TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Gevlucht om te vechten

Titel:Gevlucht om te vechten - De Joodse vluchtelingen van de 1st Airborne Division
Schrijver:Brentjes, J.
Uitgever:WBooks
Uitgebracht:2023
Pagina's:144
ISBN:9789462585621
Omschrijving:

Het is een indrukwekkende foto van Operatie Market Garden: een groep door strijd vermoeide Britse luchtlandingstroepen, achter de woning van de familie Kremer aan de Stationsweg 8 in Oosterbeek. Ze poseren lachend met hun wapens en sigaretten in de hand. Wie wil, kan de exacte plek waar de foto is genomen nog steeds bezoeken.

Helemaal rechts, met het meest ernstige gezicht, staat korporaal John Peter Rodley. Kort nadat de foto was genomen zou Rodley sneuvelen. Hij overleed in zijn schuttersput in de voortuin van de woning toen hij werd geraakt door een afgeketste granaatscherf. Zijn lichaam werd tijdelijk begraven op de plek waar hij omkwam. Na de oorlog werd hij herbegraven op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery – ook wel bekend als de Airborne Begraafplaats -, samen met ruim 1750 strijdmakkers.

De imponerende foto prijkt op het omslag van het boek ‘Gevlucht om te vechten’ van Jory Brentjens. Rodley was één van de Joodse vluchtelingen die tijdens Operatie Market Garden meevocht aan Britse zijde. Zijn werkelijke naam was dan ook niet John Rodley, maar Hans Rosenfeld. Onder de Britse luchtlandingstroepen die in september 1944 de brug over de Rijn probeerden te veroveren, bevonden zich nog twintig andere Duits/Oostenrijkse Joodse vluchtelingen. ‘Gevlucht om te vechten’ vertelt het opmerkelijke verhaal van deze eenentwintig mannen.

Jory Brentjens, conservator van het Airborne Museum in Oosterbeek, kwam hen op het spoor door een muntstuk. In de collectie van het Airborne Museum bevindt zich een beschadigde shillingmunt, die soldaat Harold Bruce in zijn broekzak had toen hij op 24 september 1944 door de Duitsers werd beschoten. De munt ving de eerste klap op, waardoor de kogel afketste. Harold Bruce vocht, net als Hans Rosenfeld, onder een aangenomen naam. Zijn echte naam was Harold Schiling en hij was als Joodse jongen in 1938 vanuit Berlijn naar Groot-Brittannië gegaan. In 1941 besloot hij om in dienst van het Britse leger tegen de Duitsers te vechten. Als onderdeel van de Britse 1st Airborne Division landde hij in september 1944 per parachute ten westen van Arnhem om deel te nemen aan de strijd.

En zo bleken er meer Joodse Duitsers en Oostenrijkers te zijn onder de Britse luchtlandingstroepen die vochten om de Rijnbrug. In hun levensverhalen ontdekte Brentjens een rode draad, die de opbouw vormt van dit boek. Aan de hand van de individuele verhalen componeerde Brentjens het gemeenschappelijke verhaal van de Joodse vluchtelingen in de beroemde Airborne divisie. De eenentwintig mannen werden in de jaren dertig in hun landen van herkomst geconfronteerd met virulente anti-Joodse sentimenten, maatregelen en wetten. Zo zagen de latere soldaten Max Mazjels en Hans Schwarz hoe tijdens de Kristallnacht synagogen werden vernield. Anderen, zoals Louis Hagen en Martin Lewin, kwamen al vroeg in concentratiekampen terecht. Het resulteerde in een vlucht naar Groot-Brittannië, via Joodse hulporganisaties, Kindertransporten of - zoals in het geval van Rudolf Falck - op eigen kracht. De pogingen om een nieuw leven op te bouwen werden echter onderbroken door de start van de oorlog. Gewantrouwd door de Britse overheid vanwege hun Duits/Oostenrijkse achtergrond, werden de Joodse vluchtelingen vanaf juni 1940 opgesloten in interneringskampen. Aanmelding bij het Britse leger vormde daarbij een uitweg, waarbij ongeveer de helft van de in het boek besproken Joodse vluchtelingen terechtkwam bij de 21st Independent Parachute Company en een groot deel in het Glider Pilot Regiment.

Het collectieve verhaal van de eenentwintig mannen is een knappe vondst, maar de aanpak kent ook een nadeel. Een nadeel dat zich misschien het beste laat omschrijven als het ‘Oorlog en Vrede’-effect. De grootste uitdaging bij het lezen van dat lijvige boek van Tolstoj is niet zozeer de omvang, maar dat de lezer zich een weg moet zien te vinden door het oerwoud aan prinsen, hertogen en andere adellijke types. Wiens aandacht even verslapt, ziet al snel door de vele namen het bos niet meer. Ook in ‘Gevlucht om te vechten’ is het soms moeilijk om scherp te houden wie wie ook alweer is. De biografische schetsen achterin het boek zijn dan ook een mooie toevoeging. Hier lezen we iets meer over de individuele levens. Dat is prettig, want de individuele verhalen van de Joodse vluchtelingen van de 1st Airborne Division worden in het boek verder weinig uitgediept. Ook houdt het verhaal wel heel abrupt op. De Slag om Arnhem eindigde, zoals we weten, in een nederlaag voor de Britse troepen en in de nacht van 25 op 26 september werden de overgebleven mannen uit Oosterbeek geëvacueerd. Daar stopt het verhaal. Hoe het de mannen verder verging moeten we uit de korte biografieën halen.

Eenentwintig Joodse jonge mannen die hun geboorteland verlieten om te gaan vechten tegen hun vroegere landgenoten. En terechtkwamen in een van de meest fascinerende slagen van de Tweede Wereldoorlog. Dat levert hoe dan ook een interessant boek op. En toch blijft er iets knagen na het lezen van dit boek. Was het niet Adriaan van Dis die ooit zei dat in ieder dik boek een dun boek zit dat eruit wil? In het geval van ‘Gevlucht om te vechten’ is het andersom. Er lijkt nog zoveel meer te vertellen.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Koen van Wijk
Geplaatst op:
01-07-2023
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen