbaarheid trad?
KESSELRING: Ik weet niet of Kaltenbrunner bijzonder bekend raakte bij het publiek. Ik hoorde de naam Kaltenbrunner voor het eerst toen hij de opvolger van Generaal Canaris werd.
Dr. KAUFFMANN: Herinnert u zich dat hij in januari 1943 benoemd werd tot Chef van het RSHA?
KESSELRING: Ik heb er misschien over gehoord maar ik kan het me niet precies herinneren.
Dr. KAUFFMANN: Kaltenbrunner beweert dat hij in 1945 probeerde Oostenrijk van verdere gevechtshandelingen te vrijwaren. Herinnert u zich dat toevallig?
KESSELRING: Ik hoorde alleen maar dat Kaltenbrunner een van de mensen was die werkten aan een onafhankelijk Oostenrijk maar ik weet niets bijzonders over de situatie.
Dr. KAUFFMANN: Verder beweert Kaltenbrunner dat hij, op basis van een overeenkomst met het Rode Kruis in Genève, de terugkeer van burgergevangenen naar hun vaderland door de frontlinie had geregeld. Hij had een verzoek aan uw afdeling gedaan – niet aan u persoonlijk – dat er een bres in de frontlinie moest worden gemaakt om deze burgers naar huis te laten terugkeren. Herinnert u zich dat toevallig?
KESSELRING: Het is goed mogelijk dat een dergelijk verzoek in feite werd gedaan. Het kwam mij niet persoonlijk ter kennis omdat ik vaak van mijn kantoor weg was.
Dr. KAUFFMANN: Getuige, herinnert u zich wanneer er voor het eerst in Duitsland concentratiekampen werden opgezet?
KESSELRING: Ja. Dat was in 1933. Ik herinner me drie concentratiekampen maar weet niet precies wanneer die werden opgezet: Oranienburg, waar ik vaak langs kwam of overheen vloog; Dachau, waarover in de kranten fel werd gediscussieerd; en Weimar-Nora, een concentratiekamp waar ik tijdens mijn dienstreizen vrij vaak overheen vloog; maar ik mag er misschien aan toevoegen dat ik mij uit principe verre hield van geruchten, die bijzonder vaak de ronde deden tijdens eeen crisisperiode, om mij aan mijn eigen taken te weiden die bijzonder zwaar waren.
Dr. KAUFFMANN: Wat betreft de gevangenen in de concentratiekampen, had u enig idee wie in die kampen zouden worden opgesloten?
KESSELRING: Ik had een vermoeden, zonder te weten waar het vandaan kwam wat me aannemelijk leek; namelijk dat de Nationaalsocialistische Revolutie zou plaatsvinden zonder verlies van levens en dat politieke tegenstanders gedetineerd moesten worden totdat door de stichting van de nieuwe staat het voor hen voldoende veilig was geworden om in het openbare leven terug te keren. Dat is mijn kennis van de situatie waaruit ik moet concluderen, om uw vraag te beantwoorden, dat deze mensen voor het merendeel mensen moeten zijn geweest die zich tegen de Nationaalsocialistische leer keerden.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u er ooit over nagedacht hoe de behandeling in die kampen volgens uw idee zou zijn? Wat was uw opvatting van de behandeling van de gevangenen in die kampen? Er zal wellicht verschil zijn in wat u denkt over de vroegere en latere jaren.
KESSELRING: Ik weet niets over behandelingsmethoden in kampen. In de beginjaren, toen ik nog in Duitsland werkte, gingen er geruchten dat de behandeling normaal was. In de latere jaren was ik in het buitenland, dat wil zeggen in oorlogsgebieden buiten Duitsland; en ik was zo ver weg dat ik absoluut niets over die incidenten wist en ook niet om informatie vroeg.
Dr. KAUFFMANN: Is het daarom juist om aan te nemen dat waar het de wreedheden betrof die in werkelijkheid werden gepleegd, u daarvan geen weet had?
KESSELRING: Nee, ik had er geen weet van, zelfs niet in maart 1945 toen ik Oberbefehlshaber West werd. Zelfs toen waren de gebeurtenissen in de kampen mij volledig onbekend. Ik schreef dit toe aan twee oorzaken: ten eerste mijn persoonlijke houding die ik al eerder heb genoemd namelijk dat ik mij in principe alleen met mijn eigen zaken bezig hield – die op zich al uitgebreid genoeg waren – en ten tweede dat er binnen de Staat een politiestaat was ontstaan die zichzelf hermetisch had afgesloten van de rest van de wereld.
Dr. KAUFFMANN: Hebt u enig bewijs dat er onder uw officieren meer kennis aanwezig was dan wat u net hebt beschreven met betrekking to uzelf?
KESSELRING: Ik had een zeer nauwe band met mijn officieren en ik geloof niet dat er een groot aantal officieren is geweest dat meer van deze zaken afwist. Ik kan natuurlijk geen inlichtingen geven over afzonderlijke personen.
Dr. KAUFFMANN: Wist u dat Hitler had besloten de Joden fysiek uit te roeien?
KESSELRING: Dat was mij volslagen onbekend.
Dr. KAUFFMANN: Had u regelmatig de gelegenheid ideologische kwesties met Hitler te bespreken?
KESSELRING: Wanneer ik maar ook op het hoofdkwartier was werden er alleen militaire en overeenkomstige zaken betreffende mijn oorlogsgebied besproken tijdens het officiële deel van het overleg. Wanneer ik voor een maaltijd werd uitgenodigd werden er gewoonlijk historische kwesties of zaken van algemene aard besproken maar dringende politieke problemen of ideologische kwesties kwamen nooit ter sprake. Ik kan mij persoonlijk geen gelegenheid herinneren waarbij Hitler mij of een van de andere generaals op enige wijze beïnvloedde door zich actief Nationaalsocialist te verklaren.
Dr. KAUFFMANN: Geloofde u in Hitler's persoonlijkheid in die zin dat Hitler vastberaden was het Duitse volk naar een beter Duitsland te leiden, met in achtneming van persoonlijke vrijheid en respect voor menselijke waardigheid? Wat was uw opvatting daarover?
De PRESIDENT: Wat is het belang van de mening van een getuige over een dergeljk onderwerp? Wat is het belang hiervan voor de zaak Kaltenbrunner? Het Tribunaal vindt dit soort vraagstelling een verspilling van tijd.
Dr. KAUFFMANN: Is het juist dat in de dictatuur die in Duitsland heerste elke tegenstand door een persoon tegen het bevel van een meerdere onmogelijk was?
KESSELRING: In die vorm zou ik dat niet ontkennen. Men kon zeker zijn eigen mening stellen tegenover die van een ander. Maar als de eigen mening ongeldig werd door een besluit werd absolute gehoorzaamheid noodzakelijk en uitvoering werd geëist en onder bepaalde omstandigheden gegarandeerd door middel van strafrecht. Van weerstand tegen dat bevel, of elk bevel, voor zover wij de persoonlijkheid en de houding van Adolf Hitler kenden, was geen sprake en er zou niets mee zijn bereikt.
Dr. KAUFFMANN: Zou iemand die weerstand probeerde te bieden tegen een definitief uitgegeven bevel er rekening mee moeten houden dat hij zijn leven riskeerde?
KESSELRING: Gedurende de latere jaren was dat een absolute zekerheid.
Dr. KAUFFMANN: Dacht u op enig moment ooit dat de oorlog kon worden gewonnen en zo ja, wanneer?
KESSELRING: In 1943 moest de mogelijkheid onder ogen worden gezien dat een zegenrijke vrede niet zou kunnen worden bereikt. Ik zeg met nadruk dat die mogelijkheid moest worden overwogen want gezien bepaalde organisatorische of operationele maatregelen zou de situatie wellicht nog zijn omgedraaid.
Dr. KAUFFMANN: Besprak u deze kwestie ooit met een belangrijk iemand – de twijfels die u zou kunnen hebben gekoesterd over de voortzetting van de oorlog?
KESSELRING: Bij diverse gelegenheden wanneer ik mijn eigen militaire sector besprak, verwees ik naar bepaalde problemen die de uitkomst van de oorlog in het algemeen konden beïnvloeden; echter, als vertegenwoordiger van een militaire sector achtte ik mij op geen enkele wijze gerechtigd de hele militaire situatie te beoordelen omdat ik, vanuit mijn beperkte gezichtsveld de situatie betreffende productie en de organisatie van reserves aan mankracht niet kon beoordelen. En zoals ik al eerder heb gezegd, als amateur weigerde ik over een situatie iedere uitspraak te doen die wellicht onder bepaalde omstandigheden als officieel zou kunnen worden beschouwd omdat die de handtekening van Feldmarschall Kesselring droeg.
De PRESIDENT: Wilt u zo vriendelijk zijn het Tribunaal uit te leggen wat het belang van de laatste twee of drie vragen is voor de zaak tegen Kaltenbrunner?
Dr. KAUFFMANN: Hetzelfde geldt voor Kaltenbrunner dat hij, zoals hij zegt, een bevel niet kon weigeren. Het zou het verlies van zijn leven hebben betekend.
De PRESIDENT: U vroeg de getuige of hij tijdens de oorlog ooit heeft gedacht hoelang de oorlog kon duren. Wat heeft dat met Kaltenbrunner te maken?
Dr. KAUFFMANN: De Aanklager beschuldigt diverse beklaagden ervan, de strijd te hebben voortgezet ondanks het feit dat ze wisten dat het hopeloos was en dat ze de oorlog hebben verlengd. Dat is de kwestie die ik met mijn laatste vraag probeer op te helderen.
De PRESIDENT: Ik denk niet dat dat specifiek tegen Kaltenbrunner was gericht. Als dat uw laatste vraag is, kunt u hem stellen.
Dr. KAUFFMANN: Als ik u goed begrijp, getuige, wat u probeert uit te leggen is dat uw belangrijkste motief voor het voortzetten van de strijd uw plicht jegens uw land was?
KESSELRING: Dat spreekt vanzelf. Ik had ook andere redenen. Een ervan was dat ons de mogelijkheid op een politieke beëindiging van de oorlog was ontnomen, tenminste officieel; maar dat ik erin geloofde en daar nog steeds van overtuigd ben, kan worden bewezen door het feit dat ik persoonlijk, samen met Obergruppenführer Wolff via Zwitserland onderhandelingen ben begonnen met een Amerikaan om de weg vrij te maken voor een politieke discussie met dat als doel.
Dr. KAUFFMANN: Meneer de President, ik heb verder geen vragen.

De PRESIDENT: Een van de andere raadsheren van de Verdediging?
HEER PELCKMANN: Getuige, Dr. Kauffmann heeft u gevraagd of uw officierskorps kennis droeg van de condities in en de oprichting van concentratiekampen. Weet u dat er binnen de strijdkrachten zogenaamde nationaal-politieke cursussen werden gegeven?
KESSELRING: Ja, dat weet ik.
HEER PELCKMANN: Mag ik u vragen of u weet dat gedurende een van die nationaal-politieke cursussen van de strijdkrachten, die werd gehouden tussen 15 en 23 januri 1937 – ik verwijs nu naar document 1992(a)-PS betreffende de oprichting van concentratiekampen - de leider van de SS, Himmler in tegenwoordigheid van de verzamelde officieren een toespraak hield met ongeveer de volgende strekking:
"Natuurlijk maken we onderscheid tussen gevangenen die daar maar een paar maanden voor educatieve doeleinden verblijven en diegenen die er langere tijd verblijven."
Ik sla een paar regels over en kom bij de regel die ik belangrijk vind:
"Het bevel begint met te eisen dat deze mensen in schone barakken wonen. Dit kan alleen maar door ons, Duitsers worden bereikt want er is amper enig land dat zo menselijk zou handelen als wij dat doen. Linnengoed wordt regelmatig verschoond. De mensen wordt geleerd zich tweemaal daags te wassen en het gebruik van tandenborstels wordt aangeraden, iets wat voor de meeste van hen onbekend is."
Weet u of de strijdkrachten dit soort instructies kregen die, zoals we nu weten, niet in overeenstemming zijn met de toestanden zoals die werkelijk bestonden?
KESSELRING: Zoals ik al eerder heb gezegd, we hielden ons helemaal niet bezig met dit soort zaken en deze toespraak door Himmler is mij niet bekend.
HEER PELCKMANN: Onbekend. Dank u.

