Woonde in Utrecht, Oudegracht 369. Zoon van Adolphus Johannes Hubertus Benschop en Theodora Nicoletta Doesburg. Gehuwd met Clara Rueter. Huisschilder. Rooms-Katholiek. Lid verzet onder de schuilnaam Herman en behorend tot de KP-Utrecht en de BS. Benschop huisvestte tweeënhalf jaar de in 1936 naar Nederland gevluchte Duitse jood Fritz Juhl. In zijn woning waren wapens verborgen, waarmee hij wapeninstructie gaf. Hij was een van de eerste KP-leiders in Utrecht en leidde een sabotagegroep. Op 17 februari 1945 slaagde hij er met zijn ploeg in om een aantal binnenvaartschepen met olie en benzine in brand te steken. Daardoor ging 180.000 liter vloeibare brandstof voor de bezetter verloren. Zijn woning annex schildersbedrijf fungeerde enige tijd als hoofdkwartier van het Gewestelijk Sabotage-Commando van de BS. Toen hij op 27 februari 1945 aan huis kwam van een verzetsstrijdster bleek deze woning aan de Mauritsstraat 101 in Utrecht door de SD bezet te zijn. Op dat moment was Benschop bewapend en dat betekende de doodstraf. Als represaille voor de aanslag op de SS-Befehlshaber Hanns Albin Rauter op 6 maart 1945 bij Woeste Hoeve is hij gefusilleerd. Zijn naam staat op een monument op de fusilladeplaats. In Utrecht is de Benschoplaan naar hem vernoemd. Bij Koninklijk Besluit nr. 61 d.d. 5 mei 1953 werd hem postuum het Kruis van Verdienste toegekend.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!