In 1916 vestigde de Koninklijke Marine een vliegkamp op Zeeburgereiland voor kleinere watervliegtuigen. Er was een houten hangar en voorzieningen om toestellen op het land te brengen. Na 1917 bleef het kamp marginaal in gebruik, vooral omdat de MLD voor opleidingen uitweek naar Texel.
Vanaf 1922 kreeg het kamp een betonnen hangar en werd de houten loods een werkplaats. Fokker gebruikte het terrein voor tests en civiele vluchten, die vanaf 1928 plaatsvonden. Die operaties waren niet zonder risico: meerdere toestellen stortten neer in de loop der jaren.
In mei 1940, na de Duitse inval, werd het vliegkamp op Zeeburgereiland door de Luftwaffe uitgebreid tot Seefliegerhorst Amsterdam. Het werd het belangrijkste steunpunt van de Seenotdienst van de Kriegsmarine in Nederland, met circa 25 gestationeerde toestellen, waaronder reddingsvliegtuigen als de Heinkel He 59 en Dornier Do 24. Aanvankelijk vlogen deze met civiele markering, maar kregen later camouflage na dreiging van Britse aanvallen.
Naast reddingsacties voerde de Luftwaffe hier ook militaire operaties uit, zoals het leggen van zeemijnen, verkenningsvluchten boven de Noordzee, en bombardementen op Groot-Brittannië. Ook Dornier Do 18-vliegboten en Arado Ar 196’s van boordvliegtuigeenheden waren actief vanaf deze basis.
Schellingwoude werd zwaar verdedigd met Flak-luchtafweer, maar kreeg minstens zestien geallieerde luchtaanvallen, die weinig schade aanrichtten. Na de oorlog werd het terrein decennia lang gebruikt door Defensie; vandaag herinneren slechts enkele bunkers en een toegangspoort aan het militaire verleden.
Kleines Gefechtsstand
Deze commandobunker was uitgerust met een radiostation. Met afmetingen van 14,80 bij 8 meter en muren en dak van 1,5 meter dikte, bood de bunker stevige bescherming. De bunker beschikt over twee observatiegleuven, gericht op het noorden en zuiden. Deze bunker bestaat nog steeds en is daarmee een van de drie overgebleven Duitse bunkers op het terrein.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!