De Nederlandse torpedobootjager Gerard Callenburgh, naamgever van de Gerard Callenburgh-klasse, werd door medewerkers van de scheepswerf waar het schip werd gebouwd, in mei 1940 op de Nieuwe Waterweg tot zinken gebracht. De Duitsers lichtten het wrak en sleepten het naar Hamburg. Afgebouwd als ZH 1 (Zerstörer Holland 1) kwam het schip in dienst van de Kriegsmarine.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Rotterdamsche
Droogdok Maatschappij, Rotterdam Blohm & Voss, Hamburg |
12 oktober 1938 |
12 oktober 1939 |
11 oktober 1942 |
9 juni 1944 (gezonken) |
Bouwnummer : 208 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
14 mei 1940 |
afgezonken |
|||
14 juli 1940 |
gelicht |
|||
11 oktober 1940 |
Blohm & Voss
Hamburg |
|||
11 oktober 1942 |
1943 |
ZH 1, 5.
Zerstörerflottille |
||
1943 |
9 juni 1944 |
ZH 1, 8.
Zerstörerflottille |
De casco`s van de Gerard Callenburgh en Tjerk Hiddes werden tot zinken gebracht omdat er geen zeeslepers beschikbaar waren om ze naar Groot-Brittannië te slepen. De belangrijkste reden voor dit gebrek aan geschikte sleepboten was het vorderen van veel slepers door de Koninklijke Marine die daarna licht bewapend ingezet werden als bewakingsvaartuigen.
Op 14 juli 1940 werd de Gerard Callenburgh door de Duitsers gelicht. De Kriegsmarine nam de afbouw op de werf van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij voor haar rekening die Wehrmachtsauftragsnummer 003 MN/41 mee kreeg. Het ontwerp als geheel werd door de Duitsers beter bevonden dan die van hun eigen Zerstörer. Het opleveren van Zerstörer Holland 1, zoals het schip zou gaan heten, liet lang op zich wachten. Na een vlotte start staakte de werf in het voorjaar van 1941 de bouw in afwachting van aanpassingen van wel erg laat geconstateerde onvolkomenheden in het ontwerp. Het veranderen van het ontwerp zou een jaar in beslag nemen. Er kwamen aanpassingen aan de brugopbouw, de masten, de schoorstenen en er werden 4 20mm luchtdoelkanonnen opgenomen in de tekeningen. De standaard waterverplaatsing liep op tot ruim 1.900 ton.
Op het moment dat de aanpassingen klaar waren had de Kriegsmarine weer haast en liet de werf weten dat de bouw op 31 augustus 1942 gereed moest zijn. De directie van de RDM protesteerde omdat tijdens de bouwstop van een jaar veel vaklieden op andere projecten ingezet waren. De afbouw van de ZH 1 moest nu worden geforceerd en dat betekende veel overwerk. Na nog een uitloop van meer dan een maand werd de ex Callenburgh op 5 oktober 1942 overgedragen aan de Duitse marine.
Op 11 oktober werd de nieuwe aanwinst overgedragen aan het 5e Zerstörerflottille, dat gestationeerd was in de Oostzee en in dienst gesteld door Korvettenkapitän K. Barckow die als commandant van de jager was aangesteld. Op 23 oktober maakte de Zerstörer een eerste proefvaart in de Noordzee.Twee dagen later vertrok het schip naar de werf van Blohm & Voss in Hamburg voor de einduitrusting met Duitse materialen zoals radio`s, logboeken en dergelijke. Opwerken gebeurde vervolgens vanuit Gotenhafen, het huidige Gdynia aan de Poolse Oostzeekust. Bij een hogesnelheidstest bereikte de ZH 1, volgens de Duitsers, een snelheid van 42 knopen. Na de opwerkperiode ging de jager midden januari 1943 weer naar Blohm & Voss voor uitgebreide modificaties. De masten werden vervangen en er werden 10 stuks 20mm luchtdoelkanonnen geplaatst in plaats van de originele 12,7 mitrailleurs. Verder werd het schip uitgerust met twee extra zoeklichten, radar en radardetectie en een mijnenlegrails met 24 mijnen. Eind maart waren de werkzaamheden gereed.
