TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Oorzaak van de brand Middelburg op 17 mei 1940

    In deze bijdrage gaat de heer Lein J. Gilde in op het rapport van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), dat in opdracht van de gemeente Middelburg onderzoek heeft gedaan naar de geschiedschrijving omtrent de brand van Middelburg op 17 mei 1940. Van dezelfde auteur verscheen eerder de volgende bijdrage: "Geen Fransen maar Duitsers".

    Een commentaar


    Inleiding
    Onlangs verscheen het rapport van een commissie, die in opdracht van de gemeente Middelburg de geschiedschrijving inzake de brand van Middelburg op 17 mei 1940 onderzocht. (1) en (10) Aanleiding was de controverse tussen twee auteurs: P. Sijnke, redacteur van 'Het Vergeten Bombardement' (2), en A.B.J. Goossens auteur van 'Gestold Verleden'. (3)

    De commissie vatte het karakter van de studies en de conclusies van de auteurs als volgt samen:

    'Het Vergeten Bombardement': 'Op grond van uitvoerig literatuur- en archiefonderzoek door een collectief van auteurs concludeerde het boek dat de voornaamste oorzaak van de brand Duitse artilleriegranaten waren geweest en dat daarnaast waarschijnlijk Duitse vliegtuigbommen op de stad waren gevallen. Tevens hield dit boek rekening met de mogelijkheid dat Franse artillerie granaten op de stad waren gevallen. Het boek wees een bewust en omvangrijk Duits luchtbombardement, laat staan een terreurbombardement, af, als mogelijke oorzaak van de stadsbrand.' (1-blz.3)

    'Gestold Verleden': 'Het boek was een reactie op de studie van Sijnke en zijn medeauteurs. Hierin betoogde Goossens dat uitsluitend Frans artillerievuur de oorzaak van de stadsbrand kan zijn geweest. Evenals Sijnke c.s. verwierp hij een Duits terreurbombardement of luchtbombardement als mogelijke oorzaak. Tevens kwam ook hij tot zijn conclusie op basis van uitvoerig onderzoek in daarvoor in aanmerking komende literatuur en vooral binnen- en buitenlandse archiefcollecties.' (1-blz.3) Hiermee werd de controverse duidelijk.

    In het hoofdstuk 'Conclusies en aanbevelingen' concludeert de commissie onder meer:
    "De commissie onderschrijft derhalve de mogelijkheid dat ook Franse granaten oorzaak van de stadsbrand geweest kunnen zijn, maar acht de conclusie dat meerdere oorzaken in het spel zijn geweest, namelijk Duitse en Franse artilleriegranaten en Duitse vliegtuigbommen en dat Duitse artilleriegranaten daarvan de belangrijkste zijn, aannemelijker. De commissie realiseert zich dat de slotsom van een meervoudige oorzaak in die zin onbevredigend is dat het niet mogelijk is onomstotelijke bewijzen te geven voor deze conclusie. Evenmin is het mogelijk de onderlinge proporties van de verschillende oorzaken met enige precisie vast te stellen. Gegeven het beschikbare en geraadpleegde bronnenmateriaal kan aan deze eis echter niet worden voldaan. Dit laat slechts een voldoende mate van aannemelijkheid van de bereikte conclusie toe."

    Beide auteurs ontkomen er niet aan bepaalde gegevens te interpreteren. Deze heeft de commissie op verschillende wijzen getoetst. Zo zijn bij de toetsing van het werk van Sijnke en medeauteurs de samenhang van de gegevens onvoldoende getoetst en zijn geen alternatieve mogelijkheden of redeneringen in de beschouwing betrokken, terwijl dat bij de beoordeling van het werk van Goossens wel is gebeurd. Met name geldt dit voor de onderbouwing van het antwoord dat Sijnke c.s. geven op de volgende twee vragen:

        1. Zijn er Franse granaten op de binnenstad van Middelburg gevallen?
        2. Wat was het Duitse motief voor de beschieting?