De PRESIDENT: Wil iemand anders van de raadsheren van Verdediging vragen stellen? Dan mag de Aanklager met zijn verhoor beginnen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U begrijpt, getuige dat u bij het afleggen van uw getuigenis, voor wat betreft de definitie van het Opperbevel en de Generale Staf, zoals die definitie is vastgelegd in de Aanklacht, beschuldigd wordt van lidmaatschap van die groep, niet waar?
KESSELRING: Dat begrijp ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat u hier getuigenis aflegt als een feitelijke beklaagde?
KESSELRING: Dat begrijp ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt het gehad over het stichten van een politiestaat in Duitsland door de Nationaalsocialistische Partij en ik wil u vragen of het een feit is dat die politiestaat voor het grootste deel op twee instellingen steunde, ten eerste op de geheime politie en ten tweede op het concentratiekamp?
KESSELRING: De deelname van de politie is voor mij een vaststaand feit. Het concentratiekamp was naar mijn mening het uiterste middel tot dat doel.
Mr. JUSTICE JACKSON: En zowel de geheime politie als het concentratiekamp werden ingesteld door Hermann Göring, is dat feit u bekend?
KESSELRING: De Gestapo werd door Hermann Göring opgericht. Of die door Himmler werd gevormd ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Uw toespraken kunt u bewaren voor uw eigen raadsman en ik zal verzoeken u dienovereenkomstig te laten instrueren. Beantwoordt u slechts mijn vragen. Werden de concentratiekampen ook niet door Hermann Göring opgericht?
KESSELRING: Dat weet ik niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat weet u niet. Was u voorstander van de politiestaat?
KESSELRING: Ik vond het volgens Duitse opvattingen abnormaal dat er een staat werd gevormd binnen een staat en dat zo bepaalde zaken voor het publiek geheim werden gehouden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Heeft u ooit iets gedaan of kunt u uit uw openbare leven iets aanwijzen dat u hebt gedaan om te voorkomen dat deze abnormale toestand in Duitsland zou gaan heersen?
KESSELRING: Ik kan me niets herinneren, behalve dat ik in gesprekken met mijn meerderen het onderwerp wellicht ter sprake heb gebracht. Maar ik wil sterk benadrukken dat ik mij in het algemeen beperkte tot mijn eigen omgeving en mijn eigen taken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wilt u dit Tribunaal doen geloven dat u nooit hebt geweten dat er door deze staat een campagne werd gevoerd om de Joden in Duitsland te vervolgen? Is dat de manier waarop wij uw getuigenis moeten verstaan?
KESSELRING: De vervolging van de Joden als zodanig was mij niet bekend.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat Joodse officieren van het leger en van uw commando werden uitgesloten?
KESSELRING: Joodse officieren bestonden niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat bepaalde officieren van uw leger, bepaalde officieren van de Luftwaffe, stappen ondernamen om zich te laten Germaniseren om aan de gevolgen van Göring's decreten te ontkomen? Wist u dat?
KESSELRING: Ik heb geruchten van die strekking gehoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Elke Germanisering, waar de vader ervan werd verdacht van Joodse afkomst te zijn, bestond hieruit dat werd aangetoond dat de normale vader niet de werkelijke vader was, niet waar?
KESSELRING: Dat geef ik toe. Natuurlijk waren er ook andere gevallen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. Het kan zijn dat de moeder ervan werd verdacht van Joodse afkomst te zijn?
KESSELRING: Dat er in bepaalde uitzonderlijke gevallen feiten over het hoofd werden gezien.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. Wist u iets over de Joodse opstanden, anti-Joodse opstanden van 9 en 10 november 1938 in Duitsland?
KESSELRING: Bedoelt u de Aktion Spiegel? Ik weet niet precies over welke dag u het hebt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb het over de opstanden waarbij synagoges in brand werden gestoken waardoor Göring zo boos werd. Hebt u daarover gehoord in 1938?
KESSELRING: Nee, daar heb ik niets over gehoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waar was u in 1938?
KESSELRING: In 1938 was ik in Dresden.
Mr. JUSTICE JACKSON: In november?
KESSELRING: In november was ik in Berlijn als Chef van de Luftwaffe.
Mr. JUSTICE JACKSON: In Berlijn. En u hebt nooit iets gehoord over de anti-Joodse opstanden van 9 en 10 november 1938?
KESSELRING: Ik heb alleen maar gehoord over de Aktion Spiegel of Aktion Glas.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat was dat? U hebt mij te pakken. Ik ken niets met die naam.
KESSELRING: Dat was het ingooien van winkelruiten en meer dat in Berlijn nogal grote vormen aannam.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt dus over die anti-Joodse opstanden gehoord?
KESSELRING: Over die, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En hoorde u dat Hermann Göring een decreet uitvaardigde waarbij de verzekeringsgelden die de Joodse winkeleigenaren schadeloos moesten stellen, in beslag werden genomen. Wist u van de actie van Göring in dat opzicht?
KESSELRING: Ik heb het niet helemaal begrepen. Mag ik vragen het te laten herhalen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u gehoord van het decreet dat door Hermann Göring een paar dagen later werd uitgevaardigd, 12 november om precies te zijn, waarbij het verzekeringsgeld van de slachtoffers van die overvallen in beslag werd genomen en de Joodse gemeenschap een boete van 1 miljard Reichsmark werd opgelegd?
KESSELRING: Mogelijk dat ik er destijds iets over heb gehoord maar ik kan het me nu niet meer precies herinneren.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u hebt erover gehoord. U vond dit soort zaken geen vervolging?
KESSELRING: Natuurlijk moet ik die Aktion Glas als een exces tegen de Joden beschouwen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt gezegd, zoals ik het begrepen heb, gebaseerd op uw ervaringen met Hitler, dat het officieren toegestaan was met hem van mening te verschillen zolang ze zijn bevelen maar opvolgden. Moeten we dat zo begrijpen?
KESSELRING: Neemt u me niet kwalijk maar ik heb het laatste deel van de vraag niet begrepen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Uit uw getuigenis van vanmorgen heb ik begrepen dat het u vrij stond het niet met Hitler eens te zijn, hem voorstellen te doen en hem inlichtingen te verstrekken maar dat nadat zijn besluit vaststond en het bevel gegeven, moest het worden opgevolgd. Dat wil zeggen .....
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat wil zeggen, het stond een officier altijd vrij om naar Hitler te gaan en hem technische informatie te geven, zoals de staat van paraatheid van zijn onderdeel van de strijdkrachten?
KESSELRING: Over het algemeen gezegd, nee. Tot dat doel werden alleen de opperbevelhebbers van de betrokken krijgsmachtonderdelen tot hem toegelaten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dus het enige kanaal waarlangs informatie over de toestand van de Luftwaffe Hitler kon bereiken was via Hermann Göring, is dat zo?
KESSELRING: Hermann Göring en soms staatssecretaris Milch, de plaatsvervanger van de Reichsmarschall.
Mr. JUSTICE JACKSON: Als Hitler op het punt stond zich in een oorlog te storten waarop de Luftwaffe niet was voorbereid zou het, gebaseeerd op uw kennis van de situatie voor Luftwaffeofficieren wel of niet mogelijk zijn geweest, Hitler daarvan op de hoogte te brengen?
KESSELRING: We stelden volledig vertrouwen in onze Reichsmarschall en we wisten dat hij de enige persoon was die een beslissende invloed op Hitler had. Zo wisten wij, omdat wij ook zijn vredelievende houding kenden, dat we volkomen veilig waren en we vertrouwden daarop.
Mr. JUSTICE JACKSON: Er is een tijd geweest dat u naar het Oosten ging, niet waar, als commandant? U ging naar Polen en naar Sovjet Rusland, niet waar?
KESSELRING: Polen en Rusland, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En was het onder de officieren tijdens die Pooolse en Russische veldtochten niet bekend dat de regels van de Haagsche Conventie met betrekking tot de behandeling van krijgsgevangenen in Rusland niet zouden worden toegepast?
KESSELRING: Dat was mij niet bekend.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt verklaard dat de Luftwaffe een zuiver defensief wapen was, is dat uw verklaring?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hoe groot was de Duitse sterkte aan diverse soorten vliegtuigen aan het begin van de Poolse veldtocht?
KESSELRING: Omdat ik geen lid van de centrale raad was kan ik u slechts een schatting geven op basis van mijn eigen verantwoordelijkheid, zonder garantie voor de historische juistheid van die aantallen. Alles bij elkaar zou ik zeggen dat we over ongeveer 3.000 toestellen beschikten. Alles bij elkaar, voor zover ik me nu herinner, waren er tussen de dertig en veertig bommenwerpergroepen, het zelfde aantal jagers en er waren tien groepen duikbommenwerpers, jagers .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Kunt u mij het aantal in iedere groep noemen?
KESSELRING: Ongeveer dertig toestellen, dat tot zeven, zes of vijf afnam in de loop van de dag. Om verder te gaan waren er tien tot twaalf groepen duikbommenwerpers, waaronder toestellen voor gronddoelen en tweemotorige jagers. Onder dat aantal bevonden zich ook verkenningstoestellen en een zeker aantal marinevliegtuigen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de verhouding tussen bommenwerpers en jagers bedroeg ongeveer twee op een, niet waar?
KESSELRING: De verhouding bommenwerpers – jagers was ongeveer 1 tot 1 of 1.2, of 1.3 op 1. Ik zei ongeveer 30 tot 40 en ongeveer 30 groepen jagers. Als ik de tweemotorige jagers erbij tel zou de verhouding ongeveer 1 op 1 zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is de manier waarop u aan het totaal van 3.000 eenheden komt?
KESSELRING: De reden waarom ik u dat aantal kan noemen is omdat ik in deze maanden van rustig nadenken een schatting heb gemaakt zonder daarbij de historische waarheid te onthullen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, beschouwt u een bommenwerper als een defensief wapen of een offensief wapen?
KESSELRING: Over de bommenwerper moet ik hetzelfde zeggen als over de duikbommenwerper en de jager, gelijkwaardig als defensief en als offensief wapen. Ik heb gisteren uitgelegd dat of het nu om defensieve of offensieve oorlogvoering gaat, de taak van de luchtmacht moet altijd als een offensieve worden uitgevoerd omdat de doelen ver weg en zeer verspreid liggen. Ik heb ook uitgelegd dat een luchtmacht die uitsluitend uit lichte toestellen bestaat gedoemd is vernietigd te worden omdat die niet in staat is de diverse stadia van de vijandelijke vliegtuigproductie aan te vallen, zijn verzamelgebieden en zijn bewegingen in de diverse gebieden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, de Luftwaffe was een defensief wapen als u zich in de verdediging bevond en een offensief wanneer u aanviel?
KESSELRING: Ik heb de laatste helft van de vraag niet begrepen.
Mr. JUSTICE JACKSON: De Luftwaffe zou als een defensief wapen fungeren als u zich verdedigde en als offensief wapen wanneer u aanviel, is dat niet zo?
KESSELRING: Dat zou je zo kunnen zeggen. Ik zou het anders willen uitdrukken. Zoals ik heb gezegd is een luchtmacht hoofdzakelijk een offensief wapen, ongeacht of die voor aanval of verdediging wordt ingezet.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt mij denk ik verbeterd. Nu dan, in Nederland, in Polen .....
KESSELRING: Mag ik nog iets anders over dat onderwerp zeggen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, ja.
KESSELRING: Namelijk dat wat ik gisteren op het laatst zei dat het essentiële onderdeel van een offensieve luchtmacht de lange-afstands, viermotorige bommenwerper is en daar had Duitsland er geen van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hoe kwam het dat Duitsland er geen had?
KESSELRING: Allereerst bevonden we ons in een gevaarlijke periode en daarom beperkten we ons tot wat voor een zuiver defensieve luchtmacht absoluut noodzakelijk was.
Ten tweede probeerden we, in overeenstemming met ons karakter, met precisiebombardementen zoveel mogelijk te bereiken, anders gezegd met duikbommenwerpen met inzet van het minimum aan materieel en hier denk ik aan de JU 87 als typisch voorbeeld daarvan.
Mr. JUSTICE JACKSON: U bent op 28 juni 1945 verhoord door het United States Strategic Bombing Survey, niet waar? Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Ja, natuurlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is toch heel zeker, niet waar?
KESSELRING: Ik ben vaak ondervraagd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu vraag ik u of u op 28 juni 1945 tegen de officier, die u namens het United States Strategic Bombing Survey ondervroeg, hebt gezegd: "Er was alles aan gedaan om de Duitse Luftwaffe vanuit het oogpunt van vliegvaardigheid, toestellen, flak, vliegend personeel, verbindingen enzovoorts de krachtigste ter wereld te maken. Deze inspanningen leidden ertoe dat aan het begin van de oorlog, of uiterlijk in 1940 vanuit het oogpunt van jagers, van duikbommenwerpers en vanuit gevechtskracht gezien, we over bijzonder goede vliegtuigen beschikten, zelfs wanneer de standaard niet helemaal algemeen was."
Hebt u dat niet gezegd?
KESSELRING: Dat is vandaag nog steeds mijn mening, dat waar het materieel betrof, jachtvliegtuigen, duikbommenwerpers en jagers we feitelijk een zeker overwicht op de andere landen hadden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu wat betreft het ontbreken van een aantal viermotorige bommenwerpers; dat was vanwege uw vredelievende instelling, niet waar of was het vanwege een onjuist inzicht in wat de vereisten voor een oorlog zouden zijn?
KESSELRING: Daarop moet ik het volgende zeggen: het zou van de kant van de leiders van de Luftwaffe waanzin zijn geweest te denken een volledige luchtmacht binnen 3 of 4 jaar te kunnen opbouwen. Het was op zijn vroegst in 1940 dat de mogelijkheid bestond een doelmatige luchtmacht op te bouwen die aan alle eisen zou voldoen. Om die reden was het naar mijn mening een uitzonderlijk staaltje van organisatie om een dergelijke doelmatigheid onder de bestaande beperkingen te hebben bereikt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik begreep dat u als een van uw aanwijzingen voor uw niet agressieve bedoelingen het feit noemde dat u aan het begin van de oorlog niet over voldoende viermotorige bommenwerpers beschikte. Heb ik u verkeerd begrepen?
KESSELRING: Dat is een maar een deel van het hele verhaal. De sterkte van de Luftwaffe moest, zeker in vergelijking met de kleinere landen als voldoende worden gezien; echter zeker niet in vergelijking met sterke tegenstanders die over een volledige uitrusting in de lucht beschikten.
Ik heb een voorbeeld in gedachten. In een verhit gesprek met de Reichsmarschall, voor het begin van de Russische veldtocht, vroeg ik om versterkingen van jagers en duikbommenwerpers. Om bepaalde redenen werd dat geweigerd. Die redenen waren allereerst tekorten aan materiaal en ten tweede, wat ik ook uit dit gesprek kon opmaken, dat de Reichsmarschall het niet met deze operatie eens was.
Mr. JUSTICE JACKSON: Getuigde u niet voor de Bomber Investigating Commission van de Verenigde Staten dat u van plan was een zware bommenwerper voor de lange afstand te bouwen maar – en ik citeer uw woorden: "We hadden de He-111 en de Ju-87 ontwikkeld en die werden als lange afstands zware bommenwerpers in de strijd geworpen. De Ju-87 werd daarna tijdens de campagne in Frankrijk ingezet en tegen Engeland.
Vraag: "De Ju-87 is geen echte bommenwerper voor de lange afstand?"
Uw antwoord: "Die werd destijds als lange afstands bommenwerper beschouwd maar helaas hadden we geen hoge dunk van viermotorige vliegtuigen en een onjuiste denkwijze die in de loop van de latere jaren een vergissing bleek te zijn." Is dat juist?
KESSELRING: Dat was mijn mening.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de reden waarom u geen viermotorige bommenwerpers bouwde was dat u er geen hoge dunk van had?
KESSELRING: Mag ik het zo zeggen: dat was de opvatting van een dienstafdeling; de beslissingen in al deze kwesties werden op het hoogste niveau genomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het hoogste niveau vergiste zich in de bruikbaarheid van de viermotorige bommenwerper?
KESSELRING: Wel, terugkijkend op de hele situatie moet ik zeggen dat het gemis van een viermotorige bommenwerper bijzonder pijnlijk werd.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat de hoogste autoriteit van de vliegtuigproductie Hermann Göring was. Hij stond aan het hoofd van de hele vliegtuigproductie, niet waar?
