Eind jaren 1930 werd door de Nederlandse Regering, als uitvloeisel van Vlootplan Deckers, opdracht gegeven voor de bouw van twee Lichte-kruisers in De Zeven Provinciën-klasse. Beide schepen waren in aanbouw toen in mei 1940 Nederland werd binnen gevallen door Duitsland. De schepen werden echter niet meer afgebouwd voor het einde van de Tweede Wereldoorlog. Beide Lichte-kruisers kwamen na de Tweede Wereldoorlog in dienst bij de Nederlandse Koninklijke Marine en dienden in hun nadagen bij de marine van Peru.
Kruiser 1938 Hr. Ms. De Zeven Provinciën (1939) KH 1 (1940) Hr. Ms. De Zeven Provinciën (KL3) Hr. Ms. De Ruyter (C801) |
5 september 1939:
kiellegging 24 december 1944: tewaterlating 18 november 1953: aflevering 13 oktober 1972: uit dienst 23 mei 1973: BAP Almirante Grau (C81), Peruviaanse Marine 26 september 2017: uit dienst 8 juli 2021: sloop |
Kruiser 1939 Hr. Ms. Kijkduin (1939) Hr. Ms. Eendracht (1940) KH 2 (1940) Hr. Ms. De Ruyter (KL4) Hr. Ms. De Zeven Provinciën (C802) |
19 mei 1939: kiellegging 22 augustus 1950: tewaterlating 17 december 1953: aflevering 16 oktober 1975: uit dienst 17 augustus 1976: BAP Almirante Aguirre (C84), Peruviaanse Marine 1999: uit dienst |
De Zeven Provinciën-klasse werd ook wel aangeduid als de Eendracht-klasse (1940) en bestond uit twee Nederlandse Lichte-kruisers, gebouwd door de Rotterdamse scheepswerven Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) en Wilton-Fijenoord. De schepen werden gebouwd, voortvloeiend uit de dreiging die in het Verre Oosten uitging van de groeiende macht van Japan. In 1932 werd besloten tot een groot uitbreidingsprogramma voor de Koninklijke Marine, met name gericht op haar aanwezigheid in Nederlands-Indië. Het ontwerp was in feite een verbeterde variant van de Hr. Ms. De Ruyter (1936). Hierbij was uitgegaan van een verbeterde bepantsering, vergroot aantal stukken hoofdgeschut en dientengevolge een grotere waterverplaatsing. Doel was de schepen in 1940 op stapel te kunnen zetten, maar doordat in 1937 al financiering rond kwam werd dit 1939.[1]
De Hr. Ms. Kijkduin werd als eerste op stapel gezet en de Hr. Ms. De Zeven Provinciën (1939) als tweede. Nog voor de Duitse inval in mei 1940 werd de Kijkduin hernoemd tot Hr. Ms. Eendracht (1940). De schepen dienden te worden bewapend met drie drievoudige en twee tweevoudige 152 mm / 53 Bofors geschut, zes stuks dubbel 40 mm /56 Bofors luchtafweer en twee drievoudige 533 mm torpedolanceerinstallaties. Daarnaast zouden de schepen worden voorzien van elk twee watervliegtuigen.[2]
Beide schepen waren nog in aanbouw toen Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnen viel. In opdracht van de Kriegsmarine werd de bouw aan beide schepen voortgezet als KH 1 (de latere De Zeven Provinciën) en KH 2 (de latere De Ruyter). Uiteindelijk werd De Zeven Provinciën (KH 2, de later De Ruyter) als enige nog tijdens de Tweede Wereldoorlog te water gelaten met als doel het te laten zinken als blokkadeschip. Dit plan werd uiteindelijk niet uitgevoerd. De bouw aan beide schepen werd op de Nederlandse werven dusdanig vertraagd dat geen van beide door de Kriegsmarine in gebruik genomen kon worden. De Kriegsmarine plande deze schepen te bewapenen met 4x3 150 mm L/55 C/28 geschut, 12x 37 mm C/38 luchtafweergeschut en twee Arado Ar 196 watervliegtuigen.[3][4]
Na de Tweede Wereldoorlog werd het ontwerp gemoderniseerd en werden beide schepen volgens dit nieuwe ontwerp afgebouwd. De eendracht werd in 1945 nogmaals hernoemd, dit keer tot Hr. Ms. De Ruyter (1945).Een geheel nieuw ontwerp op basis van de twee aanwezige rompen werd gemaakt welke in 1947 werd goedgekeurd. De bewapening werd nu vastgesteld op vier dubbele 152 mm/53 geschut, vier dubbele 57 mm/60 Bofors luchtafweergeschut en acht enkelvoudige 40 mm/70 Bofors luchtafweer. De schepen kregen een verbeterde aandrijving en een tweede schoorsteen. Aan het begin van de jaren 1950 werden beide schepen nogmaals hernoemd. De Hr. Ms. De Zeven Provinciën (1939) werd nu Hr. Ms. De Ruyter (C801) en Hr. Ms. De Ruyter (1945) werd nu Hr. Ms. De Zeven Provinciën (C802).
Beide schepen werden na hun in dienst stelling regelmatig ingezet bij NAVO oefeningen, waarbij ze ook dienden als vlaggenschip voor diverse Naval Task Forces. Beide schepen werden later gemoderniseerd, De Zeven Provinciën tussen 1962 en 1964 en De Ruyter in 1976. Hierbij werden de achterste geschutstorens verwijderd en werd daar een RIM-2 Terrier SAM geleide raket systeem geïnstalleerd.
Na hun buitendienst stelling in de jaren 1970 werden beide schepen verkocht aan de Peruviaanse Marine. De Ruyter werd in 1973 als Almirante Grau in dienst gesteld en De Zeven Provinciën volgde in 1976 als Aguirre. Van het laatste schip werd de raket installatie verwijderd en vervangen door een hangar met vliegdek voor ASH-3D Sea King helikopters. De Almirante Grau werd tussen 1985 en 1988 door het Nederlandse Amsterdam Naval Services (ANS) gemoderniseerd. De schepen werden respectievelijk in 1999 en in 2017 buiten dienst gesteld.
Klasse: | De Zeven Provinciën-klasse
(1944) |
Aantal in klasse: |
2 |
Land: |
Nederland, Peru (na afvoer
Nederland) |
Type: |
Lichte-kruiser |
Waterverplaatsing: |
8.350 t standaard bij bouw 9.725 t standaard bij afbouw 11.930 t maximaal bij afbouw |
Lengte: |
187,32 meter |
Breedte: |
17,25 meter |
Diepgang: |
5,64 meter |
Bepantsering: |
dek: 20-25 mm benedendek 20-25 mm pantsergordel: 75-100 mm brug: 50-100 mm |
Aandrijving: |
2x De Schelde Parsons
geschakelde turbines 4x Werkspoor-Yarrow boilers (zes bij ontwerp) 2 schachten (3 bij ontwerp) 82.500 shp ( kW) (78.000 bij ontwerp) 1.750 t brandstof |
Snelheid: |
32 knopen ( 59,26 km/u) |
Bereik: |
12.964 km bij 12 knopen
(22,23 km/u) |
Bewapening: |
bij afbouw: 4x2 152/53 mm Bofors geschut 4x2 57/60 mm Bofors luchtafweer 8x1 40/70 mm single Bofors luchtafweer |
Bemanning: |
800 (gepland) / 973 (na
afbouw) |