TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Bormann, Martin Ludwig (NSDAP)

Geboortedatum:
17 juni 1900 (Wegeleben, Duitse Rijk)
Overlijdensdatum:
2 mei 1945 (Berlijn, Duitsland)
Dienstnummer:
SS-Nr.: 278.267 (555) // NSDAP-Nr.: 60.508
Nationaliteit:
Duitse (1933-1945, Derde Rijk)

Biografie

Martin Bormann (17 juni 1900 in Halberstadt – 2 mei 1945 in Berlijn) was in Duitsland ten tijde van het nationaalsocialisme eigenaar van enkele belangrijke posities binnen de partij. Op het laatst was hij leider van de partij-kanselarij van de NSDAP in de rang van Reichsminister en een belangrijke vertrouweling van Hitler. Na zijn vlucht uit de Fürherbunker onder de tuin van de oude rijkskanselarij begin mei 1945 verstopte hij zich. Hij werd in het Neurenbergs Proces tegen de belangrijkste Oorlogsmisdadigers al één van de 24 personen bij verstek aangeklaagd. Op 1 oktober 1946 werd hij op twee van de drie aanklagen schuldig gesproken en ter dood door ophanging veroordeeld.

Tientallen jarenlang deed zich het gerucht te ronde dat Bormann naar het buitenland was ontsnapt. Volgens informatie van Reichsjügendführer Artur Axmann en zijn adjudant Günter Wltzin hadden Bormann en Ludwig Stumpfegger zich in de buurt van het station aan de Invalidenstraße omgebracht. Beide lijken werden vervolgens bij bouwwerkzaamheden in 1972 ontdekt en in 1998 werd door middel van DNA-analyses vastgesteld dat het hier om Bormann ging.

Rijksleider en stafleider van Rudolf Heß
In oktober 1933 werd Bormann vanuit zijn positie als stafchef van de vertegenwoordiger van de Führer benoemd tot één van de 18 Reichsleiter van de NSDAP. Hij oefende dit ambt uit tot de "vlucht naar Engeland" van zijn chef Rudolf Heß in 1941. In deze positie bewees Bormann meer en meer dat hij onvervangbaar was. In november werd hij lid van de Reichstag.

Zo benoemde Adolf Hitler Bormann tot beheerder van zijn vermogen, dat bijvoorbeeld met licentiegelden voor Hitlers boek "Mein Kampf" en Hitlers afbeelding op postzegels vergroot moest worden. Bovendien had Hitler persoonlijk toegang door het door Bormann en anderen ingerichte "Adolf Hitler Stiftungsfonds der deutschen Wirtschaft".

Hitler vertrouwde hem verder met de bouw en het bewaken van een „Führersperrgebiet" op de Obersalzberg, dat naast andere privéhuizen van de belangrijkste nationaalsocialistische politici ook Hitler zijn Berghof en het Kehlsteinhaus omvatte. De voormalig eigenaren van de grond dreigde hij met deportatie naar een concentratiekamp als zij niet bereid waren hun land te verkopen.

Het lukte Bormann ook om de tot dan toe persoonlijk adjudant van Hitler, SA-Obergruppenführer Wilhelm Brückner uit zijn ambt en de directe omgeving van Hitler te verdringen.

Rijksminister en privésecretaris van Hitler
Op 12 mei 1941 nam Bormann de positie van zijn in gevangenschap zittende chef met de bevoegnissen van een rijksminister op zich, waarop de naam naar Partei-Kanzlei werd veranderd. Bormann was nu onofficieel de twee na machtigste man in het rijk. Naarmate de oorlog voortduurde, kreeg hij meer invloed over wie toegang tot Hitler had en wanneer welke post de Führer zou bereiken. Soms zorgde hij ervoor dat bepaalde post de Führer nooit zou bereiken. Op 12 april 1943 kreeg hij officieel de titel "Sekretär des Führers".

Doordat Bormann constant dichtbij Hitler in de buurt was, die op zijn beurt zich sterker begon te concentreren op de oorlogsvoering, vergrootte Bormann zijn macht ook op nationaalsocialistische grootheden zoals Hermann Göring, Heinrich Himmler en Albert Speer. In zijn testament beschreef Hitler Bormann als de "trouwste van zijn partijgenoten". Bormann was getuige bij het huwelijk van Adolf Hitler en Eva Braun in de Führerbunker op 29 april 1945. Kort daarop pleegden ze beide zelfmoord.

Bormanns rol bij de vervolging en vernietiging van Joden
Bormann was een drijvende kracht in elke stap van de joden- vervolging en vernietiging. Hij zette zich in bij zowel de invoering van antisemitische wetgeving als ook bij de naleving van deze wetten

Op 9 oktober 1942 gaf hij bevel aan de partij het permanente uitdrijven van de Joden uit het Duitse Rijk door toepassing van "ongekend harde maatregelen" in het oosten uit te voeren. Vanwege zijn dubbele functie in de staat en de partij werd de vervolging van Joden op steeds grotere gebieden uitgebreid.