KESSELRING: Ja, dat is juist maar dat sluit het feit niet uit dat een misvatting van bepaalde maatregelen voor het voeren van een oorlog of organisatorische maatregelen tijdelijk kan voorkomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt deelgenomen aan de campagne tegen Polen, zei u toch?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het geen feit dat de Duitse Luftwaffe de beslissende bijdrage aan die operatie leverde voor wat betreft de tijd die nodig was om Polen te veroveren?
KESSELRING: Gezien vanuit het standpunt van de Luftwaffeofficieren moet ik volledig met die opvatting instemmen, maar de landmachtofficieren deelden die niet bepaald.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, u getuigt nu naar uw geweten. Tijdens die campagne ontwikkelde u de techniek van aanvallen van lage hoogte door jagers, lichte bommenwerpers en duikbommenwerpers tegen oprukkende colonnes en de duikbommenwerpers, lichte bommenwerpers en de jagers droegen allemaal bij aan het succes van die methode?
KESSELRING: Dat geef ik toe. De basis voor de techniek van het bombarderen op korte afstand werd zeker tijdens de Poolse veldtocht gelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik ga nu naar de veldtocht in Frankrijk. U was in de lucht tijdens de Franse campagne, niet waar?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de Luftwaffe droeg wezenlijk bij aan het succes van die campagne, niet waar?
KESSELRING: Gezien vanuit het oogpunt van de Luftwaffeofficier moet ik die mening als correct bestempelen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u hebt getuigd, niet waar, dat Duinkerken niet zo'n ramp zou zijn geweest als de Luftwaffe er niet geweest was? Dat is toch zo, niet waar?
KESSELRING: Zei u Duinkerken? Ik heb het niet goed verstaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, Duinkerken.
KESSELRING: Ja, naar mijn mening staat dat vast en het zou nog erger zijn geweest als onze operaties niet bijzonder zouden zijn gehinderd door het slechte weer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat wil zeggen, de ramp zou voor de Engelsen nog groter zijn geweest, ware het niet vanwege het slechte weer. U had naar uw mening de Luftwaffe bij Duinkerken beter kunnen laten presteren dan in werkelijkheid het geval was?
KESSELRING: We werden ongeveer twee dagen lang aan de grond gehouden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was een van de belangrijkste voorstanders van het plan voor een invasie in Engeland, niet waar?
KESSELRING: Persoonlijk was ik van mening dat wanneer de oorlog tegen Engeland tot een succesvol einde gebracht zou moeten worden, dit zeker alleen maar kon worden bereikt met een invasie.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u had een voldoende sterke luchtmacht nadat u Polen, Nederland, België en Frankrijk had verslagen zodat u bepleitte verder te gaan met een invasie in Engeland, niet waar?
KESSELRING: Op dat punt moet ik iets uitleggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Vertelt u me eerst maar of het waar is.
De PRESIDENT: Getuige, wilt u er alstublieft rekening mee houden dat u eerst de vragen moet beantwoorden en daarna pas uitleg geven. Iedere vraag, of bijna iedere vraag kan ofwel ontkennend ofwel bevestigend worden beantwoord en wilt u alstublieft dat antwoord geven en daarna uw uitleg.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was u voorstander van een invasie in Engeland en stond de Luftwaffe niet klaar voor een dergelijke invasie?
KESSELRING: Afhankelijk van bepaalde omstandigheden, gezien de heersende toestand in de lucht destijds was de Luftwaffe zeker klaar voor die taak.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u adviseerde de Reichsmarschall nadrukkelijk dat de invasie direct na Duinkerken moest plaatsvinden, niet waar?
KESSELRING: Ja en ik bepleitte dat standpunt later ook nog.
Mr. JUSTICE JACKSON: De voorbereidingen van de Luftwaffe op deze invasie waren voltooid en de invasie werd alleen maar afgeblazen omdat er niet voldoende zeewaardige schepen ter beschikking waren; dat is toch zo?
KESSELRING: Ja. Ik moet aan mijn vorige verklaring nog toevoegen dat er natuurlijk een bepaalde periode moest zijn verstreken tussen de campagne tegen Frankrijk en die tegen Engeland om de Luftwaffe met materiaal te kunnen bevoorraden.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt het Strategic Bombing Survey ook verteld dat Hitler niet alleen bevel had gegeven tot het bombarderen van militaire doelen, waaronder de industrie, maar ook het bombarderen van politieke doelen, is dat juist?
KESSELRING: Na een bepaalde datum, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, het lamleggen van de vijandelijke regering. Dat bedoelde u toch met een politiek doel?
KESSELRING: Dat is niet wat ik met politieke doelen bedoelde. Ik heb de vraag heel anders beantwoord; ik begreep hem anders namelijk dat dit bevel pas op een latere datum van kracht werd.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was bij de toespraak aanwezig die Hitler in augustus 1939 hield?
KESSELRING: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Op dat moment werd u erover ingelicht dat de aanval op Polen onmiddellijk of zeer spoedig zou beginnen
KESSELRING: Tijdens die conferentie was de beslissing de veldtocht tegen Polen te beginnen nog niet genomen. De onderhandelingen waren nog gaande en we hoopten allemaal nog dat die een gunstig resultaat zouden opleveren.
Mr. JUSTICE JACKSON: U kreeeg op 15 augustus bevel de Luftwaffe in paraatheid te brengen voor een aanval op Polen?
KESSELRING: Dit bevel als zodanig is mij niet tot in details bekend maar ik moet toegeven dat we al maanden van te voren voorbereidingen van algemeen defensieve aard hadden getroffen, luchtmachtbases ingericht, altijd met de defensieve situatie in gedachten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Verwachtte u dat Polen Duitsland in de lucht zou aanvallen? is dat uw mening?
KESSELRING: In elk geval hielden we van onze kant rekening met die mogelijkheid. De hele politieke situatie was te onduidelijk om er ons een definitief en onbetwistbaar oordeel over te vormen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt gezegd dat u in het algemeen nooit besprekingen hield met partijleiders, over politiek sprak of contacten had met politici, niet waar?
KESSELRING: Over het algemeen ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was uw onmiddellijke meerdere niet de nummer 2 politcus in Duitsland? Wist u dat niet?
KESSELRING: Dat wist ik maar ik moet benadrukken dat de gesprekken die ik met de Reichsmarschall voerde voor 99% te maken hadden met met militaire en organisatorische kwesties.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u wist dat hij ten allen tijde een van de meest vooraanstaande Nazi politici was?
KESSELRING: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt getuigd dat u op de hoogte was van het Kommandobefehl?
KESSELRING: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat u die niet goedkeurde en het niet uitvoerde?
KESSELRING: Zo heb ik dat gisteren niet beantwoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat hebt u geantwoord?
KESSELRING: Ik antwoordde als volgt: dat de Luftwaffe, die niet op de grond vocht, met deze kwestie niets te maken had en dat ik me een officiële aankondiging van dat bevel niet meer herinner.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie voerde dat bevel uit? Van wie werd verwacht het uit te voeren?
KESSELRING: Ik was maar tot november 1941 in Rusland en kan u daarover geen inlichtingen geven.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u ooit van de SS gehoord?
KESSELRING: Ja, natuurlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: En is het geen feit dat de uitvoering van dat bevel voorbehouden was aan de SS?
KESSELRING: Daar wist ik niets van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waarvoor dacht u dat de SS diende?
KESSELRING: Naar mijn mening was de SS, voor zover die voor militaire operaties werd ingezet, een speciale afdeling van de Landmacht was, een soort bewaking voor de Landmacht.
Mr. JUSTICE JACKSON: De SS moest de Landmacht bewaken, of wie?
KESSELRING: Nee, maar de SS divisies stonden gezien vanuit het standpunt van aantallen en materieel, boven de gemiddelde legerdivisie waar het uitrusting en paraatheid betrof.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie voerde het bevel over de SS?
KESSELRING: De SS stond onder bevel van Himmler. Voor zover deze divisies binnen de Landmacht werden ingezet stonden die onder tactisch bevel van de legercommandanten, van de commandanten van legergroepen of van de staven van de hoofdkwartieren waaraan ze waren toegevoegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Voor zover ze speciale taken hadden, stonden ze onder commando van Himmler, is dat juist?
KESSELRING: Ja zeker, er was een duidelijk onderscheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde gisteren dat u Hitler's Kommandobefehl voor u niet bindend achtte en dat u dat bevel niet uitvoerde, is dat juist?
KESSELRING: In het Middellandse Zeegebied, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was dat omdat die order de verantwoordelijkheid aan u liet of omdat u gewoon zelf de verantwoording op u nam?
KESSELRING: Ik maakte dat voorbehoud zelf, allereerst vanwege ideologische overwegingen en ten tweede omdat ik in de Middellandse Zee, zoals ik gisteren zei, een dubbelcommando had en de Duitse bevelen konden niet zonder wijzigingen in het algemene bestuur worden ingepast.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed dan, de mate waarin een dergelijke order werd uitgevoerd hing dus enigszins af van het karakter en de moed van de officieren die hem ontvingen, niet waar?
KESSELRING: Ik zou het iets anders willen uitdrukken. Deze bevelen konden op verschillende manieren worden uitgelegd – dat Kommandobefehl bijvoorbeeld – in zoverre dat het voor de Opperbevelhebber zeker heel goed mogelijk was een operatie als een speciale missie te beschouwen of als een tactische maatregel die militair gezien gerechtvaardigd was.
Mr. JUSTICE JACKSON: U voerde destijds het bevel over de troepen in Italië, niet waar, ten tijde van het Kommandobefehl?
KESSELRING: Met een verschil. Ik kreeg pas in september 1943 het volledige gezag.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik verzoek dat aan u document 498-PS wordt getoond, ingediend als bewijsstuk USA-501. Ik vraag uw aandacht voor alinea 6 van dat bevel dat als volgt luidt:
"Ik zal, onder de militaire tucht, voor het niet uitvoeren van dit bevel, alle commandanten en officieren verantwoordelijk houden die ofwel hebben verzuimd de troepen over dit bevel in te lichten, danwel tegen dit bevel hebben gehandeld wanneer het moest worden uitgevoerd."
U ziet die alinea in dat bevel?
KESSELRING: Ja, ik heb het net gelezen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, hebt u ooit gerapporteerd dat u dit bevel niet uitvoerde of hebt u uw meerderen erover misleid of het wel werd uitgevoerd?
KESSELRING: In een geval werd die kwestie zeer beslist op het hoofdkwartier besproken. Dit betrof de commandoactie "Pescara" waar Adolf Hitler bevel gaf tot het neerschieten van bepaalde personen ondanks het feit dat wij, mijn manschappen en ik, ze wilden sparen. Ik meen in het bijzonder dat de invloed van Jodl, als tussenpersoon, hier beslissend was; namelijk dat dit onderwerp werd vergeten en deze mensen dus in leven bleven, in ziekenhuizen en krijgsgevangenenkampen. Maar ik zou het geen misleiding willen noemen, de term die u net gebruikte, want ik wil benadrukken dat ik binnen mijn militaire sector acties van dit soort als richtlijn zag en dit Kommandobefehl kon zeker op verschillende manieren worden uitgelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Met andere woorden, de mate waarin een van deze bevelen werd uitgevoerd was afhankelijk van de commandant die de leiding had, is dat juist; dat Hitler er niet op kon vertrouwen dat een zo uitdrukkelijke order door zijn commandanten ook werd uitgevoerd. Was dat de situatie binnen de Duitse strijdkrachten?
KESSELRING: Nee, dat niet maar de situatie kan als volgt worden verklaard: Als vanuit het leger een dergelijke operatie in de zin van dat bevel aan een meerdere wordt gemeld dan zouden de noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen. Dat hing echter af van de manier waarop de betrokken eenheden het rapporteerden; ik heb gisteren al tot in bijzonderheden uitgelegd dat er langzamerhand een eenvormige opvatting post had gevat, dat mannen in uniform die een tactische operatie uitvoerden geen commando's waren in de zin van dit bevel.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuige vandaag, en een andere getuige heeft ook getuigd dat het niet opvolgen van een bevel van Adolf Hitler de dood betekende. U getuigt ook dat een nadrukkelijk bevel om commando's te executeren, onder dreiging van met straf wanneer u dat naliet, u de verantwoordelijkheid liet om het wel of niet te doen en ik wil dat u het Tribunaal eens en voor altijd vertelt wat de werkelijkheid is en dan stappen we van dit onderwerp af.
KESSELRING: Ik moet herhalen wat ik eerder heb gezegd, namelijk dat het Italiaanse strijdtoneel niet kon worden vergeleken met andere oorlogsgebieden. Vanwege de samenwerking tussen Hitler en Mussolini heerste er altijd een zeer inschikkelijke houding; daarom konden deze orders, opgesteld door het OKW niet zo maar op het Italiaanse strijdtoneel worden toegepast.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ze werden overal toegepast, voor zover u weet, behalve dan op het Italiaanse strijdtoneel?
KESSELRING: Dat kan ik niet zeggen. Ik heb herhaaldelijk uitgelegd dat ik mijzelf uitsluitend beperkte tot mijn eigen operatiegebied dat bijzonder uitgebreid was.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt getuigd, zoals ik u heb begrepen, dat u plunderingen door uw manschappen in Italië bestrafte.
KESSELRING: Zo gauw ik van deze gevallen hoorde, bestrafte ik hen en ik gaf de commandanten van leger en luchtmacht uitdrukkelijk bevel het zelfde te doen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu was de straf die u voor plundering oplegde erg licht, niet waar?
KESSELRING: Ik ging zelfs zover, de schuldigen ter plaatse te laten executeren en op die manier slaagde ik erin de ordeloosheid die was ontstaan te verhelpen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dus, een Duitse generaal die te maken heeft met een Duitse soldaat vindt executie de juiste bestraffing voor plundering?
KESSELRING: Die ver reikende conclusie is iets waar ik het niet mee eens kan zijn. Over dat onderwerp zou ik de volgende opmerkingen willen maken: Als een leger – zoals dat het geval was met het 14de leger – afglijdt naar een bepaalde wanorde, dan waren in het belang van de reputatie van dat leger en die van de bevolking, de meest strenge maatregelen gerechtvaardigd om de orde onder de burgerbevolking te herstellen. Ik had op het hoofdkwartier verhitte discussies over dat onderwerp.
Afgezien daarvan was ik van mening dat iedere straf uiteindelijk nutteloos wordt en daarom beschouwde ik enige tijd straffen als een zuiver educatieve maatregel en niet echt als straf. Dus waren gedurende enige tijd de straffen nogal licht.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde dat u krachtige maatregelen nam om de kunstschatten van Italië te beschermen.
KESSELRING: Voor zover ik over kunstschatten werd ingelicht, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat voor stappen ondernam u en tegen wie?
KESSELRING: In eerste instantie waren het preventieve maatregelen: Allereerst door het op het strijdtoneel ontzien van plaatsen van kunst en cultuur, ten tweede door deze plaatsen te ontruimen wanneer die mogelijk bloot stonden aan vijandelijke luchtaanvallen en ten derde, door samen te werken met Generaal Wolff en deze cultuur- en kunstschatten over te laten brengen naar veilige plaatsen. Ik noem hier de kunstschatten van Monte Cassino en Florence.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wist u bijvoorbeeld dat er kunstschatten uit Monte Cassino waren gehaald en naar Berlijn overgebracht?
KESSELRING: Pas veel later, in Mondorf, hoorde ik hier over. Alles wat ik me van destijds kan herinneren is dat ze aan het Vaticaan in Rome waren overgedragen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Oh. Wist u dat er kunstvoorwerpen uit Monte Cassino waren gehaald en afgeleverd aan Göring?
KESSELRING: Ik heb eens iets gehoord over een beeld van een heilige maar ik kan u geen verdere bijzonderheden noemen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En als Göring zoiets uit Monte Cassino ontving, was dat in tegenspraak met uw bevelen?
KESSELRING: De Hermann Göring divisie lag in die sector. Hij werd gecommandeerd door de voormalige adjudant van Göring en het is duidelijk dat er hier een verband lag, maar in welke mate kan ik u niet zeggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb nog een paar vragen betreffende uw verhoren.
De PRESIDENT: Misschien kunnen we nu beter 10 minuten schorsen.

