1st Lieutenant Robert Stone Currier, roepnamen “Bob” en “Twitch”, werd geboren op 8 juli 1919 in Chester, Delaware County, Pennsylvania, de Verenigde Staten van Amerika. Hij was het oudste kind van Karl Moody en Alice Stone (Merrill) Currier en had nog een jongere broer en jongere zus. Zijn vader was scheikundige en het gezin zou tijdens Bobs jeugd enkele keren verhuizen. Hij volgde vanaf 1931 naar de Warner Junior High School in zijn geboorteplaats. Na het behalen van zijn High School diploma ging hij naar de Pennsylvania Military Preparatory School, om vervolgens vanaf 1938 de officiersopleiding aan het Pennsylvania Military College te volgen. Hij was een sportieve jonge kadet en deed aan zowel American Football als aan worstelen. Tijdens de zomervakanties werkte hij in verschillende (opvolgende) bijbanen, als assistent monteur en daarna als leerling scheikundige, waarschijnlijk bij zijn vader in het bedrijf. In 1941 haalde hij ook zijn vliegbrevet.
In 1942 rondde hij zijn officiersopleiding succesvol af en werd in mei van dat jaar als 2nd Lieutenant initieel geplaatst bij de Chemical Warfare Service van het Amerikaanse leger. Daar zou hij in augustus de commandant worden van de net opgerichte 82nd Chemical Company die in Camp Blanding, Florida, werd geplaatst. Nadat Bob in eind november 1942 tot 1st Lieutenant was bevorderd, werd zijn eenheid in begin december verplaatst naar Camp Silbert, Alabama. Ondertussen had Bob zijn zinnen gezet op een overgang naar de paratroopers en in december 1942 en maart 1943 een verzoek tot overplaatsing ingediend. Deze werden echter niet direct gehonoreerd. In februari van 1943 was Bob ondertussen verloofd met zijn vriendin Elizabeth Merritt.
In mei werd hij vervolgens overgeplaatst naar Camp Patrick Henry, Virginia, voorafgaande aan verscheping naar Noord-Afrika. Daar zou hij eerst enkele maanden bij het 2nd Replacement Depot worden geplaatst waarna hij bij de 1st Replacement Depot een cursus Mine Warfare & Demolitions en daarna een leiderschapstraining zou volgen. In december 1943 werd hij (eindelijk) naar Oujda, Morocco, geplaatst om daar een ingekorte para-opleiding te volgen aan het daar gevestigde Airborne Training Center (ATC). Vlak voor Kerst ’43 haalde hij zijn parachutisten brevet. Aansluitend zou hij een staffunctie vervullen in het HQ van dat ATC. Dit ATC zou vervolgens verplaatsen naar Sicilië.
Eind februari 1944 werd Bob als vervanger aangewezen om bij een van de Parachute Infantry eenheden een opengevallen functie te gaan vervullen. Op 1 maart werd Bob ingedeeld bij A Company, 1st Battalion, 504th Parachute Infantry Regiment, 82nd Airborne Division “All American”. Deze bevond zich toen in het bruggenhoofd bij Anzio. Bij die eenheid werd hij pelotonscommandant. Hij mocht meteen aan de slag tijdens een gevechtspatrouille geleid door Major Julian Cook. 504 PIR zou enkele weken later aan het front worden afgelost en teruggetrokken. Currier had er in die korte tijd zijn Combat Infantryman Badge verdiend. Het regiment veplaatste daarna in april 1944 terug uit Italië en voegde zich bij de 82nd Airborne Division in Engeland. Het regiment had echter te hoge personele verliezen geleden die niet tijdig konden worden aangevuld en zou daarom niet meedoen met de operatie Overlord, of-te-wel D-Day, in juni 1944. Het regiment moest in Engeland achterblijven om weer op sterkte te komen en zich voor te bereiden op de volgende actie. Bob was inmiddels de commandant van het 3rd Platoon van de A Company.
Op 17 september 1944 nam Bob deel aan de luchtlandingsoperatie in Nederland, de operatie Market Garden. Hij sprong op die dag met zijn eenheid bij Overasselt, zodat 504 PIR vervolgens de bruggen over de Maas en het Maas-Waal kanaal konden veroveren. Het 3rd Battalion moest de westflank beveiligen, terwijl het 2nd Battalion de brug van Grave en het 1st Battalion de bruggen over het Maas-Waalkanaal moesten veroveren.