Proces van Neurenberg en de omstandigheden van zijn dood
Bormann was nog aanwezig bij het verbranden van Hitlers lijk, maar was alsnog sinds begin mei onvindbaar. Hij werd bij het Proces van Neurenberg in afwezigheid aangeklaagd en op 1 oktober 1946 ter dood veroordeeld. Ten tijde van het proces was nog niet vastgesteld dat Bormann al dood was, hoewel een getuige van het Internationale Militaire Gerechtshof, Artur Axmann al gezegd had dat hij Bormanns lijk in Berlijn gezien had.

Volgens Axmann zouden op 1 mei 1945 na de dood van Hitler, Bormann en Ludwig Stumpfegger samen met anderen bewoners van de Führerbunker geprobeerd hebben uit het sterk bevochten stadscentrum van Berlijn te breken. Ze zijn tijdelijk te voet in een door tanks omgeven groep meegelopen en zij hadden een explosie van een nabijgelegen tank overleefd. Bormann en Stumpfegger brachten zichzelf toen publiekelijk op 2 mei 1945, vermoedelijk tussen 1:00 en 3:00 met de hulp van gifcapsules om het leven. Op hun ontsnappingsroute zouden Axmann en zijn adjudant Weltzin de naast elkaar gelegen lijken in de vroege ochtend van 2 mei 1945 hebben ontdekt. Axmann had beide doden geïdentificeerd. Zij zouden hun uniformen nog gedragen hebben, maar hun medailles zouden niet opgespeld zijn.

Hoewel Bormanns lijk niet gevonden werd, werd hij op 10 maart 1954 door de rechtbank Berchtesgaden wettelijk dood verklaard. Sinds het midden van de jaren 60 liet het openbaar ministerie Frankfurt am Main op basis van berichten van getuigen bepaalde stukken land in de buurt van het Lehrter Bahnhof in Berlijn afgraven, maar deze leverden geen resultaat op. Nog in het jaar 1968 berichtte der Spiegel van een interview met een vermoedelijke steun van Bormann, Erich Karl Wiedwald. De eenmalig Scharführer van de SS beweerde tegenover een correspondent van de London Sunday Times Bormann uit Berlijn geloodst te hebben en hem nog enkele maanden eerder gezien te hebben. Volgens Wiedwald leefde de ondergedoken NS-grootheid in de zogenaamde "Kolonie Waldner 555" in het Braziliaans-Paraguyaanse grensgebied. Bormanns gezicht zou 1947 door een mislukte gezichtsoperatie misvormd zijn, zodat zijn pregnante voorhoofdslitteken onder ontstoken huid verborgen zou blijven. Andere geruchten wezen op een ontsnapping naar Argentinië. Nog altijd kan de vermoedelijke verstoppingsplek van Bormann in het oerwoud in de buurt van het stadje San Ignacio bezichtigd worden.

Bij werkzaamheden aan elektriciteitsleidingen op 7/8 december 1972 werden in de buurt van het Lehrter Bahnhof in de buurt van het vroegere tentoonstellingspark twee skeletten in de grond ontdekt. Deze skeletten werden door de toenmalig (1945) begrafenisondernemer en twee aansluitende onderzoeken door artsen van het gerechtshof, tandartsen (door forensische odontologie) en antropologen snel als Martin Bormann en Ludwig Stumpfegger geïdentificeerd. Aan beide schedels werd tussen de tanden glassplinters van cyanideampullen gevonden. De identiteit van Bormanns skelet werd in 1998 door een DNA-analyse bevestigd. Het skelet werd in 1999 verbrand. Zijn as werd in de Oostzee uitgestrooid.

„Martin Bormann is in de nacht op 2 mei tussen één en drie uur op de stationsbrug van de Invalidenstraße in Berlijn gestorven". Met deze verklaring heeft de Hessische openbare aanklager Dr. Horst Gauf op 11 april 1973 op een persconferentie in Frankfurt am Main het resultaat van twaalfjarig onderzoek over het lot van de vroegere NS-Reichsleiter bekend gemaakt. Het dossier "Bormann", AZ: O JS 11/61 is dicht."

– Frankfurter Allgemeine Zeitung, 12 april 1973

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Rang:
SA-Standartenführer (Kolonel)
Toegekend op:
1932
Frontbannabzeichen
Rang:
SA-Standartenführer (Kolonel)
Toegekend op:
1934
Goldenes Ehrenzeichen der NSDAP
Rang:
SA-Standartenführer (Kolonel)
Toegekend op:
1936
Deutsches Olympia Ehrenzeichen Erster Klasse
Rang:
SS-Gruppenführer (Luitenant-generaal)
Toegekend op:
1937
SS-Ehrenring
Rang:
SS-Gruppenführer (Luitenant-generaal)
Toegekend op:
1937
Ehrendegen des Reichsführers-SS
Rang:
SS-Gruppenführer (Luitenant-generaal)
Toegekend op:
9 november 1938

Nr. 1528
Ehrenzeichen des 9. November 1923 (Blutorden)
Periode:
Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
Rang:
SS-Obergruppenführer (Generaal)
Toegekend op:
1943
Orden Imperial del Yugo y las Flechas Gran Cruz
Ordine della Corona d'Italia - Cavaliere Commendatore
Ordine della Corona d'Italia - Cavaliere della Croce Grande
Ehrenwinkel der Alten Kämpfer

Bronnen