Definitielijst

dictatuur
Staatsvorm waarbij de macht in een land in de handen is van één persoon, de dictator. Oorspronkelijk een Romeinse staatsvorm voor tijden van nood, waarbij de totale macht 6 maanden in de handen lag van één persoon om de crisis het hoofd te bieden.
divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
invasie
Gewapende inval.
Kommandobefehl
Op 18 oktober 1942 vaardigde Adolf Hitler het Kommandobefehl uit. Dit hield in dat leden van geallieerde commando's en luchtlandingstroepen direct gedood moesten worden of overgedragen moesten worden aan de Sicherheitsdienst (SD).
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
Nazi
Afkorting voor een nationaal socialist.
offensief
Aanval in kleinere of grote schaal.
Revolutie
Meestal plotselinge en gewelddadige ommekeer van bestaande (politieke) verhoudingen en situaties.
RSHA
Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk

Afbeeldingen

Albert Kesselring Bron: Wikimedia commons Bild 183-R93434.

Ochtendzitting 2

Mr. JUSTICE JACKSON: Ik denk, Heren Rechters, dat we herhalingen kunnen vermijden – misschien tijd besparen – als ik nu het woord geef aan Sir David Maxwell-Fyffe die zich heeft voorbereid op enkele onderwerpen waarover ik het wilde hebben. Ik meen dat hij zich in een betere positie bevindt om het verhoor voort te zetten.
De PRESIDENT: Zoals u wilt, Mr. Justice Jackson.