In juni 1943 was de nieuwe torpedobootjager gereed voor frontdienst en er werd intensief geoefend samen met Zerstörer 27. Op 30 juli vertrokken de beide jagers naar hun nieuwe thuisbasis Bordeaux waar ze het 8e Zerstörerflottille gingen versterken. Dit flottielje bestond uit Z 23, Z 24, Z 32 en Z 37 en samen met de Z 27 en ZH 1 werden oefeningen gehouden vanuit de monding van de Gironde. Verder werden Sperrbrecher met rubber uit Japan in de Golf van Biskaje beschermd tegen Britse luchtaanvallen. Dit voor de Duitse oorlogsindustrie onmisbare natuurrubber werd door de blokkadebrekers aangevoerd over door geallieerden gecontroleerde zeeën. Bij dit gevaarlijke werk in de door stormen geteisterde Golf van Biskaje ging de Z 27 verloren evenals enkele torpedoboten en raakte de ZH 1 licht beschadigd door de beukende golven. Begin februari 1944 was de ZH 1 weer gevechtsklaar en werd ingezet voor het escorteren van kustkonvooien en in- en uitlopende U-boten.
Z 24, Z 32 en ZH 1 kregen, nadat de geallieerden op 6 juni in Normandië geland waren, bevel de invasievloot aan te vallen. De drie jagers arriveerden de volgende dag in Brest en voeren `s avonds uit, samen met de torpedoboot T 24. Na de punt van het Bretonse schiereiland gerond te hebben, zette het kleine eskader een noordoostelijke koers in. Ontdekt en geschaduwd door geallieerde vliegtuigen liepen de schepen rond half twee in de nacht van 9 juni, circa 32 mijl westnoordwest van Ïle de Batz in de fuik van het op tegenkoers zijnde en gealarmeerde 10th Destroyer Flotilla van de Royal Navy. Er ontwikkelde zich een kort maar hevig gevecht met de Britse jagers HMS Eskimo, HMS Ashanti, HMS Javelin, HMS Tartar, de Canadese HMCS Haida, HMCS Huron en Poolse ORP Blyscawica en ORP Piorun dat voor de Duitse schepen rampzalige gevolgen had.
De Zerstörer lanceerden zoveel mogelijk torpedo`s die echter allemaal misten. De afgevuurde geallieerde granaten misten hun doelen niet. De ZH 1 kreeg treffers in de ketelruimen en machinekamer. Door afgescheurde stoomleidingen vielen de voortstuwingsinstallaties uit en het schip begon water te maken. Met het achterste geschut werd nog gevuurd op HMS Tartar totdat een torpedo van de Ashanti de boeg wegsloeg en commandant Barckow bevel gaf het schip tot zinken te brengen. Dieptebommen deden hun werk en om 02:35 uur ging de zo moeizaam in Rotterdam gebouwde jager ten onder. Barckow verkoos mee de diepte in te gaan, met hem vielen nog 38 doden. De geallieerden pikten 140 overlevenden op uit zee en nog eens 27 Duitsers slaagden erin de Franse kust te bereiken. Drie uur later zonk de eveneens getroffen Z 32 met 26 gesneuvelden. De Z 24 en T 24 konden ontkomen. Aan geallieerde zijde liep de Tartar drie granaattreffers van de ZH 1 op met vier doden als gevolg.
Naam: | Hr. Ms. Gerard Callenburgh / ZH 1 |
Bouwer: |
Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij, Rotterdam |
Bouwnummer: |
208 |
Naamsein/Registratie: |
? |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / Gerard
Callenburgh-klasse (1939) - ZH 1-klasse (1941) Overige gegevens ZH 1-klasse |
Waterverplaatsing: |
1.628 ton standaard 2.240 ton beladen |
Lengte: |
106,30 meter |
Breedte: |
10,30 meter |
Diepgang: |
3,20 meter |
Aandrijving: |
2 schachten 2 Parsons geschakelde turbines 3 Yarrow boilers 45,000 hp (34,000 kW) |
Snelheid: |
36 knopen (66,67 km/u) |
Bereik: |
9.990 km bij 19 knopen (35,19
km/u) |
Bewapening: |
2x2, 1x1 120 mm geschut 2x2 37 mm SK C/30 (L/37) luchtafweer 4x1 20 mm Flak C/38 (L/65) luchtafweer (later 2x4) 2x4 533 mm torpedolanceerbuizen 4 dieptebommenwerpers 24 mijnen |
Bemanning |
232 |
Korvettenkapitän
Klaus Barckow (Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
5 oktober 1942 |