    In onderstaande zullen deze vragen worden beantwoord door beschikbare gegevens meer in onderlinge samenhang te beschouwen.

    1. Zijn er Franse granaten op de binnenstad van Middelburg gevallen?


    De commissie acht de vaststelling van Laurentius in zijn bijdrage aan HVB, dat de 3e batterij bij Breskens (Canon de 155 mm mle 1932 Schneider) ook last heeft gehad van een slappe ondergrond, zoals de 2e batterij, speculatief (1-blz.20). Met andere woorden: er mag niet van worden uitgegaan dat de 3e batterij dezelfde problemen had en daardoor granaten van deze batterij Middelburg troffen. Verder merkt de commissie op : "Mede in het licht van de onderbouwing in het beschouwende gedeelte, rijst de vraag of de auteur deze conclusie niet te zwaar heeft aangezet, waar hij stelt dat de Zeeuwse hoofdstad tussen de vurende partijen in kwam te liggen. Dat de stad getroffen is door artilleriegranaten acht de commissie overigens wel aannemelijk." (1-blz.21).


    Op blz. 23 van haar rapport vermeldt de commissie de conclusie van Sijnke: "Maar Middelburg is met name in de tweede helft van de middag, dus wel onder Frans vuur komen te liggen, omdat de Fransen zowel van Walcheren, als vanuit Zeeuws-Vlaanderen en vanaf de Westerschelde op de oprukkende Duitse troepen schoten om hun aftocht te dekken. Dit is dus waarschijnlijk geen bewuste beschieting van de stad."
    De commissie merkt hierbij op dat: "Hoewel de auteur op deze plaats in het boek, (2-blz.125), niet alle ter zake doende gegevens behandelt, maar in zijn verhandeling impliciet teruggrijpt op meerdere hoofdstukken, acht de commissie zijn analyse aannemelijk."
    Op blz. 26 van haar rapport vermeldt de commissie: "De commissie tekent aan dat de conclusie dat de stad voornamelijk is getroffen door Duits artillerievuur, in vergelijking met het Franse artillerievuur, geen al te nauwkeurige kwantitatieve waarde moet worden gehecht, gezien het beschikbare bronnenmateriaal."
    Daarmee reageert de commissie op de conclusie van Sijnke c.s. dat de brand vooral het gevolg was van (overwegend) Duits artillerievuur, (2-blz.180).

    Deze conclusie gaat de commissie kennelijk te ver. Een analyse van de bronnen van Frans artillerie vuur leidt tot een andere conclusie. De bronnen van Frans vuur worden achtereenvolgens geanalyseerd. De Franse 3e marine batterij te Breskens, het Franse veldgeschut ten oosten van Middelburg en de Franse schepen op de Westerschelde. Verder worden de aangevoerde getuigenverklaringen geanalyseerd.

    De Franse 3e marine batterij te Breskens>.

    Deze batterij begon haar eerste actie tussen 2.55 en 3.40 u Nt en nam zonder waarneming de toegangsweg naar de Sloedam onder vuur. Het vuren werd gestaakt omdat er indicaties waren dat er zich nog Franse troepen in de te bombarderen sector bevonden. Dit zou ook kunnen betekenen dat het vuur abusievelijk te westelijk was geplaatst, want aan de oostzijde waren geen Fransen meer.(2-blz. 89) Maar omdat de Fransen zich ongeordend terugtrokken, is het denkbaar dat de leiding ter plaatse tijdens het opmaken van het rapport geen duidelijk beeld had van de situatie en er op dat moment, in vroege morgen van 17 mei, nog wel Franse troepen ten oosten van de Sloedam waren. In dat geval zou kunnen worden geconcludeerd dat het vuur op de gewenste plaats lag, namelijk in 'de te bombarderen sector', de toegangsweg naar de Sloedam. Want deze plek moesten ook achtergebleven Fransen passeren. Dus geen abuis, maar knap artilleristen werk: goed geplaatst vuur op basis van een Michelin-wandelkaart. De commissie merkt hierbij nog op: "De Duitsers hadden geen last van deze beschieting". Laurentius vermeldt dat niet, maar het is wel aannemelijk, want ze waren nog niet tot de aanval overgegaan. De beschieting vond plaats vóór het Duitse krijgsberaad om 5.50 u. Aangenomen mag worden dat toen pas het aanvalsplan werd uitgegeven. De Duitsers hadden geen last van de eerste actie van de derde batterij, niet omdat het vuur te westelijk lag, maar omdat ze nog in het afwachtingsgebied lagen. Pas om 9.20 u Nt ging de 9e Duitse compagnie tot de aanval over, dat is ruim zes uur na de eerste actie van de 3e batterij. (2-blz. 53)