SIR DAVID MAXWELL-FYFFE (plaatsvervangend hoofdaanklager namens het Verenigd Koninkrijk): Getuige, er is u verteld waarom Dr. Stahmer u wilde laten getuigen? Heeft Dr. Stahmer u verteld wat te doen om te getuigen?
KESSELRING: De afzonderlijke punten zijn mij meegedeeld zonder dat alle vragen zelf zijn omschreven.
SIR DAVID: Ik zal u een zin voorlezen uit Dr. Stahmer's verklaring, zodat u die in gedachten heeft: "Toen Rotterdam in mei 1940 oorlogsgebied werd, was het een militaire noodzaak om bommenwerpers in te zetten, omdat de omsingelde paratroepen, die geen artillerieondersteuning hadden, dringend om steun van bommenwerpers hadden gevraagd."
Herinnert u zich dat incident? Ik wilde dat u het in gedachten heeeft.
KESSELRING: Ja zeker.
SIR DAVID: Herinnert u zich hierover op 28 juni ondervraagd te zijn door het United States Strategic Bombing Survey? Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Zeker.
SIR DAVID: Hebt u daar gezegd op de vraag; "Hoe stond het met Rotterdam?"
Antwoord: "Allereerst werd Rotterdam verdedigd in die delen die later werden aangevallen. Ten tweede moet men in dit geval opmerken dat er een resolute houding moest worden ingenomen. Deze ene aanval bracht onmiddellijke vrede in Nederland. Er werd om gevraagd door Model en dat werd goedgekeurd door het OKW. Het was maar een klein deel in het centrum van Rotterdam."
Herinnert u zich dat gezegd te hebben?
KESSELRING: Dat heb ik ongeveer zo gezegd, ja en ik heb die woorden gisteren herhaald.
SIR DAVID: Ik wil het eerst hebben over de strategische aspecten. Ik kom later op de tactische aspecten terug. Uw strategische opzet en het echte doel was een resolute houding in te nemen en een onmiddellijke vrede tot stand te brengen, niet waar?
KESSELRING: Die ver reikende taak was mij niet gegeven maar, zoals ik gisteren heb gezegd, Generaal Wenninger meldde mij de resultaten van de aanval op zo'n manier dat kort na de aanval de totale overgave van Nederland een feit was.
SIR DAVID: Maar ik wil dat u uw eigen woorden in gedachten houdt. Dit werd goedgekeurd door het OKW, er moest een resolute houding worden aangenomen. Was uw doel bij deze aanval niet een strategisch voordeel te behalen door het terroriseren van de bevolking van Rotterdam?
KESSELRING: Dat kan ik naar beste geweten ontkennen. Toen ik in Mondorf was, heb ik ook niet gezegd dat ik een resolute houding moest innemen. Ik heb alleen maar gezegd dat de steun, waarom door Student was gevraagd, gegeven moest worden. We hadden slechts die ene taak: het verlenen van artilleriesteun aan Student's troepen.
SIR DAVID: Wat bedoelt u met te zeggen dat er een resolute houding moest worden ingenomen, als u er niet mee bedoelt dat de Nederlandse bevolking mogelijk door terreur tot vrede moest worden gedwongen?
KESSELRING: Mag ik in dat verband herhalen dat de opvatting van de uitdrukking "resolute houding" niet in overeenstemming is met mijn gewoonlijke woordgebruik. Ik kan niet toegeven dat dit woord in de notulen stond en het is ook niet aan mij voorgelezen.
SIR DAVID: Wat dacht u dat u zei in plaats van " resolute houding"?
KESSELRING: Ik merkte op dat strenge maatregelen snel tot resultaat zouden leiden.
SIR DAVID: Dat is precies wat ik u voorleg, getuige, "strenge maatregelen........."
KESSELRING: Maar alleen met tactische resultaten als doel. Mag ik nogmaals benadrukken dat ik soldaat ben en geen politicus en niet als politicus heb gehandeld. Destijds voldeed ik uitsluitend en alleen aan het verzoek van Student.
SIR DAVID: Voordat ik de tactische toestand ga behandelen – iets dat ik met het grootste plezier doe – hebt u samen moeten werken met beklaagde Raeder? Hebt u eigenlijk samen moeten werken met beklaagde Raeder?
KESSELRING: Admiraal Raeder? Alleen in algemene zin, voor zover het om marinekwesties ging.
SIR DAVID: Ik wil dat u luistert naar de mening die Admiraal Raeder heeft gegeven en u het Tribunaal vertelt of u het er mee eens bent. Dit is bewijsstuk GB-224, document C-157, het transcript staat op pagina 2735 (Deel V, pagina 274.) Luistert u alsublieft goed.
"Het is wenselijk dat alle militaire maatregelen worden gebaseerd op internationale wetgeving. Echter, maatregelen die vanuit militair oogpunt noodzakelijk zijn, aangenomen dat er een beslissend succes van kan worden verwacht, moeten worden genomen ook al worden die niet gedekt door bestaande internationale wetgeving."
Bent u het daar mee eens?
KESSELRING: Ik kan het niet helemaal met die opvatting eens zijn. Voor zover het Rotterdam betreft was de situatie juist het tegenovergestelde.
SIR DAVID: Goed, voorlopig zullen we het houden op de woorden van beklaagde Raeder. Bent u het daar mee eens?
KESSELRING: Nee.
Dr. LATERNSER: Ik protesteer. Ik protesteer tegen de voorgaande vragen en deze vraag die aan getuige is gesteld omdat ze niet ter zake doen en ten tweede omdat zij geen feiten betreffen maar meningen. Getuige is hier om te getuigen over feiten.
SIR DAVID: Edelachtbare, de getuige is hier, zoals ik nauwkeurig heb benadrukt, om het te hebben over wat militaire noodzaak is.
De PRESIDENT: Sir David, het Tribunaal is van mening dat de vraag in de vorm zoals u die stelt bezwaarlijk kan zijn door de opvattingen van beklaagde Raeder ter sprake te brengen.
SIR DAVID: Ik voeg mij natuurlijk naar het Tribunaal maar de getuige is opgeroepen om te zeggen dat militaire noodzaak de verklaring hiervoor is. Ik vroeg hem of hij op dit punt instemde met de mening van een van zijn collega's: Wat is militaire noodzaak. Als het Tribunaal daaraan twijfelt, zou ik het graag laten liggen. Maar de kwestie van militaire noodzaak is er een die door het Tribunaal op diverse punten moet worden beoordeeld en ik zal, met verschuldigde eerbied, dat punt niet laten liggen omdat het ook speelt bij vragen die ik over andere kwesties te stellen heb.
(tot de getuige): Ik kom nu toe aan de tactische situatie in Rotterdam. Wilt u het Tribunaal vertellen wie de betrokken officieren waren? Er was een Generalleutnant Schmidt en bij hem was Generalmajor Student, die het bevel voerden over de troepen die Rotterdam aanvielen. Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Alleen Generaal Student. Een generaal Schmidt is mij niet bekend.
SIR DAVID: Wel, het bewijs dat in deze zaak is geleverd luidt dat de onderhandelingen, de capitulatievoorwaarden in feite werden opgesteld door Generalleutnant Schmidt in een melkwinkel bij Rotterdam. Ik neem aan dat hij de meerdere van Generaal Student was?
KESSELRING: Generaal Student was de hoogst aanwezige Duitse officier in de sector Rotterdam en de verantwoordelijke commandant. Generaal Schmidt is mij niet bekend.
SIR DAVID: Generaal Schmidt zou dus ondergeschikt zijn aan Generaal Student, niet waar?
KESSELRING: Hij kan erbij geroepen zijn voor dit speciale doel, maar ik ken hem niet.
SIR DAVID: Ik wil dat u de tijden in gedachten houdt: Weet u op welke tijd van de dag het bombardement op Rotterdam begon?
KESSELRING: Voor zover ik weet, vroeg in de middag, om ongeveer 14:00 uur meen ik.
SIR DAVID: Goed, ik stond op het punt te zeggen 13:30 uur.
KESSELRING: Ja, dat is best mogelijk.
SIR DAVID: Wist u dat onderhandelingen over een overgave al vanaf 10:30 's morgens werden gevoerd?
KESSELRING: Nee, zoals ik gisteren al zei, daar wist ik niets van.
SIR DAVID: En wist u dat om 12:15 een Nederlandse officier, Kapitein Bakker naar de Duitse linies ging en Generaal Schmidt en Generaal Student ontmoette en dat Generaal Schmidt de voorgestelde capitulatievoorwaarden om 12:35 opstelde?
KESSELRING: Nee, dat is mij niet bekend.
SIR DAVID: Dat is u nooit verteld?
KESSELRING: Dat is mij nooit meegedeeld; ik kan het me tenminste niet herinneren.
SIR DAVID: Ziet u, getuige, dat gebeurde 35 minuten voordat het bombardement begon ......
KESSELRING: De belangrijkste factor zou zijn geweest dat Student de aanval als zodanig zou afblazen maar dat gebeurde niet. De afgelasting bereikte mij nooit en mijn eenheid ook niet.
SIR DAVID: Wel, ik wil alleen dat u zich de feiten herinnert en dan zal ik u een paar vragen stellen. Het ultimatum dat om 12:35 werd besproken moest aflopen; het antwoord werd om 16:20 verwacht. Nadat Kaptein Bakker met de voorwaarden vertrok, werden er om 13:22 en 13:25 door de Duitse grondtroepen onder Generaal Student twee rode lichtfakkels afgestoken. Hebt u daar iets over gehoord?
KESSELRING: Daar heb ik ook niets over gehoord. Bovendien zouden twee rode fakkels niet voldoende geweest zijn voor dat doel.
SIR DAVID: Nee, maar daarnaast hadden uw grondtroepen een uitmuntend radiocontact met uw toestellen, niet waar? Wilt u de vraag beantwoorden?
KESSELRING: Ik heb gisteren al gezegd .....
SIR DAVID: Wilt u de vraag alstublieft beantwoorden?
KESSELRING: Ja en nee. Voor zover ik weet was er geen direct contact tussen het grondstation en de toestellen, maar, zoals ik gisteren zei, van de tactische strijdmacht, via het grondstation naar de vliegtuigformatie.
SIR DAVID: Als men de informatie naar de vliegtuigen had willen doorgeven om het bombardement te stoppen, zou dat eenvoudig per radio hebben kunnen gebeuren, naast het afsteken van die twee rode fakkels.
KESSELRING: Naar mijn mening, ja.
SIR DAVID: Wat ik suggereer is dat iedereen die bommenwerpers over zag komen. Dat weet u. Student zag de bommenwerpers overvliegen. Dat weet u toch?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Als die aanval enig tactisch belang had voor de steun aan uw troepen, kon die zijn afgeblazen, niet waar?
KESSELRING: Ik heb de laatste zin niet begrepen.
SIR DAVID: Als het doel van deze aanval zuiver tactisch was, steun voor de aanval op Rotterdam, dan zou die eenvoudig kunnen zijn afgeblazen door een radiobericht van Generaal Student aan de vliegtuigen, niet waar?
KESSELRING: Ja, als de tactische situatie was meegedeeld, of wanneer de toestand onmiddellijk aan de bommenwerpers was gemeld kan daar geen twijfel over hebben bestaan.
SIR DAVID: Maar als er in eerlijke onderhandelingen, getuige, voorwaarden voor overgave worden gesteld en die drie uur later vervallen, wordt er slechts van een soldaat gevraagd dat hij de aanval afblaast, niet waar?
KESSELRING: Als er geen andere voorwaarden waren gesteld, ja.
SIR DAVID: Maar als hij de aanval kan stoppen, zou dat het makkelijkste ter wereld zijn om te doen, niet waar. Ik wil mijn suggestie verduidelijken – dat deze tactische kwestie niets te maken had met de aanval op Rotterdam; dat het doel van de aanval op Rotterdam was, in uw eigen woorden, een resolute houding te tonen en de Nederlanders door terreur tot overgave te dwingen.
KESSELRING: Mag ik nogmaals herhalen dat ik uitdrukkelijk heb gezegd dat deze aanval alleen maar een tactisch doel diende en dat ik mij volledig distanciëer van deze politieke overwegingen.
SIR DAVID: Wel, u weet dat Generaal Student zich later verontschuldigde voor de aanval, weet u dat? Zijn verontschuldigingen voor de aanval aanbood aan de Nederlandse commandant?
KESSELRING: Dat weet ik niet en zoals ik gisteren uitlegde, ik ontmoette Generaal Student toen hij ernstig gewond was geraakt en ik kon zelfs niet met hem spreken.
SIR DAVID: Ik ga hier niet meer tijd aan besteden. Ik heb mijn punt denk ik heel duidelijk gemaakt. Ik wil u iets vragen over een ander punt waarover u gisteren sprak met betrekking tot bombardementen. U zei dat de aanval op Warschau op 1 september 1939 werd ingezet omdat u Warschau beschouwde als een verdedigd fort met luchtbescherming. Is dat redelijk?
KESSELRING: Ja, zeker.
SIR DAVID: Nu weet u dat op dezelfde tijd – om 05:00 uur in de morgen van 1 september 1939 – De Luftwaffe de steden Augostow, Nowy Dwor, Ostrow Mazowiecki, Tczew, Puck, Zambr6w, Radomsko, Toron, Kutno, Krakow, Grodno, Trzebinia, en Gdynia aanviel,die zich in een andere positie bevonden. Beantwoordt u mijn vraag maar. De Luftwaffe viel die steden aan?
KESSELRING: Met mijn kameraden, ja. Niet de steden, ik herhaal niet de steden.
SIR DAVID: Nu deze hele aanval begon om 05:00 in de morgen van 1 september, niet waar?
KESSELRING: De aanval begon 's ochtends maar niet zoals u zei, op de steden maar op militaire doelen; vliegvelden, stafhoofdkwartieren en verkeersknooppunten werden aangevallen. Zoals ik al heb uitgelegd waren er door het OKW nauwkeurige instructies gegeven dat alleen deze militaire doelen mochten worden gebombardeerd.