Na de landing kreeg Bob de opdracht om met zijn peloton naar brug nr. 7 bij Heumen te gaan om deze intact in handen te krijgen. Daar zou hij en zijn peloton, samen met eenheden van B Company, de brug op de Duitsers veroveren. Bobs geluk werd tijdens deze gevechten op de proef gesteld; hij werd door een kogel geraakt aan een knie, maar de kogel stuiterde terug zonder een krasje achter te laten. Na de overname van de brug, nam Bob met zijn peloton een verdedigende positie in. Ze zouden in de avond van 18 september verplaatsen naar brug nr. 10, Honinghutje, die deels was beschadigd. De volgende dag, 19 september, nadat brug nr.10 was veroverd, zou het 1st Battalion zich verplaatsten naar de zuidelijke buitenwijken van Nijmegen. Mogelijk dat ze, net als het 3rd Battalion, hebben overnacht in het Jonkerbosch.
Die avond kreeg de commandant van het 3e bataljon, Major Julian Aaron Cook, van de commandant van 82nd Airborne Division, Generaal Gavin, de opdracht dat zijn bataljon de volgende dag met bootjes een rivieroversteek moest gaan maken. Het bataljon moest de noordelijke opritten van de twee bruggen over de Waal bij Nijmegen veroveren. Het 1st Battalion, met Bobs eenheid, zou het 3rd Battalion volgen tijdens de rivieroversteek.
Bob verplaatste zich, met zijn 3rd Platoon, A Company, 1st Battalion, in de ochtend van 20 september, naar zuidoever van de Waal ter hoogte van de Nijmeegse energiecentrale op het NYMA terrein. Het 3rd Battalion moest enkele uren wachten op de canvas bootjes die vanuit een opslagplaats in België naar Nijmegen moesten worden getransporteerd. De eenheid van Bob, de A Company, zou, met de HQ Company, in de vierde wave de Waal oversteken.
Om 15.00u startte de actie met een inleidend bombardement en om 15:15u spurtten de eerste troopers met hun bootjes naar de Waal om vervolgens de rivier over te roeien. De bootjes werden al snel door de Duitsers hevig beschoten met mortieren, machinegeweren (MG) en antiluchtdoelgeschut (FLAK). Rond 16:00u roeide Bob met zijn mannen van het 3rd Platoon, A Company, de rivier over. De vijand vuurde nog slechts sporadisch op de oversteek en Bob wist ongeschonden de noordoever te bereiken. Zijn opdracht luidde het veiligstellen van de noordelijke oever tussen de spoor- en de verkeersbrug. Zijn peloton raakte vervolgens betrokken bij het vrijmaken van vijandelijke restanten op de spoorbrug. Hierbij leidde Bob op gedurfde wijze zijn mannen en wist 15 Duitsers te doden en 21 gevangen te nemen. Voor deze actie zou hem postuum de Silver Star Medal worden toegekend. Beide bruggen vielen in de loop van de avond in handen de geallieerden.
Op 21 september 1944, verplaatste de A Company in de ochtend naar Oosterhout om daar het westelijke deel van het bruggenhoofd te beveiligen tegen Duitse tegenaanvallen. Bobs 3rd Platoon groef zich in achter het 1st en 2nd Platoon. Volgens een ooggetuigenverslag van Sergeant Schlachter, die toen zijn pelotonssergeant was, zat Bob met hem onder een appelboom te praten, nadat Bob zijn mannen hun locaties had toegewezen. Hij werd toen door een kogel in zijn borst getroffen en was op slag dood. Een ander minder betrouwbaar maar hardnekkig relaas dat over zijn dood rondgaat, is dat hij in zijn schuttersput werd gevonden, nadat hij dodelijk was getroffen door een vijandelijke burst machinegeweervuur (doormidden geschoten). Hoe dan ook, Bobs dood was een groot verlies voor zijn Company, want hij werd op handen gedragen door zijn troopers.
1st Lieutenant Robert Stone Currier was 25 jaar oud toen hij op 21 september 1944 sneuvelde in het bruggenhoofd bij Oosterhout, Gelderland. Hij werd initieel begraven in Molenhoek, Nederland. In januari 1949 werd Bob herbegraven op het Riverview Cemetery, Wilmington, New Castle County, Delaware, de VS.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!