    De tweede actie van de 3 batterij vindt plaats na 9.40 u Nt. Ze brengt onder waarneming 3 salvo's vuur uit. Om 9.50 u wordt de 9e compagnie 200 m teruggetrokken en wordt massale luchtsteun ingezet. (2-blz. 53 en 54) De 3e batterij opende voor de derde keer het vuur om 12.40 u Nt, nu echter zonder waarneming. (2-blz. 90) Vermoedelijk nadat de 9e compagnie tegen de middag de aanval had hervat,(2-blz. 54). Hierop heeft vermoedelijk de volgende passage betrekking: "We liggen opnieuw voor de weg. Ze ligt onder Frans artillerievuur. We tellen de schoten: één, twee, drie ,vier, pauze. Vier schoten dus. Na elke vier schoten springt één van ons naar de andere kant van de weg. Op deze wijze komen we heelhuids aan de andere kant". (2-blz. 89) Ook nu lag het Franse vuur op het doel.

    Tijdens de derde actie van de 3e batterij werd het vuur 1000 m in zuidwestelijke richting verplaatst. Laurentius wijst op de mogelijkheid dat bij het verplaatsen van het vuur afzwaaiers Arnemuiden of zelfs Middelburg konden treffen (2-blz. 90), zeker nu zonder waarneming werd gevuurd. Is dat aannemelijk? Nee, want schieten zonder waarneming betekent niet: schieten in het wilde weg. De Fransen beschikten over kaarten, ook al waren het maar 'Michelin-wandelkaarten'. Kapitein van Kervel schrijft daarover:"In de loop van de morgen en namiddag gaf deze batterij, zonder lucht of grondwaarneming afsluitingsvuur af op de Sloedam. Op mijn vraag aan de Commandant [Commandant Zeeland schout-bij-nacht H.J. van der Stad] of kaartvuur werd afgegeven, antwoordde hij bevestigend en toonde mij een Michelin-wandelkaart...", (2-blz.125). Dit was voor Sijnke aanleiding om te veronderstellen dat het Franse vuur niet nauwkeurig was en dat er sprake kan zijn geweest van ‘afzwaaiers’. Op een Michelinkaart ontbreken weliswaar bepaalde terreinkenmerken die wel voor de troepen ter plaatse van groot belang zijn, maar niet voor de ondersteunende artillerie. Daarbij komt dat deze batterij inmiddels ervaring had en bewezen had gericht vuur te kunnen uitbrengen. Blijft over de mogelijkheid dat een artillerist bewust of onbewust een stuk niet volgens de opdracht richtte. Het is niet uit te sluiten, maar men mag er toch van uitgaan dat de bemanning van de 3e batterij zijn uiterste best deed om zijn bedreigde kameraden te beschermen en de stukken volgens opdracht in te stellen. De geschetste context rechtvaardigt niet de veronderstelling dat er sprake was van ‘afzwaaiers’.