SIR DAVID: U suggereert dat alle steden die ik oplas militaire doelen waren?
KESSELRING: Voor zover die binnen mijn sector lagen, ja.
SIR DAVID: U had zelfs geen tijd om een verkenner boven Polen te laten vliegen voordat de aanval begon?
KESSELRING: Dat is juist. Aan de andere kant leverden agenten en anderen voldoende informatie over de situatie en afgezien daarvan werd dit hele plan beheerst door operationele overwegingen betreffende de luchtoorlog.
SIR DAVID: Het hele plan was natuurlijk in april 1939 uitgewerkt in het kader van Fall Weiss, niet waar?
KESSELRING: Destijds wist ik niet eens dat ik er bij betrokken zou raken of dat er oorlog zou worden verklaard.
SIR DAVID: Wist u niet, getuige, nadat u was benoemd, dat er in april 1939 een Fall Weiss was uitgewerkt? Was dat u nooit verteld?
KESSELRING: Dat werd niet gezegd maar mag ik aan de andere kant, als soldaat zeggen dat een algemeen plan dat in april wordt opgesteld tegen september nog vaak gewijzigd kan worden en dat er zelfs op het allerlaatste moment wellicht nog beslissende veranderingen in kunnen worden aangebracht.
SIR DAVID: Nog een punt dat ik u in gedachten wil brengen. Herinnert u zich dat de Duitse radio haar laatste bericht aan Polen uitzond om 9 uur in de avond ervoor, op 31 augustus? Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Ik denk het wel.
SIR DAVID: Dat was 8 uur voor uw aanval en u weet, niet waar dat beklaagde Göring al sinds een week daarvoor op zijn geheime hoofdkwartier was vanwege deze kwestie?
KESSELRING: Dat kan ik me goed voorstellen, zij het dat .....
SIR DAVID: Wat ik u nu voorleg is dit: Deze algemene aanval op Poolse steden was weer een goed voorbereid plan om te proberen de natuurlijke weerstand tegen uw aanval te breken.
KESSELRING: Mag ik op dat punt het volgende zeggen? Als er aan mijn verklaringen als Feldmarschall en getuige onder ede zo weinig waarde wordt gehecht als u schijnt te doen, Meneer de Aanklager, dan hebben verdere verklaringen van mij geen zin meer. Ik heb benadrukt dat het geen aanval op steden was maar op militaire doelen en u moet me eindelijk eens geloven wanneer ik dat zeg als soldaat.
SIR DAVID: Het Tribunaal zal de waarde van het bewijsmateriaal wel beoordelen. Daarover ga ik niet in discussie. Ik ga u alleen maar iets vragen over twee kwesties, om uw mening daarover te horen, wat u als een militaire noodzaak beschouwt. U herinnert zich de bevelen betreffende partizanen in Italië ten tijde van uw commando? Orders betreffende partizanen?
KESSELRING: Zeker.
SIR DAVID: En ik wil het helemaal correct stellen, zegt u het mij dus als ik het mis heb, maar ik begrijp dat de situatie deze was: beklaagde Keitel gaf op 16 december 1942 een algemene order uit betreffende partizanen. Een afschrift daarvan is in uw hoofdkwartier, of voormalig hoofdkwartier gevonden en u herinnert zich dat die later onder onder uw aandacht kwam maar u bent niet helemaal zeker van de datum. Is dat juist? U bent niet helemaal zeker van de datum?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Ik zou willen dat u het probeerde omdat u tijd gehad hebt om erover na te denken; denkt u dat Keitel's order van 16 december onder uw aandacht was gekomen voordat u uw eigen bevel van 17 juni 1944 uitgaf? Wilt u misschien uw eigen order inzien?
KESSELRING: Die is mij voorgelezen, maar in november, toen weer in december en vervolgens in januari verzocht ik nogmaals over deze kwesties en orders gehoord te worden omdat ik bepaalde twijfels had over de uitvaardiging van deze orders, de verdeling, de personen aan wie ze werden gezonden en de datum.
SIR DAVID: Ik zal u de orders geven, getuige want u moet ze zien en in uw herinnering terughalen. Ik denk niet dat ze al eerder zijn ingediend. Laten we eerst de order van beklaagde Keitel van 16 december 1942 nemen.
(het document wordt aan de getuige overhandigd)
Ik hoop dat ik u het goede document heb gegeven. Staat er – ik zal het zeer langzaam voorlezen.
"De Führer heeft daarom bevel gegeven dat:
1. De vijand zet in de partizanenstrijd door communisten getrainde fanatici in die niet schromen om welke wreedheid dan ook te begaan. Het is meer dan ooit een kwestie van leven of dood. Deze strijd heeft niets te maken met soldateske dapperheid of met de regels van de Geneefse Conventie. Als we de strijd tegen de partizanen in het Oosten, zowel als op de Balkan, niet met de meest wrede middelen voortzetten komen we al snel op het punt waarop de beschikbare troepen onvoldoende in aantal zijn om het gebied onder controle te houden."
"Het is daarom niet alleen gerechtvaardigd, maar het is de plicht van alle troepen om zonder beperking alle middelen in te zetten, zelfs tegen vrouwen en kinderen, zolang succes verzekerd is. Elk medeleven voor partizanen is een misdaad tegen het Duitse volk."
Herinnert u zich dat bevel?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: En op uw beurt gaf u op 17 juni 1944 een order uit toen u het bevel in Italië voerde? Herinnert u zich dat? Ik zal het u direct laten zien als ik het Duitse afschrift uit het dossier kan krijgen. Ik zal slechts een korte passage nogmaals voorlezen zodat het Tribunaal het in gedachten heeft; maar getuige, verwijst u alstublieft naar elke andere passage omdat ik een helder beeld van deze order wil schetsen.:
"De toestand rond de partizanen op het Italiaanse strijdtoneel, in het bijzonder in centraal Italië, is onlangs zo verslechterd dat die een ernstig gevaar vormt voor de strijdende troepen en hun aanvoerlijnen en ook voor de oorlogsindustrie en het economisch potentieel. De strijd tegen de partizanen moet met alle ons ten dienste staande middelen en de grootste felheid worden gevoerd. Ik zal iedere commandant beschermen die onze normale grenzen overschrijdt bij de keuze van methoden die hij tegen partizanen gebruikt. In dit verband geldt het oude principe dat een vergissing in de keus van methoden bij het uitvoeren van orders beter is dan mislukking of nalatigheid." Herinnert u zich dat, getuige?
KESSELRING: Ja, ik herinner me dat bevel.
SIR DAVID: En herinnert u zich dat u drie dagen later, opdat er geen misverstand ontstaat over wat u bedoelde, er nog een uitvaardigde, nog een ultra-geheime order. Op de derde regel, nadat er staat "Deze aankondiging is geen loze dreiging," zegt u:
"Het is de plicht van alle manschappen en de politie onder mijn commando de strengst mogelijke maatregelen te nemen. Iedere gewelddadige actie, gepleegd door partizanen moet onmiddellijk worden bestraft. Ingediende rapporten moeten ook bijzonderheden vermelden over de genomen tegenmaatregelen. Waar er aanwijzingen zijn voor aanzienlijke groepen partizanen zal een deel van de mannelijke bevolking in het gebied worden gearresteerd en in het geval dat er een gewelddadige actie wordt gepleegd, zullen deze mannen worden geëxecuteerd." Nu wil ik slechts twee voorbeelden noemen, getuige, van de manier waarop dat werd uitgevoerd. U herinnert zich dat een van uw officieren, Kolonel Von Gablenz door partizanen gevangen werd genomen, herinnert u zich dat?
KESSELRING: Generaal Von Gablenz?
SIR DAVID: Ik denk dat hij op dat tijsdstip kolonel was, het was op 26 juni, net na uw bevel. U herinnert zich dat Kolonel Von Gablenz gevangen werd genomen?
KESSELRING: Nee.
SIR DAVID: Hij was kolonel bij de verbindingsdienst; geen erg belangrijke officier maar toch een kolonel.
KESSELRING: Ja, dat herinner ik me.
SIR DAVID: Kijkt u nu even naar deze twee documenten. Klopt dit – dit is een uittreksel uit het dagelijkse situatierapport van de Oberbefehlshaber SüdWest Italien van 26 juni .
"Situatie rond partizanen. Ten noorden van Arezzo werd Kolonel Von Gablenz, een lid van de staf van de bevelvoerend officier verbindingsdienst in de sector van het 10de leger, door bandieten gevangen genomen. De gehele mannelijke bevolking van de dorpen langs de betrokken weg werd gevangen genomen." Er werd verder aangekondigd dat al deze gijzelaars zouden worden geëxecuteerd als de gevangen genomen kolonel niet binnen 48 uur zou worden vrijgelaten. Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Niet tot in bijzonderheden, maar in grote lijnen ....
SIR DAVID: Nee, nee, maar herinnert u zich het incident?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Kijkt u naar het volgende stuk, het twee-daagse situatierapport, het rapport van twee dagen later, 28 juni, de tweede alinea: "Als vergelding voor de gevangenname van Kolonel Freiherr Von Gablenz zijn tot dusverre 560 personen, waaronder 250 mannen, gevangen genomen."
Is dat uw opvatting van "stappen die nodig zijn in de strijd tegen partizanen" dat 410 vrouwen en kinderen gevangen genomen moeten worden?
KESSELRING: Dat was niet nodig maar in dit verband mag ik misschien .....
SIR DAVID: Laten we nog een voorbeeld nemen. U herinnert zich Civitella? U herinnert zich wat er in Civitealla gebeurde door uw troepen, niet waar?
KESSELRING: Op het moment niet.
SIR DAVID: Wel laat me u eraan herineren wat er in Civitella gebeurde – dat was op 18 juni, een dag na uw order:
"In het dorp Civitella werden tijdens een gevecht met partizanen twee Duitse soldaten gedood en een derde raakte gewond. Bang voor wraakacties ontvluchtten de bewoners het dorp maar toen de Duitsers dit ontdekten werd een strafexpeditie uitgesteld. Op 29 juni" – u zult zich dat herinneren, getuige, dat was 9 dagen na uw aankondiging om uw bevel kracht bij te zetten – "toen de plaatselijke bevolking was teruggekeerd en zich weer veilig voelde, voerden de Duitsers een goed georganiseerde wraakactie uit waarbij ze de buurt uitkamden. Onschuldige bewoners werden vaak zonder pardon neergeschoten. Gedurende die dag werden er 212 mannen, vrouwen en kinderen in het omliggende gebied gedood. Sommige dode vrouwen werden geheel naakt aangetroffen. Gedurende het onderzoek werd een namenlijst van doden opgesteld en die is helemaal compleet met uitzondering van enkele waarvan de lijken niet konden worden geïdentificeerd. De leeftijd van de slachtoffers varieerde van 1 tot 84 jaar. Ongeveer honderd huizen werden door brand verwoest. Sommige slachtoffers verbrandden levend in hun huizen."
Dat is het verslag van de Commissie Oorlogsmisdaden van de Verenigde Naties over dit incident. Getuige, denkt u nu echt dat het doden van babies van 1 jaar en mensen van 84 militaire noodzaak is?
KESSELRING: Nee.
SIR DAVID: Goed; ik wil dat u zich vertrouwd maakt met een onderwerp dat u zelf al behandeld hebt; de positie van de Hermann Göring divisie. U noemde een van de personen die ik in gedachten heb maar laat me het ook voor het Tribunaal duidelijk maken wie uw officieren destijds waren.
Voerde Generaal Vietinghoff – sorry, ik denk dat het Von Vietinghoff is – het bevel over het 10de leger?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: In 1944?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Stond hij onder uw direct bevel?
KESSELRING: Ja, hij stond onder mijn bevel.
SIR DAVID: Dan neem ik aan dat hij een redelijk ervaren en verantwoordelijke generaal is. Ik weet zijn rang niet, generaal of .....
KESSELRING: Generaal.
SIR DAVID: En onder hem stond het 76ste Korps, niet waar, onder bevel van Generaal Herr?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: En onder Generaal Herr stond de Hermann Göring divisie, onder bevel van Generaal Schmalz die u vanochtend noemde, is dat juist?
KESSELRING: Generaal Von Schmalz voerde het bevel maar ik heb eerder een andere naam genoemd.
SIR DAVID: Ik denk dat het toen Schmalz was. Nu, de Hermann Göring divisie was betrokken bij drie – ik noem dat incidenten; ik zou niet willen zeggen – wat ik met incidenten bedoel is datgene wat ik bij Civitella heb beschreven. Laat mij u er aan een of twee herinneren. Herinnert u zich dat in Stia, tussen 13 en 18 april, 137 burgers werden gedood waaronder 45 vrouwen en kinderen; herinnert u zich dat incident? Civitella was op 29 juni. En herinnert u zich Buchini op 7 en 9 juli; herinnert u zich een incident bij Buchini?
KESSELRING: Mogelijk maar ik zou eerst de bijzonderheden willen bestuderen.
SIR DAVID: Misschien herinnert u zich dit. Ik leg het in algemene termen aan u voor, getuige, omdat het een volkomen normale gang van zaken was en er vonden een aantal incidenten plaats waarbij de Hermann Göring divisie was betrokken. Herinnert u zich dat?
KESSELRING: Er vonden aan beide kanten veel van dat soort incidenten plaats en ik zou eerst de precieze bijzonderheden van dat geval moeten bestuderen.
SIR DAVID: Nou, dit is wat ik u echt in gedachten wil brengen. Is het juist dat de Hermann Göring divisie slechts onder Generaal Herr stond en onder Generaal Von Vietinghoff voor tactische doeleinden en elke dag aan Berlijn aan Reichsmarschall Göring verslag uitbracht over wat ze aan het doen waren?
KESSELRING: De Hermann Göring divisie viel voor tactische doeleinden onder het Opperbevel van het leger maar ik moet aannemen dat er voor deze kwesties een ondergeschiktheid aan het Opperbevel van het leger ook echt bestond. Of er zich zaken daarbuiten afspeelden, weet ik niet.
SIR DAVID: Ik zal de tekst nauwkeurig lezen en dat kunt u zien waar ik de woorden vandaan heb op de manier zoals ik ze breng:
"De 1. Fallschirmdivision en de Hermann Göring Division vielen alleen voor wat betreft tactiek onder de legercommandant; anderzijds voor alle andere kwesties direct onder de Reichsmarschall aan wie ze dagelijks rapporten moesten sturen. Het was hen niet toegestaan bevelen betreffende strafrechtelijke kwesties te ontvangen van legercommandanten en ook niet om het resultaat daarvan te melden. Ze voerden de strijd tegen de guerillas volgens principes die enigszins afweken van die van het leger."
Is dat een juiste uitspraak?
KESSELRING: Die opvatting is juist maar de kwestie is misschien dat het woord tactiek natuurlijk in een wat engere of bredere zin kan worden uitgelegd.
SIR DAVID: Welk woord?
KESSELRING: Tactiek. Dat deze ondergeschiktheid betreffende tactiek in enge of in brede zin kan worden uitgelegd.
SIR DAVID: Getuige, daarom heb ik het hele geval aan u voorgelezen want het is duidelijk wat de uitspraak van de persoon die ik voorlees betekent, niet waar? Hij zegt dat het hen niet was toegestaan van legercommandanten orders te ontvangen betreffende strafrechtelijke kwesties of de resultaten daarvan te melden en dat ze de strijd tegen de guerillas voerden volgens principes die enigszins afweken van die van Generaal Von Vietinghoff, niet waar."
KESSELRING: Dit is de eerste keer dat ik daarover iets hoor maar als een andere officier dat gezegd heeft moet ik aannemen dat het juist is.
SIR DAVID: Weet u wel zeker dat dit de eerste keer is dat u erover hoort.? Het is moeilijk zich ieder incident te herinneren. Ik wil u niet aanvallen maar ik wil dat u probeert het te herinneren. Klaagde Generaal Herr niet regelmatig tegen u over deze afwijkende positie van de Hermann Göring divisie en hebt u nooit een officieel antwoord gegeven op Generaal Herr's klachten?
KESSELRING: Er kwamen zeker geen talloze rapporten van Generaal Herr. Er heeft misschien mondeling overleg plaatsgevonden .....
SIR DAVID: Op uw commandopost?
KESSELRING: Ja. En mag ik er nogmaals aan toevoegen dat er binnen de legergroep wel degelijk dergelijke definities van opvattingen bestonden. Met betrekking tot dit geval moet ik opmerken dat ik niet weet of dit onder het hoofdstuk tactiek valt of ergens anders onder.
SIR DAVID: Nou, ik leg het niet echt duidelijk aan u voor. Wat ik suggereer is dit: als u het niet eens bent met 'talloze', aanvaardt u dan 'enkele,' dat in bepaalde gevallen Generaal Herr u meldde dat hij moeilijkheden kreeg met deze afwijkende positie van de Hermann Göring divisie?
KESSELRING: Dat kan ik aannemen.
SIR DAVID: Uw Stafchef van destijds was Generaal Roettiger, niet waar?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Had Generaal Roettiger het vanaf 10 juni ook niet met u over de positie van de Hermann Göring divisie, dat die onder speciale bescherming stond van Reichsmarschall Göring in Berlijn?
KESSELRING: Ja, we spraken zeer vaak over dat onderwerp.
SIR DAVID: Wel, voor zover het dit specifieke incident betreft waarbij de Hermann Göring divisie betrokken was, zij ontvingen hun bevelen van beklaagde Göring, die daar op de tribune zit, hoe met partizanen om te gaan?
KESSELRING: Dat kan ik u niet zeggen. Die kanalen liepen langs mij heen.
SIR DAVID: Ja, die gingen langs u heen. Ze gingen langs Generaal Herr heen, ze gingen langs Von Vietinghoff heen, ze gingen langs u heen en gingen rechtstreeks naar Berlijn. Dat is toch waar?
KESSELRING: Ja zeker. Dat was het speciale kanaal voor de SS en de Hermann Göring divisie.
SIR DAVID: Ja, ziet u, het Tribunaal behandelt momenteel de zaak tegen beklaagde Göring. Daarom stel ik u die vragen.
Nu nog een of twee korte punten. U herinnert zich dat Dr. Laternser u enkele vragen heeft gesteld over het Opperbevel en de Generale Staf. Herinnert u zich dat Dr. Laternser u enkele vragen heeft gesteld?
KESSELRING: Daarvan ben ik mij bewust.
SIR DAVID: Nu, ik wil slechts een gedeelte helemaal uit de weg ruimen. U moet zich hebben gerealiseerd, getuige, dat het orgaan dat in deze zaak wordt genoemd niets te maken heeft met het stafkorps van het Duitse leger. Ik meen dat u dat zelf gisteren duidelijk heeft gemaakt.
KESSELRING: Waarmee zei u?
SIR DAVID: Met het stafkorps. Er was zowel bij het leger als bij de luchtmacht een korps officieren die de militaire academie hadden doorlopen en die stafofficieren van alle rangen waren, ik neem aan tot aan kapitein, niet waar?
KESSELRING: De vraag is me niet helemaal duidelijk.
SIR DAVID: Neem me niet kwalijk. Er was zowel bij het leger als bij de luchtmacht een korps officieren die de militaire academie hadden doorlopen en daarna stafofficier werden. En zij hadden meen ik het recht om rechtstreeks te rapporteren aan de Stafchef als zij dat wilden. Is dat niet zo? Is dat waar of niet waar?
KESSELRING: Dat is niet waar behalve, zoals ik gisteren zei, waar het opleiding betrof. Voor zover het een algemene procedure betrof had de Chef van de Generale Staf het recht om officieren van de Generale Staf direct te beïnvloeden, maar andersom, nee.
SIR DAVID: Nu, dat korps ging tot kapitein of luitenant, niet waar?
KESSELRING: Nee, kapitein.
SIR DAVID: Ik dacht al dat het zo was. Mag ik u zeggen dat we helemaal geen belang stellen in dat korps. De Aanklager is absoluut niet geïnteresseerd in dat korps.
Nu wat betreft de personen die in de Aanklacht worden genoemd; u weet dat er negen bevelhebbers of stafposities worden genoemd, en dan de opperbevelhebber die in bepaalde gebieden het bevel voerde of over bepaalde luchtvloten. Ik neem aan dat u daar naar gekeken heeft, niet waar?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Ik wil proberen het kort te houden, getuige, zodat we geen tijd verliezen. Ik wil dat u hierover nadenkt. Zijn de mensen die worden genoemd – anders gezegd, de hoofden van het OKW, OKH, OKM, OKL, hun plaatsvervangers en de Opperbevelhebber – niet de officieren binnen de Duitse strijdkrachten die het meest te maken moeten hebben gehad met het beleid en het voorbereiden van oorlogen?
KESSELRING: De opperbevelhebbers van de onderdelen van de strijdkrachten waren natuurlijk de adviseurs van het staatshoofd in alle militair-politieke kwesties. De opperbevelhebbers van de legergroepen hadden geen enkele invloed.
SIR DAVID: Ik zou willen dat u twee voorbeelden bekijkt. Ik denk dat u bij beide aanwezig was. Voor de aanval op Polen was er op 22 augustus een bijeenkomst die hier al eerder is genoemd. Bestond die uit die hogere officieren die ik net noemde, de hoofden van de diverse onderdelen en ook de Opperbevelhebber?
KESSELRING: Die bestond uit de bevelvoerende officieren in dat oorlogsgebied.
SIR DAVID: Ja. Destijds was de sector die de plaats van de oorlog zou worden Polen. Destijds was het belangrijkste doel de veldtocht in Polen te bespreken, niet waar? Het belangrijkste doel van die bijeenkomst was meen ik de bespreking van de veldtocht tegen Polen met de mogelijkheid van een campagne tegen de Westerse machten als die tussenbeide kwamen?
KESSELRING: Daarover kan ik u geen inlichtingen geven. Over het algemeen bespraken we uitsluitend Poolse kwesties ......
SIR DAVID: Goed, het Tribunaal heeft al zo veel over die bijeenkomst gehoord dat ik er geen vragen over ga stellen. Ik wil alleen van u de mensen weten die daar waren.
Laat me u nu aan een andere bijeenkomst herinneren. Op 9 juni 1941 was er een bijeenkomst – Barbarossa – voor de aanval op de Sovjet Unie. Herinnert u zich dat? Berchtesgaden?
KESSELRING: Of dat op 9 juni was weet ik niet. Maar ik nam deel aan één bijeenkomst.
SIR DAVID: U was er en alweer, voorafgaand aan de veldtocht in Rusland, de mensen die daar waren waren de mensen op deze hoge posities en de Opperbevelhebber, niet waar?
KESSELRING: Dat is juist.
SIR DAVID: Waaronder ook territoriale commandanten zoals bijvoorbeeld Generaal Von Falkenhorst die destijds opperbevelhebber van het leger in Noorwegen was. Was hij daar ook?
KESSELRING: Generaal Von Falkenhorst?
SIR DAVID: Ja.
KESSELRING: Dat is goed mogelijk.
SIR DAVID: Generaal Stumpf van Luftflotte V en als ik mag, ik ken de rangen niet die ze toen hadden dus noem ik alleen de namen, Von Rundstedt, Von Reichenau, Stülpnagel, Schubert, Von Kleist en natuurlijk Von Bock, Von Kluge, Guderian, Halder en Kesselring?
KESSELRING: De laatstgenoemden waren daar zeker. Wat betreft Stumpf en Von Falkenhorst kan ik dat niet zeggen.
SIR DAVID: Voor aanvang van een campagne was het dus gebruikelijk voor de houders van deze hoge posities dat ze bijeen kwamen, niet waar – om de Führer te ontmoeten?
KESSELRING: Zeker.
SIR DAVID: Nu wil ik graag uw hulp op een ander klein punt. Herinnert u zich dat u gisteren tegen Dr. Laternser zei dat de leden van deze vermeende groep het veel te druk hadden met de hogere strategie zodat ze niets te maken hadden met een Vijfde Colonne. Herinnert u zich zoiets gezegd te hebben, woorden met die strekking?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: Ik weet niet of u het weet, maar buiten Duitsland is de naam Quisling een gebruikelijke benaming geworden als alternatief voor een lid van een Vijfde Colonne. Wist u dat? U hebt het over een Quisling en u bedoelt Vijfde Colnne. U hebt dat niet gehoord?
KESSELRING: Nee, dat wist ik niet.
SIR DAVID: U weet wie Quisling was?
KESSELRING: Ja, zeker. Dat weet ik.
SIR DAVID: Ik zou willen dat u hiernaar luistert want het betreft uw dienstvak. In januari 1940 schreef beklaagde Rosenberg aan de Führer als volgt: "Aangenomen dat zijn" bedoeld is Quisling, "verklaringen van speciaal belang zijn voor de maarschalk van het Reich, Göring, werd Quisling om redenen van strategie in de lucht door het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorverwezen naar staatssecretaris Korner." Kwam hij eigenlijk wel bij u om luchtstrategische redenen?
KESSELRING: Nee, dat is mij niet bekend.
SIR DAVID: Goed, wist u dat beklaagde Raeder in december 1939 Quisling aan Hitler heeft voorgesteld? Wist u dat?
KESSELRING: Nee, dat is mij niet bekend.
SIR DAVID: U bent het ermee eens dat het hoofd van de Luftwaffe en het hoofd van de Kriegsmarine belangrijke leden van de groep opperbevelhebbers zijn, niet waar?
KESSELRING: Opperbevelhebbers, ja.
SIR DAVID: Als die te maken hadden met zo'n typische columnist hadden de leden van deze groep misschien meer met een Vijfde Colonne te maken dan u wist.
KESSELRING: Ik had het gisteren alleen maar over de mening van de opperbevelhebbers aan het front en onze taken lagen op een ander terrein.
SIR DAVID: Edelachtbare, ik denk dat ik klaar ben maar misschien staat u mij toe, na de schorsing te zien of er nog een ander punt is.
Edelachtbare, de andere kwestie is deze: Ik meen dat we de documenten waarnaar ik heb verwezen, moeten indienen omdat de verdediging er wellicht later op wil terugkomen.
De PRESIDENT: Ja, als ze al niet zijn ingediend.
SIR DAVID: Ik meen dat sommige orders niet zijn ingediend. Ik heb een deel ervan voor het verslag voorgelezen en ik zal ze indienen.
De PRESIDENT: Die moeten worden dan ingediend en genummerd.
(het Tribunaal wordt geschorst tot 14:00 uur.