    Het Franse veldgeschut ten oosten van Middelburg.
    Op Walcheren, in het gebied ten westen van de Sloedam, stonden verschillende batterijen Frans veldgeschut (Canon de 75 mm mle 1897) opgesteld. Aangenomen mag worden dat zij de Sloedam en de wegen die vandaar westwaarts liepen, de naderingsroutes voor de Duitsers, onder vuur namen. Het is dus niet aannemelijk dat deze stukken op Middelburg schoten. Jan de Visser, boer op de 'Eendracht' ca. 2 km ten Zuidoosten van het centrum van Middelburg, verklaart voor de Duitse onderzoekscommissie dat hij in de vroege morgen van 18 mei, bij terugkeer op zijn boerderij, op zijn erf vier Franse 'geschutten' aantrof, met de mondingen richting Middelburg. Er waren schoten uit gelost zoals uit de lege cartouches bleek. (2-blz. 64) Vanaf deze locatie kon men b.v. het kruispunt Nieuwlandseweg/Kanaalweg onder vuur nemen om de Duitse opmars te hinderen. Ook dat is geen aanwijzing dat ze op Middelburg schoten. Te meer daar aangenomen mag worden dat de Fransen geen Duitsers via Middelburg verwachten. Om daar te komen moesten ze eerst het Kanaal door Walcheren oversteken.

    Franse schepen op de Westerschelde.
    Het laatste schot van de Franse schepen op de Westerschelde viel om 8.15, dus ruim voordat de eerste granaten op Middelburg vielen.

    Getuigenverklaringen.
    In het rapport van de commissie worden drie getuigenissen aangehaald, die de conclusie van Sijnke zouden ondersteunen. (1-blz. 22 en 23) Het betreft de getuigenissen van P.N. Vreeken, de burgemeester van Middelburg en een loods. Bij deze getuigenissen zijn kanttekeningen te plaatsen.
    P.N. Vreeken zegt: "Maar zeer waarschijnlijk zijn het zowel Fransche als Duitsche granaten geweest". Hij vermeldt niet waarop hij zijn uitspraak baseert. Deze uitspraak is dus geen bevestiging dat er werkelijk Franse granaten op Middelburg vielen.
    De burgemeester verklaart voor de Duitse onderzoekscommissie dat de eerste granaten die de stad om ongeveer 13.15 uur troffen uit zuidoostelijke richting kwamen. (2-blz. 62)
    Maar welke batterij schoot er op dat tijdstip? Dit kan niet de 3e batterij zijn geweest, want volgens Laurentius schoot die tussen 12.40 en 14.40 u Nt op de Sloedam. Bovendien stond deze zuidelijk van Middelburg opgesteld. (2-blz. 90) Was het een batterij van de RA 89 bij Arnemuiden of Nieuwland? Dat is zeer onwaarschijnlijk, want deze waren op dat moment nog actief om een doorbraak van de Duitsers te voorkomen en schoten in oostelijke richting.

    Een loods aan boord van één van de Franse oorlogsschepen had de indruk dat door het tactisch manoeuvreren van de Franse schepen, ook Middelburg werd geraakt. (2-blz. 125) Maar de schepen Cyclone en Sirocco schoten alleen in de morgen. Om 8.15 uur viel het laatste schot.(2-blz. 89). Vóór deze tijd zijn er geen granaten op Middelburg gevallen. Als door het manoeuvreren niet alle granaten in het doelgebied terecht kwamen, dan zouden er her en der op Walcheren granaten moeten zijn ingeslagen, maar in HVB wordt niet vermeld dat er vóór 8.15 uur op willekeurige plaatsen op Walcheren projectielen insloegen.
    Op grond van bovenstaande is te concluderen, dat het uitgesloten kan worden dat Franse granaten de binnenstad van Middelburg troffen .

    2. Wat was het Duitse motief voor de beschieting van Middelburg?

    Het commentaar bij het antwoord op deze vraag richt zich op het gemak waarmee de commissie zich aansluit bij de mening van Sijnke, in navolging van Van Westreenen, dat het bij de beschieting van Middelburg om langdurig afgegeven 'chaosverwekkend storingsvuur' gaat. Daardoor waren de geallieerden niet instaat Middelburg als uitgangspunt voor een flankaanval, c.q. een troepenverplaatsing uit andere delen van Walcheren te benutten. (2-blz. 180 en 181) De commissie acht deze conclusie aannemelijk in het licht van de bestudeerde bronnen en op grond van het erop berustende betoog. (1-blz. 26)

    Was Middelburg een bedreiging voor de rechterflank van de Duitse opmars?