Definitielijst

divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Kriegsmarine
Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
Luftwaffe
Duitse luchtmacht.
maarschalk
Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
OKM
Ober Kommando der Kriegs Marine. Het Duitse opperbevel over de Kriegsmarine.
Oorlogsmisdaden
Misdaden die in oorlogstijd worden begaan. Vaak betreft het hier misdaden van militairen ten opzichte van burgers.

Middagzitting 1

SIR DAVID: Wilt u naar de tekst kijken na de bomaanslag in Rome op 23 maart 1944. Herinnert u zich wat ik in gedachten heb – de bomaanslag in Rome? Herinnert u zich die? Destijds was uw stafchef Generaal Westphal en hij rapporteerde de aanslag direct aan Generaal Büttler. Misschien kunt u mij helpen met de uitspraak?
KESSELRING: Winter.
SIR DAVID: Generaal wie?
KESSELRING: Generaal Winter.
SIR DAVID: Bracht hij niet verslag uit aan een Generaal Büttler, gespeld B-u-e-t-t-l-e-r?
KESSELRING: Von Buttlar.
SIR DAVID: Generaal Von Buttlar?
KESSELRING: Dat was zijn voorganger.
SIR DAVID: Generaal Von Buttlar informeerde uw stafchef dat hij de kwestie aan de Führer zou moeten melden, is dat juist?
KESSELRING: Ja.
SIR DAVID: En hij nam contact op met beklaagde Jodl en beklaagden Jodl en Keitel rapporteerden de kwestie aan de Führer?
KESSELRING: Dat is waarschijnlijk juist.
SIR DAVID: De Führer gaf bevel dat er ofwel 20 of 10 – u bent er niet zeker van hoeveel, maar u denkt 20 – Italianen moesten worden geëxecuteerd?
KESSELRING: Ik geloof dat dat een rapport van Westphal is en ik moet aannemen dat het juist is.
SIR DAVID: Kunt u zich herinneren, getuige, of het er 20 of 10 waren?
KESSELRING: Ik neem aan 10, ik weet het juiste aantal niet.
SIR DAVID: U weet het juiste aantal niet?
KESSELRING: Ik neem aan 10.
SIR DAVID: Laten we het voorlopig op 10 houden.
De bevoegde gezagsdrager in Rome was Generaal Von Mackensen, niet waar?
KESSELRING: Generaal Von Mackensen was opperbevelhebber van het 14de leger en de commandant van Rome was aan hem ondergeschikt.
SIR DAVID: En de persoon die hem, om uw woorden te gebruiken, in deze kwestie adviseerde was een man genaamd Kappler, niet waar?
KESSELRING: Kappler, van de SD.
SIR DAVID: Wat was hij? Obergruppenführer of iets dergelijks?
KESSELRING: Obersturmbannfuhrer.
SIR DAVID: U herinnert zich dat u, na enkele opmerkingen in de Osservatore Romano een onderzoek naar het incident hebt laten verrichten door uw inlichtingenofficier wiens naam Zolling was, niet waar?
KESSELRING: Ja, dat is correct.
SIR DAVID: En u kreeg ook een rapport van Zolling zelf, niet waar?
KESSELRING: Kappler liet mij slechts een kort rapport per telefoon sturen waarin hij meldde dat hij een overeenkomstig aantal veroordeelde mannen ter beschikking had.
SIR DAVID: Vertelde Kappler u niet dat hij 382 mensen had laten executeren?
KESSELRING: De executie was in handen van het 14de leger en uiteindelijk kreeg ik slechts bericht van de voltrekking zonder enige uitleg en ik had geen direct contact met Kappler.
SIR DAVID: Bent u daar zeker van?
KESSELRING: Aan het einde – ik benadruk dit nogmaals – telefoneerde ik kort met hem nadat ik op mijn commandopost was aangekomen en dit verslag aan mij was gegeven, zoals ik al eerder zei. Ik kan me geen ander direct contact herinneren. Ik herinner me wel dat ik hem 8 of 10 dagen later ontmoette en hem vertelde dat ik hem tot op zekere hoogte dankbaar was dat deze zeer onaagename kwestie was afgehandeld op een manier die wettelijk en moreel aanvaardbaar was.
SIR DAVID: Laten we maar eens zien waarvoor u dankbaar moest zijn. U bent hierover op 8 januari ondervraagd. Herinnert u zich dat u werd gevraagd: "Zolling vertelde u dus niet dat dit hele aantal dat was geëxecuteerd tevoren was veroordeeld voor een of andere misdaad waar de doodstraf op stond?" En u antwoordde: "Ja, dat heb ik al gezegd. Hij heeft dat gedaan. Zelfs Kappler heeft me dat verteld."
KESSELRING: Ja, dat is juist.
SIR DAVID: De uitleg die u werd gegeven, zegt u dus, was dat ze een aantal mensen uitkozen, 382 neem ik aan, die zich schuldig hadden gemaakt aan andere misdaden en dat ze die toen executeerden als vergelding voor de bomaanslag, is dat juist?
KESSELRING: Dat is juist, aangenomen dat deze mensen ter dood waren veroordeeld.
SIR DAVID: Dit is al aan u voorgelegd. Dit is Kappler's verslag – dat van de 382 er 176 misdaden hadden begaan die met de dood werden bestraft, 22 ervan waren mensen waarvan de zaak gesloten was verklaard, 17 waren tot dwangarbeid veroordeeld, er waren er 4 ook in werkelijkheid ter dood veroordeeld en vier waren er gearresteerd in de buurt van de plaats van de misdaad. Dat zijn er samen 223. Zei Kappler niet tegen u: "Later steeg het aantal slachtoffers naar 325 en ik besloot om er 57 Joden aan toe te voegen." Noemde Kappler u die aantallen niet?
KESSELRING: Nee.
SIR DAVID: Maar u bent het er mee eens dat een groot aantal personen werd geëxecuteerd als gevolg van het bevel om 10, of misschien 20 Italianen te doden voor iedere omgekomen Duitser?
KESSELRING: Ik geef toe, zoals ik al heb verklaard, aangenomen dat dit mensen waren die al veroordeeld waren.
SIR DAVID: Maar het kon u niets schelen of zij waren veroordeeld voor de bomaanslag of voor een of andere misdaad?
KESSELRING: De situatie was als volgt: de strijd om Garigliano was aan het zuidwestelijke front uitgebroken. Destijds werd er door mensen uit Rome, die tot dan toe ongehoord mild waren behandeld, een bomaanslag gepleegd op een politieeenheid. De opwinding aan Duitse kant was zodanig dat ik, net als de officieren onder mijn bevel, waaronder de raadsman van de ambassade, Möllhausen, er alles aan moesten doen wat we konden om de gemoederen tot bedaren te brengen. Daarom moest aan de ene kant en aan de andere kant iets worden gedaan – iets wat mij de meest doelmatige maatregel leek om dergelijke incidenten te voorkomen, namelijk een openbare vernedering, een kennisgeving dat er niets tegen het Duitse leger kon worden ondernomen zonder de gevolgen te aanvaarden. Voor mij was dat het belangrijke punt; of nou Jan of Piet bij deze aanslag betrokken was, was voor mij een kwestie van minder belang. Alleen dit was van het grootste belang: dat de publieke opinie in de kortst mogelijke tijd gerustgesteld moest worden, zowel aan Romeinse als aan Duitse kant.
SIR DAVID: Uw eerste punt was om nog een andere houding aan te nemen, of zoals sommigen zouden zeggen, de bevolking te terroriseren zodat ze niet nogmaals iets tegen het Duitse leger zouden ondernemen.
KESSELRING: Dat weet ik niet – die uitdrukking kwam uit het verhoor over Rotterdam. Zover ik weet en geloof gebruikte ik die uitdrukking niet. Ik moet herhalen dat ik, als ik dat zo mag zeggen, op zeer goede voet stond met de Italianen – juist om die reden werd ik naar Italië overgeplaatst – en dat ik de meest dringende reden had vriendschap te sluiten en geen vijandigheid te kweken; en ik ondernam daar actie, zeker op een beslissende manier, alleen maar om deze duivelse ontwikkeling in korte tijd met wortel en tak uit te roeien.
SIR DAVID: Ik heb u vanmorgen verschillende vragen gesteld over uw vriendschappelijke acties jegens de Italianen en ik kom er niet op terug. Ik wil u alleen nog over een punt iets vragen waarover u wellicht mijn geweten gerust kunt stellen. Op 2 november 1943 was u bevelvoerend generaal in Italië, anders gezegd nadat u werd ....
KESSELRING: Mag ik aan het eerste punt iets toevoegen?
SIR DAVID: U moet op dit punt komen en ik wil dat u mij vertelt of u op 2 november 1943 bevelvoerend generaal in Italië was. Was u dat?
KESSELRING: Sinds november, sinds 2 november 1943.
SIR DAVID: Herinnert u zich een telegram gestuurd te hebben naar het OKW dat drie Britse commando's, die bij Pescara gevangen waren genomen, een 'Sonderbehandlung' moesten ondergaan; dat betekent moord, dat ze door de SS werden gedood.
KESSELRING: Nee. Wat zegt u ...... ?
SIR DAVID: Wat bedoelt u met Sonderbehandlung?
KESSELRING: Dat deze mensen bij Pescara, zoals ik vandaag al een keer heb gezegd, niet werden neergeschoten maar eerder dat de gewonden naar een hospitaal werden gebracht en voor zover ik me herinner, de niet-gewonden naar een krijgsgevangenenkamp.
SIR DAVID: Er waren negen anderen die naar een hospitaal werden gebracht en drie kregen, volgens uw telegram, een Sonderbehandlung en negen anderen werden naar hospitaals gebracht. Ik was van plan om u te vragen naar degenen die naar hospitaals werden gebracht. Wat deed u met mensen die onder het Kommandobefehl vielen en die naar hospitaals werden gebracht?
KESSELRING: Zoals ik al eerder heb verklaard, zij werden behandeld volgens de regels van de Haagsche Conventie zoals die algemeen werd toegepast.
SIR DAVID: Nou, ik ga niet met u in discussie of het Kommandobefehl in overeenstemming was met de Haagsche Conventie. We weten wat het Kommandobefehl inhield, dat mensen die als commando gevangen werden genomen gefusilleerd moesten worden. Wat ik u vraag is dit: aangenomen dat sommige commando's de pech hadden gewond te raken, wat gebeurde er met hen?
KESSELRING: Volgens de tekst van deze order moesten ze worden gefusilleerd. Ik heb eerder verklaard dat in dit geval deze order – ik neem aan met medewerking van Generaal Jodl – op de gebruikelijke manier werd uitgevoerd.
SIR DAVID: Er is in dit Hof bewijsmateriaal aangevoerd dat het in Vilna gebruikelijk was dat de SS in ziekenhuizen pas geboren babies zonder pardon doodde. Kunt u mij de verzekering geven dat commando's die gewond waren geraakt en naar hospitaals gebracht niet zonder pardon werden omgebracht?
KESSELRING: Ik verzeker u dat ik nooit ben ingelicht over dit soort executies en die ook niet zou hebben getolereerd.
SIR DAVID: Dat is alles.

De PRESIDENT: Wenst iemand van de Aanklagers nog een verder verhoor af te nemen? Dan Dr. Stahmer, wenst u een verhoor in tweede termijn?
Dr. STAHMER: De Britse Aanklager heeft zojuist nieuwe feiten aangedragen die mij tot nu toe niet bekend waren, in het bijzonder over het fusilleren van gijzelaars, iets wat in Italië door de Hermann Göring divisie werd gedaan in verband met de bestrijding van partizanen en waarvoor beklaagde Göring blijkbaar verantwoordelijk moet worden gehouden. In dit verband zijn er nieuwe documenten ingediend. Op dit moment ben ik niet in een positie op deze feiten en ernstige beschuldigingen te reageren en om gerichte vragen aan de getuige te stellen.
Na zorgvuldige bestudering van het materiaal zal ik de desbetreffende moties indienen en verzoek de gelegenheid te mogen benutten een verklaring af te leggen of ik meer getuigen nodig heb – en getuige Kesselring nogmaals moet oproepen.
Ik zal mij natuurlijk beperken tot het indienen van absoluut noodzakelijke verzoeken om bewijsmateriaal binnen het kader van de zojuist geüite beschuldigingen, ten einde een onnodige verlenging van dit proces te voorkomen.
De PRESIDENT: Dr. Stahmer, het Tribunaal is van mening dat u de getuige nu nogmaals dient te verhoren en wanneer u hierna een verzoek wenst in te dienen om getuige terug te roepen, u bijzonder goede redenen moet opgeven om dit te doen. U kunt een schriftelijk verzoek indienen om de getuige op een later tijdstip opnieuw op te roepen, maar ik wil u erop wijzen dat het verhoor van deze getuige niet uitsluitend van belang is geweest voor de zaak tegen beklaagde Göring. Hij is lid van de Generale Staf en, zoals hem erop is gewezen bij aanvang van een gedeelte van het verhoor, dat hij een van de beschuldigde personen als zodanig is en het bewijsmateriaal kan van belang zijn voor Göring maar het kan ook van belang zijn geweest voor de Generale Staf. Is dat voor u duidelijk?
Dr. STAHMER: Ja, ik kan u helemaal volgen maar ik kan natuurlijk alleen maar vragen stellen aan een getuige als ik op de hoogte ben van de feiten. Ik ben nu niet in een dergelijke positie want er is verwezen naar documenten die mij totaal onbekend zijn en voor zover ik weet heeft de Aanklager de bedoeling, ons dit materiaal ter beschikking te stellen.
De PRESIDENT: Er zijn aan de getuige documenten overlegd en zoals ik zeg, het Tribunaal zal iedere aanvraag in overweging nemen die u hierna doet om de getuige opnieuw op te roepen, maar u kunt nu verder gaan met uw verhoor en het met getuige beëindigen.
Dr. STAHMER: Momenteel heb ik geen verdere vragen meer aan de getuige te stellen.

De PRESIDENT: Prima. Dan kan de getuige zich terugtrekken.
(getuige verlaat de getuigenbank).
Dr. LATERNSER (raadsman van het OKW): Meneer de President, ik heb vanmorgen gemerkt dat getuige twee keer een beklaagde is genoemd, een keer door een lid van de Verdediging en nu in uw verklaring. Allereerst, de getuige is hier verschenen als getuige en bovendien is niet ieder individueel lid van de groep beschuldigd maar eerder de groep als geheel zodat het niet juist kan zijn de getuige een beklaagde te noemen.
De PRESIDENT: Dr. Laternser, het was mogelijk onnauwkeurig hem een beschuldigd persoon te noemen, maar hij is lid van de Generale Staf. Ik denk eerder dat Sir David Maxwell-Fyffe duidelijk maakte dat hij slechts bedoelde een lid van de groep waarvan in de Aanklacht het Tribunaal wordt verzocht deze als misdadig te kenmerken. Dat is alles wat ermee wordt bedoeld en ik wees Dr. Stahmer er alleen maar op dat de vragen die werden gesteld niet noodzakelijk van belang zijn voor beklaagde Göring maar wellicht van belang, en uitsluitend van belang kunnen zijn voor de zaak tegen de Generale Staf.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, ik begrijp de positie van de individuele generaals volkomen. Ik wilde alleen maar verhinderen dat de generaals nu beklaagden worden genoemd, wat ze niet zijn. Dat wilde ik laten vastleggen.
De PRESIDENT: Zoals u wilt.

Zie ook: Verhoor Kesselring 1

Definitielijst

divisie
Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
Führer
Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
Kommandobefehl
Op 18 oktober 1942 vaardigde Adolf Hitler het Kommandobefehl uit. Dit hield in dat leden van geallieerde commando's en luchtlandingstroepen direct gedood moesten worden of overgedragen moesten worden aan de Sicherheitsdienst (SD).

Informatie

Vertaald door:
Arnold Palthe
Geplaatst op:
27-12-2008
Laatst gewijzigd:
11-01-2019
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Gerelateerde personen

Bronnen

International Military Tribunal, Nuremberg 1947.