    Van Westreenen gaat ervan uit dat de Duitsers Middelburg zagen als een grote bedreiging van hun rechterflank. (6). In de eerste plaats vanwege de positie van de stad ten opzichte van de opmarsroute voor hun gemechaniseerde eenheden. Vanaf de westoever van het Kanaal door Walcheren kon deze route onder vuur worden genomen. In de tweede plaats waren er veel, ca 3000, uit de Peel-Raamstelling gevluchte militairen aan de westzijde van het Kanaal door Walcheren. (9) . Ze waren tussen 11 en 13 mei Zuid Beveland binnen getrokken. Ze werden doorgeleid naar het westelijk deel van Walcheren. Deze troepen hadden nauwelijks wapens, munitie en verbindingsmateriaal, dat was achtergelaten in Brabant of tijdens de vlucht. (8). Ze waren fysiek uitgeput, niet gemotiveerd en nauwelijks georganiseerd. Er waren weliswaar Fransen in de stad geweest, maar die waren weer vertrokken. Feitelijk vormde deze situatie dus geen bedreiging van de rechterflank van de opmars. De vraag is of de Duitsers dit zo zagen. Dat weten we niet. Wat we wel weten is dat ze al lang voor het begin van de oorlog verkenningen uitvoerden, zowel vanuit de lucht als op de grond. (7). Ze wisten dus dat er in Middelburg geen militaire versterkingen waren aangelegd ook niet langs hun voorgenomen opmarsroute. Op 10 mei zijn zowel ‘s morgens vroeg als aan het eind van de middag vliegtuigen boven de stad waargenomen, hoogst waarschijnlijk Duitse. (2-blz.135, 142 en 143). Hoewel daarvan geen meldingen bekend zijn, is het aannemelijk dat de toestand in Zeeland dagelijks werd gevolgd. De uit Brabant vluchtende troepen zijn beschoten. Men zag dat deze troepen wanordelijk terugtrokken en naar het westen van Walcheren werden geleid. Er zal zijn vastgesteld dat er langs het kanaal na 10 mei geen stellingen werden ingericht. Bovendien zal bekend zijn geweest dat er in het westelijk deel van Walcheren geen depots van wapens en voorraden aanwezig waren. Op welke gronden zouden de Duitsers de dreiging toch als ‘zeer groot’ hebben ingeschat. Dat is niet bekend. Maar stel dat ze een serieuze flankaanval vreesden. Voor een serieuze flankaanval is enige voorbereiding nodig zeker in een stad. In principe was dit mogelijk tussen 10 en 17 mei, praktisch pas vanaf 14 mei, nadat een deel van de Peel-divisie kon worden georganiseerd. Op de Fransen kon geen beroep worden gedaan, die lagen nog in Zuid Beveland en later in het oosten van Walcheren en op de 17e mei trokken ze zich terug op Vlissingen. De Duitsers zullen de situatie nauwlettend hebben gevolgd, ook op 17 mei. Een waarnemer van de luchtverkenning meldt dan: "Um 13.50 u … bei und auf Veere (Walcheren) sind weisse Flaggen gesehen… Middelburg brennt an mehrere Stellen..." (3-blz.87). Maar stel dat het gelukt was om in de huizenrij aan de kade langs het Kanaal door Walcheren, ongezien voor de Duitsers, een verdediging in te richten, posities geschikt te maken, munitie aan te voeren, verbindingen aan te leggen e.d., dan zou er sprake kunnen zijn van een aanzienlijke dreiging. Maar in zo’n situatie is het niet effectief om de binnenstad te beschieten. Voor preventie was het op 17 mei te laat. Dan moesten de huizen langs het kanaal worden beschoten, maar dat is niet gebeurd. In deze hypothetische situatie zou het wenselijk zijn geweest om de aanvoerlijnen van deze verdediging te blokkeren. Het effectiefste zou het zijn om de bruggen over de veste te bombarderen, maar dat is niet gebeurd. Door alleen de binnenstad te bombarderen, bleef altijd aanvoer via de singels mogelijk. De Duitsers handelden dus niet volgens het scenario ‘grote dreiging op de rechter flank’. Van Westreenen is juist van mening dat het bombarderen van het stadscentrum, het verkeersknooppunt, de juiste actie was om de dreiging van een flankaanval te bezweren. Van Westreenen noemt nog een aandachtspunt, namelijk de torens die als uitkijkpost zouden kunnen worden gebruikt. Als de Duitsers met deze mogelijkheid rekening hadden gehouden, dan hadden ze deze zo snel mogelijk, dus zodra de artillerie in stelling stond, uitgeschakeld. Maar dat is niet gebeurd. Het is dus niet aannemelijk dat de Duitsers uitgingen van een grote dreiging op hun rechter flank.

    Was de beschieting van Middelburg een drukmiddel?

    Is ook een ander scenario mogelijk? Het aanvalsplan werd om 5.50 u NT in de morgen van 17 mei uitgegeven. Het zal zijn gebaseerd op het gewenste doel en de beschikbare informatie en middelen. Het is niet zeker of het van meet af aan de bedoeling was dat Middelburg zou worden beschoten. Veelal worden middelen gereed gehouden voor het geval dat de strijd anders loopt dan gewenst. Er wordt b.v. ondersteuning gevraagd door de luchtmacht of de artillerie. Zo kan de beschieting van Middelburg ook als drukmiddel achterhand zijn gehouden voor het geval de opmars vertraagde. Daarvoor zijn twee aanwijzingen. De beschieting van Middelburg begint in de morgen. De eerste vier granaten vallen met tussenpozen van 10 minuten tussen 10.30 en 11.00 u. De volgorde en de plaats van de inslagen komen overeen met de procedure voor het inschieten, het 'eingabeln',(4) en (11). Het begin van het inschieten valt vrijwel samen met de aankomst van de Duitse artillerie in de omgeving van Lewedorp. Aangenomen mag worden dat deze actie werd uitgevoerd conform het aanvalsplan. Het inschieten werd niet gevolgd door uitwerkingsvuur, bijvoorbeeld door het vernietigen van de bruggen over de veste of het vernielen van de torens, die gebruikt konden worden als waarnemingspost voor artillerie. Er was dus op dat moment geen doel of aanleiding. Men trof kennelijk voorbereidingen, zodat men direct tot actie kon overgaan als de situatie dat noodzakelijk maakte, bijvoorbeeld een artilleriebeschieting vanuit Middelburg of militaire activiteit in of om Middelburg. Was de militaire situatie in of bij Middelburg aan het begin van de middag anders dan in de morgen. Nee niet echt. Aan het front was dat wel het geval. Om 12.40 u Nt begint de Franse 3e batterij de Sloedam opnieuw te beschieten. Het vuur wordt geleidelijk 1000 m zuidwestelijk verlegd. De beschieting duurt 2 uur en er worden 200 granaten afgevuurd, (2-blz.90). Mede door dit vuur stagneert de aanval van 9e Duitse compagnie op de Sloedam, ze lijdt zware verliezen en wordt vervangen door de 10e compagnie. (2-blz.54). Om 13.15 u, 35 minuten nadat de 3e batterij voor de derde keer in actie komt, begint de beschieting van Middelburg en breekt in de Bellinkstraat brand uit. Al snel worden branden gemeld in het Oost- Indisch Huis, de Lange Delft, Lange Burg en Lange Noordstraat. Om 14.15 u worden er bij de brandweer van Middelburg al meer dan 30 branden gerapporteerd, maar het stadhuis is daar niet bij, dat kwam pas vanaf 16.00 u in gevaar, (2-blz.107 en 110). Van der Veur, destijds gemeentesecretaris van Middelburg, meldt in zijn dagboek-aantekeningen: 'Granaten fluiten onheilspellend laag over het gebouw'. Bedoeld is het stadhuis, inslagen in het stadhuis vermeldt hij niet, (5-blz.9). Een getuige meldt dat er een granaat op de binnenplaats van het stadhuis viel en dat een vriend van hem een granaat het stadhuis zag treffen. (2-blz.135). Het vuur werd geleid vanuit vliegtuigen, althans de aanwezige HS 126 vliegtuigen waren onder meer voor dit doel ontworpen. Aangenomen mag worden dat ze daarvoor ook werden gebruikt, daarvoor zijn ook aanwijzingen.(2-blz.56). De Duitsers waren dus instaat om zeer gericht vuur uit te brengen. Maar waarom werden eerst burgerdoelen onder vuur genomen en niet direct het militaire hoofdkwartier of de bestuurscentra of de bruggen over de veste? Die zullen toch bekend zijn geweest. De laatste granaten vallen omstreeks 18.30 u NT. Dat was ook de tijd dat de Nederlanders zich overgaven. Het lijkt erop dat het primaire doel was om op subtiele wijze druk uit te oefenen op het militaire en burgerlijke bestuur. De strop werd als het ware langzaam aangetrokken. Van Westreenen is echter van mening dat de beschieting niet was bedoeld als dreiging, want de Duitsers begrepen dat ze tegen de Fransen vochten en dat de Nederlanders weinig meer hadden in te brengen. Maar waarom zouden ze dan uitgaan van het scenario ‘grote dreiging op de rechter flank’?

    3. Conclusie.

    In afwijking van hetgeen de commissie concludeert, kan op grond van bovenstaande analyse en redenering worden geconcludeerd dat:
          1. er geen Franse granaten op de binnenstad van Middelburg zijn gevallen.
          2. de brand van Middelburg uitsluitend een gevolg was van een door de Duitsers
              uitgevoerde beschieting waarbij tevens bommen op de stad werden gegooid.
          3. het zeer aannemelijk is dat deze Duitse actie tot doel had het bestuur onder
              druk te zetten.

    Literatuur
    1. NIMH, De brand van Middelburg, eindrapport van de commissie inzake geschied-
    schrijving over de brand van Middelburg op 17 mei 1940. Den Haag, 25 augustus 2016.
    2. Peter Sijnke, Tobias van Gent, Victor Laurentius, Koos Bosma, Anneke van Waarden Koets, Middelburg 17 mei 1940, Het Vergeten Bombardement. Den Boer/Den Ruiter, Vlissingen 2010.
    3. A.B.J. Goossens, Gestold Verleden, 17 mei 1940 Frans oorlogsgeweld op Middelburg. Uitgave in eigen beheer, Middelburg, december 2012.
    4. Sebastiaan van Manson, Vuursteun tijdens de Keizerslag; een onderzoek naar de rol van de artillerie tijdens operatie Michael (1918). Masterscriptie UvA 6-4-2013.
    5. M.W.G. van der Veur, Middelburg in oorlogs- en bezettingsjaren. Uitg. G.W. den Boer, Middelburg 1945.
    6. C.J.P. van Westreenen, Persoonlijke notitie aangaande het bombardement van Middelburg. Laren 2009. (Zeeuws Archief: zeel midd 935.4 west.)
    7. L. de Jong, 'Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 2 Neutraal', 's-Gravenhage, 1960, p 53-55 en 242-323.
    8. L. de Jong, 'Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 3 Mei 1940', 's-Gravenhage, 1960, p 82.
    9.L. de Jong, 'Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 3 Mei 1940', 's-Gravenhage, 1960, p 206.

    Definitielijst

    artillerie
    Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.

    Afbeeldingen

    Informatie

    Artikel door:
    Lein J. Gilde
    Geplaatst op:
    29-08-2017
    Laatst gewijzigd:
    30-08-2017
    Feedback?
    Stuur het in!